Waterschapsblad van Hoogheemraadschap van Delfland
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Hoogheemraadschap van Delfland | Waterschapsblad 2025, 32036 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Hoogheemraadschap van Delfland | Waterschapsblad 2025, 32036 | ander besluit van algemene strekking |
Peilbesluit Schieveen peilgebieden 2. 3. 36-43, 47-49, broedgebieden nabij Oude Bovendijk, A16 en Hofweg in Rotterdam
Op 27 november 2025 heeft de verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Delfland, conform art. 2.41 van de Omgevingswet en art. 7.5 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, de peilbesluiten cluster 2025 vastgesteld.
Deze peilbesluiten hebben betrekking op diverse gebieden in het beheergebied van Delfland (Delft, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rotterdam, Schiedam en Westland). De ligging van deze gebieden is terug te vinden op de diverse overzichtskaarten van de bekendgemaakte stukken.
In een peilbesluit worden voor een bepaald gebied de waterstanden of bandbreedtes waarbinnen waterstanden kunnen variëren vastgesteld, die gedurende daarbij aangegeven perioden zoveel mogelijk worden gehandhaafd.
De ontwerppeilbesluiten hebben vanaf 8 augustus 2025 zes weken ter inzage gelegen. Hierop is een zienswijze ingediend. Daarop is gereageerd middels een nota van beantwoording.
De peilbesluiten treden in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking in het Waterschapsblad of op een in het peilbesluit specifieke aangegeven datum. U kunt het besluit en de daarop betrekking hebbende stukken vanaf 31 december 2025 raadplegen op internet: https://www.delfland.nl/actueel/bekendmakingen of www.officielebekendmakingen.nl/waterschapsblad/op_organisatie/hoogheemraadschap_van_delfland. Als u de stukken wilt inzien op de locatie van het hoofdkantoor van Delfland, Phoenixstraat 32 te Delft kunt u contact opnemen via onderstaande contactgegevens.
Belanghebbenden kunnen gedurende een periode van zes weken vanaf de eerste dag, volgend op de datum van bekendmaking, in beroep gaan tegen dit besluit. Het beroepschrift moet worden gericht aan de Rechtbank te Den Haag, Sector Bestuursrecht, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Een beroepschrift dient de gronden van beroep en een omschrijving van het besluit tegen welke het zich richt te bevatten. Verder dient het beroepschrift te worden gedateerd en te worden voorzien van naam, adres en handtekening van de belanghebbende. Indien mogelijk dient het afschrift van het besluit bij het beroep te worden gevoegd.
Een ingediend beroepschrift schorst de werking van het besluit niet. Indien u een beroepschrift heeft ingediend, kunt u zich in spoedeisende gevallen wenden tot de voorzieningenrechter van de Rechtbank te Den Haag, sector Bestuursrecht, Postbus 20302, 2500 EH, Den Haag, met het verzoek een voorlopige voorziening ter treffen als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Het is ook mogelijk digitaal een verzoekschrift in te dienen bij de genoemde rechtbank via https://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op genoemde site voor de precieze voorwaarden.
Indien u vragen heeft naar aanleiding van deze bekendmaking kunt u, op werkdagen van 9.00 tot 16.00 uur, contact opnemen met het Servicepunt van Delfland. Het Servicepunt is bereikbaar via één centraal telefoonnummer, namelijk (015) 260 81 08, of via e-mail loket@hhdelfland.nl.
Onderwerp Cluster peilbesluiten 2025
De verenigde vergadering van Delfland,
op voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van dinsdag 14 oktober 2025, dossiernummer 3445;
gelezen het positieve advies van de commissie Waterkwantiteit en Waterkwaliteit.
De bepalingen in de Omgevingswet, de Waterschapswet, de Waterwet en de Omgevingsverordening Zuid-Holland;
Vast te stellen het peil van de waterstand, het daarbij behorende schouwpeil en de peilenkaarten van onderstaande peilbesluiten van cluster peilbesluiten 2025 (DMS nummers: 2437560, 2437565, 2437572, 2437577, 2437578, 2437579, 2442611, 2437580, 2437581, 2443325, 2437705, 2442606, 2437706, 2437713, 2437711, 2442607, 2437707, 2437714, 2437715, 2437709, 2437708, 2437716, 2437710, 2437704):
*Het schouwpeil is maatgevend voor het bepalen van de waterdiepte en het referentieniveau voor het voeren van de schouw, het verlenen van watervergunningen en het uitvoeren van onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen.
**Getrapt peil: Het toegevoerde water stroomt getrapt naar de lagergelegen delen van het peilgebied.
***Broedpeil: in het broedseizoen wordt in het voorjaar een hoog waterpeil gebruikt ten behoeve van weidevogels.
Met inachtneming van de per ontwerpbesluit in de laatste kolom van de tabel aangegeven navolgende bepalingen:
De overgang van zomerpeil naar winterpeil zal in de regel plaatsvinden in de loop van de maanden september en oktober, de overgang van winterpeil naar zomerpeil in de loop van de maanden maart tot en met mei. Daarbij worden weersgesteldheid en verloop van de freatische grondwaterstand ter plaatse in aanmerking genomen.
Het broedpeil geldt van 1 maart tot 15 juni. Vanaf 15 februari stijgt het winterpeil richting het verhoogde broedpeil. Vanaf 15 juni zakt het broedpeil stapsgewijs naar het zomerpeil. Het zomerpeil geldt vanaf 1 juli. De overgang van zomerpeil naar winterpeil zal in de regel plaatsvinden in de loop van de maanden september en oktober. Daarbij worden weersgesteldheid en verloop van de freatische grondwaterstand ter plaatse in aanmerking genomen.
Het broedpeil geldt van 1 februari tot 1 juni. Vanaf 1 januari stijgt het winterpeil richting het verhoogde broedpeil. Vanaf 1 juni zakt het broedpeil geleidelijk naar het zomerpeil. Het zomerpeil geldt vanaf 1 juli. De overgang van zomerpeil naar winterpeil zal in de regel plaatsvinden in de loop van de maanden september en oktober. Daarbij worden weersgesteldheid en verloop van de freatische grondwaterstand ter plaatse in aanmerking genomen.
In te trekken de peilbesluiten voor de delen die herzien worden en aangegeven zijn op de voornoemde peilenkaarten van Akkerdijksche polder, vastgesteld 27 september 2007, Groeneveldse polder, vastgesteld 19 november 2009, Abtswoude, vastgesteld 29 november 2012, Noord-Kethelpolder, vastgesteld 23 april 2020, Poelpolder, vastgesteld 20 november 2014, polder van Nootdorp, vastgesteld 25 september 2014, Schieveen, vastgesteld 15 september 2011, Voordijkshoornse polder, vastgesteld 15 december 2011, Klaas Engelbrechtspolder, vastgesteld 25 september 2014 en Zuidpolder van Delfgauw, vastgesteld 15 september 2011.
Aldus besloten in de openbare vergadering van donderdag 27 november 2025.
De verenigde vergadering voornoemd,
de secretaris,
ir. P.C. Janssen
de voorzitter,
dr. P.H.W.M. Daverveldt
Toelichting op het peilbesluit zuidoostelijk Schieveen peilgebieden 2, 3, 36 – 43, 47 – 49 broedgebieden nabij Oude Bovendijk, A16 en Hofweg in Rotterdam
Wat staat er in deze toelichting?
In deze toelichting wordt uitgelegd waarom de waterpeilen in het zuidoostelijk deel van polder Schieveen opnieuw worden vastgesteld. De waterpeilen zijn veranderd door wijzigingen in peilgrenzen en peilhoogtes. Het gaat om in totaal 13 peilgebieden. Zie hieronder een beschrijving over wat een peilbesluit is, waarom en hoe het peilbesluit aangepast wordt.
De verandering van een waterpeil leggen we vast in een nieuw peilbesluit. Een peilbesluit is een officieel besluit van het waterschap. Hierin is het waterpeil vastgelegd van wateren zoals sloten, kanalen, plassen en vijvers. Het waterschap is verplicht om zo’n peilbesluit op te stellen. Daarna moet het waterschap zijn best doen om dat waterpeil te handhaven. Het beheergebied van Delfland heeft ongeveer 700 peilgebieden. Voor elk peilgebied is een waterpeil vastgelegd in een peilbesluit.
In de ‘Beleidsnota peilbeheer’1 heeft Delfland opgeschreven hoe peilbesluiten moeten worden opgesteld. Daarom worden de beleidsuitgangspunten en werkafspraken uit deze beleidsnota gebruikt voor dit peilbesluit.
Het gebied bevindt zich in het zuidoostelijk gedeelte van de polder Schieveen in de gemeente Rotterdam. Zie Figuur 1. Ten zuiden liggen het nieuw aangelegde stuk snelweg A16 en Zestienhoven. Ten oosten liggen de Oude Bovendijk en Rodenrijs in de gemeente Lansingerland. Ten noorden liggen de Hofweg en de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Ten westen liggen de A13 en gemeente Schiedam. Het gebied is 233 hectare groot.
Figuur 1 - Gebied waar het waterpeil verandert (bron: GIS Delfland, 2025)
Waarom passen we het peilbesluit aan?
De waterpeilen zijn in de praktijk in een deel van de peilgebieden anders dan de vastgestelde waterpeilen. De peilen zijn anders door een ruimtelijke ontwikkeling. Er is een weidevogelgebied aangelegd. Daarbij zijn vergunningen verleend om het waterpeil aan te passen. Deze nieuwe waterpeilen moeten ook in een peilbesluit worden opgenomen.
In 2016 is voor het gebied een vergunning verleend voor het inrichten van een broedgebied voor weidevogels2. Dit broedgebied was een pilot: er werd onderzoek gedaan of het gebied weidevogels aantrekt. Zie op Figuur 2 in het geel de locatie van het broedgebied. Tijdens deze pilot werd een broedpeil gebruikt. Een broedpeil is een speciaal waterpeil dat leidt tot vochtige omstandigheden in de grond. Tijdens het broedseizoen verbetert dit de hoeveelheid voedsel en broedomstandigheden voor weidevogels. Bij de pilot gold een broedpeil van 5,48 meter beneden NAP in de periode 15 maart tot 15 juni. De pilot duurde tot eind 2019.
Figuur 2 – Pilotgebied in geel gemarkeerd, met broedpeil 2
In 2019 is een vergunning verleend om het broedgebied voor weidevogels te vergroten3. Zie op Figuur 3 de peilgebieden 47, 48 en 49 met broedpeilen. Er is water gegraven en er zijn werken aangelegd.
Delfland heeft in 2020 een vergunning verleend voor het instellen van de broedpeilen voor de weidevogels4. Er is water gegraven langs de Oude Bovendijk om de percelen hier af te kunnen wateren. Hier is een aparte vergunning voor verleend5. Aan de randen van de broedgebieden zijn kleine ophogingen gemaakt om afstroom van water naar andere gebieden te voorkomen. Ook is op delen van het gebied het maaiveld opgehoogd zodat er minder plas dras ontstaat.
De broedpeilen golden tussen 1 februari en 15 juni en zijn als volgt vastgesteld:
Figuur 3 – Peilgebieden 47, 48 en 49, met broedpeilen 3 & 4
Hoe passen we het peilbesluit aan?
Het peilbesluit wordt met een onderbouwing aangepast. De onderbouwing staat in deze toelichting. Er wordt gekeken naar verschillende onderdelen voordat er een peilafweging gemaakt wordt.
In hoofdstuk 2 ‘Wat is belangrijk voor de keuze van het waterpeil?’ leggen we uit welke belangen er in het gebied spelen. Daarom kijken we welke functies en waterbelangen het gebied heeft.
In hoofdstuk 3 ‘Hoe werkt het watersysteem?’ beschrijven we hoe het watersysteem werkt en wat er verandert.
Een groot onderdeel in deze toelichting is de beschrijving bij deelhoofdstuk 3.2 ‘Wat is het waterpeil in de praktijk?’. In dit peilbesluit worden namelijk veel peilgebieden vastgelegd. Om het overzichtelijk te houden zijn deze peilgebieden bij deelhoofdstuk 3.2 ingedeeld per deelgebied.
In hoofdstuk 4 ‘Hoe hebben we het nieuwe waterpeil gekozen?’ wordt beschreven waarom het nieuwe waterpeil wordt gekozen. Ook staat bij deelhoofdstuk 4.2 opgesomd welke nieuwe waterpeilen gekozen zijn.
Bij deze peilkeuze hoort een peilenkaart om de begrenzing van het peilgebied aan te geven. Op de peilenkaart staan ook labels met daarin de peilhoogtes. De peilenkaart is als Bijlage 2 (Peilenkaarten) aan deze toelichting toegevoegd.
Wat is belangrijk voor de keuze van het waterpeil?
In dit hoofdstuk wordt een omschrijving van het zuidoostelijk deel van polder gegeven. Deze informatie is belangrijk bij de keuze van een waterpeil. In deelhoofdstuk 2.1 worden de gebiedsfuncties in het gebied opgesomd. In deelhoofdstuk 2.2 wordt aangegeven welke waterbelangen er in het gebied spelen. In deelhoofdstuk 2.3 wordt een overzicht gegeven van de betrokken mensen en organisaties bij het gebiedsproces.
Hieronder in Tabel 1 staan alle gebiedsfuncties en waterbelangen genoemd, die in de beleidsnota Peilbeheer1 staan.
Tabel 1 – Gebiedsfuncties en waterbelangen zuidoostelijk Schieveen
Welke gebiedsfuncties zijn aanwezig in het gebied?
Het gebied is bestemd voor agrarisch grasland en glastuinbouw, natuur met weidevogels, wonen met oude bebouwing, recreatie en groene ruimte, en gemengde bedrijven en tuinen6. Zie bij Figuur 4 de functies uit het bestemmingsplan van gemeente Rotterdam uit 2017.
Figuur 4 – Gebiedsfuncties zuidoostelijk Schieveen, bestemmingsplan gemeente Rotterdam, 2017 6
Weidevogels hebben baat bij een hoog peil en vochtige omstandigheden in het broedseizoen. Het is ongewenst dat het te nat wordt en er plas dras situaties op het land ontstaan. Dat trekt vogelsoorten zoals ganzen en meeuwen aan die ongewenst zijn voor het vliegveld dat vlakbij ligt. Die vogels zijn een risico bij aanvaringen met vliegtuigen.
Het gebied is nu ingericht als broedgebied voor weidevogels. Zie bij Figuur 5 het geel omlijnde gebied. Het broedseizoen voor weidevogels duurt van 15 februari tot 15 juni. De waterpeilen moeten dan hoog genoeg zijn om grondwaterstanden hoog en graslanden vochtig te houden. Zo zijn de omstandigheden voor (jonge) vogels beter en kunnen ze meer voedsel vinden7. Aan het eind van het broedseizoen wordt het broedpeil stapsgewijs verlaagd naar het zomerpeil. Als er nog nesten en of kuikens in het gebied zijn wordt voedsel behouden door het vertraagd aflaten van water.
Ook is er in het gebied aandacht voor natuurvriendelijke oeverbegroeiing, waterkwaliteit, paaiplekken voor vis, vismigratie en overwinteringsplekken voor vissen.
Agrarisch grasland heeft baat bij een peil waarbij het land droog genoeg staat om er met (zware) machines op te rijden. Het land dient voor de productie van gras dat gebruikt wordt als veevoer. Bij beweiding gaat het vee het land op. Dan moet het waterpeil ook hoog genoeg staan voor vee om te kunnen drinken.
Het geel omlijnde gebied in Figuur 5 wordt ook verpacht en als agrarisch grasland gebruikt. Buiten het broedseizoen om moeten de omstandigheden werkbaar zijn en niet te nat. Dan kunnen de landbouwmachines het land op.
Figuur 5 – Geel omlijnd zijn broedgebieden en agrarisch grasland – paars omlijnd is (oude) bebouwing – oranje omlijnd is glastuinbouw (bron: Watersysteem Delfland, 2024)
Wonen, gemengde bedrijven, (oude) bebouwing en tuinen
Oude bebouwing van voor 1970 kan verzakken door een kwetsbare fundering. Een vast peil is hiervoor gunstig omdat het grondwater dan niet te hoog of te laag staat. Het waterpeil moet voldoende laag zijn om zonder natte voeten bij woningen, tuinen en bedrijven te kunnen komen. Planten moeten voldoende water hebben om te kunnen groeien. In Figuur 5 is de bebouwing langs de Oude Bovendijk met paars omlijnd. Er zijn daar veel gebouwen met waarschijnlijk kwetsbare tot zeer kwetsbare funderingen.
In Figuur 5 is met oranje de glastuinbouw omlijnd. Bij glastuinbouw moet de drooglegging voldoende zijn. Drooglegging is het verschil tussen de hoogte van het waterpeil en de hoogte van het naastgelegen perceel (zie Figuur 6). Bij voldoende drooglegging kan een teveel aan water van kassen op de sloten afgevoerd worden.
Bij gebieden die als recreatie en groen zijn aangewezen is het van belang dat (verharde) paden en bijvoorbeeld parken droog blijven. Zo blijven ze voor bezoekers goed toegankelijk. Het fietspad dat door het broedgebied heen loopt is verhoogd aangelegd 3. De fietspaden en struinpaden zijn in het broedseizoen niet toegankelijk voor publiek.
Ten zuiden van de broedgebieden ligt het vliegveld Rotterdam The Hague Airport, zie ook Figuur 5. Ganzen en meeuwen kunnen een aanvaringsrisico vormen voor vliegtuigen.
Te natte omstandigheden en moerassige natuurtypen moeten vermeden worden. Deze omstandigheden kunnen een aantrekkende werking hebben op ganzen en meeuwen. Voor de veiligheid van vliegverkeer is het van belang dat er niet teveel van deze vogels in het broedgebied zijn. Zo wordt de kans op botsingen tussen vogels en vliegtuigen verkleind.8
Er is een beheerplan tussen de provincie en beheerorganisatie van het broedgebied om aantallen ganzen die een risico kunnen vormen te verminderen. Dit plan wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld en uitgevoerd.
De gebiedsfuncties zijn naast de waterpeilen afhankelijk van het grondwater. In de winter loopt de grondwaterspiegel anders dan in de zomer. Zie Figuur 6 voor een grondwaterspiegel die typisch is voor in de winter9. De grondwaterspiegel heeft dan een bolle vorm. In de zomer heeft de grondwaterspiegel een holle vorm.
Figuur 6 – Grondwaterspiegel in de winter 9
De bodem in het gebied bestaat uit venige grond op klei10. Deze bodemsoort is minder gevoelig voor bodemdaling dan veengrond maar wel gevoeliger voor bodemdaling dan enkel kleigrond.
In het gebied zijn er delen met een hoge kans op archeologische resten11. De verwachting is dat deze resten zich ruim 5 meter beneden maaiveld bevinden. De waterpeilen in dit peilbesluit hebben hier geen invloed op.
Welke waterbelangen zijn aanwezig in het gebied?
In dit deelhoofdstuk staan de waterbelangen beschreven die aanwezig zijn in het gebied van zuidoostelijk Schieveen. Op basis van de waterbelangen wordt uiteindelijk een passend waterpeil gekozen.
De waterbelangen worden in de volgende thema’s besproken: waterveiligheid, droge voeten, een betrouwbaar watersysteem, en waterkwaliteit & planten en dieren.
Waterkeringen dienen de waterveiligheid in een gebied en gaan het risico op overstromingen tegen. Bij een kering moet een waterpeil aanwezig zijn die de kering niet te droog of te nat maakt.
De weg van de Oude Bovendijk loopt over een waterkering (zie Figuur 7). Aan de binnenzijde van de kering (rechterzijde op foto Figuur 7, zijde polder Schieveen) moet een hoog genoeg waterpeil aanwezig zijn. Deze waterstand zorgt voor een gewenste tegendruk op het hogere water langs de kering (linkerzijde op foto Figuur 7, zijde Zuidpolder Rodenrijs).
Als de kering te ‘droog’ is kan de kade scheuren en instabiliteit veroorzaken. Als de kering te ‘nat’ en verzadigd is kan grond van de kade gaan afschuiven. Dat is ook ongewenst en niet veilig.
Figuur 7 – Oude Bovendijk ter hoogte van huisnummer 241 richting het zuiden (bron: Cyclomedia, 2025)
In het gebied is het van belang dat er geen wateroverlast is om zo droge voeten te houden. Zo is het bij bebouwing de bedoeling dat kelders niet vol water lopen. Er moet een waterpeil gekozen worden dat de grondwaterstanden niet te veel laat stijgen.
Tegelijk is een tekort aan water ongewenst. Het peil moet niet te laag staan zodat kwetsbare funderingen van oudere bebouwing kunnen gaan verzakken.
In het gebied worden in het broedseizoen de waterpeilen omhoog gezet. Het stijgen en zakken van waterpeilen bij de broedgebieden mag geen invloed hebben op grondwaterstanden bij de bebouwing. Ook moet een verhoogd waterpeil bij de broedgebieden geen overlast opleveren voor omliggende gebieden.
Er is een watersysteem nodig waarbij de waterstanden goed beheert kunnen worden. Er moeten stevige kunstwerken aanwezig zijn. De kunstwerken moeten goed in te stellen zijn, al dan niet op afstand. Op die manier kunnen de gewenste waterstanden geregeld worden. Ook kan er worden ingespeeld op nat of droog weer. Bij veel regen kan het teveel aan water uit het gebied weggevoerd worden. Bij een tekort aan regen kan er extra water het gebied binnengelaten worden.
Het aflaten van water na het broedseizoen moet niet te snel gebeuren. Door droogte en het afstromen van water kunnen delen van de oevers wegspoelen. Van belang is dat een waterpeil stap voor stap verlaagd wordt. Dit kan gebeuren door een kunstwerk stap voor stap op een ander waterpeil in te stellen.
Waterkwaliteit & planten en dieren
Delfland moet zorgen voor schoon, gezond en levend water. Daarom is voor de keuze van het waterpeil gekeken naar de volgende punten:
De waterkwaliteit van de polder Schieveen is niet goed. Er zijn te hoge gehalten van voedingsstoffen stikstof, fosfor en zwavel in het water aanwezig. Dit is schadelijk voor planten en dieren. De waterkwaliteit van het gebied wordt –of werd in het verleden– gecontroleerd op verschillende meetpunten. Zie Figuur 8 voor de meetpunten voor waterkwaliteit in polder Schieveen.
Figuur 8 – Meetpunten waterkwaliteit, groen omlijnd: pilotgebied, geel omlijnd: hele broedgebied, blauwe peil: inlaatwater polder, oranje peil: water verlaat de polder (bron: Waterkwaliteit Delfland, 2025)
Om verder te kijken naar de waterkwaliteit, planten en dieren wordt de methode 'Ecologische Sleutelfactoren'12 gebruikt. In dit gebied zijn de volgende ‘ecologische sleutelfactoren’ belangrijk:
Ecologische sleutelfactor ‘Productiviteit van het water’
De productiviteit van het water wordt bepaald door de belasting met voedingsstoffen stikstof, fosfor en zwavel. Te veel stikstof en fosfor in het water leidt tot te veel algengroei. Dan wordt het water troebel en is er niet genoeg licht voor de gewenste ondergedoken waterplanten.13
Zwavel kan in andere vormen giftig zijn voor planten en dieren. Ook kan zwavel het vrijkomen van fosfor uit de bodem versnellen. Hierdoor stijgt het gehalte van fosfor in het water. Ook zorgt zwavel ervoor dat het veen sneller afbreekt. Dan komen er meer stoffen, zoals stikstof en fosfor, in het water terecht en de bodemdaling versneld.14
Figuur 9 geeft voor 2018 de stoffen weer in het polderwater (meetpunten 1 t/m 5 in Figuur 8), ander polderwater (meetpunten 6 en 7 in Figuur 8) en het inlaatwater (meetpunt 8 in Figuur 8):
Figuur 9 – Stoffen in 2018, polder Schieveen. De gekleurde horizontale lijnen zijn de normgehalten (bron: Waterkwaliteit Delfland, 2025)
Waarnemingen voedingsstoffen en waterkwaliteit
Uit bovenstaande grafiek kan het volgende worden opgemaakt voor het jaar 2018:
Stikstofgehalten liggen zowel bij het inlaatwater als polderwater boven de norm van 1,8 mg/L15;
Fosfor- en zwavelgehalten liggen in het polderwater boven de norm (0,3 mg/L15 & 100 mg/L16);
Het inlaatwater is in 2018 over het algemeen van betere waterkwaliteit dan het polderwater. Het nieuwe peil met het inlaatwater leidt niet tot verhoogde gehaltes van zwavel en fosfor in het polderwater.
Waterkwaliteit de laatste jaren
De stikstof- en zwavelgehalten in het inlaatwater nemen vanaf 2020 geleidelijk af 15. Er zijn geen meetgegevens van waterkwaliteit bij de broedgebieden over de laatste jaren. De verwachting is dat door het schonere inlaatwater de waterkwaliteit in de polder verder blijft verbeteren. Daarnaast wordt er veel regenwater vastgehouden in het gebied om het waterpeil op te kunnen zetten.
Polderwater broedgebieden zuidoostelijk Schieveen
Na 2018 zijn de watergangen in broedgebieden in het gebied aangepast. De nu vast te stellen waterpeilen zijn nog verder verhoogd ten opzichte van de peilen in 2018. Ook zijn er watergangen bij gemaakt. Het grotere volume water kan een positieve invloed hebben op de waterkwaliteit. Omdat er geen meetgegevens zijn van polderwater na 2018 kan dit niet vastgesteld worden.
Inlaatwater is één van de bronnen van voedingsstoffen in het water van het gebied. Daarnaast is er een vaste aanvoer stoffen vanuit kwelwater 14 en 17 en de venige bodem18. Kwel is grondwater dat onder druk uit de bodem komt. De instroom van kwelwater bij de polder Schieveen is maximaal 0,36 millimeter per dag. Dit is niet heel groot in vergelijking met andere kwelrijke polders 17.
