Vragen van de leden Van Bommel, Van Dijk en Irrgang (allen SP) aan de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken over de inzet Nederlandse militairen in Sahel-landen (ingezonden 27 april 2011).

Antwoord van minister Hillen (Defensie), mede namens de minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 1 juni 2011).

Vraag 1, 2, 5

Is het waar dat de Flintlock-operatie in het kader van terrorismebestrijding wordt uitgevoerd en deel uitmaakt van de Operatie Enduring Freedom Trans Sahara? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?1

Is het waar dat Nederland vanaf 2005 betrokken is bij de operatie Flintlock?2 Zo nee, hoe zijn dan de feiten? Kunt u een overzicht geven van de Flintlock-operaties van de afgelopen jaren waaraan Nederland heeft deelgenomen? Hoeveel Nederlandse militairen namen deel en wat waren de doelen van de afzonderlijke operaties? Zijn de doelen gehaald? Welke taken hadden de Nederlands militairen?

Is het tevens waar dat tijdens deze oefening ook militairen van diverse Afrikaanse landen zijn opgeleid? Zo ja, om welke landen ging het precies en voor wat voor soort functies werden deze militairen opgeleid?

Antwoord 1, 2, 5

Met het oog op de gereedstelling en de inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht is het van belang dat de operationele eenheden op het juiste niveau worden getraind. Eenheden van alle krijgsmachtdelen nemen daarom frequent deel aan (inter)nationale trainingen en oefeningen om met een zo kort mogelijke voorbereidingstijd operationeel te kunnen worden ingezet. In het bijzonder voor Special Forces geldt dat zij hun specifieke vaardigheden onder realistische omstandigheden moeten kunnen beoefenen. Deelneming aan hoogwaardige internationale meerdaagse oefenprogramma’s biedt daartoe een belangrijke mogelijkheid. In dit licht moet ook de deelneming van Nederlandse militairen aan het zogenoemde oefenprogramma Flintlock worden gezien.

Dit programma behelst een reeks van oefeningen en maakt deel uit van het oefenprogramma van de Verenigde Staten in Afrika. Flintlock wordt gepland door het Africa Command (AFRICOM) en uitgevoerd door het Special Operations Command Africa (SOCAFRICA). De algemene doelstelling van het oefenprogramma is het trainen van het tactische en operationele militaire niveau van Afrikaanse strijdkrachten, het vergroten van de samenwerking en de interoperabiliteit tussen de landen en het uitbreiden van de capaciteiten opdat de landen zelf beter in staat zijn terrorisme in de regio te bestrijden. De trainingsactiviteiten richten zich op het aanleren en verbreden van militaire vaardigheden op pelotonsniveau, zoals patrouilleren, navigeren, schieten en het inrichten van controleposten.

In organisatorische zin is het Flintlock-oefenprogramma onderdeel van het door het Amerikaanse State Department ontwikkelde Trans-Sahara Counter Terrorism Partnership (TSCTP). Het TSCTP beoogt (de uitbreiding van) terrorisme in de Trans-Sahara landen tegen te gaan. Het betreft een partnerschap van de Verenigde Staten, Algerije, Marokko, Tunesië, Tsjaad, Mali, Mauritanië, Burkina Faso, Niger, Nigeria en Senegal. Het militaire aandeel aan TSCTP noemen de Amerikanen Operation Enduring Freedom Trans-Sahara (OEF TS). Dit behelst een scala van militaire activiteiten. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan het inzetten van joint planning assistance teams, mobile training teamsencivil-military support elements en het uitvoeren vaninternational military education training en van senior leader engagement. Het oefenprogramma Flintlock is een specifiek onderdeel hiervan.

Voor Nederland geldt dat aan Flintlock wordt deelgenomen omdat het programma een unieke mogelijkheid biedt om onder klimatologisch en geografisch uitdagende omstandigheden in Afrika te trainen. Ook biedt de oefening kansen om de samenwerking en informatie-uitwisseling met internationale partners te bevorderen. Ten slotte kunnen Nederlandse militairen zich dankzij de oefening bekwamen in het trainen van militaire eenheden, in dit geval van Afrikaanse landen. Dat de Nederlandse eenheden met hun deelneming ook hebben bijgedragen aan de regionale capaciteit voor terrorismebestrijding is een positief aspect van de oefening, maar niet het hoofddoel van de Nederlandse bijdrage.

Nederland heeft vanaf 2007 in wisselende samenstellingen en op verschillende locaties deelgenomen aan de Flintlock-oefeningen.

  • In 2007 heeft Nederland in de periode van 24 augustus tot en met 8 september deelgenomen met vijf waarnemers, die in Mali een inventarisatie hebben gemaakt om in de toekomst deel te nemen aan de oefening Flintlock;

  • In 2008 is de oefening Flintlock gehouden in de periode van 14 mei tot en met 28 juni in Mauritanië en in de periode van 2 november tot en met 26 november in Mali.

  • In de eerste periode was Nederland bij de oefening betrokken met zes waarnemers en bij een zogenoemd Medical Civil Affairs Programme (MEDCAP) in Senegal met twee militaire artsen in de rol van waarnemer.

    • In de tweede periode heeft Nederland deelgenomen met vijf militairen in het oefenhoofdkwartier in Rota (Spanje) en met een Special Forces-team van acht personen, die gezamenlijk met Amerikaanse en Duitse eenheden trainingsactiviteiten hebben uitgevoerd met Malinese eenheden.

    • In 2010 is de oefening van 1 tot en met 22 mei uitgevoerd in Burkina Faso, waar het Multinational Coordination Center (MCC) was ingericht, in Senegal, waar tien militairen van het Korps Mariniers trainingsactiviteiten met Senegalese eenheden hebben uitgevoerd en in Mali, waar dertien militairen van het Korps Commandotroepen trainingsactiviteiten hebben uitgevoerd met Malinese eenheden. Daarnaast heeft Nederland een bijdrage geleverd aan MEDCAP’s in Senegal en Mali met twee militaire artsen die als waarnemer betrokken waren.

  • In 2011 is Flintlock in Senegal gehouden. Ter voorbereiding op deze oefening hebben tien militairen van het Korps Mariniers in Tsjaad en zeventien militairen van het Korps Commandotroepen in Burkina Faso trainingsactiviteiten uitgevoerd met als doel de daartoe aangewezen eenheden op te werken naar het gewenste niveau voor deelnaming aan de oefenactiviteiten in Senegal. De gehele oefenperiode liep van 17 januari tot en met 12 maart.

Vraag 3

Is het waar dat de operatie is opgezet in het kader van het Amerikaanse Special Forces Commando voor Afrika (JSOFT-S)? Is het waar dat het om een multinationale militaire activiteit gaat waarbij Nederland deelneemt aan een Multinationaal Coördinatiecentrum? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?

Antwoord 3

Ja, de Flintlock-oefeningen worden uitgevoerd door de Joint Special Operations Task Force Trans-Sahara (JSOTF-TS), die deel uitmaakt van SOCAFRICA.

Net als de andere deelnemende landen was Nederland gedurende de oefeningen vertegenwoordigd in het Multinational Coordination Centre (MCC), eerst als waarnemer en later als deel van deze oefenstaf. Het MCC is verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van het oefenscenario, de aansturing van de veldoefeningen en de organisatie van trainingen voor de eigen staf.

Vraag 4

Is het waar dat vuurgevechten niet zijn uit te sluiten tijdens Flintlock? Hoeveel tic’s (troops in contact) heeft Nederland gehad vanaf 2005 tijdens Flintlock? Deelt u de opvatting dat oefeningen waarbij vuurgevechten niet zijn uit te sluiten ook aan de Tweede Kamer moeten worden gemeld? Zo nee, kunt u aangeven waarom niet?3 Zo ja, op welke wijze gaat u dat vormgeven?

Antwoord 4

De oefeningen worden uitgevoerd op militaire oefenterreinen, militaire kazernes en locaties die als zodanig herkenbaar en afgeschermd zijn. Er hebben zich geen incidenten of vuurgevechten voorgedaan tijdens de Flintlock-oefeningen.

Vraag 6

Welke landen nemen aan deze operaties deel? Is het waar dat niet ieder deelnemend land aan deze operatie bekend wil maken dat het meedoet? Wat is de reden van deze geheimhouding?4

Antwoord 6

Flintlock is een oefenprogramma en geen operatie. De Flintlock-oefeningen worden uitgevoerd in wisselende samenstellingen en de deelnemende landen zijn: de Verenigde Staten, Canada, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Frankrijk en Duitsland. Oostenrijk, Denemarken en Noorwegen waren als waarnemer betrokken.

De Flintlock-oefeningen worden gepland en uitgevoerd door Special Forces van genoemde landen. Bij een aantal van deze landen is het een standaardprocedure niet actief te communiceren over (oefen)activiteiten van speciale eenheden.

Vraag 7

Waarom is Nederlandse deelname niet aan de Kamer meegedeeld en is evenmin gewerkt in het kader van een artikel 100-procedure?5 Is deelname van Nederlandse militairen door de Militaire Kerngroep Speciale Operaties (MKSO) beslist? Zo ja, wanneer? Zo nee, door welke minister is tot deze operatie beslist?

