Vragen van de leden Smeets en Dikkers (beiden PvdA) aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en minister van Buitenlandse Zaken over een NCP-klacht tegen Nidera (ingezonden 29 juni 2011).

Antwoord van staatssecretaris Bleker (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie), mede namens de minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 24 augustus 2011)

I.v.m. toevoegen voetnoot bij vraag 5.

Vraag 1

Kent u de berichtgeving over een Nationaal Centraal Punt (NCP)-klacht tegen Nidera?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Waarom heeft u bij de beantwoording van Kamervragen naar aanleiding van negatieve berichtgeving over Nidera alleen bij het bedrijf zelf informatie ingewonnen?

Antwoord 2

Bij beantwoording van de genoemde vragen1 is gebruik gemaakt van meerdere informatiebronnen. Zie het antwoord bij vraag 4.

Vraag 3

Erkent u dat in het geval van negatieve berichtgeving over een Nederlandse bedrijf ook bij andere bronnen informatie ingewonnen moet worden dan bij het bedrijf zelf?

Antwoord 3

Bij negatieve berichtgeving of twijfel over maatschappelijk verantwoord ondernemen van Nederlandse bedrijven in het buitenland verwacht ik dat belanghebbenden of betrokken maatschappelijke organisaties in eerste instantie rechtstreeks het bedrijf om verantwoording vragen. Dit leidt idealiter tot een oplossingsgerichte dialoog. Wanneer mij de kwestie langs de weg van kamervragen wordt voorgelegd, vraag ik de ambassade om de berichten zoveel mogelijk te duiden in het krachtenveld van de lokale context. Vanwege het juridisch extraterritoriale karakter van de kwestie kan het hierbij niet gaan om daadwerkelijke naspeuring van ongeoorloofde handelingen door de ambassade. Tegelijkertijd wordt in Nederland door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie contact opgenomen met het bedrijf en andere belanghebbenden, zoals maatschappelijke organisaties in Nederland die onderzoek hebben gedaan naar de kwestie of door publieke uitlatingen hebben aangegeven in de dialoog te willen worden betrokken. Bij deze gesprekken gaat het vaak niet alleen om informatie die nodig is om de kamervragen te beantwoorden, maar, indien nodig, ook om het op gang brengen van dialoog gericht op het tot stand brengen of verbeteren van het MVO-beleid van het betreffende bedrijf. Wanneer daartoe bemiddeling nodig is, kunnen de betrokken partijen een melding doen bij het Nationaal Contact Punt voor de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (NCP).

Vraag 4

Welke andere bronnen heeft u in het geval van Nidera geraadpleegd? Zijn daaronder bronnen die in de media werden genoemd, of die anderszins voor de hand liggen zoals het Argentijnse ministerie van Arbeid, de inspectie voor gezondheidszorg en vakbonden? Zo nee, waarom heeft u die bronnen niet geraadpleegd?

Antwoord 4

Bij de beantwoording van kamervragen over het bedrijf Nidera Argentina SA is gebruik gemaakt van verschillende informatiebronnen zoals de berichtgeving in de Argentijnse media en gesprekken met netwerkcontacten, waaronder vertegenwoordigers van bedrijven in de sector, een deskundige NGO en journalisten. Vanwege het lopende juridische onderzoek tegen Nidera Argentina SA is geen contact opgenomen met de inspectiediensten. Contact met de in de vraag genoemde bronnen of andere bronnen die over aanvullende informatie beschikken kan aan de orde zijn op grond van een verzoek daartoe in het kader van de behandeling van een melding door het NCP. In Nederland is contact opgenomen met het hoofdkantoor van Nidera. Er waren in Nederland geen andere belanghebbenden bekend.

Vraag 5

Beschikt u over het onderzoek dat FMO heeft laten uitvoeren, door een onafhankelijke consultant, naar aanleiding van de berichten in de media over Nidera? Kunt u dit onderzoek aan de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Ja, de minister van Buitenlandse Zaken zal u het onderzoeksrapport vertrouwelijk toesturen.2

Vraag 6

Deelt u de mening dat de toetsing door FMO voor activiteiten van Nidera in Argentinië voldoende was als FMO als criterium hanteert dat een bedrijf aan bepaalde sociale en milieucriteria moet voldoen, maar Nidera geen geformaliseerd beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) heeft opgesteld, en alleen een MVO-verklaring heeft ondertekend voor een project in Rusland in 2001–2002? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Ja.

Vraag 7

Deelt u de mening dat van bedrijven die steun ontvangen van FMO verwacht mag worden dat zij een geformaliseerd MVO-beleid hebben? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

De FMO stelt bij een financiering van een bedrijf in een ontwikkelingsland de contractuele voorwaarde dat een dergelijk bedrijf aan de «IFC Performance Standards» voldoet. De «IFC Performance Standards» bieden voldoende waarborgen dat bij het bedrijf aan internationaal geaccepteerde en substantiële sociale en milieucriteria wordt voldaan. Hieraan dient het bedrijf dat de financiering krijgt een managementsysteem te koppelen. Bij financiering van een Nederlands bedrijf is een contractuele voorwaarde dat het Nederlandse bedrijf een geformaliseerd MVO-beleid heeft, dan wel bereid is dit op te stellen tijdens de looptijd van het project.

Voorafgaand aan het verstrekken van de financiering van een bedrijf in een ontwikkelingsland kan de FMO een eigen specialist of een consultant laten meten hoe dit bedrijf scoort op het gebied van sociale en milieu criteria. De resultaten worden afgezet tegen de «IFC Performance Standards». In het geval van tekortkomingen maakt de FMO contractuele afspraken met het bedrijf over de maatregelen die dit bedrijf moet nemen om aan deze standaarden te voldoen. Deze overeengekomen maatregelen moeten gedurende de looptijd van de financiering door het bedrijf worden geïmplementeerd. Het bedrijf moet toezicht houden op de vooruitgang en hierover aan de FMO rapporteren. De FMO houdt actief toezicht, bijvoorbeeld via de eigen specialisten, een partnerinstelling of een consultant. Het effect van deze werkwijze is dat een groeiend aantal bedrijven in ontwikkelingslanden voldoet aan de sociale en milieucriteria.

Vraag 8

Bent u bereid uw standpunt dat het toetsingskader van FMO voldoende is en dat actiever toezicht niet nodig is te wijzigen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Ik zie geen aanleiding tot wijziging van de voorwaarden waaronder FMO-leningen verstrekt. De FMO doet een substantieel onderzoek bij aanvang van een investering en houdt actief toezicht.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2191.

X Noot
2

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven