Waterschapsblad van Waterschap Rivierenland
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Waterschap Rivierenland | Waterschapsblad 2025, 9894 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Waterschap Rivierenland | Waterschapsblad 2025, 9894 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Participatie- en inspraakverordening Waterschap Rivierenland 2025
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Deze verordening bevat regels over participatie en inspraak voor het algemeen bestuur en het college van dijkgraaf en heemraden bij initiatieven van waterschap en/of burgers tot wijziging van het waterschapsbeleid, voor het voorbereiden en uitvoeren van plannen en projecten en voor de uitvoering van overige waterschapstaken.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Inspraak: Een door of namens een bestuursorgaan op grond van afdeling 3.4 Awb georganiseerde gelegenheid voor inwoners en andere belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door het algemeen bestuur dan wel door het college van dijkgraaf en heemraden;
Participatie: Het betrekken van ingezetenen, bedrijven en belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 Awb bij de voorbereiding van waterschapsbeleid en voor de voorbereiding en uitvoering van waterschapstaken, alsmede het door het waterschap ondersteunen van, en bijdragen aan, initiatieven van inwoners, bedrijven en belanghebbenden met een relatie tot de waterschapstaken.
Publieksparticipatie: Het op initiatief van het waterschap betrekken van ingezetenen, bedrijven en belanghebbenden bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid, projecten en programma’s, gericht op besluitvorming door het waterschap. Publieksparticipatie kan de vorm aannemen van meeweten, meebeoordelen, meedenken, meebeslissen en meedoen;
Deze verordening heeft betrekking op participatie en inspraak bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid, verordening, regelingen, programma’s en besluiten en de wijze van bekendmaking van besluiten en kennisgevingen door het waterschapsbestuur in de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden.
Hoofdstuk 2 Publieksparticipatie en Inspraak
Artikel 4 Besluit tot publieksparticipatie en inspraak
Het college van dijkgraaf en heemraden besluit of inspraak en/of publieksparticipatie wordt verleend ten aanzien van een beleidsvoornemen van het algemeen bestuur of college van dijkgraaf en heemraden of voor het voorbereiden en uitvoeren van plannen en projecten en voor de uitvoering van overige waterschapstaken.
Het ontwerp van het te nemen besluit of het voorgenomen beleid wordt voor zes weken ter inzage gelegd in het kantoor van het waterschap. Daarnaast is het ook in te zien op de website van het waterschap.
Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 17 Intrekken Participatie- en inspraakverordening Waterschap Rivierenland 2020
De Participatie- en inspraakverordening Waterschap Rivierenland 2020 wordt ingetrokken op het moment waarop de Participatie- en inspraakverordening Waterschap Rivierenland 2025 in werking treedt.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland op 14 april 2025,
de secretaris-directeur,
ir. Z.C. Vonk
de dijkgraaf,
drs. T.J.A.M. Cuppen MBA
Bijlage 1: Beleidskader participatie 2025
1. Beleidskader participatie 2025
Op grond van de Participatie- en Inspraakverordening 2025 (artikel 4, eerste lid) besluit het college van dijkgraaf en heemraden of en onder welke voorwaarden publieksparticipatie wordt verleend ten aanzien van een beleidsvoornemen van het algemeen bestuur of college van dijkgraaf en heemraden of voor het voorbereiden van plannen en projecten en voor de uitvoering van overige waterschapstaken.
De organisatievisie van Waterschap Rivierenland is herijkt in 2024. Wij zijn een lerende en open organisatie: we zijn nieuwsgierig wat beter kan en staan open voor ideeën. Wij werken samen vanuit vertrouwen, luisteren naar anderen, vragen om feedback en zijn open over wat wij kunnen bijdragen aan gezamenlijke doelen. Participatie draagt sterk bij aan deze organisatievisie.
In deze nota wordt het beleidskader gegeven waarmee invulling aan participatie bij Waterschap Rivierenland wordt gegeven.
1.2. Twee vormen van participatie
Het waterschap onderscheidt twee soorten participatie, afhankelijk van wie het initiatief neemt. De ene keer is het waterschap (organisatie of het bestuur) aan zet, de andere keer ligt het initiatief bij anderen.
Publieksparticipatie: van binnen naar buiten
De omgeving (o.a. inwoners, projectontwikkelaars, terreinbeheerders) wordt betrokken bij de opgaven van het waterschap. Bij sommige activiteiten van het waterschap is deze vorm van participatie zelfs verplicht. Denk hierbij aan:
Waterschapsparticipatie: van buiten naar binnen
Het waterschap sluit aan bij de opgaven van anderen. In die gevallen ligt de verantwoordelijkheid voor het organiseren van participatie bij de andere partij(en). Denk hierbij aan:
Als we gevraagd worden om te participeren in initiatieven van anderen dan is het niet aan ons om het participatietraject te bepalen, dat ligt bij de initiatiefnemer. Vanzelfsprekend bepalen we wel of we onder die voorwaarden mee kunnen en willen doen.
De volgende (wettelijke) kaders zijn voor participatie van toepassing.
De Omgevingswet hecht veel waarde aan participatie. De wet geeft hier invulling aan door een drietal vereisten:
Aanvraagvereiste: de initiatiefnemer moet aangeven of, en zo ja hoe, hij participatie heeft vormgegeven en wat hij met het resultaat heeft gedaan. Het bevoegd gezag betrekt deze informatie bij de integrale belangenafweging. Als de initiatiefnemer aangeeft geen participatie te hebben gedaan is dit geen reden om een vergunning te weigeren.
Voor elk van de kerninstrumenten van de Omgevingswet geldt de volgende verplichting:
Daarnaast blijft voor de peilbesluiten en de leggers de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen op het ontwerpbesluit.
Wet versterking participatie op decentraal niveau
De 'Wet versterking participatie op decentraal niveau’ verplicht het waterschap participatiebeleid op te stellen en dit juridisch te verankeren in een verordening. Dat we participatiebeleid op moeten stellen is verplicht, hoe we dat doen is vormvrij. Ten aanzien van de inspraak zijn de wettelijke bepalingen niet gewijzigd. Volgens deze wet moet het waterschapsbestuur inwoners en belanghebbenden in staat stellen te participeren bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.
Daarnaast biedt de wet de mogelijkheid om het ‘uitdaagrecht’ op te nemen in de Participatieverordening. Dat is het recht van inwoners en maatschappelijke initiatieven om de uitvoering van een taak van het waterschap over te nemen. Het idee daarachter is dat als bewoners of maatschappelijke initiatieven denken werkzaamheden beter en efficiënter uit te kunnen voeren dan de overheid, zij desbetreffende overheid benaderen met een plan. In de memorie van toelichting op de wet staat dat het overnemen van waterschapstaken slechts beperkt mogelijk is doordat waterschappen alleen medebewindstaken hebben. Voor waterschappen is het een kan-bepaling. Waterschap Rivierenland heeft het uitdaagrecht opgenomen in de participatieverordening.
2. Participatie bij Waterschap Rivierenland
2.1. Een onderscheid tussen beleid, plannen en beheer
Participatie is van toepassing op 3 werkvelden. Die zijn hierna beschreven
Beleidsvorming en regelgeving bij Waterschap Rivierenland omvat een breed palet aan trajecten. Niet bij ieder traject is publieksparticipatie relevant. Per traject wordt beoordeeld welke participatie verplicht is, welke participatie mogelijk is en welke participatie gewenst is. In sommige trajecten beperken we ons bijvoorbeeld enkel tot het juridische proces van zienswijzen en bezwaar. In andere trajecten zoeken we actief belanghebbenden op aan de voorkant. Denk hierbij aan het actief informeren van gemeenten bij vaststelling van de legger of aan het vormen van klankbordgroepen bij het voorbereiden van een peilbesluit. Bij grote trajecten zoals het ontwikkelen van een watervisie of het waterbeheerprogramma ontwikkelen we samen met betrokken belanghebbenden.
In het algemeen geldt voor beleidstaken een zogenaamd ‘licht’ ambitieniveau voor wat betreft participatie. De mate en vorm van participatie leggen we vooraf vast in het plan dat hoort bij het traject (in communicatie en participatieparagraaf of –plan).
Specifieke aandacht in dit werkveld is er voor het vergunningverleningsproces. Zoals beschreven is in paragraaf 1.3 geldt bij het instrument omgevingsvergunning een aanvraagvereiste. Dit betekent dat de aanvrager moet beschrijven welke vorm van participatie er toegepast is voordat de vergunning aangevraagd is.
Het gaat hier doorgaans om ruimtelijke plannen die een effect hebben op de directe leefomgeving van burgers. In de afgelopen jaren heeft het waterschap ervaring opgebouwd met participatie bij plannen en projecten. Met name bij dijkverbetering, maar ook bij andere ruimtelijke plannen. Met name plannen en projecten in het kader van klimaatadaptatie zijn goed geschikt om participatie toe te passen, omdat dit vaak ingrijpende plannen zijn in of nabij de bewoonde omgeving. Ook worden dergelijke plannen vaak samen met andere overheden voorbereid en wordt daarbij een bredere maatschappelijke belangenafweging gemaakt, waar burgers zich bij betrokken voelen.
Met opdrachtgevers wordt de mate van participatie besproken waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen (op financiën en planningsaspecten) van participatie op het project. De mate van participeren wordt vastgelegd in de communicatie en participatie paragraaf van het plan.
Participatie bij beheer en onderhoudstaken heeft een ander karakter. Voor veel burgers zijn de medewerkers van de buitendienst het gezicht van het waterschap en het is daarom belangrijk om toegankelijk en meedenkend te zijn. Veel kleinere wensen en vragen worden via mondelinge afspraken in de uitvoering geregeld. Zolang dat past binnen het waterschapsbeleid en er geen vergunning nodig is, is dat een heel goede werkwijze. In het beheer en onderhoud ligt daarmee het accent meer op kleinere (informele) burgerinitiatieven. Dit past uitstekend in hetgeen in het bestuursakkoord is verwoord over zelforganisatie.
Voor initiatieven van burgers die wel vragen om het vastleggen van afspraken kan soms een vorm worden gevonden in de zogenaamde blauwe diensten. Denk bijvoorbeeld aan het plaatsen van bijenkasten op gronden van het waterschap.
Blauwe diensten kunnen ook op initiatief van het waterschap of in onderlinge samenspraak worden uitgezet. Met de toenemende extremen in het klimaat wordt het bijvoorbeeld steeds ingewikkelder om water altijd binnen het watersysteem te bergen. Blauwe diensten kunnen hiervoor een oplossing bieden, waarbij het voordeel is dat deze uitvoeringsgericht zijn en de betrokkenheid van burgers bij de watertaken vergroten. De verordening biedt een basis voor het uitzetten van blauwe diensten, zonder dat hieraan een inhoudelijke invulling wordt gegeven.
2.2. Publieksparticipatie bij waterschapsinitiatieven
In de Participatie- en Inspraakverordening wordt verwezen naar de zogenaamde participatieladder, waarmee nadere invulling wordt gegeven aan participatie (artikel 2, eerste lid sub c).
Publieksparticipatie kan de vorm aannemen van meeweten, meebeoordelen, meedenken, meebeslissen en meedoen.
Afweging van participatieniveau
Uitgangspunt van het bestuursakkoord is dat participatie vanzelfsprekend is. Het niveau van de participatieladder waarop publieksparticipatie in een concrete casus wordt ingestoken, wordt bepaald door verschillende aspecten tegen elkaar af te wegen.
Een hoger niveau op de participatieladder is niet per definitie beter dan een lager niveau. Wat het goede niveau is, is onder andere afhankelijk van het beoogde doel van de participatie en het onderwerp. Daarnaast kan men binnen één niveau meer of minder gesloten of open te werk gaan, zo kan een informatieavond binnen de trede ‘meeweten’ puur gericht zijn op het geven van informatie (gesloten variant; eenrichtingsverkeer van communicatie) of meer ruimte laten voor vragen en inbreng van burgers (open variant en gaat daarmee verder dan eenrichtingsverkeer).
De volgende aspecten worden meegewogen in het bepalen van het niveau van participatie:
Belang en invloed van belanghebbende in relatie tot niveau van participatie
Het belang en de invloed van de belanghebbende(n) heeft een speciale plek in de afwegingen. Een partij die een groot belang heeft bij het resultaat en ook een groot deel van het initiatief financiert is een sleutelfiguur en heeft een andere rol als een geïnteresseerde partij met weinig belang (toeschouwer).
Onderstaande figuur – belanghebbende versus participatie aanpak - geeft richting aan hoe je met verschillende soorten belanghebbenden omgaat. Het wordt gebruikt in de eerste fase van een participatietraject om te identificeren met welke soorten belanghebbenden men te maken heeft en welk participatieniveau daar het beste bij past.
Handvatten participatietraject
Op basis van de aard van het probleem, het doel van de participatie, de belanghebbenden en de organisatorische aspecten wordt bepaald op welk niveau participatie wordt ingestoken en op welke wijze (methode) hieraan uitwerking wordt gegeven. De participatieladder is daarbij een hulpmiddel, maar deze vraagt in een concrete casus om een nadere invulling.
Bij grotere plannen kan voor verschillende onderdelen van het plan op een ander niveau worden geparticipeerd. Bij een dijkverbeteringsplan zal het waterschap absolute zeggenschap willen hebben over onderdelen die direct samenhangen met waterveiligheid, maar kan wellicht meer ruimte voor participatie worden gegeven bij de landschappelijke inrichting, beplantingsplan of recreatieplek die als onderdeel van het dijkverbeteringsplan wordt gerealiseerd.
Verschillende belanghebbenden hebben een ander belang. Met een aantal belangenpartijen onderhoudt een waterschap langdurige relaties. Het is in een aantal situaties mogelijk of wenselijk om participatieprocessen te beperken tot deze belangenpartijen of aan hen in een breder participatieproces een bijzondere rol te geven.
Het waterschap is met deze genuanceerde invulling van het participatieproces beter in staat om flexibel in te spelen op de behoeften in de samenleving en op de dynamiek die bij besluitvormingsprocessen gevraagd wordt.
Tenslotte leert de ervaring dat langdurige participatieprocessen ook veel van ingezetenen vragen, zeker als onduidelijk is wat het zal opleveren. Korte participatieprocessen waarbij burgers duidelijk weten waar ze aan toe zijn, hebben in het algemeen de voorkeur. Het is van belang om aan het begin van het participatieproces duidelijkheid te creëren over de invulling van het traject, zodat deelnemers weten wat de status van de plannen en van hun inbreng is en welke mogelijkheden zij in het vervolgtraject krijgen om te participeren. Een goed verwachtingenmanagement is belangrijk.
Spelregels in een participatietraject
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de spelregels die we hanteren in een participatie traject.
3.1. Kaderstellend en besluitvormend
Het algemeen bestuur stelt het participatiebeleid vast als kader voor het organiseren van de participatie. In voorstellen wordt het bestuur geïnformeerd over de participatie die zal plaatsvinden bij het voorbereiden van het betreffende plan of project.
Besluiten tot meebeslissen en meedoen worden voorgelegd aan het college (middels project¬besluit). Daarbij worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor het op te stellen plan vastgesteld, zodat duidelijk is:
Dit is noodzakelijk om de juiste verwachtingen te scheppen en teleurstelling bij de participanten achteraf te voorkomen.
Aanvullend op deze uitgangspunten worden lastige dilemma’s bij beslissingen over participatie voorgelegd aan de taakhouder, het college of (op initiatief van het college) bij het algemeen bestuur.
De “Wet versterking participatie op decentraal niveau” verplicht het waterschap de inspraakverordening uit te breiden tot een inspraak- en participatieverordening. Deze verordening wordt vastgesteld door het algemeen bestuur. Gezien het karakter van participatie (maatwerk) is het lastig om, naast boven¬staande besluitvormende rol van het bestuur, veel over participatie voor te schrijven in de verordening. Het is wel mogelijk om in de verordening te regelen dat we bij uitgebreidere participatietrajecten de start en het einde van het traject goed markeren. Bij de start door het voornemen (het initiatief), de uitgangspunten en de voorgenomen participatieaanpak op hoofdlijnen bekend te maken bij de betrokken participanten. Aan het einde door af te sluiten met een eindverslag. Voor projectbesluiten is een dergelijke verplichting al opgenomen in de Omgevingswet (kennisgeving voornemen, kennisgeving participatie).
Lessen uit evaluaties van participatieprocessen worden met het algemeen bestuur gedeeld. Dit gebeurt in de reguliere voortgangs- en verantwoordingsrapportages.
Bij het vaststellen van het waterbeheerprogramma en de waterschapsverordening door het algemeen bestuur en bij het vaststellen van een projectbesluit (en een eventueel voorkeursbesluit) door het college, geldt op grond van de Omgevingswet de motiveringsplicht. Dit houdt in dat getoetst wordt of het eigen participatiebeleid is gevolgd door aan te geven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van deze besluiten zijn betrokken en wat de resultaten daarvan waren.
Ook bij andere besluiten die door het algemeen bestuur of het college genomen worden zal in het voorstel worden aangeven of en hoe de participatie heeft plaatsgevonden en wat de resultaten daarvan waren.
Bij de vergunningaanvraag voor de uitvoering van een (her)inrichtingsplan (vergunning eigen dienst of vergunning bij een ander bevoegd gezag), geldt de indieningsvereiste dat moet worden aangegeven of bij het ontwikkelen van het plan is geparticipeerd en wat de resultaten daarvan waren.
In participatieprocessen vertegenwoordigt een heemraad het bestuur van het waterschap richting belanghebbenden of initiatiefnemers. Andere leden van het algemeen bestuur kunnen in deze processen als toehoorder aanwezig zijn. Bestuursleden kunnen signalen uit de samenleving opvangen, bijvoorbeeld als men vindt dat het waterschap steken laat vallen in de participatie, of juist complimenten ontvangen. Het is belangrijk deze signalen via de verantwoordelijk heemraad over te brengen aan de ambtelijk opdrachtgever van participatie die hierop actie onderneemt of waardering overbrengt. Dit is onderdeel van het omgevingsgericht werken zoals dat bij Waterschap Rivierenland aanwezig is.
4. Jaarlijkse participatierapportage
Het algemeen bestuur ontvangt jaarlijks uiterlijk in de maand april een verslag van de wijze waarop in het voorgaande jaar uitvoering is gegeven aan deze regeling. Dit verslag bevat een beschrijving van participatie bij de verschillende waterschapsactiviteiten, een overzicht van alle ontvangen burgerinitiatieven en van de wijze waarop daaraan gevolg is gegeven, afspraken over blauwe diensten en over de wijze waarop van het uitdaagrecht gebruik is gemaakt. De rapportage bevat ook de leerpunten die op basis van uitgevoerde participatie evaluaties door het CDH benoemd zijn.
Toelichting op de Participatie- en inspraakverordening Waterschap Rivierenland 2020
In de laatste jaren is bij het waterschap een praktijk gegroeid waarbij burgers en belanghebbenden steeds vaker vroegtijdig bij besluitvorming worden betrokken. Participatie is een speerpunt in de laatste bestuursperioden. Het sluit aan bij een ontwikkeling die landelijk plaatsvindt en die met name in de Omgevingswet wordt gecodificeerd.
De Participatie- en inspraakverordening Waterschap Rivierenland 2020 sluit aan bij deze ontwikkeling. Het toenemende belang van vroegtijdige betrokkenheid van burgers bij planvorming en besluitvormingsprocessen vraagt om een zekere verduidelijking, inkadering en regulering.
In de verordening is daarom het accent gelegd op de algemene randvoorwaarden waaronder participatie kan plaatsvinden. Tegelijkertijd vraagt participatie – in de geest van de Omgevingswet – om voldoende openheid en flexibiliteit om op plan- en projectniveau een specifieke invulling aan participatieprocessen te geven. Het bij deze verordening behorende beleidskader is een instrument om participatie concreet toe te passen.
Ondanks de ervaring die het waterschap inmiddels heeft met participatie is het een relatief nieuw terrein, zeker onder het regiem van de Omgevingswet. Het is daarom van belang dat het bestuur de mogelijkheid heeft om bij te kunnen sturen. Met name de jaarlijkse verslaglegging aan het algemeen bestuur biedt daarvoor goede mogelijkheden.
Deze verordening niet alleen betrekking op participatie, maar ook op inspraakprocedures. Voor wat betreft dit onderdeel wordt met deze verordening ongewijzigd de bestaande regelgeving gecontinueerd.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Inspraak is een speciale vorm van publieksparticipatie. Inspraak vindt gewoonlijk plaats in de laatste fase van besluitvorming. Inspraak heeft niet alleen tot doel het draagvlak van een besluit na te gaan, maar is ook een gelegenheid waarbij het individueel belang van een inspreker kan worden afgewogen tegen het belang dat door het besluit wordt gediend.
De verschillende vormen van publieksparticipatie kunnen als volgt worden omschreven:
Burgerinitiatief: er is gekozen voor een ruime definitie van het begrip burgerinitiatief.
De verschillende vormen van overheidsparticipatie kunnen als volgt worden omschreven:
Behalve bovenstaande uitzonderingen worden in de verordening ook gevallen genoemd waarin medewerking wordt geweigerd.
Bij de aanvang van een proces waarin van publieksparticipatie sprake is, wordt van tevoren besloten over het doel en de inrichting van het participatieproces en de kosten daarvan. Het college van dijkgraaf en heemraden zal daar gedurende de looptijd van een project op sturen. Dit besluit wordt bekendgemaakt. Is het algemeen bestuur uiteindelijk betrokken bij het proces, omdat het uitmondt in een voorstel aan het algemeen bestuur, dan wordt het hier direct van op de hoogte gesteld.
Als bij de start van het proces direct duidelijk is welke belanghebbenden betrokken moeten worden, kunnen vertegenwoordigers van deze belanghebbenden mogelijk betrokken worden bij de inrichting van het participatieproces.
Bij een publieksparticipatietraject worden belangen breed in beeld gebracht. Vanzelfsprekend wordt erop ingezet om belanghebbenden die dat willen, deel te laten nemen aan een participatietraject. Hierbij schenkt het waterschap extra aandacht aan het bereiken van doelgroepen die minder makkelijk te bereiken lijken.
Artikel 5 tot en met artikel 9
Artikel 5 tot en met artikel 9 zijn een uitwerking van bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht.
Voor de legger zoals bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet is inspraak geregeld in deze verordening. Deze bepaling heeft tevens betrekking op de legger als bedoeld in artikel 78 van de Waterschapswet die de onderhoudsplicht regelt.
Het college kan inspraak bijvoorbeeld weigeren als:
Naast het bepaalde in het tweede lid, geldt in het bijzonder voor inspraak dat geen inspraak wordt verleend:
Het eventueel bijgestelde beleidsvoornemen wordt samen met de schriftelijke ingekomen reacties, het vastgestelde verslag van de inspraakbijeenkomst(en) en een document waarin een verantwoording wordt gegeven van de wijze waarop met de ingekomen reacties, respectievelijk de gemaakte opmerkingen is omgegaan, door het college van dijkgraaf en heemraden vastgelegd in een eindrapportage.
Degenen die een schriftelijke reactie hebben ingezonden wordt een afschrift van deze stukken toegezonden of worden geïnformeerd over de tijd en plaats waar deze stukken ter inzage liggen. Bij die gelegenheid worden betrokkenen tevens geïnformeerd over de nader te volgen procedure, inclusief het tijdpad.
Degenen die aan de inspraak hebben deelgenomen worden geïnformeerd over het uiteindelijke besluit.
Bij het waterschap vindt publieksparticipatie met name plaats bij plannen en projecten en bij beheertaken. De ontwikkeling van beleid vindt doorgaans plaats in afstemming met betrokken belangenpartijen.
Soms is publieksparticipatie zinloos als het bevoegdheden betreft van andere bestuursorganen, of is participatie zinloos omdat het waterschap in zijn handelen gebonden is aan hogere wetgeving of omdat hogere wetgeving participatie uitsluit. Soms is publieksparticipatie overbodig, als dit proces al is doorlopen. Het is niet de bedoeling dat participatie een herhaling van zetten wordt.
Het college van dijkgraaf en heemraden kan een initiatief ook weigeren als er onvoldoende draagvlak voor is bij de belanghebbenden. Het college kan indien er weinig belanghebbenden zijn, al deze belanghebbenden rechtstreeks raadplegen. In de meeste gevallen zal het college te rade gaan bij organisaties of groepen die optreden als belangenbehartiger en als zodanig zijn erkend.
Dit artikel geeft het college ook de mogelijkheid om voor bepaalde beleidsterreinen nadere regels te stellen.
In het bedoelde verslag kan met name worden ingegaan op:
Het college doet alleen mee aan een burgerinitiatief als dit initiatief past binnen de kaders van het waterschapsbeleid en bijdraagt aan de doelstellingen daarvan. Ook kijkt het college of de weigeringsgronden van toepassing zijn. Het college kan daarbij nadere voorwaarden stellen.
Het college besluit welke vorm van overheidsparticipatie wordt verleend: loslaten, stimuleren, faciliteren, regisseren of reguleren. Het kan aan de overheidsparticipatie vooraf de voorwaarde verbinden dat inwoners, bedrijven en direct belanghebbenden in voldoende mate bij het burgerinitiatief worden betrokken.
Het college neemt alleen burgerinitiatieven in behandeling die zijn ingediend door kiesgerechtigden voor de waterschapsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van het bestuur te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 2a van de Kieswet. Om ook jongeren meer te betrekken is de leeftijd waarop initiatiefvoorstellen kunnen worden ingediend verlaagd naar 16 jaar. Jongeren kunnen op deze wijze (vroegtijdig) betrokken worden bij het waterschap.
Hier zijn potentiële weigeringsgronden opgenomen. Deze weigeringsgronden hebben geen automatische werking. Het college kan afwegen of de hier genoemde weigeringsgronden voldoende relevant zijn om tot weigering over te gaan.
Hier staan de absolute weigeringsgronden, als een van deze gronden aanwezig is, doet het waterschap niet mee.
De beperkingen die deze bepaling stelt aan de inhoud van een burgerinitiatief vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om het algemeen bestuur te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover het algemeen bestuur uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft.
Een vraag over waterschapsbeleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of algemeen bestuursvergadering.
Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop is bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het bestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.
Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in het algemeen bestuur aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in het algemeen bestuur te zeer kunnen frustreren.
Blauwe diensten zijn bovenwettelijke, vrijwillige activiteiten die worden ondernomen door particuliere grondeigenaren en grondgebruikers. Blauwe diensten richten zich op realisatie van maatschappelijke wensen of doelen op het terrein van natuur, landschap, waterbeheer en recreatief medegebruik. Blauwe diensten leveren een bijdrage aan een gezond en robuust watersysteem en kunnen worden beschouwd als een instrument om kleine of ingrijpende wateropgaven mee te realiseren.
Blauwe diensten zijn met name van belang waar het waterschap een bepaalde wateropgave niet goed binnen het systeem van bestaande watergangen kan oplossen. Het kan gaan om maatregelen tegen wateroverlast, tegen droogte of ter verbetering van de waterkwaliteit.
Ingrijpende wateropgaven kunnen worden opgelost in samenwerking met landbouwcollectieven, waarbij ook POP3-gelden zijn betrokken. Daarover worden specifieke afspraken gemaakt.
Daarnaast is er voor (kleinere) wateropgaven een subsidieregeling Klimaatactief bedoeld. Dit is een generieke regeling waarop iedereen aanspraak kan maken, ongeacht de effectiviteit van de maatregelen.
Artikel 14 van deze regeling biedt de mogelijkheid om meer gericht en meer effectief met grondeigenaren en grondgebruikers samen te werken aan het reduceren van specifieke wateropgaven. Er is sprake van een partnerschap. Om die reden wordt hier niet gesproken van een subsidie, maar van een opdracht.
Het waterschap is een lokale, uitvoeringsgerichte overheid die bij zijn ingezetenen waterbewustzijn en zelfwerkzaamheid stimuleert. Dit artikel biedt daarvoor een basis.
De Wet versterking participatie op decentraal niveau is aangenomen op 5 juni 2024 en is in werking getreden op 1 januari 2025. In deze bepaling is het uitdaagrecht opgenomen.
De wijze waarop het uitdaagrecht in de verordening is verwerkt, biedt de mogelijkheid om het te beperken tot de door het college te bepalen taken en opgaven.
Voor de uitvoering van blauwe diensten en van werkzaamheden die voortvloeien uit het uitdaagrecht is overeenstemming nodig. Daarbij kunnen onder andere afspraken worden gemaakt over de resultaten die beoogd worden, op welke wijze de continuïteit is gegarandeerd en hoe aan door het college bepaalde kwaliteitseisen wordt voldaan;
Indien meerdere organisaties hebben ingetekend die aan de gestelde kwaliteitseisen voldoen, bepaalt het college aan wie de opdracht wordt verstrekt; daarbij kan in overleg ook worden gekozen voor een vorm waarbij de opdracht aan beiden wordt toebedeeld of waarbij eventueel uitbreiding van de opdracht plaatsvindt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2025-9894.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.