Wet van 12 juni 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met de strafbaarstelling van het deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme, uitbreiding van de mogelijkheden tot ontzetting uit het beroep als bijkomende straf en enkele andere wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten, te wijzigen in verband met de strafbaarstelling van het deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme, uitbreiding van de mogelijkheden tot ontzetting uit het beroep als bijkomende straf en enkele andere wijzigingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, onderdeel 16°, komt te luiden:

  • 16° aan een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, indien het misdrijf is gepleegd met het oogmerk een terroristisch misdrijf als in onderdeel 15° omschreven voor te bereiden of gemakkelijk te maken.

B

In artikel 71, onderdeel 3°, wordt voor «en gepleegd» ingevoegd: dan wel 300 tot en met 303, voor zover het feit oplevert genitale verminking van een persoon van het vrouwelijke geslacht.

C

In artikel 74, vijfde lid, tweede zin, wordt na «hebben in ieder geval betrekking op» ingevoegd: de administratiekosten , .

D

Na artikel 83a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 83b

Onder misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf wordt verstaan elk van de misdrijven omschreven in de artikelen 131, tweede lid, 132, derde lid, 205, derde lid, 225, derde lid, 285, vierde lid, 311, eerste lid, onderdeel 6°, 312, tweede lid, onderdeel 5°, 317, derde lid, jo. 312, tweede lid, onder 5°, 318, tweede lid, 322a, 326, tweede lid, en 354a.

Da

Artikel 131 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhoudt, wordt de gevangenisstraf, gesteld op het in het eerste lid omschreven feit, met een derde verhoogd.

E

Artikel 132, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Indien het strafbare feit waartoe bij geschrift of afbeelding wordt opgeruid een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhoudt, wordt de gevangenisstraf, gesteld op het in het eerste lid omschreven feit, met een derde verhoogd.

F

Artikel 134, derde lid, vervalt.

G

Na artikel 134 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 134a

Hij die zich of een ander opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft of tracht te verschaffen tot het plegen van een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, dan wel zich kennis of vaardigheden daartoe verwerft of een ander bijbrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.

H

Artikel 137e, derde lid, vervalt.

I

Na artikel 137g wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 137h

Indien de schuldige een van de strafbare feiten, omschreven in de artikelen 131 tot en met 134, 137c tot en met 137g en 147a, in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

J

Artikel 147a, derde lid, vervalt.

K

Aan artikel 194 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien de schuldige een van de strafbare feiten, omschreven in het eerste lid, in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

L

Artikel 205 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien de schuldige een van de strafbare feiten, omschreven in het eerste lid, in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

  • 3. Indien de gewapende strijd waarvoor wordt geworven, het plegen van een terroristisch misdrijf inhoudt, wordt de gevangenisstraf, gesteld op het in het eerste lid omschreven feit, met een derde verhoogd.

M

Artikel 235 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 1. Bij veroordeling wegens een der in deze titel omschreven misdrijven, kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft.

N

In artikel 240b, tweede lid, wordt «zes jaren» vervangen door: acht jaren.

Na

Artikel 248 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «twaalf jaren» vervangen door: vijftien jaren.

2. In het tweede lid wordt «vijftien jaren» vervangen door: achttien jaren.

Nb

Artikel 273f wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «zes jaren» vervangen door: acht jaren.

2. In het derde lid wordt «acht jaren» vervangen door: twaalf jaren.

3. In het vijfde lid wordt «twaalf jaren» vervangen door: vijftien jaren.

4. In het zesde lid wordt «vijftien jaren» vervangen door: achttien jaren.

5. Het vierde lid komt te vervallen.

6. Het vijfde tot en met zevende lid worden vernummerd tot vierde tot en met zesde lid.

O

Aan artikel 285 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien het feit, omschreven in het eerste, tweede of derde lid, wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.

Oa

In artikel 304, onderdeel 1°, wordt «zijn levensgezel of zijn kind» vervangen door: zijn levensgezel, zijn kind, een kind over wie hij het gezag uitoefent of een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin.

P

Artikel 318 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: «met geldswaarde in het handelsverkeer».

2. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien het feit wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.

Q

Na artikel 322 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 322a

Indien een der in de artikelen 321 en 322 omschreven feiten wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.

R

Artikel 326 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Na «enig goed,» wordt ingevoegd: tot het verlenen van een dienst,.

3. De zinsnede «met geldswaarde in het handelsverkeer» vervalt.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien het feit wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.

S

In artikel 349 wordt, onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid, een lid toegevoegd, luidende:

  • 1. Bij veroordeling wegens een der in deze titel omschreven misdrijven, kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft.

T

Na artikel 354 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 354a

Indien een der in de artikelen 350, 350a, 351, 352 en 354 omschreven feiten wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.

U

In artikel 364a, eerste lid, wordt «de artikelen 361, 362 en 363» vervangen door: de artikelen 361 tot en met 363, 365 tot en met 368 en 376.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

In het eerste lid van de artikelen 126l en 126s worden de woorden «als bedoeld in artikel 141, onderdeel b,» vervangen door: als bedoeld in artikel 141, onderdelen b en c,.

