Aan de orde is het debat naar aanleiding van het algemeen overleg op 27 juni over het mestbeleid.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door grootschalige import van veevoer en grootschalige export van vlees 70 miljard kilo mest per jaar in Nederland achterblijft, resulterend in vervuiling van grondwater en drinkwater;

constaterende dat Nederland mede hierdoor grote problemen heeft met het halen van de Europese normen voor de Nitraatrichtlijn en hiervoor onder voorwaarden tot 2010 derogatie heeft gekregen waarbij graasdierhouders meer mest op hun land mogen toepassen dan de Europese norm;

constaterende dat een van die voorwaarden een meetnet betreft dat wordt bekostigd uit maatschappelijke gelden en dat jaarlijks miljoenen euro's kost aan onderzoek, monitoring en registratie;

constaterende dat het vanuit het "de vervuiler betaalt"-principe onwenselijk is dat maatschappelijke gelden worden besteed aan het oplossen van milieuvervuiling die wordt veroorzaakt door commerciële ondernemingen;

verzoekt de regering, per ingang van 2008 het meetnet niet langer te bekostigen en de sector zelf te laten betalen voor het onderzoek, monitoring en registratie van het meetnet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Polderman. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86(28385).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de overmatige productie van mest tot grootschalige milieuproblemen leidt zoals vervuiling van grondwater, drinkwater, oppervlaktewater;

constaterende dat de maatschappelijke kosten voor het zuiveren van water in de miljarden euro's lopen en dat burgers via de rekening voor drinkwater hieraan mee moeten betalen;

overwegende dat dit indruist tegen het "de vervuiler betaalt"-principe zoals ook opgenomen in het beleidsplan van deze regering;

verzoekt de regering, een rapport op te stellen met daarin de maatschappelijke kosten van het mestbeleid van de afgelopen vijftien jaar en de resultaten binnen een halfjaar aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87(28385).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zowel vanuit de sector (blijkens initiatieven van zuivelverwerkers Campina, Friesland Diary Foods en Cono) als vanuit maatschappelijke organisaties weidegang van melkkoeien wordt gestimuleerd;Ouwehand

constaterende dat de regering weidegang wil stimuleren middels financiering van diverse initiatieven zoals het project Koe en Wij en advisering van melkveehouders;

constaterende dat desondanks het percentage permanent opgestalde melkkoeien nog altijd stijgt en dat deze tendens vanuit maatschappelijk oogpunt als ongewenst moet worden aangemerkt en dat een extra stimulans vanuit de overheid kan helpen om deze ontwikkeling te keren;

constaterende dat melkveehouderijbedrijven onder bepaalde voorwaarden derogatie kunnen aanvragen, resulterend in een verruimde graasdiernorm van 250 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare in plaats van de generieke norm van 170 kg stikstof dierlijke mest per hectare zoals die geldt voor hokdieren;

constaterende dat melkveehouders die hun melkkoeien niet buiten laten weiden, feitelijk hun melkkoeien niet laten grazen maar desondanks gebruikmaken van de verruimde graasdiernorm;

overwegende dat dit oneigenlijk gebruik van de graasdiernorm heeft geleid tot een onrechtvaardige situatie in de agrarische sector;

verzoekt de regering, voorstellen te doen om in de derogatieregeling de graasdiernorm voor permanent opgestalde melkkoeien te laten vervallen en de Kamer hierover binnen een halfjaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Polderman. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88(28385).

Minister Verburg:

Voorzitter. De eerste motie van mevrouw Ouwehand verzoekt de regering om per ingang van 1 januari 2008 het meetnet niet langer te bekostigen en de sector zelf te laten betalen voor het onderzoek monitoring en registratie van het meetnet. De kosten voor de sector zijn al hoog en bovendien doet mijn ministerie al onderzoek naar heel veel zaken, onder andere voor het maken van beleid. Wij moeten daar niet alleen in uw Kamer maar vooral ook in Brussel verantwoording over afleggen. Wij zullen dat onderzoek dus zelf blijven doen en ook zelf blijven bekostigen. Ik ontraad daarom deze motie.

In haar tweede motie verzoekt mevrouw Ouwehand de regering een rapport op te stellen met daarin de maatschappelijke kosten van het mestbeleid van de afgelopen 15 jaar en om de resultaten daarvan binnen een halfjaar aan de Kamer voor te leggen. Ook deze motie moet ik ontraden. Eenieder is er zeer van overtuigd dat het mestbeleid van heel groot belang is, dat het noodzakelijk is en dat wij daarin de balans tussen de ecologie en wat economisch mogelijk is goed in het oog moeten houden. De kosten van het mestbeleid dat wij voeren, draagt de sector voor een heel groot deel ook zelf.

In de laatste motie wordt de regering verzocht voorstellen te doen om in de derogatieregeling de graasdiernorm voor permanent opgestalde melkkoeien te laten vervallen en de Kamer hierover binnen een jaar te informeren. Nederland heeft de hoogste derogatie in Europa en daarover is hard onderhandeld. Dat was ook nodig om een perspectiefvolle Nederlandse land- en tuinbouw te kunnen behouden en te kunnen blijven ontwikkelen, waarbij het gebruik van waardevolle dierlijke mest zo veel mogelijk wordt benut. Waar dierlijke mest kan worden benut, hoeft immers geen kunstmest te worden gebruikt. Derogatie op graslandbedrijven is milieukundig verantwoord en is onafhankelijk van het dierhouderijsysteem. Het gaat dus niet om de vorm van dierhouderij, maar om de gewassen. De hoge derogatie betekent een zo groot mogelijke plaatsingsruimte. Ik heb al eerder met de Kamer gewisseld dat ik groot voorstander ben van koeien in de wei. Waar mogelijk zal ik dat ook blijven stimuleren, maar het is echter een beslissing van ondernemers zelf. Ik kan daar niet in treden, maar waar ik weidegang kan stimuleren, doe ik dat. Dat zal in de Kamer ook niet onopgemerkt zijn gebleven. Als ik deze motie van mevrouw Ouwehand zou uitvoeren, zou dat duizenden bedrijven direct raken in hun bedrijfsvoering en zou het indirect de hele Nederlandse veehouderij belasten, dus inclusief de weidegangbedrijven, door de verkleinde plaatsingsruimte. Bovendien zal het stikstofoverschot in Nederland met 10 miljoen kilo toenemen. Dat betekent in mijn ogen een onverantwoorde inperking van in Brussel zwaar bevochte ruimte. In plaats van dat wij de ruimte benutten, zouden wij hiermee onze eigen ruimte kleiner maken en dat vind ik de wereld op zijn kop. Daarom moet ik ook deze motie ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hedenavond zullen wij stemmen over de ingediende moties.

Naar boven