Vanaf 2020 wordt in de nieuwe broedgebieden niet meer bemest19. Dit vermindert de aanvoer van voedingsstoffen naar het water. Bij hoogbemeste gebieden kan het nog tientallen jaren duren voordat de voorraad aan voedingsstoffen is uitgespoeld.
Ecologische sleutelfactor ‘Leefgebied geschiktheid’
De inrichting van het water bepaalt onder andere of er geschikte leefgebieden zijn voor planten en dieren.
Voor vissen is een zuurstofgehalte boven 7 mg/l gewenst20. In 2018 is het zuurstofgehalte in het water van het broedgebied gemeten. Het gemiddelde zuurstofgehalte lag toen op 9,74 mg/L 15. Ook het gemiddelde zuurstofgehalte van het inlaatwater schommelt rond dat gehalte. Het zuurstofgehalte is dus voldoende voor vis.
Vanaf 2020 zijn de watergangen van de broedgebieden verder aangepast. Er is water bijgegraven en er zijn natuurvriendelijke oevers aangelegd. Dat is beiden gunstig voor waterdieren. Een natuurvriendelijke oever geeft ruimte aan vochtige natuur met juiste omstandigheden voor water- en oeverplanten en dieren. Zie Figuur 10 voor een voorbeeld van een natuurvriendelijke oever.
Figuur 10 – Natuurvriendelijke oever bij een watergang (bron: Rivierenland, 2025)
Door de natuurvriendelijke oevers zijn er ondiepe delen water aanwezig. Er zijn geen diepe sloten aangelegd in het gebied. Met name door de natuurvriendelijke oevers is het paai- en opgroeigebied van vissen beter geworden. Het leefgebied voor vissen is verder verbeterd door de aanwezigheid van enkele overwinteringsplekken. Dit zijn dieper uitgegraven delen in watergangen waar vissen kunnen verblijven. Daar kunnen ze dieper wegschuilen bij vorst.
Ook is het leefgebied voor planten verbeterd. De planten kunnen zich vestigen op de flauwe oevers van de natuurvriendelijke oevers. Dieren kunnen makkelijker het water uitklimmen. Kuikens van weidevogels kunnen beter schuilen en voedsel vinden. Wel worden de oevers regelmatig gemaaid om predatie op kuikens door bijvoorbeeld de vos te doen afnemen. De vos kan de oevers namelijk gebruiken om ongemerkt dichtbij de nesten te komen. Als laatste vormt de natuurvriendelijke oever een buffer, die meststoffen opvangt die uit de oever stromen.
Natuurvriendelijke oevers functioneren het beste bij een flexibel peil, waar delen van de oever in de zomer droogvallen. Hierdoor kunnen zaden tot ontwikkeling komen en komt een stukje van de oever droog te liggen, waardoor zuurstof voor een positief effect in de bodem kan zorgen. Hierdoor komen er meer soorten die in de oever zullen groeien. Een onnatuurlijk peil, waarbij het waterpeil hoog komt te staan in de zomer, is juist negatief. Daarnaast is een geleidelijke droogval vaak beter dan een plotselinge verhoging of verlaging van het waterpeil. Aan het laatste wordt voldaan door het laten volregenen van de peilgebieden. Ook wordt er aan voldaan door het stapsgewijs aflaten van water uit de peilgebieden.
Ecologische sleutelfactor ‘Verspreiding’: Stuwen en gemalen vormen een obstakel voor vissen om naar andere gebieden te trekken. Vissen hebben het liefst een aangesloten systeem van water. 13
Bij de inrichting van de broedgebieden zijn er peilgebieden bijgekomen. Het nieuwe gebied is daardoor meer versnipperd. Dit verkleint het leefgebied voor vis. Sommige obstakels hebben een verschil in waterpeil van enkele centimeters. Mogelijk kunnen volwassen vissen zo’n obstakel nog nemen.
Veel plant- en diersoorten kunnen zich door de lucht of over land verplaatsen. Of ze stromen mee over bijvoorbeeld een stuw. Er wordt niet verwacht dat dergelijke obstakels voor deze soorten een probleem zijn.
In het broedseizoen voor vogels zijn de peilgebieden met broedpeilen versnipperd. De peilgebieden worden namelijk gescheiden door stuwen. In de rest van het jaar staan de peilgebieden met broedpeilen in open verbinding met omliggende peilgebieden. Dan kunnen de vissen vrij zwemmen. Via visvriendelijke gemalen en vispassages kunnen vissen de Schie in- en uitzwemmen. Alleen peilgebied 3 en peilgebied 49 (met broedpeil) bieden geen vismigratie met andere peilgebieden. De kunstwerken die deze peilgebieden scheiden van andere gebieden hebben geen mogelijkheden hiertoe.
Welke mensen en organisaties zijn betrokken door Delfland?
Als Delfland het waterpeil wil veranderen, kijken we eerst wie daarmee te maken krijgt. Dat kunnen burgers, agrariërs of organisaties zijn. Er worden de verschillende belangen afgewogen. Bij dit peilbesluit in zuidoostelijk Schieveen zijn in willekeurige volgorde de volgende belanghebbenden aanwezig:
Delfland vindt het belangrijk om de belanghebbenden te betrekken. De belanghebbenden worden betrokken voordat er een definitief peilbesluit is opgesteld. Dat is ook bij dit peilbesluit gebeurd.
Er is overlegd met de gemeente Rotterdam en Natuurmonumenten. Ook zijn er brieven met een peilvoorstel verstuurd naar bewoners en pachters. Daaruit volgde telefonisch contact met een pachter.
In dit hoofdstuk omschrijven we het watersysteem in zuidoostelijk deel van Schieveen. Eerst wordt in deelhoofdstuk 3.1 het eerdere peilbesluit erbij gepakt. Vervolgens wordt in deelhoofdstuk 3.2 gekeken naar wat de waterpeilen in werkelijkheid zijn. Ten slotte wordt in deelhoofdstuk 3.3 uiteengezet hoe het watersysteem is veranderd en hoe het water nu stroomt.
Wat was het officiële waterpeil?
In 2011 is een waterpeil voor peilgebieden 2, 3, 36 t/m 43 vastgesteld in het peilbesluit Schieveen uit 201121. De peilenkaart van dat peilbesluit is te zien op Figuur 11 hieronder.
Figuur 11 – Peilenkaart van peilbesluit Schieveen uit 2011. Oranje omlijnd zijn de peilgebieden waarvoor in 2025 een peilbesluit wordt genomen. (bron: Peilbesluiten Delfland, 2011)
In 2011 zijn de volgende waterpeilen vastgelegd:
Wat is het waterpeil in de praktijk?
In dit gebied bevinden zich 13 peilgebieden. De peilgebieden worden opgedeeld en beschreven bij subhoofdstukken om het overzichtelijk te houden.
Figuur 12 – Meetpunten voor waterpeilen in zuidoostelijk Schieveen (bron: WIS Delfland, 2025)
De hoofdpeilgebieden 2 en 3 worden beschreven in subhoofdstuk 3.2.1. De peilgebieden 47, 48 en 49 met broedpeilen worden beschreven in subhoofdstuk 3.2.2. De waterstanden in de hiervoor genoemde peilgebieden worden gemeten met digitale niveaumeters. Zie op Figuur 12 de locatie van de meetpunten.
Verder bevinden zich langs de Oude Bovendijk oude gebouwen met kleine vastgestelde peilgebieden. Zie ook de peilenkaart op de vorige pagina bij Figuur 11. De kleine peilgebieden staan opgesomd in subhoofdstuk 3.2.3. Hier staan geen digitale niveaumeters voor de waterstanden. De waterpeilen bij deze gebieden zijn met gps ingemeten in januari 2025. Deze kleine peilgebieden worden op peil gehouden door inlaten die water kunnen binnenlaten. Andere aanvoer van water komt door regenwater, kwel, doorsijpelen van de kering, en particuliere pompsystemen.
Ten slotte worden de gebieden met afwijkend peil weergegeven in subhoofdstuk 3.2.4. Deze zijn ook handmatig ingemeten in januari 2025. De gebieden bevinden zich voornamelijk langs de Oude Bovendijk. Ook liggen er 2 gebieden met afwijkend peil bij de Hofweg en A16 in de buurt.
Peilgebieden 2 en 3 met hoofdwatergang
De peilgebieden 2 en 3 zijn in grens gewijzigd door de aanleg van het broedgebied met nieuwe peilgebieden. De peilgebieden 2 en 3 bevatten de hoofdwatergang: bij peilgebied 3 komt in dit deel van de polder Schieveen water binnen. Zie daarvoor ook deelhoofdstuk 3.3 ‘Hoe ziet het watersysteem eruit?’. Via peilgebied 2 wordt water afgevoerd. Zie onderstaand Figuur 13 voor de ligging van de peilgebieden 2 en 3. De waterpeilen zijn in de praktijk gelijk gebleven aan de situatie voor de broedgebieden. Dat wordt hieronder per peilgebied beschreven.
Zie hieronder bij Figuur 13 het peilverloop bij peilgebied 2.
Figuur 13 – Waterpeil peilgebied 2. Groene lijn is zomerpeil & paarse lijn is winterpeil. Periode 1-9-2023 tot 18-4-2025. (bron: WIS Delfland, 2023 t/m 2025)
Bovenstaande Figuur 13 geeft weer dat het zomerpeil rond 5,76 meter beneden NAP ligt (groene lijn). Het winterpeil schommelt rond 5,84 meter beneden NAP (paarse lijn).
In onderstaand Figuur 14 wordt het waterpeil weergegeven bij peilgebied 3. Te zien is dat het peilverloop schommelt tussen het zomerpeil van 5,87 meter beneden NAP (groene lijn) en het winterpeil van 6,04 meter beneden NAP (paarse lijn).
Figuur 14 – Waterpeil peilgebied 3. Groene lijn is het zomerpeil & paarse lijn is het winterpeil. Periode 1-9-2023 tot 18-4-2025 (bron: WIS Delfland, 2023 t/m 2025).
Peilgebieden 47 t/m 49 met broedpeilen
Het zuidoostelijke deel van de polder Schieveen is vanaf 2020 verder ingericht met broedgebieden. In 2021 en 2022 zijn de vergunde broedpeilen gebruikt 4. Deze broedpeilen zijn in de praktijk te hoog gebleken. Daarom zijn in 2023 en 2024 de waterpeilen gebruikt die verder op in Figuur 15 te zien zijn.
De laatste 2 jaar, voor dit peilbesluit werd opgesteld, zijn in de praktijk de volgende broedpeilen gebruikt:
Figuur 15 – Peilbeheer in 2023 en 2024, peilgebieden met broedpeilen (bron: Peilbeheer Delfland, 2023 en 2024)
In onderstaande Figuur 16 is het peilverloop te zien in 2023 en 2024 van peilgebied 47. De oranje lijn is het broedpeil van 5,39 meter beneden NAP dat nagestreefd wordt. Te zien is dat in het broedseizoen het waterpeil rond dat broedpeil schommelt.
Figuur 16 – Waterpeil peilgebied 47. Oranje lijn is het broedpeil. Periode 1-1-2023 tot 1-1-2025 (bron: WIS Delfland, 2023 & 2024)
Zie voor peilgebied 48 met metingen in 2023 en 2024 Figuur 17 hieronder. Te zien is dat het waterpeil schommelt rond het broedpeil van 5,36 meter beneden NAP (oranje lijn).
Figuur 17 – Waterpeil peilgebied 48. Oranje lijn is het broedpeil. Periode 1-1-2024 tot 1-1-2025 (bron: WIS Delfland, 2024)
In Figuur 18 is het waterpeil te zien van het jaar 2024 behorend bij peilgebied 49. Te zien is dat in het broedseizoen het broedpeil rond het afgesproken broedpeil van 5,64 meten beneden NAP ligt. Het broedpeil van 5,64 meter beneden NAP is weergegeven met de oranje lijn.
Figuur 18 – Waterpeil peilgebied 49. Oranje lijn is het broedpeil. Periode 1-1-2024 tot 1-1-2025 (bron: WIS Delfland, 2024)
Peilgebieden 36 t/m 43 langs de Oude Bovendijk, Rotterdam
In januari 2025 zijn de waterpeilen bij peilgebieden 36 t/m 43 langs de Oude Bovendijk opnieuw ingemeten. Zie Figuur 19 hieronder met geel aangegeven de ligging van de peilgebieden.
Figuur 19 – Peilgebieden Oude Bovendijk, weergegeven met gele vlakken. Noordwestelijk ligt woning met nr 252, zuidoostelijk nr. 216 (bron: Watersysteem Delfland, 2025).
De metingen worden op de volgende pagina’s beschreven. Op de bijbehorende figuren Figuur 20 tot en met Figuur 24 zijn oranje begrenzingen te zien. Deze begrenzingen geven de peilgebieden weer die vastgesteld zijn met het peilbesluit in 2011. Bij de paarse cirkels staan de inmeetpunten in het veld weergegeven. De waterpeilen staan in deze cirkels. Op de kaartjes zijn ook huisnummers weergegeven om beter te kunnen oriënteren. De peilgebieden bij de Oude Bovendijk worden beschreven in volgorde van noordwestelijke (bij huis nr. 252) naar zuidoostelijke (bij huis nr. 216) richting. Zie ook bovenstaande Figuur 19.
Peilgebied 36 (Oude Bovendijk 252)
De peilgrens van peilgebied 36 ligt in de praktijk bij het inmeetpunt (paarse cirkel Figuur 20). De peilgrens van peilgebied 36 wijkt in de praktijk dus af van het eerder vastgestelde peilgebied. Zie voor de nieuwe grenzen Bijlage 2 (Peilenkaarten). Het praktijkpeil van gebied 36 is 5,65 meter beneden NAP. Het praktijkpeil is gelijk aan het eerder vastgestelde waterpeil.
Figuur 20 – Peilgebied 36, oranje grenzen: peilgebieden volgens peilbesluit 2011 (bron: Watersysteem Delfland, 2025)
Peilgebied 37 (Oude Bovendijk 252)
Bij peilgebied 37 is in de praktijk een waterpeil van 5,27 meter beneden NAP aanwezig. Zie Figuur 21. Dit is 5 centimeter hoger dan het eerder vastgestelde waterpeil van 5,32 meter beneden NAP. De grens van peilgebied 37 ligt in de praktijk bij inmeetpunt ‘NAP-5,18’. Daarmee wijkt de praktijkgrens van peilgebied 37 af van de eerder vastgestelde grens. Zie de nieuwe grenzen op Bijlage 2 (Peilenkaarten).
Figuur 21 – Peilgebieden 37 en 38, oranje grenzen: peilgebieden volgens peilbesluit 2011 (bron: Watersysteem Delfland, 2025)
Peilgebied 38 (Oude Bovendijk 245 t/m 249)
Peilgebied 38 heeft een praktijkpeil van 5,18 m beneden NAP. Zie bovenstaande Figuur 21.
Dit is gelijk aan het eerder vastgestelde waterpeil. De grens van peilgebied 38 ligt in de praktijk bij inmeetpunt ‘NAP-5,18’ en deelt de grens met peilgebied 37. Daarmee wijkt de grens van peilgebied 38 af van de eerder vastgestelde grens uit het peilbesluit. Zie voor de nieuwe grenzen Bijlage 2 (Peilenkaarten).
Figuur 22 – Peilgebieden 39 en 40, oranje grenzen: peilgebieden volgens peilbesluit 2011 (bron: Watersysteem Delfland, 2025)
Peilgebied 39 (Oude Bovendijk 224 A)
Bij peilgebied 39 is in de praktijk een waterpeil van 5,38 meter beneden NAP aanwezig. Zie bovenstaande Figuur 22. Dat peil wijkt iets af van het vastgestelde waterpeil in 2011. Deze was vastgesteld op 5,40 meter beneden NAP. De grens van peilgebied 39 is in de praktijk hetzelfde als de vastgestelde grens in 2011.
Peilgebied 40 (Oude Bovendijk 224 A)
Bij peilgebied 40 is in de praktijk een waterpeil van 5,82 meter beneden NAP aanwezig. Zie bovenstaande Figuur 22. Dit is 17 centimeter lager dan het eerder vastgestelde waterpeil van 5,65 meter beneden NAP. In het gebied wordt het water voor een groot gedeelte op peil gehouden door ‘natuurlijke’ aanvoer zoals regenwater, kwel en doorsijpelen. Het water wordt daarnaast actief op peil gehouden door een particulier pompsysteem vanuit de inlaat bij peilgebied 39. De grens van peilgebied 40 is in de praktijk hetzelfde als de vastgestelde grens in 2011.
Peilgebieden 41 (Oude Bovendijk 223)
Peilgebied 41 ligt in de praktijk anders dan eerder vastgesteld in het peilbesluit van 2011. Zie Figuur 23. De peilgrens ligt bij meetpunt ‘NAP -5,81’. De nieuwe grenzen zijn te zien in Bijlage 2 (Peilenkaarten). Het waterpeil van 5,81 meter beneden NAP is gelijk aan het vastgestelde peil.
Peilgebied 42 (Oude Bovendijk 222)
De peilgrens van peilgebied 42 ligt in de praktijk ook anders dan eerder vastgesteld. Zie onderstaande Figuur 23. De grenzen van dit peilgebied ligt om de oude bebouwing heen. De nieuwe grenzen zijn te zien in Bijlage 2 (Peilenkaarten). Het waterpeil is in de praktijk 5,60 meter beneden NAP. Dit is 5 centimeter hoger dan het vastgestelde peil bij het peilbesluit in 2011.
Figuur 23 – Peilgebieden 41 en 42, oranje grenzen: peilgebieden volgens peilbesluit 2011 (bron: Watersysteem Delfland, 2025)
Peilgebied 43, Oude Bovendijk 216
De peilgrens van peilgebied 43 ligt in de praktijk anders dan eerder vastgesteld. Zie Figuur 24 op de volgende pagina. De zwart gearceerde gebieden maken in de praktijk onderdeel uit van peilgebied 43. Zie Bijlage 2 (Peilenkaarten) voor de nieuwe grenzen.
In de praktijk ligt het peil 8 centimeter hoger dan het in 2011 vastgestelde peil van 5,68 meter beneden NAP. De zwart gearceerde gebieden worden bij subhoofdstuk 3.2.4 ‘Gebieden met afwijkende waterpeilen’.
De peilgrens van peilgebied 43 ligt in de praktijk anders dan eerder vastgesteld. Zie meetpunt ‘NAP -5,60 m’ bij Figuur 24. In de praktijk ligt het peil 8 centimeter hoger dan het in 2011 vastgestelde peil van 5,68 meter beneden NAP. De peilgrens ligt ook anders dan vastgesteld bij het peilbesluit 2011. De zwart gearceerde gebieden maken in de praktijk onderdeel uit van peilgebied 43. Zie ook Bijlage 2 (Peilenkaarten) voor de nieuwe grenzen.
Figuur 24 – Peilgebied 43, oranje grenzen: peilgebieden volgens peilbesluit 2011 (bron: Watersysteem Delfland, 2025)
Gebieden met afwijkende waterpeilen
Er bevinden zich gebieden met afwijkend waterpeil in zuidoostelijk Schieveen waar dit peilbesluit over gaat. Gebieden met afwijkend waterpeilen worden ingesteld met vergunningen. Deze gebieden toetst Delfland ook aan de beleidsnota Peilbeheer 1. De gebieden bevinden zich voornamelijk langs de Oude Bovendijk. Ook liggen er gebieden met afwijkend peil bij de Hofweg en A16 in de buurt.
Volgens de beleidsnota Peilbeheer wil Delfland gebieden met afwijkende waterpeilen zoveel mogelijk opheffen. Het waterpeil moet dan hetzelfde worden als het waterpeil van de rest van het peilgebied. Wijkt de maaiveldhoogte ten minste 10 centimeter af van het omliggende gebied? Dan mag een gebied met afwijkend waterpeil blijven bestaan.
Van de in totaal 10 afwijkende gebieden bestonden er al 5. Er zijn 5 nieuwe gebieden met afwijkend peil bijgekomen. De nieuwe gebieden waren nog niet opgenomen, maar zijn in de praktijk al wel aanwezig. De afwijkende gebieden bij dit peilbesluit worden alleen beschreven in deze toelichting. De waterpeilen van de afwijkende gebieden worden niet vastgelegd in het peilbesluit.
Al de verder beschreven gebieden met afwijkend peil voldoen aan de minimale afwijking in maaiveldhoogte van 10 centimeter. Daarom mogen de afwijkend gebieden blijven bestaan. Daarnaast is er veel oude bebouwing langs de Oude Bovendijk. Deze bebouwing vereisen vaak een hoog vast peil.
In de figuren Figuur 25 tot en met Figuur 28 verderop zijn de gebieden met afwijkend peil aangegeven met zwarte arcering. In januari 2025 zijn de waterpeilen bij de gebieden met afwijkend peil opnieuw ingemeten. Deze metingen worden op de volgende pagina’s beschreven. De gemeten waterpeilen zijn weergegeven bij de inmeetpunten in paarse cirkels of rechthoeken. Deze ingemeten peilen worden overgenomen voor de nieuwe situatie en beheerd door derden. Bij de figuren zijn weer huisnummers toegevoegd om beter te kunnen oriënteren.
Gebied met afwijkend peil 38 a (Oude Bovendijk 246)
Afwijkend peil 38 a wordt nieuw opgenomen. Zie Figuur 25. Dit gebied heeft in de praktijk een waterpeil van 4,63 meter beneden NAP.
Figuur 25 – Afwijkende peilen 38 a, 2 d en 2 f, zwart gearceerd: eerder/nieuw opgenomen gebied met afwijkend peil (bron: GIS Delfland, 2025)
Gebied met afwijkend peil 2 d (Oude Bovendijk 243 F)
Afwijkend peil 2 d wordt nieuw opgenomen. Zie Figuur 25 hierboven. Dit gebied heeft in de praktijk een waterpeil van 5,65 meter beneden NAP.
Gebied met afwijkend peil 2 f (Oude Bovendijk 248 B)
Het gebied heeft volgens vergunning uit 2020 een flexibel peil22. Zie Figuur 25 hierboven. Bij een flexibel peil beweegt het waterpeil tussen de boven- en ondergrens. Het waterpeil van de bovengrens is in de praktijk 5,63 meter beneden NAP. Dit is 10 centimeter lager dan het eerder opgenomen afwijkende waterpeil. De ondergrens van het waterpeil is 5,84 meter beneden NAP.
Gebieden met afwijkende waterpeilen 42 en 43 a, b en c (Oude Bovendijk 216)
Op deze locatie liggen 4 gebieden met afwijkend peil dicht bij elkaar. Zie de gebieden bij Figuur 26. Na Figuur 26 staat een beschrijving opgesomd van de 4 gebieden.
Figuur 26 – Afwijkende peilen 42 en 43 a/b/c, zwart gearceerd: eerder/nieuw opgenomen gebied met afwijkend peil (bron: GIS Delfland, 2025)
Bij de gebieden geldt het volgende:
Afwijkend peil 43 b is vergund met een vergunning uit 201723. Het waterpeil in de praktijk is 5,42 meter beneden NAP. Dit is gelijk aan de vergunning.
Gebied met afwijkend waterpeil 3 a, Oude Bovendijk 208 t/m 210
Het waterpeil is in de praktijk hier 5,63 meter beneden NAP. Zie Figuur 27. Dit gebied met afwijkend peil wordt in deze toelichting getoetst aan het beleid en nieuw opgenomen. Het peil is hier hoger door eerdere inrichting van watersysteem. Ook zijn hier oude gebouwen aanwezig.
Figuur 27 – Afwijkend peil 3 a, zwart gearceerd: nieuw opgenomen gebied met afwijkend peil (bron: GIS Delfland, 2025)
Gebieden met afwijkende waterpeilen 2a en 2b (Hofweg 92)
Hier zijn 2 bestaande gebieden met afwijkend waterpeil aanwezig. Zie Figuur 28. In de praktijk zijn de waterpeilen hier nu lager dan eerder ingesteld. Dit komt door niet functionerende kunstwerken van de eigenaar.
Figuur 28 – Afwijkend waterpeilen 2a & b, Hofweg 92, zwart gearceerd: eerder opgenomen gebied met afwijkend peil (bron: GIS Delfland, 2025)
Hoe ziet het watersysteem eruit?
In dit deelhoofdstuk wordt beschreven hoe het watersysteem in elkaar zit en hoe het werkt. Een goed functionerend watersysteem is belangrijk. Sommige waterpeilen zijn daarbij niet mogelijk. Dit komt doordat het watersysteem bepaalt welke waterpeilen mogelijk zijn. De laatste jaren is het watersysteem van het zuidoostelijk deel van Schieveen aangepast. In het nieuwe watersysteem is aan- en afvoer van water altijd mogelijk. In subhoofdstuk 3.3.1 wordt het watersysteem van zuidoostelijk Schieveen buiten het broedseizoen om beschreven. Bij subhoofdstuk 3.3.2 wordt het watersysteem binnen het broedseizoen beschreven.
Watersysteem buiten broedseizoen
Zie Figuur 29 voor het watersysteem in zuidoostelijk Schieveen buiten het broedseizoen om. De stroomrichting van het water is te volgen met paarse pijlen en punten 1 tot 9. Er zijn meerdere stroomroutes van het water. Bij de rode labels staan de waterpeilen per peilgebied ten opzichte van NAP weergegeven.
Figuur 29 – Watersysteem buiten broedseizoen. Zie van nummers 1 tot 9 met paarse pijlen de stroomrichting van het water (bron: GIS Delfland, 2025)
Zie Tabel 2 hieronder voor een overzicht waar bij de peilgebieden water aangevoerd en afgevoerd wordt. De punten zijn terug te vinden op de kaart bij Figuur 29. Bij punt 1 wordt water binnengelaten vanuit de Rodenrijsevaart. Via Tocht Oude Bovendijk komt het water de polder Schieveen binnen bij de onlangs vernieuwde inlaat bij punt 224. Bij punt 8 wordt het polderwater naar een tussenboezem gepompt. Uiteindelijk wordt het water ten westen van punt 9 de Schie opgepompt. De kleinere peilgebieden langs de Oude Bovendijk ontvangen water met inlaten vanaf de Oude Bovendijk. Ook is er wateraanvoer door kwel en doorsijpelen van de waterkering. Bij het doorsijpelen dringt water uit de Tocht Oude Bovendijk de grond van de kade binnen en komt het aan de polderzijde naar boven. De peilgebieden langs de Oude Bovendijk wateren af op peilgebieden 2 en 3.
Tabel 2 – Watersysteem peilgebieden buiten broedseizoen, wateraanvoer en waterafvoer
De peilgebieden 3 en 49 staan buiten het broedseizoen in open verbinding met elkaar. De peilgebieden 2, 47 en 48 staan buiten het broedseizoen ook in open verbinding met elkaar.
Watersysteem binnen broedseizoen
Zie Figuur 30 voor het watersysteem van zuidoostelijk Schieveen binnen het broedseizoen. De stroomrichting van het water is te volgen met paarse pijlen vanaf paarse punt 1 tot 6. Er is in het broedseizoen één hoofdroute van het water. Bij de rode labels staan de waterpeilen per peilgebied ten opzichte van NAP weergegeven.
Figuur 30 – Watersysteem binnen broedseizoen. Zie van paarse nummers 1 tot 6 met paarse pijlen de stroomrichting van het water (bron: GIS Delfland, 2025)
Zie bij Tabel 3 hieronder een overzicht waar bij de peilgebieden water aangevoerd en afgevoerd wordt. De punten zijn terug te vinden op de kaart bij Figuur 30. Binnen het broedseizoen worden bij peilgebied 47, 48 en 49 de waterpeilen omhoog gezet. De peilgebieden 47, 48 en 49 hebben dan een vast broedpeil en maken geen deel uit van de hoofdstroomroute van het water. Wel wordt er bij droogte water aangevuld en wordt er bij te natte omstandigheden water afgelaten.
Tabel 3 – Watersysteem peilgebieden binnen broedseizoen, wateraanvoer en waterafvoer
Hoe hebben we het nieuwe waterpeil gekozen?
In dit hoofdstuk wordt afgewogen of het nieuwe waterpeil goed past bij het gebied. Daarbij wordt gekeken naar de gevolgen van het waterpeil voor de gebiedsfuncties en waterbelangen van zuidoostelijk Schieveen.
Dit doen we aan de hand van het beleid van de beleidsnota Peilbeheer 1. Bij deelhoofdstuk 4.1 wordt gekeken naar de gevolgen van de nieuwe waterpeilen per gebied. Vervolgens wordt in deelhoofdstuk 4.2 het nieuwe waterpeil gekozen, ingedeeld per gebied. Bij deelhoofdstuk 4.3 wordt verteld of er verdere maatregelen nodig zijn. Ten slotte wordt in deelhoofdstuk 4.4 nog beschreven hoe het peilbeheer er uit ziet voor de peilgebieden 47, 48 en 49 met de broedpeilen.
Welke gevolgen heeft het nieuwe waterpeil?
De peilafweging gaat over de peilgebieden in zuidoostelijk Schieveen. Het gebied is veranderd van een poldergebied met agrarisch grasland naar een broedgebied voor weidevogels. Dit gebeurt nog steeds in combinatie met agrarisch grasland. De peilgebieden 2 en 3 met de hoofdwatergang worden beschreven in subhoofdstuk 4.1.1. De peilgebieden 47, 48 en 49 met broedpeilen staan in subhoofdstuk 4.1.2. De peilgebieden 36 t/m 43 langs de Oude Bovendijk worden genoemd in subhoofdstuk 4.1.3.
Peilgebieden 2 en 3 met hoofdwatergang
De peilgebieden 2 en 3 zijn aangepast door de inrichting van broedgebieden voor weidevogels. Ze zijn in grens gewijzigd. Het watersysteem is buiten het broedseizoen om nog hetzelfde als voor de inrichting van broedgebieden. De peilgebieden 2 en 3 staan dan namelijk in open verbinding met de peilgebieden 47, 48 en 49 met broedpeilen.
In het broedseizoen hebben peilgebieden 2 en 3 geen broedpeilen en zijn ze gescheiden van de peilgebieden 47, 48 en 49 met broedpeilen. De peilgebieden 2 en 3 houden ook dan dezelfde waterpeilen als voorheen. Deze waterpeilen zijn voldoende en geschikt gebleken in de praktijk.
Peilgebieden 47 t/m 49 met broedpeilen
Hier volgend worden de aspecten afgewogen die van belang zijn voor de waterpeilen bij peilgebieden 47, 48 en 49 met broedpeilen.
De waterhuishouding is aangepast. Het nieuwe waterpeil met broedpeilen past goed bij de broedgebieden. Het hogere grondwaterpeil van de winter wordt langer vastgehouden door hogere broedpeilen25. Ook stroomt water minder snel af26. De weidevogels hebben in het broedseizoen mede daardoor geschikte vochtige omstandigheden met meer voedsel. Het weer blijft van grote invloed op het succes op overleving van kuikens27. De aantallen broedvogels in Schieveen waren in 2014 kritiek. Door het instellen van broedgebieden vanaf 2017 zijn de aantallen flink toegenomen. Zie Figuur 31 hieronder. Daar zijn het totaal aantal paar weidevogels weergegeven in de hele polder Schieveen over de laatste jaren. De aantallen zijn nu weer terug op het oude niveau van voor 2014.
Figuur 31 – Totaal aantal paar weidevogels in de hele polder Schieveen. De broedgebieden in de polder zijn vanaf 2017 aangelegd 27
Weidevogels waar het weer een stuk beter mee gaat zijn onder andere kieviten, tureluurs en grutto’s. Zie foto’s van die vogels bij Figuur 32 hieronder.
Figuur 32 – Weidevogels in polder Schieveen. Van linksonder met de klok mee: tureluur, kievit en grutto. (bron: Ecoresult)
De aantallen ganzen en andere watervogels zijn ook toegenomen 27. Natte omstandigheden en plas dras van langer dan 5 dagen of langer is ongewenst. Deze moerassige natuurtypen hebben een aantrekkende werking op ganzen en andere grote vogels zoals meeuwen. De provincie Zuid-Holland beheert ganzen actief. Dit gebeurt in overleg met de beheerorganisatie Natuurmonumenten en Rotterdam The Hague Airport. Die aanpak wordt jaarlijks vastgelegd in een beheerplan.
Het nieuwe waterpeil is gekozen voor de juiste vochtige omstandigheden. Tegelijkertijd worden te natte omstandigheden met plas dras situaties op deze manier vermeden. Ook is er nu meer kruidenrijk grasaanwezig in het gebied 27. Dit is minder aantrekkelijk voor ganzen dan eiwitrijke vegetatie zoals Engels Raaigras of riet28. Al met al hoeven door bovenstaande maatregelen geen extra maatregelen genomen te worden betreffende het waterpeil.
Het nieuwe peil levert geen problemen op voor de bestaande gebiedsfuncties. De gevolgen van het nieuwe waterpeil voor de bestaande gebiedsfuncties wordt hieronder besproken.
Na het broedseizoen wordt het water weer weggevoerd en/of weggepompt. Dan wordt het waterpeil weer teruggebracht naar zomerpeil. Zo is het weer begaanbaar voor het verdere beheer van de weidevogelgebieden. Dit zijn werkzaamheden met machines met betrekking tot grasproductie zoals maaien, hooien en kuilen. Maar ook beweiding met vee. In de zomer zijn de percelen vaak goed begaanbaar als gevolg van verdamping van water. Bij droog weer en hoge temperaturen zakken de grondwaterstanden. De broedpeilen met hogere waterpeilen veranderen hier weinig aan. Dat blijkt ook uit de grondwatermonitoring.
Waterhuishouding en waterkeringen
Het nieuwe peil levert ook geen problemen op voor de waterhuishouding. Het gebied is al ingericht met bijbehorende (peilscheidende) kunstwerken. Door de hogere waterpeilen wordt er ingeleverd op capaciteit tot waterberging bij natte omstandigheden. Om dat te voorkomen is er extra water gegraven. De natuurvriendelijke oevers met flauwe oevers die daarbij zijn aangelegd vergroten de waterberging verder. Het hogere grondwaterpeil van de winter wordt langer vastgehouden door hogere broedpeilen. Omdat de peilen in de sloten hoger staan stroomt grondwater minder makkelijk weg. Ook lopen door de hogere broedpeilen op veel plekken de greppels vol. Dit draagt bij aan vochtige omstandigheden. In de zomer speelt verdamping de grootste rol bij de droge omstandigheden in de weilanden. Te droge omstandigheden zijn ongunstig voor de overleving van kuikens door een tekort aan voedsel.
