Vragen van het lid Schouw (D66) aan de minister voor Immigratie en Asiel over de uitspraak van het Europees Hof van Justitie inzake Zambrano (ingezonden 9 maart 2011).

Antwoord van minister Leers (Immigratie en Asiel), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 31 maart 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met de uitspraak van het Europees Hof van Justitie inzake Zambrano?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u Kamer informeren over de gevolgen van deze uitspraak voor de Nederlandse situatie?

Antwoord 2

Graag verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer van heden waarin ik inga op het arrest, de gevolgen van het arrest voor het Nederlandse vreemdelingenbeleid en de stand van zaken in andere EU-lidstaten.

Vraag 3

Hoeveel ouders van kinderen met de Nederlandse nationaliteit hebben op basis van dit arrest een verblijfsrecht?

Antwoord 3

In het Nederlandse nationaliteitsrecht is het hebben van toelating tot en hoofdverblijf in Nederland een voorwaarde om door optie Nederlander te kunnen worden, in het geval een staatloos kind wordt geboren in Nederland. Wel kan zich de situatie voordoen, dat er ouders zijn met de nationaliteit van een derde land, die in Nederland verblijven met een minderjarig kind dat ten tijde van de geboorte staatloos was en na drie jaar toelating en hoofdverblijf hier te lande de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen door middel van optie. Indien deze ouders na de optieverklaring van hun kind niet (meer) zouden beschikken over een geldige verblijfsvergunning voor Nederland zal, als het minderjarige kind verder volledig afhankelijk is van zijn ouders, Nederland moeten instemmen met het verblijf van de ouders in Nederland. Deze situatie is overigens uitzonderlijk.

Vraag 4

Acht u deze uitspraak ook van toepassing op andere derdelandsfamilieleden van EU-burgers, bijvoorbeeld op echtgenoten/s?

Antwoord 4

Ik verwijs u naar mijn brief aan uw Kamer van heden waarin ik inga op het arrest, de gevolgen van het arrest voor het Nederlandse vreemdelingenbeleid en de stand van zaken in andere EU-lidstaten.

Vraag 5

Hoe verhoudt dit arrest zich tot de plannen van het kabinet in het regeerakkoord, met name de wens de zogenaamde «Europa route» af te schaffen?

Antwoord 5

De Europa-route heeft betrekking op personen met de Nederlandse nationaliteit die de Nederlandse vreemdelingenwet- en regelgeving omzeilen door gebruik te maken van de mogelijkheden die worden geboden op grond van de Richtlijn 2004/38/EG betreffende het vrij verkeer van burgers van de Unie. In de casus oordeelt het EU-Hof dat die Richtlijn niet van toepassing is. In die zin is er dan ook geen direct verband met het arrest en de vermelde passage uit het regeerakkoord.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Fritsma (PVV), ingezonden 9 maart 2011(vraagnummer 2011Z04721) en Nieuwenhuizen (VVD) ingezonden 9 maart 2011 (vraagnummer 2011Z04723).


X Noot
1

http://curia.europa.eu/jcms/upload/docs/application/pdf/2011–03/cp110016en.pdf

Naar boven