Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de minister van Justitie en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over slachtoffers van identiteitsfraude (ingezonden 27 augustus 2010).

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie), mede namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 22 september 2010) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3369.

Vraag 1 en 2

Kent u de uitzending van Netwerk over de uiterst moeizame weg die een slachtoffer van identiteitsfraude moet bewandelen om alle onterechte boetes en belastingaanslagen van haar naam af te krijgen en schadeloos te worden gesteld?1 Wat is uw mening hierover?

Deelt u de mening dat het schrijnend is dat een slachtoffer van fraude door diverse overheidsinstanties van het kastje naar de muur wordt gestuurd, door muren van bureaucratie heen moet breken en al jarenlang meer dagen per week en met hulp van twee advocaten bezig is deze problemen op te lossen?

Antwoord 1 en 2

Ja, ik ben op de hoogte van de uitzending van Netwerk van 24 augustus 2010. Ik acht het ongewenst als sprake is van het niet (voortvarend) oppakken van verantwoordelijkheden door overheidsinstanties. Dat geldt temeer als daardoor bij een slachtoffer van identiteitsfraude gevoelens van frustratie ontstaan en een dergelijke situatie blijft voortduren. Dat is dan ook mede aanleiding geweest om het Centraal Meld- en informatiepunt Identiteitsfraude (CMI) in te stellen (zie ook mijn antwoord op vraag 5).

Ik ga op de betreffende zaak in in mijn antwoord op vraag 3.

Vraag 3

Hoe is het mogelijk dat zelfs nadat haar slachtofferschap door de rechter is vastgesteld het nog zo lang heeft geduurd voordat de belastingdienst en het CJIB toe hebben kunnen geven dat mevrouw het slachtoffer is van identiteitsfraude en dat de boetes en belastingaanslagen niet bij haar geïnd kunnen worden? Bent u bereid er voor te zorgen dat met name bij de belastingdienst en het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) wordt geëvalueerd hoe het mogelijk is dat het zo lang heeft geduurd voordat mevrouw gelijk heeft gekregen, zodat hier lessen uit getrokken kunnen worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

In de uitzending van Netwerk van 24 augustus 2010 wordt gedoeld op een uitspraak van de kantonrechter te Breda van 9 maart 2010 in een door betrokkene ingestelde beroepszaak tegen een opgelegde administratieve sanctie. Daarin heeft de kantonrechter geen uitspraak gedaan over de vraag of betrokkene al dan niet slachtoffer is van identiteitsfraude. Wel heeft de kantonrechter het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en de opgelegde sanctie gematigd tot nihil.

Mijn ambtgenoot van Financiën heeft in algemene zin met betrekking tot de motorrijtuigenbelasting aangegeven dat het criterium voor het heffen daarvan gelegen is in de tenaamstelling van het desbetreffende voertuig. De Belastingdienst moet daarom uitgaan van het authentieke gegeven dat is vastgelegd in het kentekenregister van de RDW. Als blijkt dat de tenaamstelling onjuist is, kan de Belastingdienst acties ondernemen om de fiscale gevolgen van de onjuiste tenaamstelling terug te draaien.

Ten aanzien van de zaak van betrokkene is verder van belang dat deze wordt geagendeerd op de eerstvolgende periodieke bespreking tussen de Belastingdienst, de RDW, de politie, de Nationale ombudsman en het CJIB. Daarbij zal de rol van de gespreksdeelnemers ten aanzien van deze zaak aan de orde komen, mede met het oog op eventuele toekomstige situaties.

Verder heeft het Openbaar Ministerie op dit moment een verzoek tot compensatie van betrokkene in behandeling.

Vraag 4

Bent u nog steeds van mening dat de positie van slachtoffers van fraude moet worden versterkt en dat zij behoefte hebben aan erkenning en adequate hulp, zoals door u gesteld in reactie op het onderzoek «Slachtofferschap van Fraude»?2 Welke concrete stappen heeft u hiertoe gezet?

Antwoord 4

Ja. Mijn inzet richt zich bovendien op het voorkomen van slachtofferschap van fraude. Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 18 mei jongstleden (TK, vergaderjaar 2009–2010, 29 911, nr. 41) richt ik een helpdesk financieel-economische criminaliteit op. Deze helpdesk zal een frontoffice worden waar consumenten en kleine ondernemers terecht kunnen met vragen over fraude en oplichting.

Verder is specifiek op het terrein van identiteitsfraude het CMI eerder dit jaar tot definitieve voorziening gemaakt (TK, vergaderjaar 2009–2010, 29 362, nr. 178).

Vraag 5

Kunnen deze problemen zich nog voordoen sinds het definitieve Centraal Meld- en informatiepunt Identiteitsfraude (CMI) is ingesteld? Wat houdt het in dat het meldpunt slachtoffers «in enige mate ondersteunt bij het ongedaan maken van de gevolgen van de fraude»?3 Wat kunnen en mogen slachtoffers concreet van het CMI verwachten?

Antwoord 5

Het CMI is ingesteld om zoveel mogelijk te voorkomen dat slachtoffers van identiteitsfraude klem komen te zitten tussen overheidsinstanties, fouten niet hersteld worden en slachtoffers geconfronteerd blijven worden met de ongewenste gevolgen van identiteitsfraude. Als een slachtoffer van identiteitsfraude zich meldt bij het CMI, zorgt het CMI ervoor dat de melding bij de juiste instantie terecht komen en wordt afgehandeld. Het meldpunt heeft daarbij een bemiddelende rol en helpt als het oplossen van problemen moeizaam gaat. Ook adviseert het meldpunt de melder welke stappen richting welke partijen verder ondernomen kunnen worden. Verder geeft het meldpunt advies over manieren om dit soort misbruik te voorkomen.

Vraag 6

Heeft het CMI, al dan niet via het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de mogelijkheid om instanties op hun verantwoordelijkheden te wijzen en hen te dwingen hun bijdrage te leveren aan een spoedige oplossing van het probleem, zodat gedupeerden snel en doeltreffend kunnen worden geholpen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid er voor te zorgen dat dit alsnog tot de mogelijkheden gaat behoren?

Antwoord 6

Het CMI sluit aan bij de bestaande verantwoordelijkheden van, en verantwoordelijkheidsverdeling tussen, verschillende overheidsinstanties. Diverse ketenpartnershebben zich gecommitteerd aan het CMI. De bewindslieden van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie, Justitie en Verkeer en Waterstaat en het College van procureurs-generaal, de Raad van Hoofdcommissarissen en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken hebben in een arrangement afgesproken meldingen voortvarend en in samenspraak op te pakken, zich in te spannen fouten te herstellen en ongewenste gevolgen zoveel mogelijk te laten stoppen en capaciteit en expertise beschikbaar te stellen. Ook andere partijen kunnen tot het arrangement toetreden.


XNoot
1

Netwerk, 24 augustus 2010: «Kafka in de polder – Jeannette Dobbenberg» http://www.netwerk.tv/uitzending/2010-08-24/kafka-de-polder-jeanette-dobbenberg

XNoot
2

Bijlage bij Kamerstuk 29 911, nr. 35.

XNoot
3

Kamerstuk 29 362, nr. 178.

Naar boven