B

Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt in artikel 572 een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 3. De in het tweede lid bedoelde voorschriften hebben wat betreft de tenuitvoerlegging van strafbeschikkingen, vonnissen of arresten, houdende veroordeling tot geldboete, voorts betrekking op de administratiekosten.

C

In artikel 577, eerste lid, wordt «572» vervangen door: 572, eerste, tweede en vierde lid,.

D

In de artikelen 577b, eerste lid, en 577d, eerste lid, wordt «572» vervangen door: 572, eerste, tweede en vierde lid.

ARTIKEL III

Aan artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Indien de schuldige een van de strafbare feiten, omschreven in het eerste en tweede lid, in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

ARTIKEL IIIA

Artikel 44 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt na de laatste volzin een volzin ingevoegd, die luidt:

In verband met het uitoefenen van toezicht als bedoeld in het tweede lid, kunnen telefoongesprekken worden opgenomen.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De directeur kan bepalen dat op de door of met de jeugdige gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de jeugdige een gesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 41, vierde lid. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren van een telefoongesprek of het uitluisteren van een opgenomen telefoongesprek. Aan de betrokkene wordt mededeling gedaan van de aard en de reden van het toezicht. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het opnemen van telefoongesprekken en het bewaren en verstrekken van opgenomen telefoongesprekken.

ARTIKEL IIIB

Artikel 38 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt na de laatste volzin een volzin ingevoegd, die luidt:

In verband met het uitoefenen van toezicht als bedoeld in het tweede lid, kunnen telefoongesprekken worden opgenomen.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het hoofd van de inrichting kan bepalen dat op de door of met een verpleegde gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de verpleegde een telefoongesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren van een telefoongesprek of het uitluisteren van een opgenomen telefoongesprek. Aan de betrokkene wordt mededeling gedaan van de aard en de reden van het toezicht. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het opnemen van telefoongesprekken en het bewaren en verstrekken van opgenomen telefoongesprekken.

ARTIKEL IV

Artikel 310, vierde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

1. «van het Wetboek van Strafrecht» wordt vervangen door: dan wel 300 tot en met 303 van het Wetboek van Strafrecht voor zover het feit oplevert genitale verminking van een persoon van het vrouwelijke geslacht,.

2. «minderjarige» wordt vervangen door: persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt..

ARTIKEL V

Aan artikel 65 van de Invorderingswet 1990 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Indien de schuldige een van de strafbare feiten, omschreven in het eerste en tweede lid, in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

ARTIKEL VA

Artikel 39 van de Penitentiaire beginselenwet wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt na de laatste volzin een volzin ingevoegd, die luidt:

In verband met het uitoefenen van toezicht als bedoeld in het tweede lid, kunnen telefoongesprekken worden opgenomen.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De directeur kan bepalen dat op de door of met de gedetineerde gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de gedetineerde een gesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren van een telefoongesprek of het uitluisteren van een opgenomen telefoongesprek. Aan de betrokkene wordt mededeling gedaan van de aard en de reden van het toezicht. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het opnemen van telefoongesprekken en het bewaren en verstrekken van opgenomen telefoongesprekken.

ARTIKEL VI

In artikel 30, achtste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen wordt «572» vervangen door: 572, eerste, tweede en vierde lid.

ARTIKEL VII

De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 11, eerste lid, wordt na de zinsnede «de betaling van de sanctie» ingevoegd: en de administratiekosten.

B

In artikel 22, tweede lid, wordt na de zinsnede «de plaats en wijze van betaling van de administratieve sanctie,» ingevoegd: de administratiekosten, .

Ba

In artikel 23, eerste lid, wordt «moet de administratieve sanctie zijn voldaan» vervangen door: moeten de administratieve sanctie en de administratiekosten zijn voldaan.

C

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na de zinsnede «en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie» ingevoegd: en van de administratiekosten.

2. In de tweede volzin van het tweede lid wordt na «administratieve sanctie» telkens ingevoegd: en de administratiekosten.

3. In het derde lid wordt na «administratieve sanctie» telkens ingevoegd: en van de administratiekosten.

D

In artikel 32 wordt na «de reeds verschuldigde administratieve sanctie» ingevoegd: en van de administratiekosten.

ARTIKEL VIII

De Luchtvaartwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 62 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 62a

  • 1. Hij die een op grond van artikel 37b, eerste lid, onder b en c, aangewezen luchtvaartterrein wederrechtelijk binnendringt of wederrechtelijk aldaar verblijft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Hij die zich wederrechtelijk toegang verschaft tot een in het eerste lid bedoeld terrein door middel van braak of inklimming, van valse sleutels, van een valse order, een vals kostuum of een valse of niet aan betrokkene toebehorende toegangspas wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.

B

In artikel 70 wordt in de eerste volzin voor «63» ingevoegd: 62a,.

ARTIKEL IX

Artikel I onderdeel B en artikel IV zijn van toepassing op strafbare feiten die zijn gepleegd voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL X

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 12 juni 2009

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de achttiende juni 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 31 386

Naar boven