31 Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid (AO d.d. 26/05). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van harte welkom. Ik geef als eerste het woord aan de heer Fritsma van de PVV. 

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Dit kabinet vormt een gevaar voor de veiligheid in ons land. Iedereen die het wil, wordt hier als asielzoeker toegelaten en opgevangen en de screening op terreurdreiging is bijzonder slecht. Dit punt werd ook door de PVV ingebracht tijdens het algemeen overleg, maar kreeg afgelopen zaterdag nog een nieuwe lading. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik weet dat u wilt dat ik wacht totdat de heer Fritsma iets verder is met zijn betoog, voorzitter, maar hij begon met de woorden: dit kabinet is een gevaar voor de veiligheid van Nederland. In een week waarin in Groot-Brittannië een politica is doodgeschoten zou ik eerlijk gezegd graag willen dat de partij van de heer Fritsma goed nadenkt en dat zij de woorden die zij in het politieke debat gebruikt wanneer zij het over andere politieke ambtsdragers heeft, goed weegt. 

De heer Fritsma (PVV):

Dit debat gaat ook over terreurdreiging. Het algemeen overleg dat wij hiervoor hadden, ging daar ook over. De grenzen staan wagenwijd open, terroristen liften mee op de asielinstroom richting Europa en richting Nederland, mogelijke terroristen zijn niet gescreend en tienduizenden vreemdelingen zonder paspoort en zonder papieren komen gewoon in de opvang terecht. Dan mag ik toch zeggen en dan mag de PVV toch zeggen dat dit kabinet een gevaar is voor de veiligheid? Daar staat de hele PVV achter. Ik blijf dat hier ook herhalen. Dat is gebaseerd op de feitelijkheden die ik net de revue liet passeren. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De zaak in Engeland wordt onderzocht, maar van deze mevrouw is het bekend dat zij onder meer opkwam voor de rechten van vluchtelingen. Jo Cox is doodgeschoten. Is dit in de ogen van de PVV-fractie ook een daad van terreur? 

De heer Fritsma (PVV):

Ja, dat is een verschrikkelijke daad; daar doet natuurlijk niemand iets aan af. Maar dit debat gaat ook over terreurdreiging. Het AO dat wij gevoerd hebben, ging daar ook over. Dan mag de PVV natuurlijk ook een conclusie trekken over de insteek van het kabinet bij het aanpakken van het probleem van de asielinstroom, het gebrek aan screening op terroristen en het toelaten van tienduizenden ongedocumenteerde vreemdelingen van wie niemand weet wat ze hier komen doen. Dit is een gevaar voor de veiligheid. Dat is een feitelijk punt dat de PVV-fractie natuurlijk kan maken en ook blijft maken. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik wil collega Sjoerdsma toch bijvallen, vooral gelet op de woorden die de heer Fritsma uitsprak, namelijk: dit kabinet is een gevaar voor de samenleving. We kunnen van mening verschillen over het beleid, maar dan moet de heer Fritsma wel het beleid benoemen en niet personen aanspreken, want dat kan echt heel gevaarlijke situaties opleveren. 

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb gezegd dat dit kabinet een gevaar vormt voor de veiligheid in ons land. Die woorden heb ik gebruikt. Ik heb er geen personen bij gehaald. Ik doel natuurlijk ook op het beleid, zoals ik net heb toegelicht. Het beleid van open grenzen, van het toelaten van alle asielzoekers die dat willen, van het in een opvang plaatsen van iedereen die dat wil zonder dat er gescreend is en zonder dat het kabinet weet wie die mensen zijn en wat zij hier komen doen, is natuurlijk gevaarlijk. Dat is ook al gebleken. 

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, ik zou u willen vragen … 

De heer Fritsma (PVV):

Er zat mogelijk een IS-terrorist in de opvang in Nijmegen. Er zijn aanslagen geweest waarbij terroristen via de asielinstroom meekwamen naar Europa. Die link is er dus gewoon. Ik zie niet in waarom die niet benoemd mag worden. Dat blijft de PVV wel doen. 

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, ik onderbrak u daarnet omdat ik u wilde vragen of u wat korter en bondiger kunt antwoorden. U bent echt heel veel tijd aan de beantwoording kwijt. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik wijs de heer Fritsma erop dat zijn eerste zin heel direct gericht was tegen het kabinet en niet tegen het beleid van het kabinet. Als de heer Fritsma had gezegd dat hij zich zorgen maakt over het beleid van het kabinet en hij dat uitgelegd had, was dat prima geweest. Hij sprak echter direct het kabinet aan als gevaar voor deze samenleving. Ik hoop dat de heer Fritsma dit nu alsnog nuanceert. 

De heer Fritsma (PVV):

Ik deed dat omdat het kabinet verantwoordelijk is voor het beleid. Wie zou je er anders op moeten aanspreken? 

Voorzitter. Asielzoekers worden slecht gescreend. De Volkskrant meldde afgelopen zaterdag dat duizenden asielzoekers helemaal niet zijn gescreend toen ze hier in Nederland in de opvang kwamen. Aan mogelijke terroristen onder de asielzoekers is in de hele maand september vrij spel gegeven. Dat is natuurlijk onverantwoord. Ik wil van de staatssecretaris weten waarom bewust zo'n groot veiligheidsrisico is genomen. Het is duidelijk dat ook omwille van de veiligheid de Nederlandse grenzen voor asielzoekers moeten worden gesloten. De PVV blijft die oproep dan ook doen. 

Ik blijf nog even bij het punt van veiligheid, want ik wil naar aanleiding van de falende aanpak van criminele asielzoekers nog de volgende motie indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat ieder door een asielzoeker gepleegd misdrijf leidt tot afwijzing van de verblijfsaanvraag, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Fritsma en De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2196 (19637). 

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg is lang gesproken over het kinderpardon, dat bedoeld was om een einde te maken aan de langdurige onzekerheid waarmee vluchtelingenkinderen, die vaak geworteld zijn in Nederland, te maken hebben. Het probleem met de uitvoering van het kinderpardon is dat er steeds grote problemen ontstaan voor bepaalde groepen kinderen die net buiten de boot vallen, bijvoorbeeld vanwege het criterium van het rijkstoezicht. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er in Nederland sprake is van een ondeelbare overheid; 

overwegende dat het gemaakte onderscheid in de Regeling langdurig verblijvende kinderen tussen rijkstoezicht en gemeentelijk toezicht een kunstmatig onderscheid is; 

overwegende dat er nog ruim 30 kinderen zijn wier beroep op de overgangsregeling is afgewezen op basis van dit kunstmatige onderscheid; 

verzoekt de regering, in de gehele Regeling langdurig verblijvende kinderen het criterium rijkstoezicht te veranderen in het criterium overheidstoezicht; 

verzoekt de regering voorts, de afgewezen kinderen opnieuw te beoordelen met het criterium overheidstoezicht in plaats van rijkstoezicht, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Gesthuizen en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2197 (19637). 

De heer Sjoerdsma (D66):

We hadden vanmiddag een zeer onbevredigend vragenuur met minister Ploumen, die telkens weer stelde dat zij met Ankara zou gaan bellen, maar op geen enkele manier toe leek te willen bewegen naar een onafhankelijk onderzoek naar wat er aan de Turks-Syrische grens gebeurt. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat verschillende mensenrechtenorganisaties melding hebben gemaakt van (dodelijke) beschietingen van Syriërs die de grens met Turkije proberen over te steken; 

verzoekt de regering, per direct onafhankelijk onderzoek te laten doen naar deze berichten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2198 (19637). 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik heb drie moties en twee minuten spreektijd. Ik steek daarom meteen van wal. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties waarschuwt voor een burgeroorlog in Burundi en in het afgelopen jaar meer dan 250.000 mensen het land hebben moeten ontvluchten; 

overwegende dat het ambtsbericht uit 2009 waarschijnlijk niet meer up-to-date is en het onverantwoord is mensen op basis van een zeven jaar oud ambtsbericht terug te sturen; 

verzoekt de regering, een nieuw ambtsbericht over Burundi op te stellen en minstens tot die tijd een vertrekmoratorium in te stellen voor Burundi, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2199 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de overgrote meerderheid van de afgewezen aanvragen voor de Regeling langdurig verblijvende kinderen is afgewezen op grond van het meewerkcriterium; 

overwegende dat in veel gevallen niet actief is tegengewerkt en dit wordt opgevat als niet voldoende te hebben meegewerkt; 

van mening dat in de afweging of gewortelde kinderen in Nederland mogen blijven alleen het actieve tegenwerken een reden tot afwijzing mag zijn in tegenstelling tot een eis van actief meewerken; 

verzoekt de regering, in de gehele Regeling langdurig verblijvende kinderen het meewerkcriterium te vervangen door een tegenwerkcriterium en vervolgens ambtshalve de aanvragen die op grond van dit criterium zijn afgewezen, opnieuw te beoordelen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2200 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat een aantal afgewezen aanvragen voor de Regeling langdurig verblijvende kinderen is afgewezen omdat er geen asielprocedure, maar een reguliere procedure is gestart; 

overwegende dat dit criterium bedoeld is om te voorkomen dat mensen die illegaal in Nederland zijn gekomen en nooit een aanvraag tot legaal verblijf hebben gedaan, via het kinderpardon alsnog een vergunning krijgen; 

overwegende dat ook mensen die een aanvraag tot regulier verblijf hebben gedaan, nooit de intentie hebben gehad om illegaal in Nederland te verblijven en dat kinderen nu de dupe worden van een procedurele fout van hun ouders; 

verzoekt de regering, in de gehele Regeling langdurig verblijvende kinderen het asielprocedurecriterium te vervangen door het vereiste dat er een procedure gestart moet zijn, waarbij het niet uitmaakt of dit een reguliere procedure of asielprocedure was; 

verzoekt de regering voorts om vervolgens de aanvragen die op grond van dit criterium zijn afgewezen, ambtshalve opnieuw te beoordelen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2201 (19637). 

Het woord is aan mevrouw Voortman, van GroenLinks. Pardon, de heer Voordewind staat hoger op het lijstje. Ik had het niet goed gelezen. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Normaal gaan dames voor, maar om de hele orde van de Kamer niet te verstoren, zal ik dat nu maar niet doen. 

De voorzitter:

Dat lijkt mij ook. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ook ik heb drie moties. Gelet op de tijd, zal ik de moties direct voorlezen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de verhoogde instroom zorgt voor een ingewikkeld logistiek proces dat gepaard kan gaan met verschillende verhuismomenten en dat dit met name voor kinderen extra ontwrichtend kan werken; 

verzoekt de regering, de mogelijkheden voor mobiele IND-hoor- en beslisambtenaren te onderzoeken, met name voor de asielzoekers met minderjarige en schoolgaande kinderen, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2202 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat veel aanvragers niet in aanmerking komen voor de buitenschuldregeling doordat het meewerkcriterium veelal wordt tegengeworpen en dat ook het ACVZ heeft geconstateerd dat niet altijd duidelijk is welke handelingen vreemdelingen moeten verrichten om mee te werken aan hun vertrekplicht; 

verzoekt de regering, het meewerkcriterium nader te specificeren en te versoepelen zodat vreemdelingen die daadwerkelijk meewerken, maar zonder eigen toedoen, bijvoorbeeld door weigering van het land van herkomst, alsnog in aanmerking kunnen komen voor de buitenschuldregeling, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2203 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uitgeprocedeerde gezinnen met minderjarige kinderen met regelmaat onder begeleiding van meerdere politieagenten vroeg in de ochtend van hun bed worden gelicht om in detentie te worden genomen voor uitzetting en dat daar soms dwangmiddelen aan te pas komen; 

overwegende dat dit voor minderjarige kinderen in het bijzonder traumatiserend werkt; 

verzoekt de regering, mogelijkheden te inventariseren waarbij gezinnen met minderjarige kinderen bijvoorbeeld door maatschappelijk werkers — in samenwerking met de politie — worden begeleid bij uitzetting, en de Kamer hierover zo snel mogelijk te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2204 (19637). 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er geleidelijk minder asielzoekers naar Nederland lijken te komen; 

constaterende dat de huidige noodzakelijkheid van noodopvang deels is veroorzaakt doordat in 2011 en 2012 duizenden opvangplaatsen zijn wegbezuinigd; 

overwegende dat hoeveel asielzoekers naar Nederland komen in sterke mate afhankelijk is van fluctuatie door internationale ontwikkelingen en voorkomen moet worden dat opnieuw grote tekorten aan opvangplekken ontstaan op het moment dat er meer asielzoekers komen in de toekomst; 

verzoekt de regering, een plan op te stellen voor het behouden van een flexibele schil aan opvangplekken in het geval van lagere aantallen asielzoekers, waarmee in de toekomst snel en adequaat gereageerd kan worden op wisselende aantallen asielzoekers, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2205 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat 92% van de aanvragen in het kader van de definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen is afgewezen; 

overwegende dat hierdoor nog steeds een grote groep in Nederland gewortelde kinderen overblijft waar geen oplossing voor is gevonden, met alle gevolgen van dien; 

overwegende dat uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind voortvloeit dat het belang van het kind wordt geschonden indien gewortelde kinderen worden uitgezet; 

verzoekt de regering, de Regeling langdurig verblijvende kinderen zodanig te herzien dat alle in Nederland gewortelde kinderen die langer dan vijf jaar in Nederland verblijven en niet met onbekende bestemming zijn vertrokken, hieronder komen te vallen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2206 (19637). 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het gaat er hierom dat kinderen als Noor, Maryam, David en Daniel elke dag in onzekerheid zitten. Ze hebben steeds de angst dat vandaag weleens de dag zou kunnen zijn waarop ze uitgezet worden. Ondertussen lijkt er in de Tweede Kamer inmiddels een meerderheid te zijn die zegt dat het meewerkcriterium niet rechtvaardig wordt toegepast. Als je dat vindt, vind ik dat je dan niet kunt zeggen: we kijken er nog eens naar, we vragen nog eens wat meer informatie. Je moet dan gewoon het lef hebben om te zeggen: we passen nu de regeling aan. Dat is het minste wat je kunt doen voor deze kinderen. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. "Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd" is zo'n mooi gezegde. Ik moest eraan denken toen ik de twee onderwerpen waarover ik het vandaag wil hebben door me heen liet gaan. 

Ik kom eerst op het grote. Tijdens het algemeen overleg eind mei vroeg ik de staatssecretaris of hij een plan B heeft, een plan voor als vanuit Turkije de stroom weer op gang komt. Hij antwoordde dat hij geen plan B heeft. Dat is zorgelijk. De visumliberalisatie gaat niet zoals Erdogan wil, en zo zijn er nogal wat andere incidenten. We weten hoe kwetsbaar we zijn, omdat we niet in staat zijn om de grote oorzaken van de vluchtelingenstroom aan te pakken. Daarnaast stond gisteren in de krant dat Frontex voor dit jaar een verdubbeling verwacht van 150.000 naar 300.000 vluchtelingen. Dat is dan de stroom die vanuit Noord-Afrika naar Italië komt. Deze stroom is ook al door mij genoemd tijdens het AO. Houdt de staatssecretaris ook vandaag vol dat de regering geen plan B heeft als de hoeveelheid asielzoekers weer toeneemt? Als er wel een plan B is, wil hij dat dan naar de Kamer sturen? 

