Verordening Watersysteemheffing Delfland 2026

De Verenigde Vergadering van Delfland,

 

op voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van dinsdag 28 oktober dossiernummer 3562

 

gelezen het positieve advies van de commissie Bestuur, Financiën en Organisatie van donderdag 13 november;

 

Gelet op artikel 5.23 lid 2 van de Waterwet en de artikelen 77 en 83 van de Waterschapswet [artikelen vermelden];

 

Overwegende

 

De tarieven die voor de watersysteemheffing worden gehanteerd, gebaseerd zijn op de begroting 2026.

Voor de watersysteemheffing vanaf 1 januari 2026 een nieuwe verordening nodig is.

 

Besluit:

 

De Verordening Watersysteemheffing Delfland 2026 vast te stellen.

 

Verordening watersysteemheffing Delfland 2026

 

a. Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bemalen gebieden: delen van het waterschapsgebied die niet vrij afwateren en delen van het waterschapsgebied waarin uit de lager gelegen gebieden water wordt opgemalen;

  • b.

    buitendijks gelegen onroerende zaken: onroerende zaken die geheel of gedeeltelijk buiten de primaire waterkering zijn gelegen;

  • c.

    de heffing: de watersysteemheffing als bedoeld in artikel 117, eerste lid, van de Waterschapswet;

  • d.

    draagvlakmeting: meting als bedoeld in artikel 122, vijfde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

  • e.

    gebied van het waterschap: het gebied dat is aangegeven op de bij het provinciaal reglement van het waterschap behorende kaart waarin het beheer van watersystemen aan het waterschap is opgedragen;

  • f.

    glasopstand: onroerende zaak als bedoeld als bedoeld in artikel 220d, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet;

  • g.

    heffingsambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b, of de ambtenaar bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onder a, van de Waterschapswet;

  • h.

    ingezetene: degene die blijkens de basisregistratie personen bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;

  • i.

    invorderingsambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel c, of de ambtenaar bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

  • j.

    kostentoedelingsverordening: de verordening van het waterschap, bedoeld in artikel 120, eerste lid, eerste volzin, van de Waterschapswet;

  • k.

    kosten verbonden aan het beheer van watersystemen: belastingopbrengst van de kostendrager watersysteembeheer zoals blijkend uit de begroting van het waterschap;

  • l.

    natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van ten minste één hectare;

  • m.

    ongebouwde onroerende zaken: ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn;

  • n.

    onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen: onroerende zaken als bedoeld in artikel 220a, tweede lid, van de Gemeentewet;

  • o.

    verharde openbare wegen: het verharde gedeelte van een openbare weg en de verharde wegdelen die dienstbaar zijn aan de verkeersfunctie van de weg;

  • p.

    wateraanvoerproject: project dat door of vanwege het algemeen bestuur van het waterschap tot stand is of wordt gebracht in een bepaald gedeelte van het gebied van het waterschap waarin ongebouwde onroerende zaken liggen waarnaar water wordt aangevoerd;

  • q.

    waterbergingsgebieden: gebieden die uit onroerende zaken bestaan die blijkens de legger, bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet, als waterberging worden gebruikt. De gebieden maken integraal onderdeel uit van het watersysteem en zijn als zodanig in de legger van het waterschap opgenomen;

  • r.

    watersysteemheffing ingezetenen: de heffing die wordt geheven van de heffingplichtigen bedoeld in artikel 117, eerste lid, onderdeel a, van de Waterschapswet;

  • s.

    watersysteemheffing gebouwd: de heffing die wordt geheven van de heffingplichtigen bedoeld in artikel 117, eerste lid, onderdeel d, van de Waterschapswet;

  • t.

    watersysteemheffing natuurterreinen: de heffing die wordt geheven van de heffingplichtigen bedoeld in artikel 117, eerste lid, onderdeel c, van de Waterschapswet;

  • u.

    watersysteemheffing ongebouwd: de heffing die wordt geheven van de heffingplichtigen bedoeld in artikel 117, eerste lid, onderdeel b, van de Waterschapwet;

  • v.

    woonruimte: ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven.

Artikel 2 Belastbaar feit en heffingplichtigen

  • 1.

    Ter bestrijding van kosten verbonden aan het beheer van watersystemen wordt onder de naam watersysteemheffing een directe belasting geheven.

  • 2.

    De heffing wordt geheven van hen die:

    • a.

      ingezetenen zijn;

    • b.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen, in het gebied van het waterschap;

    • c.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen in het gebied van het waterschap;

    • d.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap.

  • 3.

    Heffingplichtig in de zin van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is degene die bij het begin van het kalenderjaar als rechthebbende in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen rechthebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is;

  • 4.

    Voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is heffingplichtig de:

    • a.

      beperkt gerechtigde en niet de eigenaar, ingeval de onroerende zaak is onderworpen aan het recht van beklemming, van erfpacht, van opstal, van vruchtgebruik, van gebruik of van bewoning;

    • b.

      eigenaar voor wat betreft het recht van opstal, indien dat recht uitsluitend is gevestigd ten behoeve van de aanleg of het onderhoud, dan wel ten behoeve van de aanleg en het onderhoud, van ondergrondse dan wel bovengrondse leidingen.

  • 5.

    Indien de onroerende zaak is onderworpen aan beperkte rechten als bedoeld in het vorige artikellid, heeft voor de heffingplicht:

    • a.

      de vruchtgebruiker, gebruiker of bewoner voorrang boven zowel de opstaller als de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier;

    • b.

      de opstaller voorrang boven de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier.

