Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de minister van Justitie over pedoseksuelen die ondanks een door de rechter opgelegde ontzetting uit beroep of ambt toch in hun oude beroep blijven werken (ingezonden 24 februari 2010).

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie) (ontvangen 31 maart 2010).

Vraag 1

Kent u het bericht «Pedo-leraar kan ongestoord blijven werken na straf» en de studie «Beroepsverboden in Nederland. De strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt nader bekeken.»?1

Antwoord 1

Ja. Ik verwijs naar mijn brief d.d. 29 januari 2010 waarin ik het rapport aan uw Kamer heb aangeboden (TK 2009–2010, 32 123 VI, nr. 85).

Vraag 2, 3, 4, 8 en 12

Hoe wordt gecontroleerd of iemand een door de rechter opgelegd beroepsverbod daadwerkelijk naleeft?

Is het waar dat er weinig controle is op de naleving van beroepsverboden? Zo ja, waarom is er sprake van een gebrek aan controle? Zo nee, waaruit blijkt het tegendeel?

Is het waar dat het vaak onduidelijk is dat beroepsverboden worden nageleefd? Zo ja, wat zegt dat over de effectiviteit van deze straf?

Deelt u de mening dat het ongewenst is dat beroepsverboden niet worden nageleefd, in het bijzonder daar waar het om beroepsverboden gaat die opgelegd zijn aan iemand die met kwetsbare groepen, waaronder kinderen, werkte? Zo ja, wat gaat u doen om beroepsverboden beter na te laten leven? Zo nee, waarom niet?

Kunt ingaan op de mogelijkheden die in het genoemde onderzoek worden genoemd om te verhinderen dat iemand met een beroepsverbod er in slaagt zijn oude beroep weer op te pakken?

Antwoord op de vragen 2, 3, 4, 8 en 12

Uit het onderzoeksrapport blijkt dat er weinig bekend is over de vraag in hoeverre de straf van ontzetting uit beroep of ambt wordt nageleefd. Wel blijkt uit de studie dat op dit moment op de naleving van het beroepsverbod onvoldoende toezicht plaatsvindt, althans niet door de organisaties die daarmee in de regel zijn belast, zoals het Openbaar Ministerie. Andere organisaties, zoals de Inspectie van het Onderwijs, de Nederlandse Orde van Advocaten, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) en het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) spelen hierbij weliswaar indirect een rol, maar ook deze is zowel wettelijk als in de praktijk beperkt.

Gebleken is verder dat voor instanties en betrokkenen onvoldoende kenbaar is dat een ontzetting is uitgesproken, het Openbaar Ministerie praktisch gezien voornamelijk afhankelijk is van meldingen en tips van beroepsorganisaties en slachtoffers dat een veroordeelde zich niet houdt aan zijn ontzetting, de mogelijkheden die er zijn om bekendheid te geven aan ontzettingen niet ten volle worden benut en de registratie van de ontzetting kan worden verbeterd.

Het is vanzelfsprekend van belang dat door de rechter opgelegde ontzettingen uit beroep of ambt worden nageleefd.

Zoals ik uw Kamer in de brief d.d. 29 januari 2010 toezegde, trad ik naar aanleiding van het onderzoeksrapport in overleg met het Openbaar Ministerie. Het College van procureurs-generaal heeft mij laten weten dat het mij binnen drie maanden zal informeren over de wijze waarop het Openbaar Ministerie de vereiste verbeteringen in de toepassing en tenuitvoerlegging van de sanctie van ontzetting uit beroep of ambt vorm gaat geven.

Aansluitend zal ik uw Kamer daarover zo spoedig mogelijk berichten.

Vraag 5

Hoeveel personen zijn door de rechter uit beroep of ambt gezet vanwege een zedenmisdrijf en hoeveel daarvan wegens een zedenmisdrijf met minderjarigen?

Antwoord 5

Ik beschik niet over andere cijfers dan de cijfers die zijn gegenereerd door de onderzoekers van het WODC en die zijn gepubliceerd in de in vraag 1 aangehaalde studie.

Vraag 6 en 7

Hoeveel van de uit het ambt of beroep gezette personen werken ondanks een beroepsverbod wegens een zedenmisdrijf met minderjarigen toch weer met kinderen?

Zijn u gevallen bekend waarin iemand die eerder beroepsverbod heeft gekregen en toch weer dat ambt of beroep uitoefent, vanuit dat ambt of beroep een nieuw misdrijf heeft begaan? Zo ja, in hoeveel gevallen is hier sprake van? Wat was de aard van de misdrijven? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit te laten onderzoeken?

Antwoorden 6 en 7

Het Openbaar Ministerie heeft mij bericht dat hiervan geen aparte registratie wordt bijgehouden.

De recidive-monitor van het WODC verschaft hier geen gegevens over. Verder verwijs ik naar het antwoord op de vragen 2, 3, 4, 8 en 12.

Vraag 9

Is het waar dat u overweegt om beroepsverboden in meer situaties mogelijk te maken? Zo ja, op welke wijze? Deelt u dan ook de mening dat handhaving van beroepsverboden dan extra nodig is?

Antwoord 9

Bij wet van 12 juni 2009 is de mogelijkheid tot toepassing van de bijkomende straf van ontzetting uit het beroep met een aantal strafbepalingen uitgebreid (Stb. 2009, 245). Ten aanzien van misdrijven tegen de openbare orde en een aantal financieel-economische misdrijven is de toepassing van deze sanctiemodaliteit verruimd dan wel mogelijk gemaakt. Een verdere uitbreiding is thans niet aan de orde. Beleid dat gericht is op een bredere toepassing van deze bijkomende straf vraagt tevens om aandacht voor het toezicht op de naleving van de sanctie door de veroordeelde. Ik verwijs daaromtrent verder naar het antwoord op de vragen 2, 3, 4, 8 en 12.

Vraag 10

In hoeverre is het mogelijk dat iemand ondanks een ontzetting uit beroep of ambt toch een Verklaring Omtrent het Gedrag kan krijgen?

Antwoord 10

De Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna VOG) wordt geweigerd indien in het justitiële documentatieregister met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld dat, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, een belemmering kan vormen voor een behoorlijke uitoefening van de taken of bezigheden waarvoor een verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd. Een ontzetting uit beroep of ambt wordt vermeld in het justitiële documentatieregister. Dit betekent dat er in beginsel geen VOG wordt afgegeven aan een persoon aan wie een ontzetting uit beroep of ambt is opgelegd in verband met een strafbaar feit dat relevant is voor de functie waarvoor de VOG wordt aangevraagd.

Het blijft uiteraard mogelijk dat iemand die uit zijn beroep is gezet een VOG krijgt voor een ander beroep. Zo zal bijvoorbeeld aan een leraar die wegens een zedendelict uit zijn beroep is ontzet, geen VOG verstrekt worden voor een functie waarin hij met kinderen of andere kwetsbare groepen in aanraking komt, maar in beginsel wel voor een beroep waarbij dat risico niet aan de orde is (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800VI, nr. 40).

Vraag 11

Acht u het wenselijk dat iemand met een beroepsverbod toch een Verklaring Omtrent het Gedrag krijgt waardoor hij/zij een beroep of ambt kan gaan uitoefenen waarbij hij opnieuw met kwetsbare groepen, zoals kinderen, te maken krijgt? Zo nee, wat gaat u doen om dit te verhinderen? Zo ja, waarom?

Antwoord 11

Nee, dat acht ik niet wenselijk, zie het antwoord op vraag 10.


XNoot
1

http://www.ad.nl/ad/nl/1012/Binnenland/article/detail/465415/2010/02/23/Pedo-leraar-kan-ongestoord-blijven-werken-na-straf.dhtml en Malsch, M., Alberts, W., de Keijser, J.W. & Nijboer, J.F. (2010). Beroepsverboden in Nederland. De strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt nader bekeken. Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 2010. 

Naar boven