Vragen van de leden Eijsink en Timmermans (beiden PvdA) aan de minister van Defensie over de artikelen «Kerntaak infanterist is vechten» en «Officieren: we waren te passief. Nederland heeft militaire kansen laten liggen in Uruzgan» (ingezonden 14 juli 2011).

Antwoord van minister Hillen (Defensie) (ontvangen 9 augustus 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met de artikelen «Officieren: we waren te passief Nederland heeft militaire kansen laten liggen in Uruzgan» en «Kerntaak infanterist is vechten»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u van mening dat de voorgestelde terugkeer naar het militaire vak (focus op gevechtstaken) botst met de 3D benadering? Zo ja, kunt u uiteenzetten hoe het Nederlandse beleid ten aanzien van de 3D benadering zal veranderen? Zo nee, waarom is dit niet het geval?

Antwoord 2

In de brief van 30 juni 2011 naar aanleiding van mijn toespraak in Brussel op 29 juni 2011, staat dat ik het huidige 3D-beleid onderschrijf (Kamerstuk 28 676 nr. 134). Mijn pleidooi voor het militaire karakter van het optreden van de krijgsmacht moet worden gezien in het licht van de specifieke rol van de krijgsmacht binnen de 3D-benadering.

Vraag 3

Onderschrijft u de mening van de Vereniging van Infanterie Officieren (VIO) dat er in Uruzgan militaire kansen zijn blijven liggen doordat er te passief opgetreden is? Zo ja, om welke kansen gaat het?

Antwoord 3

Ik beschouw de artikelen als een onderdeel van een interne discussie die de Vereniging van Infanterie Officieren voert over ontwikkelingen in hun vakgebied. Nederlandse eenheden hebben in Uruzgan waar nodig offensief opgetreden. In de missie in Uruzgan stond de bescherming van de Afghaanse burgerbevolking centraal en niet het uitschakelen van de Taliban.

Vraag 4

Heeft de krijgsmacht in Afghanistan gebruik gemaakt van opdracht gericht leiderschap of heeft een verschuiving plaatsgevonden naar restrictief leiderschap?

Antwoord 4

Binnen de Nederlandse krijgsmacht is commandovoering en leiderschap beschreven in de joint doctrine publicatie 5 over «Commandovoering». Deze is gebaseerd op het concept van opdrachtgerichte commandovoering. Tijdens het reguliere commandovoeringsproces dat bij opdrachtgerichte commandovoering wordt doorlopen, krijgen operationele commandanten op alle niveaus hun planningsaanwijzingen uit de lijn van het naasthogere niveau. Nadat de opdrachten zijn uitgewerkt aan de hand van onder meer die planningsaanwijzingen koppelen de commandanten in alle gevallen hun concept of operations terug aan de naasthogere commandant. Van dit proces is in Uruzgan niet afgeweken.

Vraag 5

Klopt het dat de Australische commandant toentertijd in de samenwerking met de Nederlandse commandant heeft aangegeven dat een offensiever optreden nodig was ten einde tot resultaten te komen?

Antwoord 5

Noch vanuit Afghanistan, noch vanuit Australië zijn dergelijke indicaties ontvangen.

Vraag 6

Klopt het dat de Australische special forces niet onder de Nederlandse commandostructuur zijn geplaatst vanwege de eerder genoemde restrictieve houding van de Nederlanders?

Antwoord 6

In Afghanistan zijn de special forces van alle landen, waaronder Nederland en Australië, ingezet onder het bevel van ISAF special operations forces headquarters. Het bevel over dit hoofdkwartier is niet toebedeeld aan één nationaliteit maar wordt wisselend door de verschillende landen gevoerd.


X Noot
1

Volkskrant 13 juli 2011.

Naar boven