Waterkwaliteit, planten en dieren
Het nieuwe peil levert ook geen problemen op voor de waterkwaliteit en de planten en dieren. Om de hogere broedpeilen op te zetten wordt er water ingelaten. Het inlaatwater was in 2018 grotendeels schoner dan het water in de polder. Uit recente metingen blijkt dat de waterkwaliteit van het inlaatwater grotendeels verbetert. Door de natuurvriendelijke oevers zijn de leefomstandigheden voor planten en dieren verbeterd. Door het schonere inlaatwater, de natuurvriendelijke oevers en ander beheer bij de broedgebieden is de verwachting dat de waterkwaliteit hier verder toeneemt. Het niet meer bemesten van de broedgebieden is een belangrijke factor voor minder uitspoeling van voedingsstoffen en verbetering van waterkwaliteit.
Ook is het leefgebied geschikter geworden voor vissen. De obstakels tussen broedgebieden zijn tijdelijk en naar verwachting zijn deze obstakels deels te nemen voor vissen. De onnatuurlijke aard van het waterpeil is een minpunt voor de waterkwaliteit en de ecologische ontwikkeling. Maar daar is bewust voor gekozen en samen met beheer van het gebied past het waterpeil bij de gebiedsfuncties die er al zijn.
Als de oude peilen weer ingesteld zouden worden dan ontstaat er een probleem. Dan zouden de kuikens van weidevogels geen juiste omstandigheden hebben om te groeien. Aan het begin van het seizoen is het nieuwe waterpeil bij de broedpeilen belangrijk om de vochtige omstandigheden te kunnen vasthouden.
Peilgebieden 36 t/m 43 langs de Oude Bovendijk
De peilgebieden 2 en 3 zijn aangepast door de inrichting van broedgebieden voor weidevogels. Onderstaande gebiedsfuncties hebben ook te maken met de volgende peilgebieden: 36 t/m 43. Deze peilgebieden liggen langs de Oude Bovendijk. De peilgebieden kunnen mogelijk beïnvloed worden door het nieuwe watersysteem van de broedgebieden. Dit is bij aanleg van de broedgebieden in overleg met Delfland al eens beoordeeld door gemeente Rotterdam 5. Hier volgend worden de aspecten afgewogen die van belang zijn voor de waterpeilen bij deze peilgebieden.
Bebouwing, agrarisch grasland, glastuinbouw, gemengde bedrijven en tuinen
De huidige waterpeilen langs de Oude Bovendijk zijn in januari 2025 ingemeten. Deze peilen voldoen voor de huidige functies. De bebouwing langs de Oude Bovendijk is afgeschermd van het verhoogde peil door middel van een nieuw gegraven sloot. Er zijn dijkjes gemaakt langs de grenzen van de broedgebieden. Zo kan het water niet afstromen naar omliggende gebieden. De peilgebieden langs de Oude Bovendijk wateren af op de nieuw aangelegde watergang die langs de percelen loopt. Verder is in de grondwatermonitoring te zien dat het verhoogde broedpeil geen impact heeft op grondwaterstanden in omliggende gebieden 25. Door bovenstaande maatregelen wordt verwacht dat omliggende bewoners en agrariërs geen last ondervinden van de broedgebieden. Daar zijn ook geen meldingen en reacties over binnengekomen.
Waterhuishouding en waterkeringen
Bij de peilgebieden langs de Oude Bovendijk worden de waterpeilen uit de praktijk overgenomen. Dit heeft geen impact op de keringen, want het is al langere tijd de praktijksituatie.
Bij de peilgebieden langs de Oude Bovendijk worden de ingemeten waterpeilen overgenomen. Deze zijn gelijk aan de eerdere vastgestelde waterpeilen, of worden iets hoger vastgelegd. Er is één peilgebied waarbij het waterpeil lager wordt vastgesteld. Bij dit peilgebied 40 is in 2011 namelijk een hoger waterpeil vastgelegd dan dat er in de praktijk aanwezig is. In de praktijk verandert er door het vastleggen van dit waterpeil niets. Aangezien het al langere tijd de praktijk is worden er geen problemen verwacht. Bij oude bebouwing is het namelijk van belang het waterpeil niet zomaar te verlagen.
Wat wordt het nieuwe waterpeil?
Er wordt gekozen voor nieuwe waterpeilen. De peilgebieden 2 en 3 met de hoofdwatergang worden beschreven in subhoofdstuk 4.2.1. Daarna staan bij subhoofdstuk 4.2.2 de waterpeilen bij peilgebieden 47, 48 en 49 met broedpeilen. Bij subhoofdstuk 4.2.3 worden de waterpeilen bij peilgebieden 36 t/m 43 langs de Oude Bovendijk genoemd.
Peilgebieden 2 en 3 met hoofdwatergang
In Tabel 4 staan de waterpeilen bij peilgebieden 2 en 3. De waterpeilen zijn onderverdeeld in een zomerpeil en winterpeil. Peilgebieden 2 en 3 hebben geen broedpeil. De eerder vastgelegde peilen bij het peilbesluit 2011 worden weergegeven. Ook staan in de tabel de nieuwe peilen die met peilbesluit 2025 worden vastgelegd.
Tabel 4 – Waterpeilen peilgebieden 2 en 3 in 2011 en in 2025
Waarneming bij bovenstaande Tabel 4:
Het winterpeil gaat rond april over naar het zomerpeil. Het zomerpeil gaat rond oktober over naar het winterpeil. De precieze data zijn afhankelijk van het weer en van de grondwaterstanden in het peilgebied.
Het schouwpeil is gelijk aan het winterpeil en wordt in de peilgebieden 47, 48 en 49 in volgorde 5,84; 5,84 en 6,04 meter beneden NAP. Het schouwpeil wordt gebruikt voor (dagelijks) beheer en uitvoeren van onderhoud en andere werkzaamheden aan wateren.
Door inrichting van broedgebieden met peilgebieden 47, 48 en 49 zijn de peilgrenzen van peilgebieden 2 en 3 aangepast.
Peilgebieden 47 t/m 49 met broedpeilen
In Tabel 5 staan de waterpeilen bij peilgebieden 47, 48 en 49 met broedpeilen. De waterpeilen zijn onderverdeeld in een broedpeil, zomerpeil en winterpeil. De eerder vastgelegde peilen bij het peilbesluit 2011 worden weergegeven. Ook staan in de tabel de nieuwe peilen die met peilbesluit 2025 worden vastgelegd. In het groen gekleurd staan peilen die in 2025 veranderd zijn ten opzichte van 2011.
Tabel 5 – Waterpeilen peilgebieden 47, 48 en 49 in 2011 en in 2025. Groen gekleurd: verandering van peil in 2025 t.o.v. 2011
Waarneming bij bovenstaande Tabel 5:
Het winterpeil stijgt vanaf 15 februari naar het broedpeil. Het broedpeil geldt vanaf 1 maart. Vanaf 15 juni zakt het broedpeil stapsgewijs naar het zomerpeil. Het zomerpeil geldt vanaf 1 juli. Het zomerpeil gaat rond oktober over naar het winterpeil. Het laatste moment is afhankelijk van het weer en van de grondwaterstanden in het peilgebied.
Peilgebieden 36 t/m 43 langs de Oude Bovendijk
Langs de Oude Bovendijk bevinden zich peilgebieden 36 tot en met 43. De officieel vastgelegde peilen in 2011 en 2025 zijn te zien in Tabel 6. Bij alle peilgebieden geldt een vast peil. Dat houdt in dat er gedurende het hele jaar één peilhoogte wordt aangehouden. In het groen gekleurd staan peilen die in 2025 veranderd zijn ten opzichte van 2011.
Tabel 6 – Waterpeilen Oude Bovendijk in 2011 en 2025. Groen gekleurd: verandering van peil in 2025 t.o.v. 2011
Waarnemingen bij bovenstaande Tabel 6:
In vergelijking met het vorige peilbesluit uit 2011 zijn de peilgrenzen van de volgende peilgebieden aangepast: 37, 38, 41, 42 en 43.
Om het nieuwe waterpeil in te stellen zijn geen maatregelen nodig. De peilscheidende kunstwerken functioneren goed.
Peilbeheer peilgebieden 47 t/m 49 met broedpeilen
Er zijn drie verschillende peilen bij de peilgebieden 47, 48 en 49. Deze gebieden hebben namelijk een broedpeil, een zomerpeil en een winterpeil. Het peilbeheer is als volgt:
De precieze datum van overgang van het zomerpeil naar het winterpeil is afhankelijk van het weer en van de grondwaterstanden in het peilgebied.
Flexibel peil: Het waterpeil beweegt tussen de aangegeven onder- en bovengrens. De schommeling van het waterpeil komt door neerslag en verdamping. Wanneer het peil onder de ondergrens komt, zal er water worden ingelaten. Wanneer het peil boven de bovengrens komt, wordt het overtollige water afgelaten. Als er veel regen verwacht wordt mag er alvast water worden afgelaten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2025-32036.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.