nr. 35
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 november 2009
Op verzoek van de vaste commissie voor Justitie van uw Kamer (kenmerk
2009Z18980/2009D50243 d.d. 15 oktober 2009) bericht ik u, mede namens
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in deze brief over
de kabinetsreactie op het rapport Slachtofferschap van Fraude.
1. Toelichting op het onderzoek
In opdracht van de het politieprogramma Financieel-economische Criminaliteit
(FinEC) heeft de Universiteit van Tilburg het onderzoek «Slachtofferschap
fraude: een explorerend onderzoek naar de impact van diverse vormen van financieel-economische
criminaliteit» verricht.1 Het betreft een
verkennend slachtofferonderzoek dat dient als vertrekpunt om binnen de politie
aandacht te vragen voor aard, omvang en verschijningsvormen van fraude alsmede
voor de (ernst van de) gevolgen voor de slachtoffers van fraude. Daarnaast
wil de politie het onderzoek gebruiken om, samen met publieke en private partners,
te komen tot (preventieve) verbetermaatregelen.
Het onderzoek richt zich primair op fraude ten opzichte van privépersonen
en kleine zelfstandigen. Het gaat daarbij om gevallen van fraude die rechtststreeks
zijn gericht tegen individuele personen en bedrijven. Het onderzoek heeft
geen betrekking op (groepen) personen en bedrijven die gedupeerd zijn als
gevolg van misstanden bij of faillissementen van bedrijven. Vijf typen slachtoffers
zijn benaderd, te weten slachtoffers van:
• relatiefraude;
• acquisitiefraude;
• identiteitsfraude;
• beleggingsfraude;
• Nigeriaanse/artikel 419 fraude.
In het onderzoek komen onder meer de ingrijpende gevolgen voor het slachtoffer
van fraude naar voren. Naast financiële schade leiden deze vormen
van fraude tot emotionele problemen. Daarnaast ontwikkelen veel slachtoffers
een negatief zelfbeeld als gevolg van de gebeurtenissen.
Uit het onderzoek komt tevens naar voren dat vooral slachtoffers van beleggings-,
identiteits- en relatiefraude zich onvoldoende gesteund kunnen voelen door
derde partijen, waaronder politie, rechters en instanties die een rol spelen
in de financiële dienstverlening. Dit wil zeggen dat de slachtoffers
in de nasleep van hun slachtofferervaring nogmaals kunnen worden geconfronteerd
met negatieve ervaringen, zoals de wijze van bejegening tijdens het doen van
aangifte.
Door de slachtoffers zijn diverse suggesties gedaan ter verbetering van
hun positie. Deze suggesties behelzen onder meer de verbetering van de vervolging
en berechting van daders en het versterken van hulp en advies aan slachtoffers
van fraude.
2. Beleidsreactie
Het onderzoek van de Universiteit Tilburg draagt bij aan een beter beeld
van de positie van slachtoffers van fraude en heeft enkele kwetsbaarheden
zichtbaar gemaakt. Het verkrijgen van een beter beeld van de positie van slachtoffers
van fraude past in de doelstelling van de beleidsprogramma’s versterking
aanpak georganiseerde Misdaad en Financieel-economische Criminalliteit1, waarbij beoogd wordt om kwetsbaarheden in specifieke
sectoren of onbedoelde criminaliteitsbevorderende effecten van overheidsbeleid
scherp in beeld te krijgen, zodat deze met concrete maatregelen kunnen worden
geminimaliseerd. Ik onderschrijf het belang dat de positie van het slachtoffer
van fraude moet worden versterkt. Slachtoffers hebben, zo blijkt ook uit dit
onderzoek, behoefte aan erkenning en adequate hulp.
Het goed in beeld brengen van de aard, omvang en effecten van verschillende
vormen van criminaliteit voor de samenleving en van potentiële kwetsbaarheden
van specifieke (groepen) slachtoffers vindt op het terrein van georganiseerde
misdaad, fraude en financieel-economische criminaliteit regelmatig plaats.
Dat gebeurt bijvoorbeeld in de vorm van criminaliteitsbeeldanalyses of preventieve
doorlichtingen van specifieke branches, waarvan er de afgelopen jaren diverse
hebben plaatsgevonden. Ik verwijs graag naar het Nationaal Dreigingsbeeld,
dat het leidende document is aan de hand waarvan ik met uw Kamer van gedachten
wissel over de dreigingen en bestrijding op het gebied van georganiseerde
criminaliteit.
Het verbeterde inzicht in het slachtofferschap van fraude biedt een goede
vertrekbasis voor verdere ontwikkeling van de aanpak door de betrokken organisaties,
zodat de positie, maar ook de weerbaarheid van het slachtoffer wordt versterkt.
Zo worden door het politieprogramma Financieel-economische Criminaliteit ~
mede naar aanleiding van het onderzoek – gesprekken gevoerd met het
Openbaar Ministerie, Slachtofferhulp Nederland en de Board Intake & Noodhulp
van de politie om het intakeproces te verbeteren.
Om daarbij eveneens te komen tot goede afspraken tussen publieke en private
partners bij de opvang van slachtoffers van fraude worden de bevindingen van
het onderzoek betrokken bij de verdere uitwerking van de voorstellen voor
een Helpdesk Finec. In het kader van het Actieplan Veilig Ondernemen (project
18, AVO 3) en in lijn met de motie van de leden De Wit en Azough (TK, 2007–2008,
31 200, VI nr. 48), wordt op mijn verzoek een voorstel uitgewerkt
voor het opzetten van een helpdesk voor slachtoffers van financieel-economische
criminaliteit en voor burgers en bedrijven met vragen op dit gebied.
In het kader van dit project wordt beoogd om de weerbaarheid van burgers en
bedrijven tegen oplichting te verhogen, hen bewuster te maken van hun eigen
mogelijkheden om te voorkomen dat ze slachtoffer worden van oplichting, en
goed door te verwijzen naar de organisaties die een rol hebben bij de bestrijding,
opsporing en vervolging van financieel economische criminaliteit en naar organisaties
die slachtoffers bijstaan. Begin december zal een uitgewerkt voorstel voor
deze helpdesk worden voorgelegd aan het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing
dat hierover een definitieve beslissing zal nemen.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin