Vragen van het lid
Thieme
(Partij voor de Dieren) aan de minister van Veiligheid en Justitie en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie over bedreigingen door jagers (ingezonden 11 februari 2011).
Antwoord van minister
Opstelten
(Veiligheid en Justitie), mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ontvangen 5 april
2011). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1655.
Vraag 1
Kent u het bericht «Jacht op zwaan escaleert totaal»?1
Vraag 2
Klopt het dat de politie in eerste instantie weigerde te komen terwijl een burger zich bedreigd voelde en om die reden de
politie belde? Hoe beoordeelt u dit?
Antwoord 2
Het regiokorps Gelderland-Zuid heeft mij meegedeeld dat de communicatie tussen de melder en de politie aanvankelijk niet goed
is verlopen. Hierdoor ontstond onduidelijkheid over de plaats waar de gebeurtenis zich afspeelde en wat er zich afspeelde.
Er is geen sprake geweest van een aanvankelijke weigering om ter plaatse te komen, maar van onduidelijkheid. Dat de melder
hierdoor mogelijk het gevoel heeft gekregen dat de politie niet wenste te komen betreurt de politie en ik sluit mij daarbij
aan. Ik verwijs verder naar het antwoord op vragen 3 en 4.
Vraag 3 en 4
Bent u ervan op de hoogte dat onder andere in Noord-Holland en Brabant ook recent burgers verbaal en fysiek zijn bedreigd
door jagers, waaronder door leden van de Wildbeheereenheid?
Heeft u zicht op het aantal incidenten de laatste vijf jaar waarbij jagers burgers bedreigden? Zo ja, kunt u aangeven om hoeveel
gevallen dit ging en wat de strafrechtelijke gevolgen hiervan waren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3 en 4
In de in het antwoord op vraag 2 genoemde zaak heeft het regiokorps Gelderland-Zuid mij meegedeeld dat de politie later op
de dag waarop het voorval plaatsvond op locatie de aangiften van beide aangeefsters heeft opgenomen. Vervolgens is een strafrechtelijk
onderzoek gestart.
Verder heeft de politie over de periode vanaf 1 maart 2006 tot 1 maart 2011 gegevens kunnen achterhalen over zes gevallen
waarin het volgens een politiemutatie of proces-verbaal ging om – vermeende – bedreigingen van passanten door jagers tijdens
het jagen. Ik kan niet garanderen dat dit overzicht volledig is, aangezien voorvallen in aangiftes of politiemutaties anders
omschreven kunnen zijn en daardoor bij de zoekslag niet gevonden kunnen zijn.
Vijf voorvallen hebben, vanwege verschillende gronden, niet geleid tot een strafrechtelijk vervolg. Een voorval is wel vervolgd
maar heeft geleid tot een vrijspraak.
Vraag 5
Deelt u de mening dat deze aanvallen en bedreigingen een aantasting vormen van de openbare veiligheid en dat hier streng tegen
op getreden dient te worden? Zo ja, op welke wijze kan en wilt u hieraan bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Op basis van de mij ter beschikking staande gegevens kan ik niet opmaken dat er daadwerkelijk sprake is geweest van aanvallen
en bedreigingen (ik verwijs naar het antwoord op vraag 4). Wel deel ik vanzelfsprekend de mening dat bedreigingen niet acceptabel
zijn en een aantasting vormen van de veiligheid. De politie en het Openbaar Ministerie hebben voldoende handvatten om dergelijke
zaken op te pakken.
Vraag 6
Deelt u de mening dat jagers die zich niet aan de gedragsnormen houden niet het faunabeleid van overheden dienen uit te voeren?
Zo ja, bent u bereid hiertoe regels of aanbevelingen aan de provincies te doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De gedragsnormen hebben de jagers onderling afgesproken en zijn niet bepalend voor het beleid van overheden. In deze gedragsnormen
staat hoe een jager zich dient te gedragen in het veld. De gedrags- en weidelijkheidsregels van Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging
zijn hiervan een voorbeeld. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 7 en het antwoord van de toenmalige Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op vragen van het lid Thieme van uw Kamer (Kamerstukken II, 2007–2008, Aanhangsel Handelingen,
nr. 2448).
Vraag 7
Deelt u de mening dat jagers die de gedragsregels overtreden een levenslang jachtverbod zouden moeten krijgen, gelet op het
feit dat voor vuurwapengebruik onbesproken gedrag een voorwaarde is? Zo ja, bent u bereid dit nadrukkelijk in regels vast
te leggen? Zo nee, hoe verhoudt dit zich tot de wens van het kabinet om te komen tot een lik-op-stuk beleid?
Antwoord 7
Ik vind dat de bestaande wet- en regelgeving voldoende mogelijkheden biedt voor een adequate en tijdige reactie. In de Flora-
en faunawet zijn meerdere gronden opgenomen waarop de korpschef een jachtakte kan weigeren of intrekken, zoals in geval van
(vrees voor) misbruik van vuurwapens of munitie. (artikel 39, eerste lid onder e en artikel 41, eerste lid onder c).
Ook op basis van de Circulaire Wapens en munitie 2005 wordt misbruik in het verleden door de korpschef betrokken bij de beoordeling
van aanvragen voor een wapenvergunning, zoals in casu een jachtakte. Bij veroordelingen kunnen personen namelijk gedurende
een bepaalde periode voor nieuwe aanvragen worden uitgesloten. De in mijn antwoord op vraag 6 genoemde gedragsnormen zijn
in dit kader niet relevant.
X Noot
1Metro, «Jacht op zwaan escaleert totaal», 8 februari 2011.