Vragen van het lid Pechtold (D66) aan de minister van Buitenlandse Zaken over het ontbieden van de nuntius van de Heilige Stoel om een reactie te verkrijgen op het rapport-Deetman (ingezonden 22 december 2011).

Antwoord van staatssecretaris Bleker (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) mede namens de minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 18 januari 2012).

Vraag 1

Deelt u de mening dat de onthullingen uit het rapport van de commissie-Deetman over seksueel misbruik in brede kring als schokkend zijn ervaren?1

Antwoord 1

Zoals ik ook heb aangegeven in de brief2 over mijn inzet op het gebied van internetvrijheid, acht ik het van het groot belang dat bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen voor de bescherming van mensenrechten in het buitenland. Voor de bevordering van internetvrijheid geldt dat in het bijzonder voor bedrijven die technologie, hardware en software produceren die zowel goed- als kwaadschiks kan worden gebruikt door overheden.

Vraag 2

Deelt u de mening dat deze bevindingen een passend (al dan niet beleidsmatig) vervolg dienen te krijgen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Nee. De meeste goederen die naast lawful interception ook voor dergelijke mensenrechtenschendingen gebruikt kunnen worden, kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Hoewel het exacte eindgebruik dus onbekend is, is het onwaarschijnlijk dat Nederlandse internetbedrijven een rol spelen bij het faciliteren van mensenrechtenschendingen. Naar aanleiding van vragen van het lid El Fassed3 heeft een aantal vooraanstaande Nederlandse internetbedrijven bevestigd zorgvuldig te kijken naar het eindgebruik van hun technologie in derde landen, voordat wordt overgegaan tot leveren.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het voor de vormgeving van dit vervolg nuttig is om de reactie van het hoofd van de Katholieke Kerk – de paus – te vernemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

In gevallen waar bewijs bestaat dat Europese bedrijven betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen, acht ik dat natuurlijk onwenselijk.

Vraag 4 t/m 6

Bent u bereid de nuntius van de Heilige Stoel in Nederland te ontbieden om deze reactie te vernemen? Zo nee, waarom niet? Zo nee, bent u bereid de Nederlandse ambassadeur bij de Heilige Stoel langs de daartoe geëigende diplomatieke kanalen te laten informeren naar de formele reactie van het hoofd van de Katholieke Kerk op deze onthullingen?

Deelt u de mening dat op deze manier de niet altijd onomstreden meerwaarde van de nuntius van de Heilige Stoel in het diplomatieke landschap kan blijken? Zo nee, waarom niet?

Bent u bereid deze reactie dan wel reacties te delen met de Kamer, zodat deze kan worden betrokken bij de verdere besluitvorming? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4 t/m 6

Vergunningaanvragen voor telecommunicatie- en informatiebeveiligingsproducten die genoemd worden in bijlage I van de dual-use verordening, worden getoetst aan de toetsingscriteria in artikel 12 van de dual-use verordening. Deze overwegingen verwijzen onder andere naar de acht criteria van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie, waaronder ook het mensenrechtencriterium. De Verordening biedt daarom voldoende waarborgen om de uitvoer van goederen te verbieden indien deze goederen geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor doeleinden die verband houden met mensenrechtenschendingen.

Voor producten die niet voorkomen in bijlage I kan een ad-hoc vergunningplicht opgelegd worden voor individuele gevallen indien de goederen geheel of gedeeltelijk zullen worden gebruikt ten behoeve van massavernietigingswapens of van conventioneel militaire toepassingen in een land waar een wapenembargo op rust. Het is op dit moment niet mogelijk om zo'n vergunningplicht voor individuele gevallen op te leggen indien de goederen geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor mensenrechtenschendingen. Omdat ik er ter bescherming van mensenrechten echter belang aan hecht dat bedrijven naast zelfrestrictie ook een kader hebben om besluiten te nemen over export van hun producten, zet ik mij er in Europees verband, samen met de minister van Buitenlandse Zaken, voor in om artikel 4 van de dual-use verordening uit te breiden. Hierdoor zou het mogelijk worden een ad-hoc vergunningplicht op te leggen voor individuele gevallen indien er aanwijzingen zijn dat de goederen geheel of gedeeltelijk zullen worden gebruikt voor mensenrechtenschendingen. De Europese Commissie en verschillende lidstaten hebben enthousiast gereageerd op deze suggestie van Nederland, die naar verwachting begin 2012 door de Commissie zal worden opgenomen in een voorstel tot aanpassing van de dual-use verordening.

Daarnaast zet Nederland zich er ook via fora voor in om bedrijven te stimuleren hun verantwoordelijkheid te nemen voor respect voor mensenrechten online. Dit was dan ook een van de centrale onderwerpen van de conferentie over internetvrijheid die de minister van Buitenlandse Zaken op 8 en 9 december organiseerde. Naast vertegenwoordigers van landen, NGO’s, internationale organisaties en bloggers waren ook de bedrijven AT&T, British Telecom, Ericsson, Facebook, Google, Nokia Siemens, Vodafone, XS4ALL, Yahoo! en Ziggo aanwezig. De kern van de discussie was hoe bestaande gedragscodes – zoals de Global Network Initiative, Silicon Valley Standard en het Ruggie Framework – aanknopingspunten bieden voor bedrijven om ervoor te zorgen dat hun technologie niet kan worden gebruikt voor mensenrechtenschendingen. Een aantal van de aanwezige bedrijven benadrukte dat bedrijven gebruikers op de eerste plaats moeten zetten. Daarnaast drongen diverse deelnemers aan op bindende regelgeving, zoals hierboven geschetst ten aanzien van «dual use» technologieën binnen de EU.

Vraag 7

Deelt u de mening dat het Nederlands bedrijfsleven een verantwoordelijkheid heeft om in haar bedrijfsvoering proactief rekening te houden met mensenrechten? Ondersteunt u de stelling dat meer transparantie door bedrijven ten aanzien van export en transacties met repressieve overheden noodzakelijk is?

Antwoord 7

Ja.

Vraag 8

Zijn er situaties waarin het mogelijk dan wel wenselijk is om bedrijven (juridisch) aansprakelijk te stellen voor betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen?

Antwoord 8

De juridische mogelijkheden om bedrijven strafrechtelijk aansprakelijk te stellen worden goed samengevat door professor Castermans en dr. Van der Weide in hun rapport van december 20094: «De Nederlandse wet kent geen uitputtende regeling van de aansprakelijkheid van bedrijven voor betrokkenheid bij schendingen van fundamentele, internationaal erkende rechten. Weliswaar is er een groot aantal regels uitgewerkt in het strafrecht – gebaseerd op verdragen – maar dit geldt vooral voor misdrijven gepleegd binnen de Nederlandse landsgrenzen. Hiervoor is alleen een uitzondering gemaakt voor ernstige misdrijven gericht tegen de menselijkheid, zoals genocide en slavernij, begaan door een natuurlijke persoon of bedrijf. Het bedrijf dat een dergelijke strafrechtelijke overtreding of misdrijf heeft begaan, kan ook voor de burgerlijke rechter door belanghebbenden worden aangesproken, om de schending te staken of om de schade van de slachtoffers te vergoeden.»

In algemene zin is de handhaving van strafrechtelijke aansprakelijkheid voor extraterritoriale handelingen van bedrijven nauwelijks waar te maken; het is een zwaar middel dat bovendien ingrijpt in de soevereiniteit van andere staten. Daarom is strafrechtelijke aansprakelijkheid slechts in de genoemde uitzonderlijke gevallen vastgelegd.


X Noot
2

Vergaderjaar 2010–2011, 32 500 V, nr. 191.

X Noot
3

Deze Kamervragen zijn ingezonden onder nummer 2011Z20260.

X Noot
4

Prof. Dr. A.G. Castermans en Dr. J.A. van der Weide, 15 december 2009, De juridische verantwoordelijkheid van Nederlandse moederbedrijven voor de betrokkenheid van dochters bij de schendingen van fundamentele, internationaal erkende rechten. Het kabinet heeft hier op 23 maart 2011 per Kamerbrief op gereageerd.

Naar boven