Vragen van de leden Jadnanansing en Dijksma (beiden PvdA) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over mogelijke beëindiging van de financiële bijdrage voor het uitvoeren van experimenten door Nederlandse wetenschappers in het ruimtestation ISS (ingezonden 13 april 2011).

Antwoord van staatssecretaris Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 22 april 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met signalen of informatie dat Nederland mogelijk vanaf 2012 niet meer bijdraagt aan het zogenaamde ELIPS-4 programma, zijnde het programma van de European Space Agency (ESA), waarin landen een financiële bijdrage leveren om experimenten te kunnen uitvoeren, o.a. op het International Space Station (ISS)?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u dit signaal dat Nederland niet langer financieel zal bijdragen aan dit ruimtevaartprogramma en dat Nederlandse wetenschappers daarmee dus ook geen experimenten meer kunnen doen aan boord van de ISS?

Antwoord 2

OCW doet sinds 2008 niet meer mee aan ELIPS-3. Dit houdt verband met de wetenschappelijke prioriteiten van Nederland die in 2008 voor de ruimtevaart zijn vastgesteld (TK 24 446, nr 37). Deze zijn vastgesteld op basis van onder andere de evaluatie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) in 2005 van het Nederlandse wetenschappelijke ruimteonderzoek. In haar advies wees de KNAW erop dat bij ruimteonderzoeksprojecten met hun lange looptijd het ontwikkelen van geavanceerde instrumenten via Principal Investigator (PI) rollen van wezenlijk belang is. Op basis daarvan is prioriteit gegeven aan drie wetenschappelijke onderzoeksgebieden, waarbij de Nederlandse expertise optimaal aansluit bij Europese programma’s. Prioriteiten zijn de astrofysica, aardobservatie en planeetonderzoek. Een vierde onderzoeksgebied uit het advies van de KNAW, het microgewichtonderzoek (onderwerp van de ELIPS-programma’s), was hiermee geen prioriteit meer. Momenteel wordt door de KNAW een nieuwe evaluatie uitgevoerd. Op basis van de uitkomsten hiervan zal het kabinet nieuwe prioriteiten vaststellen in aanloop naar de ESA ministerial in november 2012. Het microgewichtonderzoek wordt in deze evaluatie meegenomen.

Nederlandse wetenschappers kunnen echter nog steeds gebruik maken van het ISS. Nederland draagt financieel bij aan de exploitatie van het ISS. Hierdoor kunnen Nederlandse wetenschappers participeren in internationale consortia die experimenten in het ISS uitvoeren. Alleen als een door Nederland geleid experiment een compleet nieuwe laboratoriumfaciliteit nodig zou hebben, kan het experiment niet worden gerealiseerd, omdat hiervoor inschrijving in ELIPS-4 nodig is.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het ronduit vreemd is wanneer er een situatie ontstaat waarbij Nederland wel bijdraagt aan de operationele kosten van het ruimtestation ISS vanuit ons ruimtevaartprogramma en dat Nederlandse wetenschappers vervolgens geen gebruik kunnen maken van de onderzoeksfaciliteiten die dit station biedt?

Zo, nee waarom niet?

Antwoord 3

Deze situatie zal niet ontstaan. Zie mijn antwoord op vraag 2.

Vraag 4

Op welke wijze is of wordt de Nederlandse wetenschappelijke gemeenschap betrokken bij de wijze waarop Nederland deelneemt aan en gebruik maakt van het ruimtevaartprogramma waar het ruimtestation ISS een onderdeel van is?

Antwoord 4

De Nederlandse wetenschappelijke prioriteiten worden door mij vastgesteld op basis van een advies van de KNAW (en NWO). Deze organisaties betrekken bij deze adviezen de Nederlandse wetenschappelijke gemeenschap.

Vraag 5

Op welke wijze gaat u zich inzetten om te zorgen dat de Nederlandse bijdrage aan dit ruimtevaartprogramma niet alleen een financiële bijdrage behelst, maar ook een wetenschappelijke bijdrage doordat Nederlandse wetenschappers wel experimenten kunnen blijven doen aan boord van de ISS?

Antwoord 5

Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 al heb aangegeven, is dat niet nodig.

Naar boven