Vragen van het lid Elias (VVD) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over seksuele relaties tussen leraren en leerlingen (ingezonden 17 maart 2011).

Antwoord van minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 28 april 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de reportage1 over seksuele relaties tussen leraren en leerlingen waaruit blijkt dat op 48% van de scholen in het voortgezet onderwijs sprake is van relaties tussen leraren leerlingen?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat er onverklaarbare verschillen bestaan tussen de bevindingen van de Inspectie van het Onderwijs en de genoemde cijfers in de reportage?

Antwoord 2

In de enquête van Brandpunt antwoordt 48% van de docenten bevestigend als hen gevraagd wordt of op hun school ooit sprake is geweest van een relatie tussen leraar en leerling. Of dat betekent dat bijna de helft van de scholen de afgelopen 10 jaar te maken heeft gehad met een relatie tussen een leraar en een leerling is op basis van deze enquête niet te zeggen. Meerdere respondenten kunnen het immers over hetzelfde geval hebben. Zie verder het antwoord op vraag 5.

Vraag 3

Deelt u de mening dat indien de cijfers uit de reportage juist zijn, zeker ook ter zake het lage aantal leraren (8%) dat zegt melding te doen van hen bekende seksuele relaties op school, er sprake is van een zorgwekkende situatie waar snel een einde aan moet komen?

Antwoord 3

Het is niet te zeggen of de cijfers uit deze enquête hoger liggen dan uit de gegevens van de Onderwijsinspectie naar voren komt. Daarvoor zijn de cijfers van Brandpunt en van de Onderwijsinspectie te onvergelijkbaar.

Vraag 4

Bent u bereid een kort onafhankelijk onderzoek in te stellen of een steekproef te houden om de juiste feitelijkheden boven water te krijgen? Of beschikt u dienaangaande over andere instrumenten?

Antwoord 4

Nee, nader onderzoek naar de precieze omvang lijkt mij niet nodig. Wel ben ik van mening dat er (bij een vermoeden van) een seksuele relatie tussen leraar en leerling altijd actie moet worden ondernomen. Ik vind het daarom van belang dat scholen en docenten zich bewust zijn van de wettelijke meldplicht. Zie verder mijn antwoord op vraag 5.

Vraag 5

Klopt het dat docenten dergelijke incidenten nauwelijks melden bij het schoolbestuur en het schoolbestuur op zijn beurt nauwelijks bij de politie en de Inspectie van het Onderwijs, ondanks de wettelijke meldplicht? Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat het toezicht op de naleving van de wettelijke regels deugdelijk gaat plaatsvinden?

Antwoord 5

Bij enkel een vermoeden van een relatie hebben docenten al een wettelijke meldplicht aan het schoolbestuur, welke op zijn beurt een wettelijke overlegplicht heeft met de vertrouwensinspecteurs van de Inspectie. Ook anderen die bij het onderwijs betrokken zijn (leerlingen, ouders) kunnen altijd een melding doen bij de vertrouwensinspecteurs.

Uit de berichtgeving rond dit onderwerp komt inderdaad het beeld naar voren dat juist als het gaat om een vrijwillige relatie tussen leraar en leerling scholen en leraren niet altijd op de hoogte zijn van deze meldplicht. In samenwerking met de sectororganisaties zal ik deze wettelijke verplichting daarom opnieuw onder de aandacht brengen.

Vraag 6

Is het mogelijk dat een docent die een seksuele relatie heeft met een leerling van 16 jaar of ouder niet strafbaar is? Zo ja, onder welke voorwaarden?

Antwoord 6

De beoordeling van strafbaarheid vindt in individuele gevallen plaats door het Openbaar Ministerie en de rechter. Artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht stelt seksueel contact met een minderjarige als ontucht strafbaar, indien er sprake is van een specifieke afhankelijkheidsrelatie tussen de dader en de minderjarige. Deze bepaling heeft mede betrekking op de relatie tussen een docent en een (minderjarige) leerling. Het gaat dus om bescherming tegen functionele afhankelijkheid, waarbij de uit een gezagsverhouding voortvloeiende afhankelijkheid centraal staat. De dader kan daaraan overwicht ontlenen. Voor strafbaarheid is onvrijwilligheid van de zijde van het slachtoffer geen vereiste. Het initiatief tot het seksueel contact kan van het slachtoffer zijn uitgegaan.

Vraag 7

In hoeveel gevallen is in dit verband bij de politie aangifte gedaan tegen een docent en hoe vaak is men overgegaan tot vervolging? Zo ja, welke redenen lagen hieraan ten grondslag?

Antwoord 7

Voor wat betreft de vervolging van docenten in dit verband hanteert het Openbaar Ministerie geen aparte classificatie. Dit soort zaken valt onder de (veel bredere) noemer van artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. Ook de politie hanteert die classificatie. Cijfers die specifiek zien op de docent-leerling relatie zijn derhalve niet beschikbaar.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Elias (VVD), ingezonden 17 maart 2011 (vraagnummer 2011Z05459).


X Noot
1

Brandpunt, zondag 13 maart 2011.

Naar boven