Vragen van de leden Timmer en Laaper (beiden PvdA) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de slechte bescherming van ambtenaren tegen agressie (ingezonden 26 april 2010).

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 10 juni 2010)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht dat werknemers in overheidsdienst nauwelijks worden beschermd tegen agressie en dat 60 tot 70% van de werkgevers in de (semi-)publieke sector de regels voor veilige arbeidsomstandigheden aan hun laars lapt?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het schokkend is dat zo veel werkgevers in de publieke sector niet eens weten welke maatregelen zij verplicht zijn te treffen, laat staan ze uit te voeren? Temeer omdat u al sinds 26 oktober 2006 afspraken maakt met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers over maatregelen die genomen moeten worden om medewerkers met een publieke taak te beschermen tegen geweld en agressie, er de afgelopen jaren meerdere incidenten met agressie tegen mensen in publieke functies zijn geweest, en er ook vanuit de Kamer op is gehamerd op meer inzet in de structurele aanpak van dit probleem?

Antwoord 2

De Arbo-wet schept een duidelijke verplichting voor werkgevers om zorg te dragen voor een veilige werkplek. In een brief van 7 oktober 20092 informeerde de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer over de resultaten van een inventarisatie van de mate waarin werkgevers binnen de publieke taak uitvoering hadden gegeven aan de afgesproken maatregelen. Op basis van deze brief kan worden geconstateerd dat de invoering van de maatregelen bij de verschillende organisaties verschillende snelheden en urgenties kent.

Door middel van het programma Veilige Publieke Taak van mijn Ministerie zet ik nog altijd onverkort in op dit belangrijke onderwerp. Zo zijn de contacten met werkgevers geïntensiveerd om de benodigde bewustwording en cultuuromslag in organisaties te bewerkstelligen. Dit is voor de daadkrachtige aanpak vanuit de werkgevers van belang. Om de uniformiteit van het beleid en de uitvoering te bevorderen van de werkgevers met een publieke taak is een handreiking met acht aanbevelingen opgesteld. Deze aanbevelingen voor werkgevers sluiten aan op de inspanningen die wij verwachten van de politie en het openbaar ministerie in de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA). Om deze intensiveringen mogelijk te maken is het programmateam uitgebreid en heb ik binnen mijn begroting extra financiële middelen vrijgemaakt.

De afgelopen tijd is vooruitgang geboekt, zoals blijkt uit onderzoek van het programma Veilige Publieke Taak.3 Het aantal organisaties met een publieke taak dat de benodigde maatregelen heeft doorgevoerd is gestegen. In 2007 was bijvoorbeeld in 50% van deze organisaties bij het personeel bekend dat een geweldsprotocol aanwezig was en in 2009 bij 64%. Dit is echter nog steeds onvoldoende.

Ook uit het onderzoek «Tussen agressiebeleid en -praktijk»4 dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in oktober 2009 naar de Tweede Kamer heeft gezonden blijkt dat veel organisaties in het betreffende onderzoek maatregelen hebben opgesteld, bijvoorbeeld in de vorm van protocollen. De mate waarin die zijn vertaald in een overkoepelende beleidsaanpak en concrete maatregelen verschilt echter sterk.

Sinds 2007 worden door werkgevers en werknemers arbocatalogi voor de aanpak van agressie en geweld samengesteld op sectorniveau. Het programma Veilige Publieke Taak heeft hiervoor een sjabloon-arbocatalogus ontwikkeld en gepromoot onder de werkgevers in de publieke sector. Daarnaast hebben koepelorganisaties binnen het openbaar bestuur, het onderwijs, de zorg en de politie arbocatalogi voor sociale veiligheid ontwikkeld voor hun eigen sector. Om het doorvoeren van veiligheidsmaatregelen te bespoedigen is recentelijk vanuit het programma Veilige Publieke Taak een handreiking naar 7000 werkgevers met een publieke taak verstuurd waarin zij worden gewezen op de urgentie en goede maatregelen voor aanpak van het probleem.

Vraag 3

Hoe verklaart u dit gebrek aan kennis van verplichtingen en gemaakte afspraken bij werkgevers? Gaat het om een communicatieprobleem of is hier ook een tekort aan gevoel voor urgentie? Wat gaat u hieraan doen?

Antwoord 3

Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 2, zijn afspraken gemaakt met de koepelorganisaties van werkgevers. Uit een inventarisatie van het programma Veilige Publieke Taak2 (zie hiervoor ook antwoord vraag 2) blijkt dat niet alle maatregelen voldoende door alle werkgevers zijn geïmplementeerd.

Vanuit het programma Veilige Publieke Taak van mijn Ministerie is sinds 2006 een nieuwe dadergerichte koers ingezet met behoud van de verantwoordelijkheid voor alle partijen, dus ook voor de werkgevers. Vanuit het programma Veilige Publieke Taak is communicatie richting de werkgevers stevig aangezet om hun kennis en waar nodig houding ten aanzien van de bescherming van hun werknemers verder te verbeteren. Hiervoor zijn verschillende landelijke campagnes gelanceerd en worden campagnes van werkgevers gestimuleerd. Tevens wordt een bijzonder intensieve ondersteuning gedaan bij 5 grote werkgevers met een publieke taak. Het betreft Dienst Justitiële Inrichtingen, Jeugdzorg, Ambulancezorg, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en de Belastingdienst. Door middels het programma Veilige Publieke Taak extra in te zetten op deze grote werkgevers, valt op korte termijn veel veiligheidswinst te behalen. Tevens is binnen de Rijksdienst in april 2010 besloten tot een intensivering van de aanpak van agressie en geweld binnen de sector Rijk. Agressie en geweld worden beter geregisteerd, er wordt altijd aangifte gedaan en de schade wordt verhaald op de dader. Slachtoffers kunnen rekenen op een goede opvang, begeleiding en nazorg van de werkgever. Ook worden werknemers periodiek getraind in het reageren op agressie.

Ook vanuit de arbeidsinspectie zijn maatregelen genomen om de kennis en houding van dit onderwerp bij werkgevers verder te vergroten. Dit jaar is gestart met een meerjarig programma rond agressie en geweld in publieke sectoren. In het programma van de arbeidsinspectie worden instrumenten als onderzoek, communicatie en voorlichting ingezet (zie ook antwoord vraag 4 en 5). Hiermee beoogt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een wezenlijke bijdrage te leveren in de door de Kamer gewenste structurele aanpak van agressiebeleid bij werkgevers.

Vraag 4 en 5

Verwacht u dat de publiciteitscampagne van de Arbeidsinspectie voldoende effect zal hebben op de kennis over en de houding van werkgevers ten aanzien van de bescherming tegen agressie tegen werknemers? Zo nee, wat stelt u verder nog voor om hier verbetering in te brengen?

Wat vindt u van het bericht dat werkgevers na constatering van overtredingen de situatie over het algemeen binnen enkele maanden kunnen verbeteren? Is dit voor u reden om de Arbeidsinspectie sterker te laten inzetten op inspectie en handhaving?

Antwoord 4 en 5

De inzet van arbeidsinspectie bestaat in de eerste plaats uit inspecties bij werkgevers met een publieke taak en tevens uit communicatie en onderzoek. In het eerder genoemde programma worden werkgevers tijdens de inspecties met behulp van een Flyer «Agressie en geweld, waar let de Arbeidsinspectie op?» bewust gemaakt van hun verantwoordelijkheid op 11 punten die onderdeel moeten zijn van een totaalaanpak agressie en geweld. Dit jaar worden inspecties verricht in de keten van werk en inkomen, bij diverse zorgdoelgroepen, in het openbaar vervoer en bij brandweerkorpsen. De Arbeidsinspectie is al gestart met de inspecties. Tijdens deze inspecties wordt met name aandacht gevestigd op het belang van doorvertalen, communiceren en permanent op de agenda houden van het agressiebeleid van organisaties. Tegelijkertijd wordt via een publiciteitscampagne, met onder andere radiospotjes, artikelen in media en een direct mail-actie gericht op werkgevers in verschillende sectoren, de aandacht gericht op de aanpak van agressie en geweld. Tevens start de inspectie openbare orde en veiligheid in het derde kwartaal van 2010 het onderzoek «Politie en Veilige Publieke Taak». Dit onderzoek zal zich richten op de uitvoering van politietaken bij het voorkomen en afhandelen van agressie en geweldsincidenten in de publieke sector en de vorderingen van de invoering van eerder genoemde Eenduidige Landelijke Afspraken tussen politie en OM. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verwacht dat de combinatie van een publiciteitscampagne met inspectie en onderzoek de effectiviteit zal vergroten.


XNoot
1

AD, 1 april 2010.

XNoot
2

Tweede Kamer vergaderjaar 2009–2010, 28 684, nr. 247.

XNoot
3

Aard en omvang van ongewenst gedrag tegen werknemers met een publieke taak een vervolgonderzoek, IVA beleidsonderzoek en advies, oktober 2009.

XNoot
4

Tweede Kamer vergaderjaar 2009–2010, 28 684, nr. 248.

Naar boven