Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreffende adoptie (ingezonden 18 november 2010).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 31 januari 2011) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 702.

Vraag 1

Kent u de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) met zaaknummer 201005885/1/H3? Kent u de zaak die ten grondslag ligt aan deze uitspraak?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat er een verband bestaat tussen deze uitspraak en het aangenomen amendement-Wolfsen c.s., waarin voorwaarden worden geschapen om af te kunnen afwijken van de maximumleeftijd, gesteld voor aspirant-adoptiefouders?1 Zo nee waarom niet?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 4

Deelt u de mening dat in onderhavige uitspraak de casus gelijk is aan een in de toelichting genoemde voorwaarde, te weten dat «... aspirant-adoptiefouders reeds een kind hebben geadopteerd (bv een special-need-kind of een ouder kind) en na een periode van extra aandacht voor dit kind, besluiten nog een (ouder) kind te adopteren. Een leeftijdsbeperking kan in zo’n geval de gerechtvaardigde belangen van alle betrokkenen onnodig beperken»? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Deze vragen betreffen een individuele zaak waarover door de rechter al een uitspraak is gedaan. Op dergelijke individuele zaken kan ik daarom niet nader in gaan. Om die reden zal ik de overige vragen in algemene zin beantwoorden.

Vraag 5

Waarom heeft u besloten geen beginseltoestemming te verlenen, ondanks het feit dat er sprake is van een vergelijkbare casus als door de indieners van het amendement is beoogd?

Antwoord 5

Zoals bij vraag 4 reeds door mij is aangegeven kan ik niet ingaan op individuele casuïstiek. In alle situaties geldt dat een beslissing tot het verlenen van een beginseltoestemming altijd wordt genomen ná advisering door de Raad voor de Kinderbescherming.

Vraag 6

Wanneer heeft aspirant-adoptiefouder haar eerste verzoek om een beroep te mogen doen op de bijzondere omstandigheden ingediend?

Antwoord 6

Ook dit is een vraag over individuele casuïstiek waarop ik niet nader in kan gaan.

Vraag 7

Wat is sindsdien gebeurd met dit verzoek? Is dit vergelijkbaar met het afhandelen van de verzoeken van andere aspirant-adoptiefouders?

Antwoord 7

Alle aanvragen die in de laatste maanden van 2008 waren ingediend en waarbij werd voorzien dat aanvragers van boven de 46 jaar een beroep zouden doen op het amendement Wolfsen c.s., werden per 1 januari 2009 in behandeling genomen. Vanaf dat moment was namelijk het gewijzigde artikel 3 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) van kracht. Daarbij ontstond de mogelijkheid voor de Minister van Justitie om in bijzondere omstandigheden af te wijken van de tot dan toe harde leeftijdsgrens van 46 jaar voor aspirant-adoptiefouders.

Vraag 8

Was bij de behandeling van het (eerste) verzoek met een beroep op de bijzondere omstandigheden van deze aspirant-adoptiefouders al duidelijk dat de leeftijd van de aspirant- adoptiefouders een probleem zou kunnen vormen? Zo ja, waarom zijn zij dan toch in het voortraject van onderzoeken (gezinsonderzoek en dergelijke) dat kan leiden tot een beginsel toestemming toegelaten? Zo nee, wanneer werd de leeftijd wel een probleem gevonden? Waarom was op dat moment de leeftijd wel een probleem?

Antwoord 8

In het amendement Wolfsen c.s. wordt geen nadere uitleg gegeven aan de inhoud van het begrip bijzondere omstandigheden. Om die reden wordt, ondanks de leeftijd van verzoekers, op grond van een beroep dat zij doen op bijzondere omstandigheden, een aanvraag in behandeling genomen, tenzij evident is dat er van bijzondere omstandigheden geen sprake is.

Het gezinsonderzoek, dat tijdens de procedure door de Raad voor de Kinderbescherming wordt uitgevoerd, is gericht op het verkrijgen van inzicht in de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders voor de verzorging en opvoeding van een buitenlands adoptiekind. In het onderzoek wordt vastgesteld welke beschermende en welke risicofactoren voor een adoptiekind in het gezin aanwezig zijn, op welke wijze deze factoren zich tot elkaar verhouden en welke factoren uiteindelijk de doorslag geven om de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie positief of negatief te adviseren over het verzoek om een beginseltoestemming te verlenen. Daarbij worden door zowel de Raad voor de Kinderbescherming als door de Centrale autoriteit interlandelijke adoptie de aangevoerde bijzondere omstandigheden betrokken.

Vraag 9

Als de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) adviseert om aanvullend onderzoek te houden, zoals in deze casus het geval was, hoe wordt in de regel met dit advies omgegaan? Waarom is in deze casus het advies van de RSJ niet gevolgd?

Antwoord 9

Aan de adviezen van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) wordt grote waarde toegekend en bij de besluitvorming wordt met deze adviezen rekening gehouden.

Het is aan de professionaliteit van de Raad voor de Kinderbescherming om te bepalen op welke wijze invulling wordt gegeven aan een advies van de RSJ.

Vraag 10

Wie heeft geconstateerd dat het plaatsen van een tweede kind in dit gezin schadelijk zou kunnen zijn voor het kind dat reeds door adoptie in het gezin geplaatst is? Is dit door een onafhankelijk persoon of instantie gebeurd? Zo ja, door wie? Hoe heeft deze persoon of instantie zonder onderzoek deze conclusie kunnen trekken?

Antwoord 10

Ook wanneer er sprake is van een voornemen tot opneming van een tweede of volgend adoptiekind wordt door de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek gedaan. Op basis van het advies dat de Raad voor de Kinderbescherming uit brengt wordt door mij een besluit genomen over het verzoek tot het verlenen van een beginseltoestemming.

Vraag 11

Waarom vindt u het irrelevant of aspirant-adoptiefouders al dan niet een ouder kind of een kind met «special needs» willen adopteren, als dit twee van de in het besluit bij de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) opgenomen voorwaarden zijn waarop een bijzondere omstandigheid gebaseerd kan zijn? Deelt u de mening dat het voldoen aan één van de voorwaarde, zoals omschreven in het besluit, noodzakelijk is om überhaupt in aanmerking te komen voor de bijzondere omstandigheden?

Antwoord 11

Het gaat er om dat oudere aspirant-adoptiefouders (vanaf de leeftijd van 42 jaar) op grond van de wet uitsluitend in aanmerking kunnen komen voor een ouder kind of een kind met «special needs». Ik heb met «irrelevant» uitdrukking willen geven aan het feit dat ouders in deze situaties de facto geen andere keuze hebben dan een kind met «special needs». Uiteraard moeten aspirant-adoptiefouders daar wel voor open staan. Op die manier is irrelevant dus niet bedoeld.


XNoot
1

Kamerstuk 30 551, nr. 12.

Naar boven