Antwoord 7

Aangezien de Nederlandse militaire inzet betrekking heeft op een oefening wordt de Kamer daarover niet geïnformeerd.

Het ministerie van Defensie beslist over de deelneming aan militaire oefeningen en consulteert het ministerie van Buitenlandse Zaken voor advies over de buitenlandpolitieke aspecten. De MKSO besluit niet over oefeningen.

Vraag 8

Welke politieke prioriteit geeft u aan het opleiden van Afrikaanse militairen en special forces? Wanneer en op welke wijze is deze beleidslijn aan de Kamer voorgelegd?

Antwoord 8

De oefeningen hebben tot doel de krijgsmacht op het gewenste operationele niveau te brengen dan wel te houden. Van geval tot geval wordt bezien onder welke omstandigheden en met welke partners de beoogde oefendoelstellingen zo goed mogelijk kunnen worden verwezenlijkt. Zoals in antwoord op vragen 1, 2 en 5 al is verwoord, is Flintlock zeer geschikt om Nederlandse Special Forces in internationaal verband te trainen. Een oogmerk van de inzet van Nederlandse militairen in Afrika in bredere zin is overigens het opbouwen van Afrikaanse (institutionele) capaciteit ten behoeve van de veiligheidssector opdat de zelfredzaamheid van Afrikaanse landen wordt vergroot en de behoefte aan internationale defensieondersteuning afneemt. De Nederlandse bijdrage aan het ACOTA-programma waarbij Afrikaanse vredestroepen worden getraind ter voorbereiding op de inzet in regionale vredesmissies is daarvan een voorbeeld, zie Kamerstuk 22 831, nr. 61.

Vraag 9

Deelt u de opvatting dat deze operatie de militarisering van politieke problemen in de Sahel-landen in de hand werkt? Deelt u tevens de mening dat de aanwezigheid van Nederlandse en andere Westerse troepen verdere weerstand op kan wekken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

De Flintlock-oefeningen maken deel uit van een uitgebreid partnerschapprogramma. De planning, voorbereiding en uitvoering van deze oefeningen verlopen in nauwe samenwerking en in goed overleg met de genoemde Trans-Saharalanden. Het hoofddoel van Nederlandse deelneming is dat met Flintlock-oefeningen in de specifieke landen de Nederlandse speciale eenheden in staat worden gesteld om onder unieke geografische en klimatologische omstandigheden te trainen en de interoperabiliteit met partners in deze regio te bevorderen. De oefening draagt daardoor direct bij tot de gereedstelling van de Nederlandse krijgsmacht.

Flintlock draagt daarnaast bij tot capaciteitsopbouw voor terrorismebestrijding, al moet het effect hiervan, gezien de duur en de aard van de trainingsactiviteiten (zie antwoord op de vragen 1, 2 en 5) niet worden overschat. Niet kan worden gesteld dat de Flintlock-oefeningen de militarisering van de politieke problemen van de Sahel in de hand werken. In het kader van Flintlock, bijvoorbeeld als het gaat om Medical & Veterinarian Civil Affairs Programmes (MEDCAP/VETCAP), wordt bovendien nauw samengewerkt met de lokale bevolking.


X Noot
1

«Nederlanders in War on Terror ... in Afrika». Martin Broek, februari 2011, zie http://broekstukken.blogspot.com/2011/02/nederlanders-in-war-on-terrorin-afrika.html

X Noot
2

Algemeen Dagblad, 23 april 2011, «Geheime missie, Nederlandse militairen trainen Afrikanen in Sahel».

X Noot
3

AD, 23 april 2011; Defensiespecialist Colijn: «Maar je zou kunnen zeggen dat oefeningen waarbij vuurgevechten niet zijn uit te sluiten, ook moeten worden gemeld.».

X Noot
4

Zie voor oefening in 2011, Flintlock 11 Kicks Off February 21 in Senegal, zie http://www.africom.mil/getArticle.asp?art=5937

X Noot
5

Zie voor informatie over Sahel-politiek met name 32 500 V, nr. 8, d.d. 20 oktober 2010. Zie antwoorden op vragen 133 en 135 waarin direct wordt gevraagd naar wijzen van terreurbestrijding in Sahel-landen. In het antwoord wordt alleen Mali genoemd. Zie ook Verslag RBZ van 25 oktober 2010, 21 501-02, nr. 995, d.d. 26 oktber 2010. Zie tevens Verslag schriftelijk overleg inzake geannoteerde agenda RBZ 31 januari 2011, 21 501-02, nr. 1020 d.d. 28 januari 2011

Naar boven