Vragen van het lid
Marcouch
(PvdA) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Veiligheid en Justitie over grievende uitspraken over homo’s
door leraren te Kampen (ingezonden 3 maart 2011).
Antwoord van minister
Van Bijsterveldt-Vliegenthart
(Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 11 april 2011) Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2015.
Vraag 1
Kent u het bericht «Ophef om visie op homo's Kamper leraren»?1
Vraag 2, 3
Is het waar dat enkele docenten van het Ichthus college in Kampen van mening zijn dat homoseksualiteit een psychische aandoening
is? Zo ja, deelt u die mening? Zo nee, deelt u dan de mening dat het bijzonder onacceptabel is dat docenten een dergelijke
mening menen te moeten delen met leerlingen?
Was u al eerder op de hoogte van het feit dat op deze school, of eventueel andere scholen, docenten dergelijke meningen uitdragen?
Zo ja, welke stappen heeft u daartegen ondernomen?
Antwoord 2, 3
Uit informatie van de Inspectie van het Onderwijs, is mij gebleken dat bij het Ichtus College in Kampen in 6 vwo een debat
heeft plaatsgevonden aan de hand van diverse stellingen, waaronder de stelling dat homoseksualiteit een psychische aandoening
betreft. Er is dus geen sprake van een mening van een docent of van de school, zo blijkt uit informatie van de Inspectie van
het Onderwijs. Er is daarom geen enkele aanleiding voor verder onderzoek of het treffen van maatregelen.
Vraag 4, 5
Kunnen leerlingen of andere docenten op deze school, of een andere school, waar intolerantie bestaat ten opzichte van homoseksualiteit
daar toch voor uitkomen? Zo nee, wat is uw mening daarover, hoe vergaat het homo’s op een dergelijke school en wat gaat u
doen om homoseksuelen op dergelijke scholen te helpen?
Deelt u de mening dat bovenstaande uitingen nogmaals benadrukken dat voorlichting over homoseksualiteit, bijvoorbeeld door
het COC2, op scholen van groot belang is? Zo ja, hoe gaat u deze voorlichting bevorderen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4, 5
In antwoord op Kamervragen van het Lid Dijkstra (D66) d.d. 20 januari 2011 (TK 2010–2011, Aanhangsel 1132) heb ik mij uitgesproken over het belang van een veilig schoolklimaat en van voorlichting op scholen. Daartoe behoort ook
de manier waarop over homoseksualiteit wordt gesproken. Het is echter aan de scholen zelf om te beslissen op welke wijze zij
invulling geven aan het veiligheidsbeleid op hun school. In de voortgangsrapportage Homo-emancipatiebeleid 2008–2010 (TK 2009–2010,
27 017, nr. 72), die ik op 24 juni jl. naar uw Kamer heb gestuurd, heb ik u een aantal maatregelen gemeld die zijn ingezet om scholen te
ondersteunen bij het bespreekbaar maken van homoseksualiteit, zodat homoseksuele leerlingen en leraren, als ze dat wensen,
uit de kast kunnen komen omdat zij zich veilig voelen op hun school. Ik noem er twee. De eerste is de steun aan de Hetero-
en Homo Onderwijsalliantie, dat is een samenwerkingsverband van de Algemene onderwijsbond, CNV Onderwijs, CBOO (Landelijk
Openbaar Onderwijs) en Edu Divers. Deze alliantie heeft initiatieven genomen om activiteiten op scholen te organiseren gericht
op zowel onderwijs-ondersteunende organisaties en schoolbesturen als ook op pabo’s en lerarenopleidingen met het doel de sociale
acceptatie van homoseksuelen in het onderwijs te verbeteren. De tweede maatregel betreft de Gay- and Straight Scholen Alliantie
van het COC. Deze alliantie van homo- en heteroleerlingen maakt samen met hun docenten homoseksualiteit bespreekbaar op hun
school. In de Nationale Gay- and Straight Scholen Alliantie week, die is gehouden van 21 tot 25 maart 2011, zijn scholen opgeroepen
om een petitie te tekenen, waarin leraren en leerlingen beloven het woord «homo» niet als scheldwoord te zullen gebruiken
en dat zij zullen opkomen voor homoseksuelen die gepest worden. Het kabinet zal op deze maatregelen voortbouwen en deze verder
intensiveren. In mijn brief van 8 april jl. heb ik u hierover nader geïnformeerd.
Vraag 6, 7, 8
Bent u van plan om deze zaak verder te laten uitzoeken en alle benodigde stappen te ondernemen om te voorkomen dat docenten
dergelijke uitspraken doen? Zo ja, hoe gaat u dat doen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Welke middelen staan u formeel dan wel informeel ter beschikking om deze docenten aan te pakken of aan te laten pakken? Hoe
gaat u van deze middelen gebruik maken?
Welke middelen heeft de werkgever van deze docenten om tegen hen op te treden? Weet u of de school van die middelen gebruik
maakt?
Antwoord 6, 7, 8
Zie het antwoord op vragen 2 en 3.
Vraag 9, 10
Deelt u de mening dat docenten die menen te moeten vertellen dat homoseksualiteit een psychische aandoening is, niet geschikt
zijn voor hun vak en mogelijk zelfs strafbaar zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Is er aangifte wegens discriminatie gedaan tegen deze docenten? Zo nee, overweegt het Openbaar Ministerie om ambtshalve vervolging
in te stellen, bijvoorbeeld op grond van belediging van een groep mensen?
Antwoord 9, 10
Zoals ook vermeld in het antwoord op vragen 2 en 3, is uit informatie van de Inspectie van het Onderwijs gebleken dat het
ging om één van de stellingen in een debat en niet om de mening van een docent of van een school. Naar aanleiding hiervan
zijn geen aangiften bij het Openbaar Ministerie bekend. Er is evenmin aanleiding voor het starten van een strafrechtelijk
onderzoek.
X Noot
1De Stentor, 2 maart 2011.
X Noot
2COC: Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit.