Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de instroom van nieuwe aspiranten bij de Politieacademie (ingezonden 9 december 2011).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 17 januari 2012).

Vraag 1

Klopt het dat de instroom van politieagenten op de Politieacademie op gang begint te komen, waardoor er vanaf begin volgend jaar veel nieuwe aspiranten zullen gaan starten op de locaties Apeldoorn, Drachten en Eindhoven?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Hoe staat het op dit moment precies met deze instroom? Gaat het doel van 1850 aspiranten gehaald worden? Hoeveel aspiranten zijn er tot nu toe in 2011 begonnen? In hoeveel gevallen gaat het daarbij om zogenaamde zij-instromers?

Hoeveel mensen hebben zich in 2011 gemeld om te beginnen aan de opleiding? Hoeveel hiervan zijn ook daadwerkelijk begonnen aan de opleiding? Hoeveel zijn hiervan afgehaakt? Wat was daarvan de reden?

Antwoord 2 en 3

In 2011 zijn volgens opgave van de korpsen 1890 aspiranten aangesteld, waaronder 100 recherchekundige zij-instromers. In deze 1890 aspiranten zijn niet meegerekend 22 aspiranten die in 2011 wel waren aangesteld, maar in datzelfde jaar voortijdig de opleiding hebben verlaten. Ook niet meegerekend zijn 17 aspiranten die onder voorbehoud zijn aangesteld en op een later moment met de opleiding zullen starten. Hiermee is ruimschoots voldaan aan het benodigde aantal van 1 850 aspiranten, dat nodig was om de operationele sterkte op peil te houden. Zoals gezegd hebben 22 aspiranten voortijdig de opleiding verlaten. Uitval tijdens het onderwijs is een bekend, maar onvermijdelijk fenomeen. Door adequate maatregelen, zoals goede voorlichting, goed onderwijs en een goede begeleiding wordt getracht het uitvalspercentage te beperken, dan wel zoveel mogelijk in het begin van de opleiding te laten plaatsvinden.

Vraag 4, 5, 6, 7, 8, 9

Wat betekent de toegenomen instroom voor de werkdruk van de docenten op de genoemde locaties?

Klopt het dat door de start van veel nieuwe groepen, deze moeilijk te bemensen zijn met de capaciteit die nu aanwezig is? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten? Zo ja, wat gaat u doen om deze capaciteit te verhogen?

Klopt het dat vanaf begin volgend jaar ook gewerkt gaat worden met een nieuw curriculum? Zo ja, wat betekent dit voor de werkdruk van de docenten op deze locaties?

Kunt u garanderen dat de kwaliteit van het politieonderwijs niet lijdt onder bovenstaande ontwikkelingen? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, welke actie gaat u dan ondernemen?

Wat zijn de gevolgen van deze plotselinge toename voor het praktijkgedeelte van de opleiding ofwel de korpsen die deze aspiranten een plek en begeleiding moeten geven?

Kunnen alle aspiranten op een verantwoorde manier geplaatst worden? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, welke actie gaat u dan ondernemen?

Antwoord 4, 5, 6, 7, 8, 9

De instroom van eind 2011 en ook die van begin 2012 zal zo evenwichtig mogelijk over de zes opleidingslocaties van de Politieacademie worden verdeeld. De formatie van de Politieacademie is berekend op een gemiddelde jaarlijkse instroom van 2000 aspiranten. Dat neemt niet weg dat er in 2012 op momenten onvermijdelijk een piek zal zijn in het aantal aspiranten dat aan de Politieacademie verblijft. Dit is noodzakelijk en onvermijdelijk om de in de eerste helft van 2011 opgelopen achterstand in de instroom in te kunnen halen.

Op 30 januari 2012 start de Politieacademie met een nieuw curriculum in het initieel onderwijs. In dit nieuwe curriculum zijn de laatste ontwikkelingen in het politievak verwerkt. De belangrijkste organisatorische wijziging ten opzichte van het huidige curriculum is een andere ritmiek tussen het school- en het praktijkdeel van de opleiding. In het begin van de nieuwe opleiding verblijven de aspiranten langer aan de Politieacademie dan nu het geval is, te weten acht maanden in plaats van drie maanden in de huidige opleiding. Daarna worden de afwisselende praktijk- en schooldelen van de opleiding steeds vier maanden in plaats van de huidige drie maanden. Deze aanpassingen in de ritmiek zijn gedaan naar aanleiding van uitgevoerde evaluaties.

De invoering van het nieuwe curriculum leidt samen met de instroom van december 2011 tot een cumulatie van activiteiten in 2012 aan de Politieacademie. Het College van Bestuur van de Politieacademie heeft aangegeven daarvoor in maand januari 2012 extra ondersteuning te hebben georganiseerd. Een ander zwaartepunt in de werkbelasting voor docenten ligt in de maanden mei en juni 2012, vanwege het tweede instroommoment van dat jaar. In overleg tussen de korpsen en de Politieacademie is afgesproken dat tijdig in de benodigde docenten zal worden voorzien. Ik zal de uitvoering van deze afspraken nauwlettend volgen.

Op deze wijze kan de kwaliteit van het onderwijs worden gegarandeerd, kunnen docenten zich op het onderwijs voorbereiden en blijft de werkdruk acceptabel. De plaatsing van de aspiranten kan daarbij op een verantwoorde wijze plaatsvinden.

Het nieuwe curriculum vereist dat de begeleiding van de aspiranten tijdens de praktijkdelen aangepast wordt. Omdat deze aangepaste begeleidingsperiodes starten in het najaar van 2012 en dan de nationale politie is ingevoerd, worden in het kader van het inrichtingsplan van de nationale politie nadere voorstellen ontwikkeld door de kwartiermakersorganisatie. Hierbij worden de bevindingen van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid over een gewenste standaardisatie van de praktijkbegeleiding meegenomen1 en dient het «referentiekader werkend leren» als leidraad. Op deze wijze wordt de begeleiding van aspiranten in de praktijk tijdig aangepast en tevens gestandaardiseerd voor de gehele nationale politie.

Naast het verzorgen van onderwijs staat er door deze cumulatie van werkzaamheden en het invoeren van een nieuwe systematiek van examineren druk op het aantal benodigde examinatoren.


X Noot
1

Kamerstukken 2009–2010, 29 628 nr. 165 en 2010–2011, 29 628 nr. 265

Naar boven