Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg met de minister en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over babysterfte (29323, nr. 23).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. In het algemeen overleg is Kamerbreed de wens geuit, een perinatale audit in te voeren. De minister heeft hierover een brief gestuurd. De crux van die brief is de laatste zin, waarin de minister schrijft eind van het jaar zijn standpunt over de mogelijke implementatie aan de Kamer mee te delen. Naar ik hoop gaat dit een meerderheid van de Kamer niet ver genoeg. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat zorgvuldige registratie van perinatale sterfte noodzakelijk is voor de evaluatie van de kwaliteit van de zorg en dus voor informatie over de oorzaken van stijging of daling van perinatale sterfte;

overwegende dat in de rapporten in het najaar van 2005 het RIVM en het CVZ om een perinatale audit hebben gevraagd;

verzoekt de regering, voor 1 juli 2006 met een plan te komen voor de implementatie van de perinatale audit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant, Arib, Kraneveldt, Azough, Schippers en Buijs.

Zij krijgt nr. 24(29323).

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. In het algemeen overleg over babysterfte heeft de minister een brief toegezegd, die inmiddels is binnengekomen. In die brief staat echter weinig. Enorm storend is dat de minister enorm met cijfers goochelt. In de brief van 7 februari schrijft hij dat uit cijfers van het CBS blijkt dat perinatale sterfte in Nederland in 2004 ten opzichte van het jaar 2000 gedaald is en dat de oorzaken daarvan niet bekend zijn. Ik verbaas mij daarover omdat het College van Zorgverzekeraars, gebaseerd op nauwkeurige en goed onderbouwde studie, aangeeft dat de CBS-registratie tekortschiet. Die officiële registratie is immers niet volledig. Het is dan ook merkwaardig dat de minister juist die gegevens als basis neemt en concludeert dat het wel meevalt. Ik vraag de minister dan ook om de juiste cijfers te gebruiken voor nader onderzoek en zich dus te baseren op gedegen bronnen. Hij moet niet meer selectief shoppen met cijfers waarvan duidelijk is dat die niet kloppen. De minister schrijft dat er een onderzoek komt. Ook is volgens hem al veel bekend. Ik steun de motie van mevrouw Kant. De minister moet in de tussentijd actie ondernemen, zeker bij perinatale zorg bij allochtone vrouwen. Dat is al veelvuldig onderzocht. Ik vind niet dat eerst onderzoek afgewacht moet worden alvorens concrete stappen te zetten. De maatregelen die de minister aankondigt zijn te slap, zoals het verwijzen van vrouwen met overgewicht naar een website voor informatie. Ik verwacht dat er iets concreets wordt ondernomen om perinatale sterfte terug te dringen, zeker wat betreft allochtone baby's.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de ontvangen informatie over perinatale sterfte naar aanleiding van het algemeen overleg. De toelichting van de minister op de meest recente cijfers van het CBS over perinatale sterfte onderstreept het standpunt van mijn partij dat op dit vlak de gegevensverzameling rondom zwangerschap en geboorte verre van optimaal is. Uit de laatste gegevens blijkt dat de in het RIVM-rapport genoemde mogelijke oorzaken, zoals meerlinggeboorten, oudere moeders, allochtonen en obesitas, niet kunnen worden bevestigd. In 2004 werd namelijk een forse daling geconstateerd ten opzichte van 2003 terwijl de eerder door mij genoemde factoren, nauwelijks zijn veranderd. Er zijn dus waarschijnlijk andere oorzaken voor het verschil met landen als Zweden en Finland. Misschien moeten die oorzaken wel gezocht worden in de kwaliteit van het zorgproces of het ontbreken van voldoende vroegdiagnostiek.

Om verbeteringen te kunnen realiseren is naar de mening van de CDA-fractie een nationale perinatale audit meer dan wenselijk, dit in navolging van het VK en Noorwegen. Overigens heeft het RIVM en de inspectie dit ook geadviseerd. De minister schrijft dat hij eind dit jaar zijn standpunt zal bepalen over de mogelijke implementatie van de perinatale audit. Dit duurt mijn fractie veel te lang. Er is in drie regio's al een auditstudie uitgevoerd, de LPAS. De criteria zijn dus bekend. Op grond van de LPAS is een bruikbare methode ontwikkeld. Mijn fractie wil dan ook dat de minister zo snel mogelijk het groene licht geeft voor de invoering, nog dit jaar, van een landelijke perinatale audit.

Voorzitter. Ik had voor dit overleg een motie voorbereid. Ik heb de motie van mevrouw Kant gehoord en mijn motie is bijna gelijk aan de hare. Ik dien mijn motie daarom niet in en heb mevrouw Kant verzocht om mijn naam toe te voegen aan de ondertekenaars van haar motie.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Ik bedank de Kamer voor haar inbreng. Ik kan heel kort zijn.

De motie van mevrouw Kant wordt inmiddels ook door de CDA-fractie onderschreven. Ik ben bereid deze motie uit te voeren, met dien verstande dat de genoemde datum van 1 juli te vroeg is. Mijn mensen hebben mij dat gezegd. Volgens hen is het wel mogelijk om voor het einde van het jaar een implementatieplan aan de Kamer voor te leggen. De Kamer heeft er een hekel aan als toezeggingen met maanden worden overschreden. Ik doe daarom de toezegging dat ik met een implementatieplan kom, maar vraag de Kamer tegelijkertijd om mij wat meer tijd te geven. Als de Kamer vasthoudt aan de datum van 1 juli, dan moet zij er rekening mee houden dat ik die datum waarschijnlijk moet overschrijden.

Mevrouw Kant (SP):

Het is een belangrijke tegemoetkoming van de minister dat hij het woordje mogelijk uit de laatste brief van tafel heeft gehaald: er komt een perinatale audit. Dat is winst. Ik hecht echter sterk aan de datum van 1 juli. De Kamer vraagt de minister overigens niet om het implementatieplan per 1 juli in te voeren. Wij vragen u om de Kamer voor die datum een plan voor te leggen. Dat moet toch zeker mogelijk zijn?

Minister Hoogervorst:

Ik doe mijn best om het plan zo snel mogelijk op te stellen. Ik luister echter altijd goed naar mijn ambtenaren. Zij hebben eerder de neiging om een te vroege dan een te late datum te noemen en als zij zeggen dat het het eind van het jaar moet worden dan neem ik dat serieus.

Mevrouw Kant (SP):

Wat niet kan, kan niet. Ik vraag niets nieuws. Het plan ligt er al. Het gaat alleen maar om de vraag wanneer het ingevoerd kan worden en wanneer de financiering gereed is. Dat hoeft helemaal niet zo lang te duren. Ik hecht zo sterk aan die datum van 1 juli, omdat uitstel tot het najaar ertoe kan leiden dat het plan volgend jaar niet operationeel is.

Minister Hoogervorst:

Ik moet mij gaan herhalen en dat doe ik liever niet.

De heer Buijs (CDA):

Ik sluit mij aan bij mevrouw Kant. Drie regio's hebben al een studie uitgevoerd en bovendien lopen er ook studies in het VK en Noorwegen. Er zijn dus al veel gegevens voorhanden en daarom hecht ik eraan dat u probeert om de termijn te realiseren die in de motie wordt genoemd.

Minister Hoogervorst:

Ik heb toegezegd dat ik het zo snel mogelijk zal doen, in ieder geval voor het einde van het jaar.

Mevrouw Arib heeft nog een aantal opmerkingen gemaakt over de positie van allochtonen. Die positie wordt in het onderzoek meegenomen. Tijdens het algemeen overleg heb ik duidelijk gemaakt dat de medische wereld op dit gebied in de tussentijd niet stil zit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het verslag voor kennisgeving aan te nemen en over de ingediende motie volgende week dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven