Vragen van het lid
Verdonk
(Verdonk) aan de minister van Justitie over de handelswijze van curatoren (ingezonden 15 april 2010).
Antwoord van minister
Hirsch Ballin
(Justitie) (ontvangen 31 mei 2010). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2387.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Geplukt door de curator»?1
Vraag 2
Is het waar dat het ministerie van Economische Zaken in 2002 aan de voorzitter van de stichting STIDAG heeft gemeld dat volgens
een (niet-gespecificeerd) onderzoek ongeveer 70% van de faillissementen onnodig is? Zo nee, bent u bereid onderzoek te laten
doen naar het onnodig failliet verklaren van bedrijven en de rol van curatoren hierin?
Antwoord 2
Het enige onderzoek uit die periode dat bekend is bij mijn ambtgenote van Economische Zaken (EZ), is de Themaspecial Faillissementen
van de Ondernemerschapsmonitor. Of de resultaten van dat onderzoek zijn gedeeld met Stidag is niet bekend. Het onderzoeksrapport
kon gratis gedownload of besteld worden via de website van EZ. Uit het betreffende onderzoek blijkt dat tweederde van de ondernemers
die eerder gefailleerd zijn, zelf van mening waren dat hun faillissement had kunnen worden voorkomen, onder andere door een
meer coulante opstelling van schuldeisers. Het spreekt vanzelf dat een faillissement minder waarschijnlijk wordt, wanneer
schuldeisers de betaling die hun toekomt niet opeisen. Dit zou evenwel een weinig zakelijke houding van de schuldeisers veronderstellen.
Ik zie geen aanleiding om onderzoek te laten doen naar het onnodig failliet verklaren van bedrijven en de rol van curatoren
hierin. Het is de rechter die een verzoek tot faillietverklaring conform de Faillissementswet toetst aan de wettelijke vereisten.
Degene die failliet is verklaard, heeft bovendien het recht daartegen verzet of hoger beroep in te stellen, voor zover hij
meent dat hij ten onrechte failliet is verklaard. Tot slot verwijs ik naar mijn eerdere antwoord van 10 maart 2010 op vragen
2, 6, 7 en 8 van het lid Verdonk over de handelwijze van curatoren (TK II 2009–2010, nr. 1848).
Vraag 3
Hoeveel klachten zijn er de afgelopen drie jaar bij de rechters-commissarissen door schuldeisers en gefailleerden ingediend
over curatoren, over de looptijd van faillissementen dan wel vermeende misdragingen bij de afwikkeling?
Antwoord 3
Daarvan wordt geen registratie bijgehouden.
Vraag 4, 5 en 6
Deelt u de mening dat een curator, gezien het feit dat hij per uur betaald krijgt, er baat bij heeft een faillissement langer
te laten lopen dan strikt noodzakelijk en daarmee dus wel sprake kan zijn van zelfverrijking, met name indien ook gelden worden
geïnd die niet tot de boedel behoren?
Deelt u de mening dat een herziening van de Faillissementswet uit 1893, bijvoorbeeld met het toevoegen van een maximumtermijn
van bijvoorbeeld twee jaar voor de afhandeling van een MKB-faillissement, zelfverrijking kan worden voorkomen?
Wat moet er naar uw oordeel gebeuren indien een gefailleerde worden «gechanteerd» door een curator zonder dat de rechter-commissaris
(of rechtbankpresident) ingrijpt terwijl het faillissement al zestien jaar voortduurt?
Antwoord 4, 5 en 6
Na faillietverklaring behoren alle vorderingen van de failliet tot de boedel.
Om die reden kunnen alle vorderingen van de failliet ook door de curator worden geïnd. Na faillissement kan geen sprake meer
zijn van niet tot de boedel behorende gelden.
Ik verwijs verder naar mijn eerdere antwoorden van 10 maart 2010 op de vragen 2, 6, 7 en 8 van het lid Verdonk (Verdonk) over
de handelwijze van curatoren (TK II 2009–2010, nr. 1848).
Ik zie om redenen als in die antwoorden vermeld geen aanleiding tot het wijzigen van de Faillissementswet.
Vraag 7
Verdient het overweging om in bijzondere gevallen een ministerieel onderzoek te gelasten indien de omstandigheden rond een
faillissementsdossier hiertoe aanleiding geven?
Antwoord 7
Het toezicht- en controlemechanisme, alsmede de klachtmogelijkheden zoals in mijn antwoorden van 10 maart 2010 op vragen 2,
6, 7 en 8 van het lid Verdonk over de handelwijze van curatoren (TK 2009–2010, nr. 1848) uiteengezet, bieden naar mijn oordeel voldoende mogelijkheden om de handelwijze van curatoren te toetsen.
XNoot
1 HP/De Tijd, 19 maart 2010.