Ik kom op het kleine, hoewel het door de mensen die het betreft waarschijnlijk anders ervaren wordt. Waar heb ik het dan over? De door iedereen geroemde en gewenste opvang van 28 alleenstaande, minderjarige vreemdelingen in de Zeevangstraat in Purmerend. Dit is een opvang waar gemeente, betrokken organisaties, vrijwilligers en de buurt tevreden over zijn. Je zou wensen dat het op meer plekken op die manier ging. Maar deze opvang moet weg. Ik heb tijdens het AO gevraagd: kan dat nou niet anders? Ik ben vaak bereid om een bewindspersoon die ik overval met details de gelegenheid te geven om daar nader schriftelijk op terug te komen. De staatssecretaris stuurde uiteindelijk op 17 juni, rijkelijk later dan beloofd, een brief. En dat was een beetje een flutbrief, zo mag ik toch wel zeggen. Men is in overleg, zo schreef de staatssecretaris. Joh, zou ik bijna willen zeggen. Op 14 juni stuurde de burgemeester van Purmerend een brief aan de staatssecretaris, waarin stond dat er oplossingen gezocht worden en dat, zolang die er niet zijn, de Zeevangstraat in Purmerend beschikbaar blijft. Hoe moeilijk was het voor de staatssecretaris om deze informatie gewoon naar de Kamer te sturen omdat daarnaar gevraagd is? Niet alleen ik heb daarnaar gevraagd, maar ook twee andere partijen. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Dankzij de tijdelijke kinderpardonregeling hebben ruim 1.500 mensen een verblijfsvergunning in Nederland gekregen. Daar zijn we trots op. Deze tijdelijke regeling is opgevolgd door een permanente regeling. Het is onze taak om ervoor te zorgen dat deze regeling op een eerlijke en rechtvaardige manier wordt uitgevoerd. Er zijn twijfels gerezen over een van de criteria op basis waarvan kinderen voor de permanente regeling worden afgewezen, namelijk het meewerkcriterium. Omdat we daar geen twijfel over willen hebben, dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat ruim 90% van de aanvragen voor de definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen afgewezen wordt, waarvan ongeveer een derde op basis van het meewerkcriterium; 

overwegende dat de regeling bedoeld is om duidelijkheid te verlenen aan kinderen met een asielachtergrond die reeds langdurig in Nederland verblijven; 

overwegende dat er twijfel bestaat over de wijze waarop het meewerkcriterium wordt toegepast; 

overwegende dat het buitenschuldcriterium bepaalt dat gezinnen waarvan het herkomstland niet meewerkt aan terugkeer en zodoende het proces frustreert, om die reden zouden moeten blijven wanneer ze het al het redelijke hebben gedaan voor terugkeer; 

constaterende dat het vooralsnog onduidelijk is hoeveel gezinnen en kinderen die zijn afgewezen in het kader van de Regeling langdurig verblijvende kinderen, een beroep hebben gedaan op het buitenschuldcriterium; 

overwegende dat bovenstaande informatie over de afwijzingsgronden en het buitenschuldcriterium wenselijk is om een volledig beeld te krijgen van de uitvoeringspraktijk; 

verzoekt de regering, informatie te verstrekken over de uitvoering, het totaalbeeld van de afwijzingsgronden en toekenning van het buitenschuldcriterium in relatie tot de Regeling langdurig verblijvende kinderen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2207 (19637). 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik wil deze informatie zo spoedig mogelijk naar de Kamer gezonden hebben. Daarbij gaat het mij niet om de aantallen, maar echt om de redenen waarom kinderen en hun familieleden zijn afgewezen op basis van de permanente regeling van het kinderpardon. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik heb een vraag aan mevrouw Kuiken over deze motie, omdat de motie simpelweg vragen bevat aan het kabinet. Meestal stellen we die in het debat, geeft de staatssecretaris antwoord en kunnen we daar vervolgens wat mee doen. Sterker nog: mevrouw Kuiken heeft datgene wat zij in haar motie als dictum heeft geformuleerd, een maand geleden ook in het debat aan de staatssecretaris gevraagd. De staatssecretaris heeft toen beloofd om dat uit te zoeken. Ik neem dus eigenlijk aan dat de motie overbodig is en dat we zo antwoord krijgen van de staatssecretaris. Mijn vraag aan mevrouw Kuiken is dus: waarom verpakt in een motie om deze informatie vragen? Dat is toch geen daad in de richting van het verruimen van het kinderpardon? Dat is gewoon het stellen van een vraag in een motie. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik constateer met u dat die informatie er nog niet is en dat de brief die we hebben gekregen volstrekt onvoldoende is. Mij rest dus niets anders dan een motie in te dienen. 

De voorzitter:

De heer Sjoerdsma, tot slot. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat kan, en dat snap ik tot op zekere hoogte nog wel, maar de vraag, die ook andere partijen hier vandaag hebben voorgelegd, is natuurlijk: op welke manier en met welke reikwijdte zou je het kinderpardon willen verruimen of veranderen zodat het wel gaat werken zoals het bedoeld is? Laat ik dus die vraag aan de PvdA stellen. U wilt meer informatie, prima, maar wat is de positie van uw partij? Hoe gaan we dit kinderpardon verruimen? 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik ben blij dat u het snapt. De reikwijdte van mijn vraag is dat ik op zaakniveau wil weten hoe het meewerkcriterium nu wordt toegepast en hoe het wordt geoperationaliseerd, zodat we daarvan iets kunnen vinden en zodat het op een eerlijke en rechtvaardige manier wordt uitgevoerd. Daar mag geen enkele twijfel over bestaan, en als die er wel is, moeten we hem wegnemen. Dat doen we op deze manier. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik dacht dat ik het goed had verstaan, maar nu ik de motie ook heb, blijkt dat mevrouw Kuiken daarin constateert dat een derde op basis van het meewerkcriterium niet valt onder de definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen. Volgens mij staat er dus wel degelijk een percentage in haar eigen motie. Mevrouw Kuiken geeft in haar motie zelf al de antwoorden, maar wat zou zij nog meer willen weten bovenop datgene wat zij zelf al heeft geconstateerd? Kortom: wil zij niet meer weten dan alleen de cijfers? Is de intentie van deze motie om tot een verruiming van het meewerkcriterium te komen? 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De heer Voordewind stelt eigenlijk een retorische vraag. Ik wil inderdaad geen kengetallen, maar helderheid over de vraag wat er precies achter het meewerkcriterium schuilt. Ik weet dat er mensen worden afgewezen, omdat ze hun paspoort hebben achtergehouden, omdat ze fraude hebben gepleegd of omdat ze keer op keer hun afspraken niet zijn nagekomen. Dat lijkt mij logisch en rechtvaardig, maar dat is slechts één facet van het meewerkcriterium. Ik kan mij ook voorstellen dat er criteria gelden die we niet rechtvaardig en eerlijk vinden. Daar is twijfel over gerezen en dat wil ik boven tafel krijgen. 

De voorzitter:

Een slotvraag van de heer Voordewind. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als mevrouw Kuiken in haar motie zelf constateert, in haar eerste constatering, dat een derde wordt afgewezen vanwege het strikt hanteren van het meewerkcriterium, had ik eerlijk gezegd verwacht dat zij de staatssecretaris in het dictum zou vragen om dat criterium te verruimen. Ik ben daarnaast benieuwd of zij vindt dat dit ook zou moeten gelden voor het buitenschuldcriterium, waarover zij het in haar motie ook heeft. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Om erachter te komen waar precies de onredelijkheid en de onrechtvaardigheid zitten en om op een andere manier invulling te kunnen geven aan het mechanisme, moet ik toch eerst weten hoe het criterium wordt toegepast? Wat zou de heer Voordewind eronder laten vallen? Zou hij bijvoorbeeld het achterhouden van paspoorten er wel of niet onder laten vallen? Het is te makkelijk om nu te zeggen dat we weten dat het om een derde gaat, want die brief zegt mij niets. Die brief was volstrekt onvoldoende en ik ben daar ook zeer ontevreden over. Om die reden voelde ik mij ook genoodzaakt om deze motie in te dienen, maar ik had liever dat het op een andere manier was gegaan. Ik wil geen aantallen, ik wil helderheid op zaaksniveau. 

De voorzitter:

Mijnheer Voordewind, het woord is nu aan mevrouw Voortman. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik zou die helderheid op zaaksniveau ook heel graag willen. Bedoelt mevrouw Kuiken met deze motie dat zij ook graag de geanonimiseerde minuten wil hebben van zowel de afgewezen als de toegekende beschikkingen, zodat we op zaaksniveau kunnen bekijken hoe dit allemaal is toegepast? 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik wil weten welke criteria zijn toegepast bij het wel of niet toekennen of het tegenwerpen van het meewerkcriterium. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ben blij om te horen dat ook de Partij van de Arbeid heel graag de geanonimiseerde minuten van de beslissingen wil hebben, want dan kunnen we er allemaal achter komen hoe het nu precies zit op zaaksniveau. Ik wil echter wel weten wat er in de tussentijd gebeurt. Er zijn namelijk kinderen die zich nu zorgen maken over uitzetting en die nu bang zijn dat de politie morgen bij hen op de stoep staat. Vindt de Partij van de Arbeid dat er geen uitzettingen mogen plaatsvinden, totdat die informatie er is? Ja of nee? 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dat kan ik niet vragen, want ik wil eerst weten of het meewerkcriterium terecht of onterecht is tegenhouden. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik krijg hier toch een wat vieze smaak van in mijn mond, want het zingt al een paar weken of maanden rond dat de Partij van de Arbeid voor een ruimhartiger kinderpardon is. Heel veel kinderen, ook kinderen die mij en misschien ook wel de heer Voordewind en mevrouw Kuiken daarover schrijven, vragen of wij iets voor hen kunnen doen. Wat wil mevrouw Kuiken nu eigenlijk voor die kinderen bereiken als zij zelf haar eigen punt in de Tweede Kamer blijft herhalen, zonder dat zij iets voor die kinderen regelt? U hebt een meerderheid hoor! 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Met die meerderheid hebben we al een heel mooi en ruimhartig kinderpardon gerealiseerd. Ik wil nu een rechtvaardige en eerlijke uitvoering van de permanente regeling en daarom wil ik uitgesplitst hebben hoe het meewerkcriterium wordt toegepast. Er zijn ook mensen die zeggen: je hoeft helemaal niet mee te werken, je mag best de illegaliteit induiken, maar ik wil dat je alsnog een vergunning krijgt. Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind dat het meewerkcriterium op een rechtvaardige en eerlijke manier uitgewerkt moet worden, en daarom vind ik de brief die de staatssecretaris heeft gestuurd volstrekt onvoldoende. Die helderheid willen we zo snel mogelijk hebben, zodat we gericht iets kunnen ondernemen. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Op dit punt heb ik zojuist een motie ingediend. Daarin verzoek ik de regering om er geen meewerkcriterium, maar een tegenwerkcriterium van te maken, en mensen dan uit te sluiten. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er toch — en ik vind het heel naar en lelijk om dat in dit debat te moeten zeggen — over de rug van kinderen die in een kwetsbare positie zitten en die een uitzetting boven het hoofd hangt, alvast verkiezingsretoriek wordt bedreven. Ik zou mevrouw Kuiken het volgende willen meegeven: wees gewoon eens wat harder tegen de VVD! U hebt hier in de Tweede Kamer met onze steun gewoon een meerderheid om het te regelen. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik heb de motie van mevrouw Gesthuizen gezien. Ik vraag me af hoe je het verschil operationaliseert tussen een meewerkcriterium en een tegenwerkcriterium. Het houdt een criterium in zichzelf. Het wordt dus een beetje een "ja, maar"- of "nee, tenzij"-discussie. Volgens mij is dat niet waarnaar we zoeken met z'n tweeën. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Als u dat niet weet, hebt u geen idee waar u zelf naar vraagt in dit debat. 

De voorzitter:

Mevrouw Gesthuizen, ik had u het woord niet gegeven. De heer Voordewind heeft op een van zijn vragen geen antwoord gekregen, daarom mag hij die nog een keer stellen. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is heel aardig van u, voorzitter. Ik had inderdaad een tweede vraag gesteld en daar is geen antwoord op gegeven. Mevrouw Kuiken vraagt om informatie over afwijzingsgronden in de Regeling langdurig verblijvende kinderen. Is zij ook geïnteresseerd in diezelfde afwijzingsgronden als het gaat om de buitenschuldcriteria? Daarover hebben we namelijk een soortgelijke discussie. Zou zij dat ook aan het kabinet willen vragen via deze motie? 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De heer Voordewind heeft mijn motie nog niet van tevoren toegestuurd gekregen, dus hij heeft haar nog niet goed kunnen lezen. In de overwegingen en het dictum staat echter ook het buitenschuldcriterium. Daar heb ik een aantal vragen over gesteld. 

De voorzitter:

De heer Azmani staat wel op de sprekerslijst, maar voert niet het woord. Dan zijn we aan het eind gekomen van de inbreng van de Kamer. We gaan luisteren naar de staatssecretaris voor de beantwoording en de weging van de moties. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Voorzitter. Ik begin met de vragen die gesteld zijn. Mevrouw Keijzer vroeg naar een plan B. In mijn ogen hebben wij nu een pakket met Europa afgesproken, binnen Europa, maar ook met Turkije, waarbij binnen plan A al meer veiligheidskleppen zitten. Als Turkije onverhoopt niet meer zou meewerken, waarvoor wij nu geen signalen hebben, kan een persoon nog steeds niet verder als hij het redt om de oversteek te maken. Want die persoon is dan in Griekenland en wij hebben afgelopen jaar afgesproken dat er geen doorwuifpolitiek meer plaatsvindt. Iemand kan dus niet van Griekenland naar Macedonië en dan weer terug de EU en Schengen in en uiteindelijk naar Nederland. In dat hele pakket van afspraken zit niet alleen maar een afspraak met Turkije. Daar zitten meerdere maatregelen in om te voorkomen dat zich een hoge instroom in Nederland herhaalt of dat de instroom die van vorig jaar zelfs overstijgt. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik kijk even naar de lichaamstaal van de staatssecretaris. Volgens mij is dit het antwoord op de vragen over plan B. Geldt dit ook voor de stroom vanuit Noord-Afrika die nu naar Italië gaat en waarvan Frontex zegt dat die dit jaar gaat verdubbelen? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Wij hebben ons ervoor hard gemaakt dat in de JBZ-Raadsconclusies bijvoorbeeld weer wordt opgenomen dat wij ook daar geen doorwuifpolitiek voorstaan. Natuurlijk willen we niet dat Italië ermee komt te zitten en daarom willen we meer afspraken over terugname maken met landen aan de andere kant van de Middellandse Zee, maar dat gaat iets minder soepeltjes dan met Turkije. Collega Koenders heeft bij de Raad Buitenlandse Zaken stappen gezet om de Europese logica erop te richten om met die landen buiten Europa afspraken te maken en de kustwachten daar te versterken, zodat de redding zo snel mogelijk kan plaatsvinden en de mensen zo snel mogelijk teruggebracht kunnen worden naar de dichtstbijzijnde, niet-Europese kust. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Mag ik van de staatssecretaris weten wat hij precies bedoelt met zijn opmerking: wij gaan werk maken van overeenkomsten met landen in Noord-Afrika? Valt Libië daaronder? Worden er mensen teruggestuurd richting het Libische vasteland als ze binnen of buiten de territoriale wateren als vluchteling worden aangetroffen? Wat moet ik mij daarbij voorstellen? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Gezien de huidige stand van zaken in Libië is dat geen haalbare kaart. In het kabinetsstandpunt van vorig najaar — ik geloof dat het september was — staat al dat wij voorstander zijn van Search and Rescue zo dicht mogelijk bij de kust van vertrek en dus van terugkeer daarnaartoe. Nog los van de vraag of er een overheid beschikbaar is om afspraken mee te maken, is een aantal landen daar niet stabiel genoeg om dat nu te kunnen doen. Dit heb je dus niet binnen een paar weken geregeld. Wij hadden echter ook niet verwacht dat een afspraak met Turkije er binnen een jaar zou komen. Dat is gelukt en daarom zijn we optimistisch ingesteld. Als het eenmaal zo ver is en je het vreselijke overlijden bij de pogingen tot oversteek een halt hebt toegeroepen, kun je erover spreken hoe je op gereguleerde manier via vestiging op uitnodiging grotere aantallen dan nu in Europa veiligheid kunt verschaffen. 

Nu kom ik op de vraag en de opmerkingen van de heer Fritsma. Ik vind dat de heer Fritsma in zijn retoriek wel wat snel dingen bij elkaar gooit. Het kabinet heeft erkend dat het een been bij moest trekken bij de registratie in de weken dat de instroom heel hoog was. Het gaat daarbij om een instroom van meer dan 4.000 per week. We hebben zo snel mogelijk opgeschaald, omdat we niet tevreden waren met hoe het op dat moment was. Achteraf hebben wij iedereen nog gecheckt en aan extra checks onderworpen op basis van het profiel. De heer Fritsma zegt in plaats daarvan heel snel: het screenen van asielzoekers om te bekijken of daar mensen tussen zitten die je extra in de gaten moet houden. Hij noemt dat hier nu al het screenen van terroristen, maar dat gaat een paar stappen verder. 

De heer Fritsma heeft ook een motie ingediend. Met alle respect, we hebben de boel de afgelopen jaren en maanden stevig aangescherpt. Wij geven geen asielstatus aan iemand die de wet heeft overtreden. Het kan zijn dat de heer Fritsma vindt dat er geen enkele grens in moet zitten en dat dit bij ieder misdrijf moet gebeuren. Het kabinet deelt die visie niet. De heer Fritsma moet zijn motie echter niet linken aan terrorisme als de bedoeling is om ook nog fietsendieven de toegang tot bescherming te kunnen ontzeggen. Natuurlijk letten wij op de instroom. Natuurlijk kan die ook gebruikt worden door lieden met terroristische motieven. Daarom screenen wij. Daarom letten wij erop. Als dat niet kon, zou je ook niet hoeven op te letten. Maar een veel groter aandeel van de asielzoekers is juist slachtoffer van diezelfde barbaren. Dat vereist dat wij veiligheid bieden aan mensen die voor hen op de vlucht zijn en waakzaam blijven, zodat mensen geen misbruik kunnen maken van die goedheid door ons te bedreigen. Dat vereist waakzaamheid. Dat kun je niet met simpele retoriek beantwoorden. Je kunt ook niet net doen alsof deze motie daarbij helpt, want die helpt niet bij zware categorieën. Daarvoor hebben we al beleid. Daarom ontraad ik de motie. 

De heer Fritsma (PVV):

Wat het screenen betreft: natuurlijk kunnen terroristen met de asielinstroom meeliften. Dat is ook gebeurd. De staatssecretaris heeft lange tijd gezegd dat dit onwaarschijnlijk is. Helaas is dat gelogenstraft door de praktijk. Dan blijft de vraag overeind staan waarom het kabinet het heeft laten gebeuren dat duizenden asielzoekers ongescreend de samenleving in zijn gestuurd. Zij kunnen gewoon vrij rondlopen en in de opvang zitten. Als je niet weet wie het zijn en dus niet weet of er mogelijk terroristen bij zitten, is dat een gigantisch veiligheidsrisico. Dat was de vraag. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

De meeste terroristische plots zijn onwaarschijnlijk. Daarom is het ook zo moeilijk om je daartegen te wapenen en om alles in de gaten te houden. Als iemand het aankondigt, opbelt en zegt dat hij over drie weken een bepaalde grensovergang over zal komen en een aanslag zal plegen, dan zou het veiligheidswerk simpel zijn. Het is juist moeilijk. Daarom moet je in grote aantallen screenen. Je moet heel veel werk doen dat uiteindelijk alleen maar leidt tot de bevestiging dat er niks loos is. Als iets onwaarschijnlijk is, wil dat niet zeggen dat je er niet op moet letten. Van dat beeld wil ik af. Het kabinet heeft niks "laten gebeuren". We hadden te maken met een enorm snelle instroom. Ik weet dat de heer Fritsma iets anders wil. Daarover hebben we ook in deze Kamer gesproken. Maar ook zijn partijleider, de heer Wilders, heeft gezegd dat hij geen hekken gaat bouwen. Bij zo'n hoge instroom heb je ook in het model van de heer Fritsma een tijd dat je bij de grens moet staan, dat er mensen tussendoor komen en dat je daarmee moet zien te dealen. Je moet ook dan zo snel mogelijk de zaak op orde hebben en met terugwerkende kracht iedereen die in de tussentijd is binnengekomen, aan een profieltoets en een screening onderwerpen. 

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb nog een vervolgvraag. Het kabinet heeft er toch voor gekozen om al die mensen binnen te laten? Het kabinet had er ook voor kunnen kiezen om asielzoekers niet meer binnen te laten. Nu is er bewust voor gekozen om duizenden asielzoekers ongescreend op onze samenleving los te laten. Je weet niet wie het zijn en of er terroristen onder zitten of niet. De keuze had natuurlijk anders moeten zijn. We hadden moeten stoppen. We kunnen het niet aan en daarom hadden we een asielstop in moeten stellen. 

Ik heb ook nog een vervolgvraag. 

De voorzitter:

Ik heb nog geen vraag gehoord. 

De heer Fritsma (PVV):

Er is gebleken dat 20.000 asielzoekers zonder documenten, zonder paspoort, zijn binnengekomen. Hoe kan het kabinet van deze ongedocumenteerde asielzoekers weten wie het zijn en wat ze hier komen doen? Nogmaals, er worden grote veiligheidsrisico's genomen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

De heer Fritsma haalt de ongedocumenteerdheid er nu bij, terwijl de mensen die kwade motieven hadden, vaak wel een keurig document bij zich hadden. Of dat dan vals is, moet je ook weer checken. Als een asielzoeker op de vlucht heeft moeten slaan, wordt er niet geëist dat hij al zijn papieren heeft. Dat weet de heer Fritsma ook, want dat is al jaren zo. Dat betekent wel dat we extra werk hebben om te checken. 

De heer Fritsma verkoopt luchtkastelen. Hij zegt dat er een asielstop moet komen. We hebben ook al een keer met de PVV gewisseld hoe dat er in haar model uitziet. Dan zou je die zaken niet meer in behandeling nemen en geef je die mensen geen onderdak. Maar na doorvragen bleek dat de grenzen niet echt hermetisch dicht zouden zijn, ook bij de PVV niet. De partijleider zei dat er geen hekken en geen muren zouden komen. Dan komen er dus toch mensen binnen en doet de heer Fritsma zijn handen voor zijn ogen en zegt hij: ik zie jullie niet, dus dan zijn jullie er niet. Dan heb je helemaal een risico, want dan weet je niet waar mensen blijven. Wij werken er dus aan om de screening zo snel mogelijk op orde te hebben. De laatste keer dat we het lieten inspecteren, was het inmiddels op orde. Dat was voor ons niet geruststellend genoeg en daarom doen we nog een check. Ondertussen werken we eraan om op een fatsoenlijke manier ervoor te zorgen dat wij in de verdeling, waarin wij bijdragen aan de veiligheid van vluchtelingen buiten Nederland, instroomcijfers hebben die lager zijn dan die we vorig jaar zagen. In ieder geval beginnen we er ook dit jaar grip op te krijgen. Pas als het jaar om is, durf ik het echt te zeggen, maar tot nu toe zie je dat we er in ieder geval meer grip op hebben dan vorig jaar. 

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter, … 

De voorzitter:

Nee, mijnheer Fritsma. Ik wil graag dat de staatssecretaris verdergaat met de beantwoording. Hij is nog maar bij de eerste motie en de reacties zijn heel uitgebreid. Als we in dit tempo doorgaan, komen we straks in de problemen met het volgende VAO. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik hoorde de staatssecretaris zonet zeggen dat hij hoopt dat hij het voor het einde van het jaar onder controle heeft. Hij heeft het dan over het in beeld brengen van wie hier binnenkomt. Hij heeft het dan over de identificatie, het uitlezen van telefoons en dat soort zaken. Ik hoop echter niet dat hij het daarover heeft, want in het AO is mij toegezegd dat er in de zomer nog een toets van de inspectie komt en dat we daarna … Voor mij is dat eigenlijk al veel te laat, maar goed, ik wil niet naar het einde van het jaar. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Nee, voorzitter, daar had ik het zeker niet over. Ik had het over de grip op de instroom naar Europa en wilde wat dat betreft de huid niet verkopen voordat het jaar om is, om de uitdrukking maar even te verhaspelen. Ik wil niet nu al verkondigen dat we er volledig grip op hebben. Het blijft iedere dag hard werken om grip te hebben op de instroom en er is nog veel werk te doen. 

Ik kom bij de motie-Sjoerdsma c.s. op stuk nr. 2197, waarin sprake is van een ondeelbare overheid. Op dit onderwerp hebben we die eigenlijk niet. Wij vinden in Nederland dat ook de kinderen van mensen die geen legaal verblijfsrecht hebben, naar school moeten kunnen. Wij vragen dus ook niet van de scholen om het aan ons te melden als ze iemand in de klas hebben die geen legaal verblijf heeft. Als je echt een ondeelbare overheid wilt, moeten de scholen dit gaan rapporteren. Het effect is dan niet dat wij mensen sneller in beeld hebben, maar dat kinderen zonder legaal verblijf verstoken blijven van onderwijs. Ik denk dat dit niet het bedoelde effect is, maar dat het een onbedoeld neveneffect is van de logische consequentie van een ondeelbare overheid. Aangezien we die dus niet hebben en ervoor kiezen om bepaalde voorzieningen niet afhankelijk te maken van de legaliteit van het verblijf, vind ik dat je deze lijn niet kunt doortrekken in het toezichtoordeel. De instanties die erover gaan en die we ermee belast hebben, weten dan niet dat de mensen er zijn, terwijl organen die het niet mogen vertellen aan de rijksoverheid dat wel weten. Daarom ontraad ik deze motie. 

De motie van de heer Sjoerdsma op stuk nr. 2198 gaat over meldingen van dodelijke beschietingen in Turkije. In het vragenuur heeft het kabinet bij monde van collega Ploumen aangegeven het net als de Kamer van belang te vinden om duidelijkheid te krijgen over wat daar wel en niet is gebeurd. Daartoe gebruiken we de kanalen die collega Ploumen heeft genoemd in het vragenuur. Ik zie niet hoe Nederland daarnaast een onafhankelijk onderzoek kan doen, buiten de al genoemde en toegezegde kanalen op het Turkse grondgebied. Daarom ontraad ik deze motie. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Dan toch voor de duidelijkheid: zegt de staatssecretaris daarmee dat het kabinet op geen enkele manier een onafhankelijk onderzoek wil? De minister heeft in het vragenuur enkel en alleen toegezegd dat zij contact zou opnemen met Ankara. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat is toegezegd bovenop de reguliere kanalen. Via de Commissie, die hierin de grootste verantwoordelijkheid heeft, vragen wij om opheldering. Ook de UNHCR doet dit case by case, maar daarover hebben wij het in een eerder AO gehad. Ik vind de UNHCR onafhankelijk. Zij bekijkt de zaak, maar brengt dan geen rapport uit. Er is dus wel een onderzoek, maar geen rapport. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik kom toevallig net uit die grensstreek en heb daar ook gesproken met de UNHCR. Op geen enkele manier is de UNHCR gevraagd om naar dit soort incidenten te kijken. De UNHCR brengt inderdaad geen rapport uit, omdat zij voor zichzelf geen taak ziet en omdat het haar niet is toegestaan om in het grensgebied te werken. Ik vraag de staatssecretaris dus toch het volgende. De Europese Commissie is natuurlijk niet onafhankelijk. Ankara is niet onafhankelijk. Is het kabinet echt niet bereid om te komen tot een echt onafhankelijk onderzoek naar deze incidenten? Zegt de staatssecretaris dat nu feitelijk met het ontraden van deze motie? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik laat mij liever geen woorden in de mond leggen. Ik heb erover gezegd wat ik erover heb gezegd. Het oordeel over de motie blijft: ontraden. Wij bewandelen de wegen met de Commissie en met de toenemende betrokkenheid van de UNHCR in Turkije. Dat hebben wij voor ogen. 

Ik kom op de motie van mevrouw Gesthuizen op stuk nr. 2199. Deze motie gaat over Burundi. Ik heb beloofd een brief te sturen, die de Kamer bij mijn weten deze week ontvangt. Ik kan formeel vragen of mevrouw Gesthuizen de motie wil aanhouden, maar de Kamer zal de brief voor de stemming ontvangen. Mogelijk is de motie dan door de feiten ingehaald. 

De voorzitter:

Wat is daarmee uw oordeel over de motie? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ja, wat moet ik nou voor oordeel geven zonder iets weg te geven? Zal ik dan maar gewoon "oordeel Kamer" zeggen? Dan zien wij bij de stemming wel of de brief heeft geleid tot aanhouding. 

Ik kom op de motie van mevrouw Gesthuizen op stuk nr. 2200. Zij wil het meewerkcriterium veranderen in een tegenwerkcriterium. Ik heb daar moeite mee, omdat daarmee het gewicht wel erg verplaatst wordt. Het ontkent dat met name de ouders een eigen verantwoordelijkheid hebben. Het niet hebben van een legale verblijfstitel betekent een plicht om te vertrekken. Daarmee wordt een essentieel onderdeel van het terugkeerbeleid doorkruist. Daarin staat centraal dat iemand van wie na het doorlopen van alle openstaande rechtsmiddelen geconstateerd is dat hij geen recht op verblijf heeft, de plicht heeft om te vertrekken, het liefst met allerlei facilitering vrijwillig, maar desnoods gedwongen. Ik ontraad de motie. 

De motie op stuk nr. 2201 ontraad ik ook, omdat ik vind dat het echt een uitvloeisel moet zijn van de asielprocedure. Het kinderpardon richt zich op asiel. Het gaat erom wat er in die procedures gebeurt dat eventueel tot een effect leidt waardoor je uiteindelijk toch zegt, ondanks dat een eerste aanvraag afgewezen is, dat het kinderpardon van toepassing is. Ik zie geen grond om dat te veranderen. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat is een nogal formalistisch geformuleerd antwoord. Wat is precies het verschil tussen het kind dat met een reguliere aanvraag, maar met een ander soort geschiedenis, hier al vijf jaar is en geworteld is, en een kind met een asielachtergrond? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

In het laatste geval hebben de ouders zich meestal bij binnenkomst, maar in ieder geval op enig moment gemeld voor bescherming onder de internationale verdragen. Ik ben niet van mening dat kinderen met vijf jaar verblijf daarom altijd verblijfsrecht moeten krijgen. Daarover verschillen wij dus al van mening. Dat moet je ook niet heel erg ruim insteken. Ik vind het logisch om het überhaupt alleen maar denkbaar te achten als het voortvloeit uit een aanvraag om bescherming, uit een asielaanvraag en niet uit een andere vorm, bijvoorbeeld economische migratie, waarbij mensen er bewust voor zullen kiezen om onder de radar te blijven en geen asielaanvraag te doen, om die termijn van vijf jaar vol te maken en via het recht van het kind alsnog verblijf te realiseren. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat laatste punt heb ik natuurlijk ondervangen in de motie. De motie gaat niet over mensen die bewust voor de illegaliteit hebben gekozen. Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris met zijn uitleg aansluit bij de visie van de vorige staatssecretaris, die zei dat het hem eigenlijk niet te doen was om de worteling van de kinderen? Mogelijk heb ik hem tijdens het algemeen overleg verkeerd begrepen. Gaat het niet om de worteling van die kinderen, maar om andere dingen? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik heb een andere en een naar mijn gevoel bredere opvatting over het belang van het kind. Ik kijk niet alleen naar de kinderen die hier inmiddels zijn, maar ook naar mogelijkheden om te voorkomen dat zich in de toekomst weer situaties als de huidige voordoen. Hoe vind je een balans in een regeling die wel tegemoetkomt aan de zwaarste gevallen, waarin de worteling van het kind een rol speelt, maar die niet het onbedoelde maar onvermijdelijke neveneffect heeft dat er tegen het belang van het kind in veel mensen kiezen voor een bestaan in de marge van de samenleving, een illegaal bestaan, om na een tijd een beroep op die regeling te doen? De regeling zal per definitie beperkt zijn in samenstelling en effecten. 

Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 2202 van de heer Voordewind. Ik ben het met de heer Voordewind eens dat de verhuisbewegingen met name voor kinderen zo veel mogelijk beperkt moeten worden. Ik constateer wel dat ze vorig jaar vooral veroorzaakt werden door de plotselinge en enorme toename in korte tijd van het aantal asielzoekers en daarmee ook het aantal nieuwe en onorthodoxe voorzieningen dat wij moesten treffen. We zijn nu bezig om de verhuisbewegingen beter in kaart te brengen en zoeken naar manieren om de belangen van kinderen hierin beter te kunnen bedienen. Daarin zoek ik de oplossing. Ik deel de probleemanalyse, maar ik zie de mobiele teams waar de motie om vraagt, niet als oplossing. Daarom ontraad ik de motie dan ook. Wellicht lijkt het hiermee op microniveau makkelijker, maar het leidt wel tot heel veel tijdverlies bij een dure besliscapaciteit. Je hoeft je minder te bewegen, maar moet wel veel langer wachten omdat de IND dan bezig is met afstanden overbruggen in plaats van beslissingen nemen. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik heb veel sympathie voor deze motie. Ik heb dus wel wat meer nodig dan alleen maar "ik wil het wel, maar het lukt niet". Kan de staatssecretaris dat wat beter onderbouwen, desnoods in een brief? Volgens mij valt er wel degelijk wat voor die mobiele parades te zeggen. Dit reduceert namelijk heel veel kosten van busjes die overal naartoe moeten, onzekerheid et cetera. Volgens mij is er nog wel wat meer te zeggen over de kosten- en batenkant. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik wil die kosten en baten best in kaart brengen, maar ook een mobiel team komt niet zomaar ergens tevoorschijn. Daarvoor zul je een faciliteit moeten treffen. Je moet al je opvanglocaties ombouwen zodat je daar gehoren kunt afnemen, of je moet met mobiele gehoorinstallaties gaan werken, terwijl wij ook steeds meer eisen stellen aan de omstandigheden waaronder het gehoor plaatsvindt. Al die zaken zijn niet echt makkelijk verenigbaar. Dit worden flinke roadshows. Ik wil best een indicatie van de kosten op papier zetten, maar dit is makkelijker gezegd dan gedaan. Het betekent niet dat een IND-medewerker met zijn tablet naar een azc kan rijden in plaats van naar het kantoor, en daar op de rand van het bed zijn werk kan doen. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Zoals ik al zei, voelt dit als een logische wens. Blijkbaar heeft in ieder geval dit Kamerlid wat meer informatie nodig om ervan overtuigd te raken dat dit geen goed idee is. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Die zullen we dan verstrekken. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als de staatssecretaris dan toch een brief stuurt ... De motie vraagt simpelweg om te bekijken of dit een optie is voor de kinderen die nu al twee of drie keer zijn verhuisd. Zij moeten steeds naar een andere school, zij moeten nieuwe vriendjes maken et cetera. Volgens mij wil niemand in deze Kamer dat. De motie verzoekt de staatssecretaris om te bekijken hoe wij die verhuisbewegingen kunnen terugbrengen tot bijvoorbeeld maximaal één, zodat die kinderen op dezelfde school kunnen blijven. Als de staatssecretaris toezegt dat hij gaat onderzoeken hoe hij de extra verhuisbewegingen kan beperken en dat hij daarover een brief schrijft, dan houd ik de motie aan. Dan bekijk ik even wat die brief behelst. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat vind ik een prettig aanbod, want wij delen het doel om die verhuisbewegingen te beperken. Wij verschillen alleen van mening over de organisatorische consequenties en over de vraag hoe je het snelst het beoogde effect behaalt. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan houd ik de motie aan en wacht ik tot de brief er komt. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer die brief hier zou kunnen zijn? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat moet ik even overleggen. Ik kan makkelijk aangeven wat wij doen, maar als wij ook een betere inschatting willen van het middel dat de heer Voordewind in de motie voorstelt, heb ik daar wat meer tijd voor nodig. Dat ga ik niet in een paar weken, nog voor de zomer, redden. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Om het nog simpeler te maken: de staatssecretaris zou de motie ook kunnen overnemen. Dan hoeft die ook niet aangehouden of ingetrokken te worden. Ik ga er dan vanuit dat wij een brief krijgen waarin de staatssecretaris dit inventariseert. 

De voorzitter:

Dat lijkt mij een heel goede toevoeging. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dan wordt "onderzoeken" wel "inventariseren", maar met die vertaalslag kan het. 

De voorzitter:

Mijnheer Voordewind, als u akkoord gaat met die interpretatie, wordt de motie overgenomen. Hebt u hier bezwaar tegen? 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

"Inventariseren" en "onderzoeken" lijkt mij ongeveer hetzelfde. Ik begrijp dat de staatssecretaris de motie overneemt. Ik wacht de brief af. 

De voorzitter:

Ik kijk even of daar bezwaar tegen is bij de andere leden. Als dat niet het geval is, spreken wij het zo af en neemt de staatssecretaris de motie over. 

De motie-Voordewind (19637, nr. 2202) is overgenomen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

In de motie op stuk nr. 2203 van de heer Voordewind wordt de regering gevraagd het meewerkcriterium nader te specificeren en te versoepelen, zodat vreemdelingen die daadwerkelijk meewerken alsnog in aanmerking kunnen komen voor de buitenschuldregeling. De kern is dat van de vreemdeling in redelijkheid verwacht mag worden dat hij alles doet om terug te keren. Dat kan per individu en ook per land van herkomst verschillen. Daar kunnen wij dus geen afvinklijstje van maken. Natuurlijk is er altijd de rechterlijke toets om te beoordelen of onze interpretatie rechtvaardig geacht wordt binnen de wet. De maakbaarheid die in de motie op stuk nr. 2203 verondersteld wordt, kan ik niet rijmen met de realiteit. Om die reden ontraad ik de motie. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De realiteit waar de staatssecretaris het over heeft, laat zien dat op dit moment slechts enkelen onder de buitenschuldcriteria vallen. Afgelopen week heb ik weer aan aantal uitgeprocedeerden gesproken die hier twaalf jaar zijn en al drie of vier jaar proberen de medewerking van de ambassade te krijgen, maar die hier gewoon niet weg kunnen. Ook de ACVZ stelt dat eens goed bekeken moet worden of de huidige criteria voor buitenschuld reëel zijn in de situaties waarin mensen buiten de boot vallen. Dat is de intentie van de motie. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ook ik ken natuurlijk de verhalen. Er zijn ook veel mensen die meewerken tot aan de ambassade, maar eenmaal binnen niet meer meewerken. Dan werkt ook de ambassade niet meer mee. De materie is lastig. Ik denk dat een individuele beoordeling, met daarop altijd nog een check door de rechter, het beste werkt. Ik heb niet de indruk dat wij de lat te hoog leggen. Dat er weinig mensen aan voldoen, snap ik wel, omdat veel mensen die er echt werk van maken en zich inspannen om terug te keren, ook daadwerkelijk kunnen terugkeren via vrijwillige terugkeer. De mensen vertrekken niet alleen maar gedwongen. 

De motie op stuk nr. 2204 gaat over de manier waarop wij omgaan met de mensen als het aankomt op een uitzetting of een detentie voorafgaande aan een uitzetting. De motie ademt een beetje dat wij het op dit moment niet zorgvuldig doen en dat er sprake is van misplaatste stoerheid. Daar neem ik afstand van. Ook ik heb de beelden gezien. Dat is niet hoe wij erin gaan, maar het is helaas nodig. Als in onze rechtsstaat alle betrokkenen, gelaten de uitkomst van het proces accepterend, de bus zouden instappen, zouden wij het niet op de huidige manier doen. Het is helaas noodzakelijk om het zo te doen. Daar gaan veel gesprekken aan vooraf. Helaas komt het soms voor dat het niet anders kan dan op deze manier. Dat doet niemand voor de lol, maar het feit dat het gebeurt, betekent dat het echt nodig is. Ik wil niet, door iets anders met de motie te doen dan haar ontraden, de indruk wekken dat er nog ruimte inzit voor een andere benadering waardoor het aantal keren dat een uitzetting op deze manier plaatsvindt, zal afnemen. De betrokkenheid van kinderen zorgt voor een extra drempel om tot die handeling over te gaan. Als die handeling toch nodig is, is dat natuurlijk pijnlijk, vooral voor de betrokkenen zelf, maar ook voor de anderen die het zien. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

We hebben een keer voorlichting gehad over hoe het werkt en over de escalatieladder. Een van de zaken die veelvuldig terugkomen, is het 's ochtends van het bed lichten. Kan de staatssecretaris ingaan op dat aspect? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Nee. Op welk moment van de dag de mensen worden opgehaald, hangt af van de casus. Het kan 's ochtends zijn; het ligt eraan wanneer de vlucht is. Als je de actie inzet, wil je natuurlijk wel dat iedereen aanwezig is om overgebracht te kunnen worden. Er is echter niet een specifiek beleid om het altijd 's ochtends te laten plaatsvinden. Het kan op meer momenten van de dag gebeuren. Heel vaak gebeurt dat zonder wanklank en soms met. 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De stelling dat de mensen in alle gevallen 's ochtends van hun bed worden gelicht, wordt dus niet ondersteund door de staatssecretaris? Ook ik heb het beeld gekregen dat het standaard 's ochtends plaatsvindt en dat dit onderdeel is van het protocol. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik ken niet elk protocol, maar ik weet dat niet bewust. Ik zal dit nagaan. 

Ik stap over naar de motie op stuk nr. 2205, ingediend door mevrouw Voortman. Het kan snel veranderen, want in de motie wordt nu al nagedacht over de wijze waarop wij omgaan met de overcapaciteit in plaats van met tekorten. Ik ben het met mevrouw Voortman eens dat je altijd enige buffer nodig hebt. Die hadden we vorig jaar ook toen de instroom steeg; alleen ging dat onze buffer te boven. Geef mij nog de tijd om met slimme oplossingen te komen, in goed overleg met de bestuurlijke partners, en een balans te vinden tussen flexibiliteit, weten wanneer je kunt uitbreiden en waar, en het niet per se hoeven aanhouden en blijven financieren van capaciteit die niet nodig is. Ik wil het graag binnen de financiële kaders vormgeven. Op dit moment vind ik het nog te vroeg om al te beslissen over het behoud van een flexibele schil aan opvangplekken en om de financiële consequenties daarvan te moeten dragen. Daarom ontraad ik de motie. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De staatssecretaris vraagt wat tijd om te komen met slimme oplossingen. Ik ben altijd bereid om de staatssecretaris meer tijd daarvoor te geven. Kan hij een tijdsindicatie geven? Dan zou ik best bereid zijn om de motie aan te houden. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat zit niet in een paar weken. We zijn op dit moment in gesprek over het verwerven van nieuwe locaties. Je houdt er operationeel rekening mee dat er helemaal niks lukt om de instroom te beperken. Tot nu toe zien we dat er wel wat lukt. We zijn de komende tijd met de lokale besturen in gesprek om ervoor dat het goede dat los is gemaakt betrokken blijft. Ik moet het traject met hen gewoon in. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Volgens mij heeft de staatssecretaris hierover heel vaak overleg met verschillende overheden. We hebben donderdag een debat en meteen na het reces ook weer. De staatssecretaris kan ervan op aan dat ik navraag zal doen. Het zou mooi zijn als hij dan kan vertellen wat de uitkomsten van die gesprekken zijn. Ik houd de motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (19637, nr. 2205) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De voorzitter:

De heer Voordewind heeft nog een vraag over de vorige motie, over de termijn waarop de staatssecretaris nagaat of in het protocol staat dat het van het bed lichten 's ochtends plaatsvindt. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

U hebt het goed samengevat. Het was een reactie op een vraag van iemand anders, maar het was mijn motie. Ik krijg graag helderheid om de stemadviezen voor de collega's te kunnen opstellen. Misschien kan die helderheid er voor de stemmingen dinsdag komen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik denk even hardop: dat ligt vooral aan de inhoud van het antwoord. Als het niet in het protocol staat, is het een kort antwoord en kan het heel snel. Mocht het wel erin staan, dan wil ik natuurlijk ook overleggen over hoe dat zit. Ik proef bij de Kamer dat zij meer dan alleen benieuwd is. Ik zal proberen er zo snel mogelijk antwoord op te geven, maar het is mogelijk dat ik daaraan nog geen gevolg kan verbinden als het antwoord niet is zoals de Kamer hoopt. 

De voorzitter:

Dan is het verder aan de heer Voordewind wat hij met zijn motie doet. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik heb moeite met de overweging in de motie op stuk nr. 2206 dat het belang van het kind nu geschonden zou worden. Het Verdrag inzake de rechten van het kind heeft een rechtstreekse werking in Nederland. Als onze handelwijze op dit moment in strijd zou zijn met dat verdrag, dan zou de rechter ons terugfluiten. Dat gebeurt echter niet. We kunnen van mening verschillen over de wenselijkheid en inhoud van de regeling, maar ik kan niet onderschrijven dat we met de huidige praktijk het verdrag schenden. Dan zouden we dat bij de Raad van State en ook elders te horen hebben gekregen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Uit onderzoek van inmiddels onze huidige Kinderombudsman blijkt dat er geen enkele situatie is waarin een kind dat hier langer dan vijf jaar verblijft erbij gebaat zou zijn om alsnog uitgezet te worden. Daar verwijst de overweging naar. Ik wil dan ook weten op basis van welke onderzoeken de staatssecretaris tot andere conclusies komt. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat hangt meer af van wat het Verdrag inzake de rechten van het kind vereist. Nederland is een prachtig land. Het is dan ook niet zo heel gek om te denken dat voor heel veel kinderen in de wereld Nederland beter is dan het land waar ze vandaan komen. Dan is het nog niet zo dat het Verdrag inzake de rechten van het kind vereist dat die kinderen hier mogen zijn, ook niet als ze hier al een tijdje geweest zijn. Het gaat om de juridische analyse van wat het verdrag vereist. Als het verdrag meer vereist dan we nu doen of als hetgeen wij doen in strijd is met dat verdrag, had de rechter dat geconstateerd. Natuurlijk kun je daarnaast allerlei discussies voeren die je wetenschappelijk voedt en politieke discussies over wat voor beleid je wilt. Voor het idee dat we het verdrag aan het schenden zijn, kan ik echter geen aanknopingspunt vinden. 

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Voortman. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Daarover verschillen we van mening. Rechters geven juist aan dat de wetgeving zoals die nu is onvoldoende handvatten biedt om artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind goed na te leven. Daar komt nog een discussie over, want er wordt gewerkt aan een initiatiefwet op dat punt. Ik constateer dat de staatssecretaris het onderzoek van mevrouw Kalverboer negeert en er geen rekening mee houdt dat wanneer je hier al zo lang bent, het per definitie ook effecten heeft op je ontwikkeling als je alsnog wordt uitgezet. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Het feit dat we überhaupt zo'n regeling hebben, betekent dat we daar wel rekening mee houden. Het is echter niet iets wat al het andere overvleugelt en alleen doorslaggevend is. Daarom ontraad ik deze motie. 

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 2207 van mevrouw Kuiken. Ik heb vorige vragen hierover op hoofdlijnen beantwoord, maar ik merk dat mevrouw Kuiken de diepte in wil. Ik heb er op twee punten echt moeite mee. Het eerste betreft de overweging dat er twijfel bestaat over de wijze waarop het meetcriterium wordt toegepast. Ik snap dat die twijfel bij mevrouw Kuiken bestaat. Dat constateer ik. Zoals ik al eerder zei, bestaat die in elk geval niet juridisch. De regeling zoals die is gemaakt, werkt zo. We hebben wel een aantal rechtszaken nodig gehad om enkele zaken uit te kristalliseren. Als de Raad van State daartoe aanleiding gaf, hebben we ons handelen daarop aangepast. Verder is het echter allemaal getest en juridisch houdbaar. Ik ontraad dus deze motie. 

Ik zie natuurlijk wat ermee gebeurt in de stemming. Als zij aangenomen wordt, zullen we kijken hoe ver we kunnen komen op detailniveau. We hebben een traject waarin we als wetgever beleid en wetten maken en waarin mensen rechtsmiddelen hebben bij een rechter die op individueel zaakniveau toetst. Naar mijn idee beginnen we daar hiermee tussenin te komen. Maar goed, het is aan de Kamer bij de stemming om te bepalen in hoeverre zij dat pad op wil. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Stemmingen over de moties zijn volgende week dinsdag. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven