Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken (31085).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Ik geef toe dat ik van tevoren wat ruim was bij het aanmelden van de tijd. Ik zal proberen mijn betoog echt binnen 15 minuten af te ronden.

De CDA-fractie was het er van harte mee eens dat de regering het in het kader van de broodnodige administratieve lastenverlichting nodig heeft gevonden, een stelsel van basisregistratie in te voeren, als gevolg waarvan burgers en bedrijven aanmerkelijk minder vaak hun gegevens aan overheidsinstanties hoeven te verstrekken. Daar komt in het geval van de basisregistratie inkomens ook nog een extra uitgangspunt bij, namelijk een heldere communicatie met de burger en een goede rechtsbescherming. Het streven van het kabinet is om beide basisregistraties per 1 januari 2009 operationeel te laten zijn.

In het schriftelijk verslag heeft de CDA-fractie gevraagd, wanneer de basisregistratie inkomens zo ver gereed was dat de verplichting tot het verstrekken van de jaaropgave door de werkgever kon komen te vervallen. Daar is in de nota naar aanleiding van het verslag van gesteld dat nog niet gezegd kon worden wanneer deze verplichting vervalt. Er wordt namelijk een overgangsperiode gehanteerd, waarin beide systemen – het bestaande systeem en het nieuwe systeem – naast elkaar lopen. Aan de hand van de ervaringen van de overgangsperiode zou worden vastgesteld wanneer het uur U van de voorinvulling totaal wordt ingevoerd. Het streven, zo zegt de staatssecretaris in de beantwoording, is zo spoedig mogelijk. Het laatste lijkt mij een goed streven, maar het zegt nog niets. Het zou wat waard zijn wanneer de staatssecretaris minstens een streefdatum kan noemen en ons kan toelichten hoe hij aan die streefdatum komt en wat voor stappen daarvoor nodig zijn. Het zou ons ook wat waard zijn, al was het alleen maar richting werkgevers, om te kunnen bepalen wanneer deze verlaging van de administratieve lasten werkelijk gerealiseerd wordt.

Dan kom ik op een volgend punt. Nog steeds is niet helder wanneer de harmonisatie tussen het sociale verzekeringsloon en het fiscale loon geoptimaliseerd zal zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag lezen wij dat bij de totstandkoming van het wetstraject BLAU (basisregistratie lonen, arbeid- en uitkeringsverhoudingen) – dan hebben wij het over het socialeverzekeringsloon – nog moet worden uitgewerkt welke gegevens er exact worden opgenomen. Wanneer kan de Kamer dat verwachten? Daarnaast heeft het kabinet in oktober 2007 voorstellen gedaan voor een verdere vereenvoudiging van loon- en premieheffing. Is in dit kader nog voortgang geboekt? De CDA-fractie vindt het namelijk van groot belang dat er bij de invoering van de basisregistratie inkomen zicht is op afwikkeling van het harmoniseringstraject. Die invoering is, zoals ik al zei, beoogd per 1 januari aanstaande. Kan de staatssecretaris dat toezeggen? Wil hij die toezegging ook onderbouwen?

Kennelijk is de staatssecretaris nog niet helemaal gerust op de invoeringsdatum van 1 januari 2009. Hij kondigt namelijk al vroeg in de nota naar aanleiding van het verslag aan dat hij heeft gekozen voor inwerkingtreding bij Koninklijk Besluit. Mede gelet op het voorgaande punt, zou de CDA-fractie het op prijs stellen als de Kamer expliciet over dat Koninklijk Besluit werd geïnformeerd.

De VNG heeft een aantal kanttekeningen bij de basisregistratie WOZ geplaatst. Dan gaat het bijvoorbeeld om de te hanteren begrippen en gegevens, maar daarnaast ook om de invoeringskosten. Heeft de staatssecretaris inmiddels overeenstemming met de VNG bereikt, waardoor de bezwaren weggenomen zijn of mogen wij erop rekenen dat deze kwestie de komende tijd nog met enige regelmaat als hinderpaal bij andere overleggen tussen kabinet en VNG om de hoek komt?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Vandaag behandelen wij twee nieuwe basisregistraties waarin authentieke gegevens worden vastgelegd, te weten de basisregistratie inkomen en de basisregistratie WOZ. De basisregistraties hebben tot doel dat bestuursorganen bij hun taakvervulling verplicht gebruikmaken van betrouwbare gegevens. Dit zou moeten leiden tot betere dienstverlening, effectievere handhaving en vermindering van administratieve lasten. Tot zover is dit wetsvoorstel toe te juichen. Toch plaats ik in mijn inbreng enkele kanttekeningen.

De BRI wordt door de Belastingdienst jaarlijks per belastingplichtige bepaald. Dit is het verzamelinkomen of het fiscaal loon. De staatssecretaris geeft aan dat daarmee winst te behalen is via voorgedrukte aangifteformulieren. Het vooraf invullen van belastinggegevens is mogelijk voor het fiscaal jaarloon, maar zij komen van het UWV. Volgens ons is het voor het verzamelloon niet wenselijk dat deze jaarlijks veranderen. Dit kan tot veel discussie leiden. Ook kunnen voorgedrukte loongegevens leiden tot ontduiking van neveninkomsten. De Belastingdienst gaat kennelijk al uit van een bepaald, weliswaar te laag, loon. Als dit loon te hoog is vastgesteld, kan er aan de andere kant veel discussie met belastingplichtigen ontstaan. Dan wordt de Belastingdienst wellicht opgezadeld met een omkering van de bewijslast.

De staatssecretaris gaat ervan uit dat de administratieve lasten voor de burgers met 350.000 uur afnemen. Dit is een tijdwinst per belastingplichtige van tweeënhalve minuut. Kennelijk is het invullen van het loongegeven niet bepaald het moeilijkste onderdeel van de aangifte. Ook geeft de staatssecretaris aan dat de jaaropgaven van werkgevers kunnen komen te vervallen. Ik sluit mij aan bij de amendementen van de heer Irrgang. Ik vind dat belastingplichtigen recht op deze jaaropgaven hebben. Ik vind het, mede gezien de huidige stand van zaken bij de Belastingdienst, ook levensgevaarlijk om deze jaaropgaven te laten vervallen.

In de basisregistratie wordt uitgegaan van twee loonbegrippen. Dit kan verwarring bij de burger zaaien. Het kan namelijk voorkomen dat een niet-IB-plichtige er toch voor kiest, IB-aangifte te doen. Welk loonbegrip wordt er dan gehanteerd? Hoe wordt dit doorgegeven aan andere afnemers van dit loongegeven?

Bij toeslagen is het inkomen van het lopende jaar van belang. Hoe kan dit worden verkregen uit de BRI? Voorkomen moet worden dat men gaat werken met schattingen op basis van het vorige jaar. Ook dit kan leiden tot veel discussie, terugvorderingen en teruggaven, zoals wij hebben gezien. Ik kom op de basisregistratie WOZ. De Wet waardering onroerende zaken regelt sinds 1995 de waardebepaling van onroerend goed ten behoeve van belastingheffingen door Rijk, gemeenten en waterschappen. Wij weten allemaal dat de WOZ-waarde een erg grove taxatie is van de waarde van onroerend goed. Recent werd de WOZ-waarde nog "nattevingerwerk" genoemd. Voor het bepalen van de WOZ-waarde gaan gemeenten uit van de verkoopcijfers van vergelijkbare woningen in de buurt, zonder rekening te houden met specifieke kenmerken van de woning. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze WOZ-waarde elk jaar tot veel protesten leidt. Uit onderzoek van de Vereniging Eigen Huis blijkt dat een derde van de huiseigenaren de WOZ-waarde veel te hoog vindt. In 2005 maakten 500.000 mensen bezwaar tegen de vastgestelde WOZ-waarde. Van deze bezwaren werd 40% gehonoreerd. Wij hebben het hierbij alleen over de mensen die daadwerkelijk de moeite hebben genomen om bezwaar aan te tekenen. Ik vraag de staatssecretaris daarom hoe betrouwbaar de WOZ-waarde is. Kan die überhaupt als authentiek worden aangemerkt?

Ik maak een uitstapje naar het thema van onroerend goed in het buitenland. Wij weten allemaal dat veel belastingplichtigen woningen bezitten in het buitenland. Deze centrale basisregistratie vormt een uitgelezen kans om van belastingplichtigen ook de woningen in het buitenland vast te leggen. Wij weten allemaal dat veel belastingplichtigen onroerend goed bezitten in bijvoorbeeld Marokko en Turkije. Zij onttrekken dit onroerend goed aan het oog van de Nederlandse fiscus, terwijl de waarde van deze woningen van belang is voor het vermogen en dus voor box 3 van deze belastingplichtigen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de waarde van deze woningen ook wordt bepaald en wordt vastgelegd in deze basisregistratie? Op die manier kan belastingfraude centraal worden opgespoord.

Tot slot wil ik nog iets zeggen over de algemene herzieningsplicht. Een wijziging in het authentieke gegeven impliceert niet automatisch een aanpassing in de besluiten die door bestuursorganen zijn gemaakt op basis van het oude, foutieve gegeven. De gegevens zijn sterk aan verandering onderhevig en moeten daarom onzes inziens pas beschikbaar worden gesteld aan andere bestuursorganen nadat het gegeven definitief, en dus niet temporair, is vastgesteld. De staatssecretaris pleit echter voor eigen herzieningsregels. Volgens mijn fractie zijn die onwenselijk. Ik ben bang dat voorlopige gegevens, gegevens in onderzoek, zullen worden gebruikt door bestuursorganen. Hierdoor zullen verkeerde besluiten worden genomen die later niet worden teruggedraaid. De Partij voor de Vrijheid ziet zeker voordelen in de introductie van deze basisregistraties, maar de gegevens moeten daarbij wel authentiek zijn en definitief zijn vastgesteld. Met andere woorden, zolang gegevens nog in onderzoek zijn of ertegen bezwaar is gemaakt, mogen ze niet worden gebruikt door derden. Dit met het oog op het voorkomen van onrechtmatigheden in de besluitvorming. Kan de staatssecretaris de authenticiteit van gegevens in de basisregistraties garanderen?

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter. Ik kan kort zijn, want de liberale oppositie steun het voorliggende voorstel van harte. Dit is niet altijd het geval bij voorstellen van de staatssecretaris van Financiën.

Ik heb een paar opmerkingen. Ik ga ervan uit dat voor de Belastingdienst de extra belasting die eventueel voortvloeit uit de invoering van de basisregistratie inkomen behapbaar en verwerkbaar is. Ik stel dit iedere keer op deze wijze expliciet aan de orde en doe dit ook tegen de achtergrond van de actuele discussie.

Er is wat mij betreft eigenlijk nog slechts sprake van één discussiepunt, namelijk het verstrekken van de jaaropgave aan werknemers. Hierover heeft de heer Irrgang al een amendement ingediend. Als het zo kan als wordt voorgesteld, betekent dat mooie winst bij het terugdringen van de administratieve lasten. Ook bij de VVD-fractie telt echter de behoefte bij werknemers mee. Ik kreeg de indruk dat het amendement van de heer Irrgang een element van voorbarigheid in zich heeft. Gaat het volgens de staatssecretaris hierbij om een zaak van de automatische piloot, of komt de Kamer op een gegeven moment nog aan bod? Die behoefte heeft mijn fractie in ieder geval wel.

Wat betreft de basisregistratie WOZ ben ik het van harte eens met de beperkte openbaarheid van WOZ-gegevens via het Kadaster en het niet verder verruimen van die regeling op dit moment. Ik ben het ook eens met de keuze om op dit moment het gebruik te beperken tot binnen de overheid. Ik ga ervan uit dat, als dit in de toekomst ooit op een andere wijze, ook buiten de overheid, in een behoefte zou voorzien, dan een apart wijzigingsvoorstel in de richting van de wet nodig is. De behoefte daaraan zie ik op dit moment nog niet.

Wat betreft de invoeringskosten in relatie tot de VNG en de discussie daarover sluit ik aan bij de opmerkingen van mevrouw De Pater. Ik zie overigens nog geen geweldige invoeringskosten op gemeentelijk niveau. Dat varkentje moet niet dikker worden gemaakt dan die in werkelijkheid is. Dan nog iets in de richting van de heer Van Dijck. De conclusie zou kunnen worden getrokken dat, als het gaat om de schatting van de WOZ-waarde, op grond van het aantal bezwaarschriften altijd te hoog wordt geschat. Mensen die een te lage schatting krijgen, dienen echter geen bezwaarschriften in.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. De heer Remkes stelde dat het geen automatisme zou zijn dat de verplichte jaaropgave komt te vervallen. Als ik de memorie van toelichting goed lees, dan gebeurt dat per Koninklijk Besluit en is er geen voorhangprocedure of iets dergelijks voorzien. Ik wil daarover nog met een amendement komen, maar is de heer Remkes daar voorstander van? Uit de wet die er nu ligt, kan hij volgens mij niet concluderen dat het geen automatisme is.

De heer Remkes (VVD):

Dat is precies de achtergrond van mijn vraag aan de staatssecretaris. Ik stel het op prijs als de staatssecretaris toezegt dat, als dit KB wordt ingesteld, hij de Kamer voor die tijd consulteert.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik heb de authenticiteit van de WOZ-waarde ter discussie gesteld, of die nu te hoog of te laag is. Beide zaken zijn wat mij betreft even erg. Ik heb een en ander vervolgens als voorbeeld aangegeven. Een derde vindt het kennelijk te hoog, misschien vindt een derde het te laag, maar die hoor je niet. Maar 500.000 mensen maken bezwaar. Van die bezwaren wordt 40% gehonoreerd. Ik heb daarover de term "nattevingerwerk" gebruikt. Het gaat mij erom hoe authentiek de WOZ-waarde is. Het is gevaarlijk om die waarde algemeen te verspreiden binnen de overheid.

De heer Remkes (VVD):

Ik zeg niet dat de heer Van Dijck waar het gaat om de authenticiteit geen punt heeft. Hij onderbouwde dat met het voorbeeld van de vele bezwaarschriften die worden ingediend, maar de medaille heeft echter ook een andere kant. Dat was de ratio achter mijn opmerking.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Een goede basisregistratie spreekt ons aan, omdat dit een einde maakt aan de versnippering van informatie. Indien de basisregistratie goed functioneert, levert dit ook een groot voordeel op voor de burger, namelijk dat hij niet telkens opnieuw gegevens hoeft te verstrekken, omdat die al bij de overheid bekend zijn. Dat zal heel wat irritatiegevoelens richting de overheid kunnen verminderen.

Mijn fractie vraagt zich wel af waarom er niet is gekozen voor een eenduidige basisregistratie met de verantwoordelijkheid bij één ministerie. Daardoor hoeven niet alle ministeries opnieuw het wiel uit te vinden. De staatssecretaris kan bijvoorbeeld ook leren van zijn collega op Binnenlandse Zaken. Ik doel in dat verband op de Gemeentelijke Basisadministratie. Ook daarmee zijn problemen ontstaan. Ik doel op de brief met het Kamerstuk 27859, nr. 10. Daarin wordt geconstateerd dat het oorspronkelijke voorstel moet worden beperkt om binnen het budget te blijven. Er is ook een basisregistratie die valt onder EZ, het Handelsregister. Volgens de SP-fractie zou er winst te behalen zijn als dit niet bij verschillende ministeries zou zijn ondergebracht. De geplande invoering van deze basisregistratie is 1 januari 2009. De afdeling Centrale Administratie van de Belastingdienst neemt deze basisadministratie voor haar rekening. De afgelopen jaren hebben wij ervaren dat deadlines en de Belastingdienst op dit moment slecht samengaan.

Waarom stelt de staatssecretaris invoering dan ook niet uit? Is 1 januari 2009 niet veel te snel? Is dit niet de staatssecretaris die zegt: "nog meer taken voor de Belastingdienst? Dat kan er op dit moment niet bij"? Is dit niet dweilen met de kraan open, bij alle problemen die er bij de Belastingdienst zijn? Waarom wacht de staatssecretaris niet met invoering van de BRI totdat de loonbegrippen verder zijn geharmoniseerd? De werkzaamheden die verband houden met de invoering van de basisregistratie vinden voornamelijk plaats in de bestaande systemen van de Belastingdienst voor de heffing van de inkomstenbelasting en de loonbelasting. Waren de problemen bij de Belastingdienst de afgelopen tijd niet met name op dit punt geconcentreerd? De staatssecretaris zal toch ook van mening zijn dat de organisatie er geen nieuwe problemen bij kan krijgen? Het is immers goed denkbaar dat bij deze technische operatie opnieuw kinderziekten kunnen ontstaan. Wordt nu wel een back-up gemaakt?

Het wetsvoorstel impliceert ook dat de jaaropgave in de Wet op de loonbelasting vervalt. De SP-fractie is hiervan geen voorstander, omdat de burger er recht op heeft om deze gegevens te kennen. Het is een beetje de omgekeerde wereld als de burger zijn financiële gegevens straks moet gaan vragen aan de inspecteur. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris. Daarnaast hebben burgers de jaaropgave nodig voor het invullen van bijvoorbeeld de belastingaangifte. Ik heb dan ook op dit punt een amendement ingediend. De staatssecretaris stelt dat hij met een vooringevulde aangifte aankomt. In dat geval moeten de gegevens op deze vooringevulde aangifte wel kloppen. Juist op dat punt hebben wij nog niet voldoende vertrouwen om nu al te kunnen zeggen dat de verplichte jaaropgave kan komen te vervallen. Hoe vaak gebruikt de burger de jaaropgave niet voor andere zaken dan voor het bepalen van zijn fiscale jaarloon in het kader van de belastingaangifte? Ik denk aan kredietaanvragen, hypotheekaanvragen, aanvragen van kwijtschelding van de waterschapsbelastingen, aanvragen van uitkeringen in het kader van de WW en de WAO, het aanvragen van studiefinanciering – hierbij is de jaaropgave van de ouders nodig – het aanvragen van subsidies et cetera. Wat gebeurt er met deze aanvragen als de basisregistratie niet of niet meteen goed zou blijken te werken?

De SP-fractie is van mening dat de datum van 1 januari 2009 op dit moment te snel is. Ik vraag de staatssecretaris om een overtuigende reactie. Is het niet beter om een en ander minimaal één jaar uit te stellen? Wij vinden dat invoering niet zonder overleg met de Kamer kan. Wij zijn er huiverig voor, de Belastingdienst met nieuwe taken op te zadelen om vervolgens achteraf te moeten constateren dat wij dit niet hadden moeten doen.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

De heer Irrgang merkt op dat de burger een jaaropgave nodig heeft voor het aanvragen van een hypotheek. Dit kan al op basis van de huidige WOZ-waarde. Straks heb je met een authentieke WOZ-waarde helemaal geen jaaropgave meer nodig. Je hoeft alleen maar de taxatie te laten zien. Mijnheer Irrgang heeft een amendement ingediend. Ik hoop dat wij elkaar goed begrijpen en de juiste begrippen gebruiken. In het schriftelijk verslag heeft hij gevraagd of er kosten verbonden zijn aan het verstrekken van het jaarloon door de Belastingdienst. Het antwoord hierop is: nee, die zijn er niet. In zijn amendement zegt mijnheer Irrgang dat hij bedoelt dat het verstrekken van een jaaropgave aan de werknemer gehandhaafd moet worden. Bedoelt hij het verstrekken van de jaaropgave door de werkgever en, zo ja, heeft hij gezien wat voor administratieve last de werkgever in dat geval blijft houden? Een en ander is nu juist bedoeld om de administratieve lasten te verlichten.

De heer Irrgang (SP):

Wat de laatste opmerking van mevrouw De Pater betreft, ben ik het met haar eens. Dit is een administratieve last voor de werkgever. Ik kan mij voorstellen dat dit een behoorlijke administratieve last is. Je kunt de verplichte jaaropgave echter niet afschaffen zonder je goed te vergewissen van wat de consequenties daarvan zijn. De jaaropgave die de burger van zijn werkgever krijgt, is van groot belang. Ik ben er niet gerust op dat deze vooringevulde aangifte de juiste is. Ik vind het dan ook van belang dat de verplichte jaaropgave voorlopig blijft bestaan. De opmerking van mevrouw De Pater over een hypotheek, betreft de taxatie van een woning. Als je een hypotheek aanvraagt, is het heel normaal dat er wordt gevraagd naar een kopietje van je jaaropgave. Ook hiervoor wordt de jaaropgave dus gebruikt.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Met wat u nu zegt, trekt u eigenlijk de betrouwbaarheid van de hele basisregistratie in twijfel. De burger hoeft de vooropgave niet meer te doen, de Belastingdienst doet de vooropgave op basis van de door de werkgever verstrekte gegevens, en dat is nu juist die lastenverlichting. Als u daarin niet gelooft, dan gelooft u dus niet in het systeem van basisregistratie.

De heer Irrgang (SP):

Ik zeg niet nooit, maar ik denk wel dat het onverstandig is om op dit moment al de verplichte jaaropgave te laten vervallen. Ik sluit niet uit dat dit over een aantal jaren wel kan, maar op dit moment – ook gezien alle problemen bij de Belastingdienst – zou ik daarmee zeer voorzichtig willen zijn. Daarom heb ik ook dit amendement ingediend.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Dat is jammer voor de werkgevers.

De heer Irrgang (SP):

Ja, maar je moet wel een afweging maken tussen het risico voor de burger en de administratieve lasten van de werkgever. Ik gun de werkgever minder administratieve lasten, maar ik betrek daarbij wel het belang van de burger.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Het is een goede wet, er zijn mooie doelstellingen geformuleerd, de betrouwbaarheid is groter, vereenvoudiging, minder administratieve lasten en efficiency. Wat wil je nog meer? Het draait evenwel om de uitvoering, zoals bij een heleboel wetten, en zeker in dit geval, tegen de achtergrond van de problemen bij de Belastingdienst. Een gewaarschuwd staatssecretaris telt voor twee, en dat geldt zeker voor deze staatssecretaris. Ik wil daarom eigenlijk maar twee punten naar voren brengen.

In de eerste plaats sluit ik mij aan bij de vragen van mijn collega's De Pater en Remkes. In de tweede plaats zegt de staatssecretaris in zijn antwoord dat hij een overgangsperiode in acht wil nemen waarin de jaaropgave en het voorinvullen naast elkaar blijven bestaan. Hij zegt niet "zal bestaan", maar "zullen bestaan". Mag ik hieruit afleiden dat hij voornemens is om in ieder geval twee, en zo mogelijk drie jaar – ik hoor graag het precieze aantal jaren – beide systemen naast elkaar te laten bestaan? Wij zouden dat een goede zaak vinden, omdat het vertrouwen in de correctheid van het handelen van de Belastingdienst op dit moment bij heel veel mensen wat minder groot is; laat ik het voorzichtig formuleren. Ik ben erg benieuwd naar het antwoord op deze vraag. Het verstrekken van de jaaropgave moet uiteindelijk worden afgeschaft, daar zijn wij het zeer mee eens. Dat is een belangrijke winst voor de werkgevers, maar de staatssecretaris helpt ons zeer, ook bij de beoordeling van het amendement van de heer Irrgang en de suggestie van mevrouw De Pater en de heer Remkes voor een voorrangprocedure, als hij een zo duidelijk mogelijk antwoord op deze vraag wil geven.

De vergadering wordt van 16.02 uur tot 16.10 uur geschorst.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Het is allereerst wel goed om even een duidelijke toezegging te doen. Ten eerste zijn de verschillende onderdelen die hier aan bod zijn gekomen – de daadwerkelijke inwerkingtreding van de BRI en het vervallen van de jaarloonopgave vanuit de werkgever naar de werknemer – afzonderlijke onderdelen die ook afzonderlijk per KB in werking kunnen treden. Ik doe graag de toezegging – met name betreffende het eerste punt, maar ik wil dat ook bij het vervallen van de jaarloonopgave doen – dat ik met een brief ruim van tevoren, bijvoorbeeld twee of drie weken, de Kamer zal informeren dat ik van plan ben het betreffende KB te slaan, zodat de Kamer, indien zij er twijfels over heeft, mij kan verzoeken of ik mijn standpunt kenbaar wil maken.

Wij willen niet ten koste van alles de BRI per 1 januari 2009 in werking laten treden. Het is belangrijk en fijn dat het wettelijk kader al is geschetst als de BRI later, bijvoorbeeld in 2010, in werking zou treden. Dat is voor de Belastingdienst in de uitvoering veel beter dan wanneer er op het laatste moment een wet wordt aangenomen, want dan staat het wettelijk kader vast en op basis daarvan kunnen de systemen worden ingericht. Dan kan in overleg met mij het KB worden geslagen en dan kan ik vooraf de Kamer erover informeren. Gelet op uitvoeringsaspecten is dat eigenlijk veel beter dan pas op het allerlaatste moment proberen er een wet doorheen te raffelen als men denkt dat het tijdstip daar is. Ik deel de opmerkingen die hierover zijn gemaakt. Dit biedt letterlijk tot het laatste moment enige flexibiliteit. Als de Kamer zich hierover een oordeel wenst te vormen, wil ik haar daartoe uiteraard graag in de gelegenheid stellen.

Ik ben het eens met degene die heeft gezegd dat het goed is dat de basisregistraties er komen. De burger krijgt veel meer rechtsbescherming en de administratieve lasten kunnen omlaag. Tussen overheden is het een goed principe dat een overheid probeert de burger en het bedrijfsleven eenmaal dezelfde gegevens uit te vragen en niet iedere keer die burger of dat bedrijf lastig te vallen met het uitvragen van dezelfde soort gegevens. Vooral dat laatste leidt vaak tot irritatie, niet eens zozeer de administratieve lasten door de tijd die het kost om de gegevens te verstrekken, maar het gevoel dat dit al de derde keer is dat men een vorm van overheid keer op keer dezelfde informatie verstrekt. Vroeger waren dit het UWV, de Belastingdienst, misschien een andere lokale overheid, een inspectie of het Centraal Bureau voor de Statistiek. Wij proberen steeds meer die gegevensuitvraag te beperken en dat leidt tot een daadwerkelijke, maar ook een gevoelde – dat is ook heel belangrijk – lastenvermindering voor degenen om wie het hier gaat. Dat is het belangrijkste aspect van het authentieke gegeven van die basisregistratie. Dat is niet het feit dat de Belastingdienst opeens een WOZ-register of een BRI-register gaat bijhouden. Feitelijk bestaan dat soort registraties nu ook al voor de wettelijke taken die de Belastingdienst nu moet uitvoeren.

Dit is mede een antwoord op de terechte vraag van de heer Irrgang – ik ben blij dat hij die heeft gesteld – of de Belastingdienst dit wel kan uitvoeren. Voor de Belastingdienst is het geen enorm grote verandering of opgave, waarvan eerder sprake was op een aantal andere terreinen. Het systeem functioneert al, alleen moeten wij op een gegeven moment bepalen dat dat ook het centrale systeem is. Wij moeten niet meer driemaal gegevens uitvragen en drie verschillende systemen hanteren, maar het systeem dat eigenlijk al zijn werk doet tot centraal systeem maken. Niettemin vind ik dat men niet zeker genoeg kan zijn, zeker gelet op de ervaringen van de afgelopen jaren met SUB/Walvis en toeslagen. Ik vind het dus goed dat wij de flexibiliteit hebben om de wet al dan niet per 1 januari 2009 te laten ingaan. Nogmaals: als het echt mogelijk is, zullen wij dat doen, maar wij zullen dit niet gaan afraffelen en even doordrukken, hoewel de switch wellicht minder groot is dan het lijkt. De switch is vooral dat men, doordat het een authentiek gegeven wordt, de gegevensuitvraag beperkt en dat men andere overheden als het ware dwingt naar het register te gaan in plaats van naar de betreffende bron. Dit in het algemeen.

Ik kom bij enkele vragen van specifieke Kamerleden. De CDA-fractie heeft gevraagd naar de harmonisatie van loonbegrippen. Zoals de Kamer weet, zijn wij daarmee druk bezig. Het kabinet vindt het zeer belangrijk om te kijken naar harmonisatie van het loonbegrip, bij voorkeur om te komen tot één loonbegrip, omdat dit tot een heel stevige reductie van administratieve lasten zou kunnen leiden. Daardoor ontstaan ook perspectieven, zoals de loonsomheffing. Wanneer er één grondslag bestaat voor zowel de sociale verzekeringswetten, de zorgverzekeringswetten en de fiscale wetten, voor de Belastingdienst, is het mogelijk een heel vereenvoudigde loonheffing te introduceren. Het kabinet heeft al gecommuniceerd voorstander te zijn van die gedachte, maar wij moeten heel goed kijken naar koopkrachtgevolgen en budgettaire gevolgen. Wij spreken hier over in potentie vele miljarden die heen en weer moeten worden geschoven. Wij moeten dit dus goed doen. De Kamer krijgt voor het zomerreces een brief van minister Donner en mijzelf over de mogelijkheden voor verdere harmonisatie.

Ik kom nu op de streefdatum van de jaaropgave. Wij hebben er voor de flexibiliteit niet voor niets voor gezorgd dat het vervallen van de jaaropgave niet op hetzelfde moment hoeft plaats te vinden als de introductie van de BRI. Ik kan de fractie van de Partij van de Arbeid toezeggen dat wij dit niet op een achternamiddag zullen doen. Sterker nog, om de burger het vertrouwen te geven, verwacht ik dat je twee tot drie jaar naast elkaar zowel de jaaropgave als de VIA (de vooringevulde aangifte) hebt. Het systeem moet zich in die periode aantoonbaar hebben bewezen. Als dit niet zo is, doen wij het niet. Ook hier geldt het adagium: haastige spoed is zelden goed. Liever een goede invoering dan een snelle invoering bij het vervallen van de jaaropgave. Het perspectief is er wel, maar het kan best nog wel twee of drie jaar duren voordat de jaaropgave kan vervallen.

Waarom doen wij dit dan uiteindelijk toch wel als het vertrouwen er is? Het gaat hier om het rondpompen van gegevens die de burger ook als overbodig zal ervaren. Steeds vaker zijn er meer inkomensbetrekkingen per burger. Aan een jaaropgave heb je steeds minder, bijvoorbeeld voor een hypotheek. Het verzamelinkomen is vaak heel anders dan de jaaropgave van een werkgever. Er is misschien ook resultaat uit overige werkzaamheden of winst uit onderneming, of betrokkene heeft meerdere banen naast elkaar. Waar vroeger over het algemeen iedereen een dienstbetrekking had, had de jaaropgave een bijna magische kracht. Die zal in de toekomst steeds minder belangrijk worden.

De Belastingdienst kan in de toekomst beter inzicht geven in het totaal. Daarom meen ik dat het goed is om de jaaropgave nog een bepaalde periode te laten bestaan. Op het moment dat het kan, zal de jaaropgave vervallen. Ik zal de Kamer tijdig informeren over dat voornemen. Op een gegeven moment zullen de werkgever en de Belastingdienst continu dezelfde getallen vergelijken. Dit gevoel kent iedereen wel als hij door de computer gegenereerde rekeningen handmatig weer in het computersysteem van de bank moet invoeren. De burger is iedere keer weer veroordeeld tot de enige handmatige verwerking in het hele proces. Vanaf de bank gaat het immers ook weer automatisch. Op een gegeven moment – als het systeem zich heeft bewezen – is het logisch en ook minder foutgevoelig om dit direct te koppelen en een-op-een te werken.

De heer Van Dijck heeft gevraagd of de voorgedrukte loongegevens tot veel discussie kunnen leiden. Ik begrijp uit zijn verhaal dat hij ervan uitgaat dat wij ze al tevoren voordrukken. Hij sprak over resultaat van overige werkzaamheden. De gegevens van meerdere baantjes en in de toekomst bijvoorbeeld ook van resultaten van overige werkzaamheden, zullen achteraf worden voorgedrukt. Het heet voordrukken, maar dit geschiedt wel op basis van de werkelijke gegevens. Als er dan toch nog verschil van mening is over het vooringevulde loon, zal de Belastingdienst ook terug kunnen naar de bron, naar de polisadministratie in dit geval, en zo nodig naar de werkgever om te achterhalen hoe het zit. Ik verwacht niet dat dit tot grote problemen hoeft te leiden.

De heer Remkes heeft gevraagd of de Kamer nog aan bod komt. Ik heb daar eigenlijk al op geantwoord. Alhoewel er geen officiële voorhangprocedure is, ben ik wel bereid om de Kamer te informeren opdat zij desgewenst kan reageren.

Mevrouw De Pater wees op de kanttekening die de VNG bij de uitvoeringstoets van de WOZ heeft geplaatst. Dit punt heeft uiteraard onze aandacht. Ik heb de VNG gevraagd om aan te geven welke kosten gemoeid zijn met het ontwikkelen van een basisregistratie WOZ. De kosten lijken vooralsnog mee te vallen, waarschijnlijk omdat elke gemeente in de praktijk al een WOZ-registratie bijhoudt. Overigens ontvangen zij daarvoor een vergoeding op basis van een verdelingsmodel. Een en ander zal ook de reden zijn dat de VNG nog geen claim heeft neergelegd, wat betekent dat de kosten waarschijnlijk binnen het huidige budget kunnen worden opgevangen. Mocht blijken dat ik het bij het verkeerde eind heb, hoor ik dat natuurlijk. De contacten met de VNG zijn namelijk goed.

De heer Tony van Dijck (PVV):

U gaat er bij het voorgedrukte aangifteformulier blijkbaar van uit dat iedereen een vast dienstverband heeft. Er zijn echter ook mensen die een bijbaantje hebben, een beetje voor zichzelf werken of andere inkomsten hebben, bijvoorbeeld een winnend staatslot. Iemand die een vooringevuld belastingformulier krijgt, zou in zo'n geval wel eens kunnen denken dat de Belastingdienst er kennelijk van uitgaat dat hij dat vorig jaar heeft verdiend. "Het zal wel goed zijn" is dan een voor de hand liggende reactie, ook al bestaat het gevaar dat iemand eventuele andere inkomsten verzwijgt.

Staatssecretaris De Jager:

Geld van bijvoorbeeld een bijbaantje bij een uitzendbureau hoort erop te staan. Dat geldt ook voor andere inkomsten die via de Belastingdienst lopen. Voor bijvoorbeeld winst uit een onderneming gaat dat niet op, want dat moet iemand zelf bepalen. Deze mensen maken overigens vaak gebruik van een uitstelprocedure. Wij kunnen dus niet alles voorinvullen.

Het gros van de burgers is ermee geholpen dat al hun gegevens of een groot deel van hun gegevens vooringevuld kunnen worden. Wij zullen wel moeten zorgen voor goede informatie, want mensen met een eigen onderneming, worden ook in de toekomst geacht om zelf hun gegevens in te vullen als ze winst hebben genoten. Dat blijft een verantwoordelijkheid van de belastingplichtige en dat zullen wij in de voorlichting echt duidelijk moeten maken.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het gaat niet alleen om mensen met een onderneming. Mensen met neveninkomsten kunnen hier ook mee te maken krijgen. Ik denk bijvoorbeeld aan schoonmaakwerk bij de buurvrouw. Dat moeten mensen zelf opgeven, maar velen zullen die inkomsten verzwijgen als ze een vooringevuld formulier ontvangen. Zij zullen ervan uitgaan dat de Belastingdienst heeft berekend dat zij het vooringevulde bedrag hebben verdiend. En wie zijn zij dan om dat tegen te spreken?

De jaaropgaven hebben ook een dubbele betekenis. Als ik van mijn werkgever een jaaropgaaf krijg, heb ik een bewijs van mijn verdiensten over dat jaar en van hetgeen mijn werkgever heeft opgegeven en afgedragen. Als hij minder afdraagt dan waartoe hij verplicht is, beschik ik niet over zo'n bewijsstuk en de Belastingdienst ook niet.

Ook om fraude te voorkomen is de jaaropgaaf dus heel nuttig. Er zijn zelfs landen waar werkgevers verplicht zijn om hun werknemers een jaaropgaaf te verstrekken. Werknemers worden in die landen ook opgeroepen om een jaaropgaaf te vragen, omdat zij er dan zeker van zijn dat ze wit werken.

Staatssecretaris De Jager:

Op dat laatste punt gaan wij het in ieder geval beter doen. Wij leggen het risico namelijk niet neer bij de werknemer, want in Nederland is het de wettelijke verplichting van de inhoudingsplichtige, de werkgever. De Belastingdienst ziet erop toe dat de werkgever aan zijn verplichting voldoet. De inhoudingsplichtige moet iedere maand aangifte doen voor de loonbelasting. Op basis daarvan worden de formulieren vooringevuld. Op dit moment is er theoretisch dus al een mismatch mogelijk. De kans daarop wordt echter eerder kleiner dan groter. Overigens raakt dit punt niet de kern van het wetsvoorstel, want de kern is dat een authentiek gegeven wordt aangewezen, het aantal uitvragen wordt verkleind en de rechtsbescherming wordt verbeterd.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Je kunt ook je maandelijkse salarisslips optellen. Dan ben je er ook.

Staatssecretaris De Jager:

Ja, dan ben je er ook. Stel dat er discussie over ontstaat. De Belastingdienst kan dan bij de werkgever aankloppen met de vraag of hij het wel goed gedaan heeft. Zo hoort het ook. De loonheffingsketen wordt er eerder mee verbeterd dan verslechterd.

De vraag over de basisregistratie lonen, arbeidsverhoudingen en uitkeringsverhoudingen verwijs ik door naar SZW. Deze basisregistratie kan in principe geheel los van de BRI worden ingevoerd. Het is logisch om de basisregistratie bij het meest verantwoordelijke departement neer te leggen en niet bij één groot centraal speciaal departement. Het meest verantwoordelijke departement is verantwoordelijk voor zijn basisregistratie. Daar hoort een authentiek gegeven uit te komen. Dat departement is dan ook aanspreekbaar op het al of niet functioneren van het authentiek gegeven. Andere organisaties binnen de overheid kunnen daarvan profiteren. Uiteindelijk hoeft dan niet de burger of het bedrijfsleven lastig gevallen te worden met de vraag of het authentiek gegeven wel of niet klopt. Het lijkt mij dus goed om het bij het verantwoordelijke departement te houden.

De heer Van Dijck heeft voorbeelden genoemd van zaken die spelen in Marokko en Turkije. Ik kan daar niet specifiek op ingaan. De gegevens waarop hij doelt, kunnen niet worden meegenomen in een basisregistratie. Ze worden immers niet op die manier verstrekt. In veel situaties betekent dat dat de belastingplichtige de gegevens moet opgeven. Er zijn natuurlijk heel veel landen waarmee informatie-uitwisseling plaatsvindt. Er vindt wel toezicht door de Belastingdienst plaats. Afhankelijk van het belastingverdrag kunnen ze tot belastingheffing leiden.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Er zijn natuurlijk heel veel belastingplichtigen die verzwijgen dat zij een huis hebben in Marokko of Turkije waar zij regelmatig gebruik van maken en wat zij misschien in de zomermaanden verhuren. De staatssecretaris weet daar niets van. Hij kan ook niet iedereen gaan bevragen. In die landen kan hij niet terecht met de vraag wie er daar een huis heeft. Het is heel belangrijk om hierop in te zetten, want het gaat om grootschalige belastingfraude. In deze registratie moet dit worden meegenomen. Het onroerend goed, zowel in Nederland als in het buitenland, moet centraal worden vastgelegd.

Staatssecretaris De Jager:

Het is aan de belastingplichtige om goederen en eventuele inkomsten uit het buitenland in Nederland aan te geven. Wij laten het daar niet volledig van afhangen. De Belastingdienst houdt toezicht. Er is wel degelijk informatie-uitwisseling over onroerende zaken in het buitenland. De Belastingdienst vraagt regelmatig of een bepaalde belastingplichtige eigendommen in het buitenlandse kadaster heeft staan. Dat kan vaak opgezocht worden. Gelukkig krijgen wij dat soort informatie af en toe. De kwaliteit is echter niet voldoende om een authentiek gegeven te maken in een basisregistratie. Via toezicht moet effectief informatie-uitwisseling plaatsvinden. Op inkomsten uit situsgoederen is het toezicht lastig, maar het gebeurt wel. Deze basisregistratie helpt daar verder niet bij. Ofwel de gegevens zijn perfect, en dan hebben wij ze nu ook al, ofwel de gegevens zijn niet compleet, maar dan is de basisregistratie niet goed.

De voorzitter:

Ik vind de discussie erg technisch worden...

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het is ook een technisch wetsvoorstel.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

Staatssecretaris De Jager:

De heer Heijnen zei dat een gewaarschuwd staatssecretaris voor twee telt. Ik wil die woorden bevestigen. Op de overgangsperiode ben ik duidelijk ingegaan. Het systeem hoeft niet overhaast ingevoerd te worden. Ik zal de Kamer informeren op het moment dat ik van plan ben om het in te voeren. Als er contra-indicaties zijn, dan doen wij het niet per 1 januari aanstaande.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. De staatssecretaris benadrukt in zijn beantwoording het belang van flexibiliteit bij de invoering van het wetsvoorstel. Als dat het leidende principe was, dan zou de regering alles bij Koninklijk Besluit kunnen doen. Dat is echter om goede redenen afgeschaft in de negentiende eeuw. Ik hecht eraan dat niet alles bij Koninklijk Besluit met twee of drie weken daarvoor een brief aan de Kamer, kan worden geregeld. Ik ben dus ook niet tevreden met de toezeggingen om op twee punten een brief van tevoren te sturen. Dat is mij echt te weinig. Ik zal daarom over de invoering nog een amendement indienen.

Misschien kan over twee of drie jaar inderdaad gezegd worden dat het systeem zo goed werkt dat de verplichte jaaropgave kan worden afgeschaft. Ik sluit dat niet uit, maar ik ben daar wel veel sceptischer over dan de staatssecretaris, ook vanwege alle problemen die bij de Belastingdienst spelen. Ik sluit het echter niet uit. Ik neem de rol van de Kamer hierin evenwel serieus en de staatssecretaris kan dat dus niet per Koninklijk Besluit met een brief aan de Kamer regelen. Ik ben niet tevreden met de toezeggingen aan de Kamer en ik zal afhankelijk van de uitslagen bij de stemmingen over de amendementen mijn fractie adviseren om al dan niet voor het wetsvoorstel te stemmen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik sta graag nog even stil bij het punt waarop ik in eerste termijn vrij fors heb ingezet en waaraan de staatssecretaris eigenlijk geheel aan voorbij is gegaan, namelijk de algemene herzieningsplicht. Ik heb duidelijk aangegeven dat mijn fractie het onwenselijk vindt dat gegevens in onderzoek, dus gegevens die niet definitief zijn vastgesteld, ongeacht of het gaat om inkomensgegevens of WOZ-waarden, verspreid worden binnen de overheid. Op een en ander kan immers nog bezwaar worden ingediend. Een gegeven in onderzoek kan een eigen leven gaan leiden. Er worden besluiten genomen op basis van zo'n voorlopig gegeven. Daardoor kan niet gegarandeerd worden dat besluiten goed worden genomen en achteraf niet hoeven te worden teruggedraaid.

Ik dien een motie in over onroerend goed buiten Nederland.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de basisregistratie WOZ de waarde van onroerend goed in Nederland wordt vastgelegd;

constaterende dat veel belastingplichtigen ook in het buitenland een woning bezitten, zoals in Turkije en Marokko;

overwegende dat het gemakkelijk is om deze woningen te verzwijgen voor de Nederlandse fiscus waardoor belasting wordt ontdoken;

verzoekt de regering, de basisregistratie WOZ zodanig uit te breiden dat ook de waarde van woningen in het buitenland van belastingplichtigen wordt geregistreerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(31085).

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter. Kan de heer Van Dijck nog eens ingaan op de argumentatie van de staatssecretaris dat het onmogelijk is om de authenticiteit van het desbetreffende object vast te stellen?

De heer Tony van Dijck (PVV):

U bedoelt de authenticiteit van de waarde van het object of van het object zelf?

De heer Remkes (VVD):

Van de waarde.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb al gezegd dat ik de WOZ-waarde ook een heel rekbaar en minder authentiek begrip vind. Er kunnen verschillende waarden worden toegekend, de aanschafwaarde of de waarde afhankelijk van een buurt. Elk onroerend goed heeft een waarde en die moet bij benadering worden vastgesteld, net zoals in Nederland.

De heer Remkes (VVD):

Als u dat vindt, dan moet u tegen dit onderdeel van het wetsvoorstel stemmen. Dan hebt u namelijk grote twijfel bij de zinvolheid en bij de mogelijkheid om een authentieke waarde vast te kunnen stellen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De WOZ-waarde is niet de meest authentieke waarde. Je hebt echter een waarde nodig om op te sturen. Zoals de heer Remkes zelf al zei: dat kan meevallen of tegenvallen. Het moet in ieder geval inzichtelijk worden welke belastingplichtigen een woning bezitten en wat ongeveer de waarde daarvan is, of dat nu in Nederland is of in het buitenland.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Allereerst de flexibiliteit. Deze is juist bedoeld om tegemoet te komen aan de door de Kamer geuite bezwaren in verband met de risico's. Het is goed dat dit in het wetsvoorstel is opgenomen. Alles hoeft dan niet via wetgeving te worden dichtgetimmerd. Mijn toezegging om enkele weken voor het slaan van het KB de Kamer te informeren, zorgt ervoor dat zij voldoende mogelijkheden heeft om haar mening kenbaar te maken. Dit geldt voor zowel het invoeringstijdstip als het vervallen van de jaaropgave.

De heer Irrgang (SP):

Ik probeer het nog één keer. Bij het vervallen van de jaaropgave gaat om twee tot drie jaar. Wat is het bezwaar om dit gewoon in een belastingplan, een wetsvoorstel overige fiscale maatregelen of een veegwet mee te nemen? Dan gebeurt het via een normale procedure met een officiële wetswijziging, en niet per Koninklijk Besluit met een brief.

Staatssecretaris De Jager:

De ingang is de inwerkingtreding van de basisregistratie WOZ. Deze moet eigenlijk snel – de bedoeling is 1 januari 2009 maar het kan later worden – ingevoerd worden. Het is niet ongebruikelijk om zo'n inwerkingtreding per KB te laten plaatsvinden. Als het toch twee tot drie jaar duurt, had het vervallen van de jaaropgave inderdaad ook via een wetsvoorstel overige fiscale maatregelen geregeld kunnen worden. Ik zie echter geen enkel bezwaar tegen de gekozen praktische oplossing: de Kamer ruimschoots van tevoren informeren zodat zij de gelegenheid krijgt om zich erover te buigen. Anders moet het via wetgeving.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Ik begrijp dat de heer Irrgang overweegt om op dit punt een amendement in te dienen. Ik zal mijn fractie adviseren om dat amendement niet te steunen. Als wij dit onderdeel eruit halen, moeten wij straks een apart wetgevingstraject in werking zetten. De toezegging van de staatssecretaris is duidelijk. Wij krijgen een brief twee tot drie weken voordat hij van plan is om iets dergelijks te doen. Als wij dan het gevoel hebben dat de staatssecretaris fout zit, roepen wij hem naar de Kamer en zeggen: dat doen wij dus niet. Op dit moment is dat echter hypothetisch.

Staatssecretaris De Jager:

Dat is correct. Ik ontraad dus het aannemen van dit amendement. Dat geldt ook voor de motie-Tony van Dijck. Met de basisregistratie WOZ is er straks een prachtig, authentiek basisregister. Vaak hebben andere landen dit niet of het heeft niet dezelfde kwaliteit. In de eerste plaats is het praktisch niet mogelijk om van situsgoederen, onroerende zaken, van over de hele wereld zelf een basisregistratie te gaan aanhouden. In Nederland is van alle situsgoederen de WOZ-waarde bekend. Als deze goederen van eigenaar veranderen, gaat de WOZ-waarde van de woning of het bedrijfspand mee. Conform het voorstel in de motie, is het in theorie mogelijk dat voor ieder pand in de rest van de wereld dat wordt aangeschaft door een Nederlandse belastingplichtige een waardebepaling moet worden uitgevoerd. Ik zie dat praktisch niet helemaal zitten. In de tweede plaats lijkt het mij op principiële gronden niet goed om een authentiek register te vervuilen met gegevens die niet authentiek zijn, waarvan de Nederlandse wetgever niet kan bepalen dat zij authentiek zijn. In dit kader zijn toezicht door de Belastingdienst en informatie-uitwisseling tussen landen op dit punt de meest praktische instrumenten.

Ik begreep niet precies wat u bedoelde met uw vraag over algemene herzieningsplicht, mijnheer Van Dijck. Het is natuurlijk altijd mogelijk dat een burger bezwaar maakt. Bedoelt u dat de betreffende burger nog geen zekerheid kan ontlenen aan het authentieke gegeven als er nog een bezwaarprocedure loopt?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Nee, niet helemaal. Het gaat mij om gegevens die nog niet zijn vastgesteld, die nog niet zijn uitgeprocedeerd en waar de burger nog bezwaar tegen kan maken of al bezwaar tegen heeft gemaakt. Zo'n gegeven staat toch in de basisregistratie. Andere bestuursorganen kunnen dat gegeven, dat nog niet definitief is vastgesteld en waar nog geen consensus over is, gebruiken om bepaalde besluiten te nemen of aanslagen op te leggen. Zo lang een gegeven nog niet definitief is vastgesteld, moet het niet toegankelijk worden gemaakt voor andere bestuursorganen om ermee aan de haal te gaan. Als dat gegeven in de tijd verandert, is het namelijk niet gezegd dat een ander bestuursorgaan dat daarmee aan de slag is gegaan ook zijn besluitvorming of aanslag verandert.

Staatssecretaris De Jager:

Ik begrijp nu uw vraag. Wat hier wringt dat het heel erg verschilt per type afnemer. Er zijn heel veel afnemers binnen de overheid en dat kunnen er zelfs nog meer worden. Ik wil het aan de afnemer en zijn wet- en regelgeving overlaten hoe hij omgaat met een gegeven dat nog in onderzoek is. Wij stellen dat gegeven wel beschikbaar. Een afnemer is niet verplicht om het gegeven dat nog in onderzoek is te gebruiken. Afnemers hebben over het algemeen zelf heel goede regels en ook de mogelijkheid om zelf regels te maken over de wijze waarop moet worden omgegaan met dergelijke gegevens. Wij stellen gegevens beschikbaar en wij geven aan wat het karakter ervan is. Het is vervolgens aan de afnemer hoe hij daarmee omgaat. Dat hoort bij goed openbaar bestuur.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Die herzieningsplicht is belangrijk. Stel dat de WOZ-waarde van mijn huis is bepaald en dat ik daar bezwaar tegen maak. Het waterschap kan dat gegeven wel al gebruiken om belasting te heffen. Als de WOZ-waarde vervolgens€ 200.000 lager wordt naar aanleiding van mijn bezwaar, is het maar de vraag of mijn waterschapsbelasting ook lager wordt. Vandaar dat ik pleit voor een herzieningsplicht. Er wordt immers niet automatisch doorgegeven aan de waterschappen als iets verandert.

Staatssecretaris De Jager:

Een dergelijk gegeven in onderzoek hoeft niet te worden gebruikt door de afnemer. Daar zit dus al een keuzemoment in. Ik wil ook niet van bovenaf voorschrijven hoe met een dergelijk gegeven moet worden omgegaan als het wordt herzien. Op basis van artikel 18a van de AWR moet automatisch herziening plaatsvinden. Dat zal dus uiteindelijk wel gebeuren.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over het wetsvoorstel vindt morgen plaats.

Er is een aantal toezeggingen gedaan. Voor het zomerreces krijgt de Kamer een brief van de minister van SZW en van de staatssecretaris over de harmonisatie van het loonbegrip. De staatssecretaris stuurt de brief aan de Kamer tijdig voorafgaand aan het slaan van de inwerkingtredings-KB op twee punten, ten eerste de basisregistratie inkomen (BRI) en ten tweede het afschaffen van de verplichting tot het verstrekken van een jaaropgave.

De vergadering wordt van 16.50 uur tot 18.45 uur geschorst.

Voorzitter: Ten Hoopen

Naar boven