Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de ministers van Justitie en voor Jeugd en Gezin over een lid van de Commissie Deetman met nauwe banden met diverse kerkelijke instellingen (ingezonden 21 juli 2010).

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie), mede namens de minister voor Jeugd en Gezin (ontvangen 22 september 2010) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3086.

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het artikel in het NRC Handelsblad over de nauwe band van een lid van de commissie-Deetman met de Rooms-Katholieke Kerk (RK Kerk)?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3 en 5

Klopt het dat een van de leden van de commissie-Deetman, nauwe banden heeft met kerkelijke instellingen en jarenlang als onderzoeker betrokken is geweest voor de Conferentie Nederlandse Religieuzen, die tevens een van de opdrachtgevers is van de commissie- Deetman? Klopt het dat dit lid ook in dienst is van de dominicanen en werkte voor andere religieuze gemeenschappen die door de commissie worden onderzocht?

Wist de heer Deetman van de achtergrond en betrokkenheid van bovenbedoeld lid bij de RKKerk voordat zij gevraagd werd zitting te nemen in zijn commissie? Zo ja, vindt u dit met het oog op partijdigheid verantwoord?

Bent u na bekendmaking door het NRC Handelsblad van de achtergrond van bovengenoemd lid deze mening nog steeds toegedaan? Zo ja, op basis waarvan? Deelt u de mening dat om elke schijn van partijdigheid te voorkomen bovengenoemd lid onmiddellijk uit de commissie- Deetman dient te stappen? Bent u bereid hierover met de heer Deetman in overleg te gaan en hem dit kenbaar te maken?

Antwoord 2, 3 en 5

De heer Deetman heeft laten weten dat de commissie waarvan hij voorzitter is, is samengesteld op basis van strenge selectiecriteria om tot waarheidsvinding te komen en dat de leden allen moeten voldoen aan de hoogste eisen van deskundigheid en als zodanig bij hun vakgenoten bekend zijn. Daartoe behoort dat hun wetenschappelijke integriteit, die volledige onafhankelijkheid tegenover de opdrachtgevers impliceert, boven alle twijfel verheven is. Dit geldt voor alle leden van de commissie en ook voor mw. Marit Monteiro. Dat zij in het verleden heeft gewerkt voor de Konferentie Nederlandse Religieuzen en de Orde der Dominicanen doet daar niet aan af. Aangezien er geen verantwoordelijkheidsrelatie bestaat tussen de regering en de commissie-Deetman, zie ik geen noodzaak om hierover verder met de heer Deetman in overleg te treden.

Vraag 4

Herinnert u zich de eerdere Kamervragen over de onafhankelijkheid van het onderzoek naar seksueel misbruik binnen de kerk en uw antwoord dat u het vertrouwen heeft in het feit dat de commissie-Deetman onafhankelijk is?2

Antwoord 4

Ja.

Vraag 6, 7 en 8

Deelt u de mening dat met de nu bekend geworden informatie over het lid van de commissie-Deetman het vertrouwen van slachtoffers in een onafhankelijk onderzoek door de kerk wordt geschaad? Deelt u de mening dat de schijn gewekt wordt dat de commissie-Deetman niet onafhankelijk is en dat de kerk een vinger in de pap heeft en het onderzoek hiermee flink naar haar hand zal zetten?

Hoe gaat u ervoor zorgen dat er een onafhankelijk onderzoek komt en dat recht wordt gedaan aan het leed dat kinderen jarenlang hebben moeten ondergaan?

Wanneer komt de commissie-Deetman met haar onderzoek naar buiten?

Antwoord 6, 7 en 8

De verantwoordelijkheid voor het onderzoek, voor het waarborgen van de transparantie ervan, alsmede voor het tijdpad van het onderzoek ligt bij de commissie-Deetman. De Nederlandse Bisschoppenconferentie en de Konferentie Nederlandse Religieuzen hebben de commissie-Deetman een mandaat gegeven voor 1,5 jaar dat maximaal eenmaal verlengd kan worden met 6 maanden. In het onderzoeksvoorstel van de commissie-Deetman is een tijdslijn geschetst waaruit kan worden opgemaakt dat de Commissie verwacht na 25 weken de uitkomsten van het onderzoek te kunnen presenteren.

Vraag 9

Wat is de stand van zaken van de commissie-Samson die onderzoek doet naar seksueel misbruik binnen overheidsinstellingen? Wordt er tussen deze commissie en de commissie-Deetman samengewerkt? Zo ja, waaruit bestaat deze samenwerking en op welke wijze wordt precies samengewerkt? Wanneer kan de Kamer het onderzoek van de commissie-Samson tegemoet zien?

Antwoord 9

In onze brief van 16 juli 2010 (TK 32 123 VI, nr. 119) hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de samenstelling van de commissie-Samson, de reikwijdte van het onderzoek, de periode die onder de loep wordt genomen en de contacten met de commissie-Deetman. Daarbij hebben wij aangegeven dat het onderzoek binnen twee jaar tot resultaten en aanbevelingen moet leiden. Tevens hebben we bericht dat er contacten zijn tussen de de commissies-Samson en -Deetman.

Het meldpunt voor signalen van seksueel misbruik van jeugdigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid in instellingen zijn geplaatst, is sinds 19 juli 2010 in de lucht. De commissie-Samson is op 1 augustus 2010 geïnstalleerd. Thans is het onderzoek van de commissie-Samson formeel begonnen. Mede in het licht van onze brief van 16 juli verwachten wij de bevindingen van de commissie-Samson voor 1 juli 2012, waarna uw Kamer zo spoedig mogelijk zal worden geïnformeerd.

De commissies-Samson en -Deetman zijn verschillend van aard, maar beide onafhankelijk. Tegelijkertijd is er wel informatie-uitwisseling over de aanpak en uitvoering van de respectievelijke onderzoeken, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid.


XNoot
1

NRC-Handelsblad d.d. 19 juli 2010.

XNoot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2120.

Kamerstuk 32 123 VI, nr. 100.

Naar boven