Artikel 3 Heffingsmaatstaf

Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf:

  • a.

    ter zake van ingezetenen: de woonruimte;

  • b.

    ter zake van ongebouwde onroerende zaken als bedoeld in artikel 117, onderdeel b, van de Waterschapswet: de oppervlakte van de onroerende zaak, uitgedrukt in een aantal hectaren of een gedeelte daarvan;

  • c.

    ter zake van natuurterreinen: de oppervlakte van de onroerende zaak, uitgedrukt in een aantal hectaren of een gedeelte daarvan;

  • d.

    ter zake van gebouwde onroerende zaken als bedoeld in artikel 117, onderdeel d, van de Waterschapwet: de waarde die voor het kalenderjaar voor de onroerende zaak wordt bepaald op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.

b. Hoofdstuk 2 Watersysteemheffing ingezetenen

Artikel 4 Tarief ingezetenen

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de kostentoedelingsverordening watersysteemheffing Delfland 2026, bedraagt het tarief van de watersysteemheffing voor de categorie ingezetenen € 137,51 per woonruimte.

c. Hoofdstuk 3 Watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn

Artikel 5 Belastingobject

  • 1.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel b en artikel 9, derde lid van deze verordening, wordt als één ongebouwde onroerende zaak die geen natuurterrein is aangemerkt een kadastraal perceel of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

    • a.

      hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

    • b.

      een natuurterrein.

  • 2.

    Voor de heffing worden openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken, alsmede waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning, aangemerkt als ongebouwde onroerende zaken.

Artikel 6 Tarief

  • 1.

    Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de kostentoedelingsverordening watersysteemheffing Delfland 2026, bedraagt het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn € 102,14 per hectare.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 4 van de kostentoedelingsverordening watersysteemheffing Delfland 2026, bedraagt het tarief voor verharde openbare wegen, € 204,28 per hectare.

d. Hoofdstuk 4 Watersysteemheffing natuurterreinen

Artikel 7 Belastingobject

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel c van deze verordening, wordt als één natuurterrein aangemerkt een kadastraal perceel of gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

  • a.

    hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

  • b.

    hetgeen ingevolge artikel 5 wordt aangemerkt als een ongebouwde onroerende zaak.

Artikel 8 Tarief

  • 1.

    Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de kostentoedelingsverordening watersysteemheffing Delfland 2026, bedraagt het tarief van de heffing voor natuurterreinen € 4,84 per hectare.

e. Hoofdstuk 5 Watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken

Artikel 9 Belastingobject

  • 1.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel d van deze verordening, wordt als één gebouwde onroerende zaak aangemerkt:

    • a.

      een gebouwd eigendom;

    • b.

      een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • c.

      een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a bedoelde gebouwde eigendommen of van in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • d.

      het binnen het gebied van een gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte of van een in onderdeel c bedoeld samenstel;

    • e.

      het binnen het gebied van het waterschap gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte, van een in onderdeel c bedoeld samenstel of van een in onderdeel d bedoeld deel.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid maken de ongebouwde eigendommen voor zover die een samenstel vormen met een gebouwd eigendom als bedoeld in het vorige artikellid, onderdeel a tot en met e, deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige artikellid maken de ongebouwde eigendommen, voor zover de waarde daarvan bij de waardebepaling op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken op basis van het bepaalde krachtens artikel 18, vierde lid, van die wet buiten aanmerking wordt gelaten, geen deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

Artikel 10 Tarief

  • 1.

    Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de kostentoedelingsverordening watersysteemheffing Delfland 2026, bedraagt het tarief van de heffing voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0256% van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 3, onderdeel d van deze verordening.

  • 2.

    Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de kostentoedelingsverordening watersysteemheffing Delfland 2026, bedraagt het tarief van de heffing voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,0303% van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 3, onderdeel d van deze verordening.

f. Hoofdstuk 6 Heffing en invordering

Artikel 11 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 12 Wijze van heffing

De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 13 Tenaamstelling en invordering belastingaanslag bij meer heffingplichtigen

  • 1.

    Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of ter zake van hetzelfde belastbare feit twee of meer personen heffingplichtig zijn, stelt de heffingsambtenaar de aanslag ten name van een van hen.

  • 2.

    Indien de heffingplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van een van de heffingplichtigen is gesteld, kan de invorderingsambtenaar de belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen op degene op wiens naam de aanslag ingevolge het eerste lid is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige heffingplichtigen.

Artikel 14 Niet opleggen van aanslagen

  • 1.

    Een aanslag die het bedrag van € 5,00 niet te boven gaat, wordt niet opgelegd.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

Artikel 15 Vrijstellingen

  • 1.

    De heffing wordt niet geheven ter zake van:

    • a.

      ongebouwde onroerende zaken of natuurterreinen waarvan het Hoogheemraadschap van Delfland genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is,

    • b.

      ongebouwde gronden behorende tot het strand en de buitenduinen als bedoeld in de legger van de zeewering,

    • c.

      ongebouwde gronden behorende tot de Delflandsedijk als bedoeld in de legger van de Delflandsedijk en de binnenwaterkering als bedoeld in de legger Binnenwaterkering, landscheidingen, boezem- en polderkaden en waterscheidingen,

    • d.

      wateren als zodanig in de basisregistratie kadaster vermeld en behorende tot Delflands boezem.

  • 2.

    De watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zake van:

    • a.

      straatmeubilair, waaronder alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen- worden begrepen die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van een in het waterschapsgebied gelegen gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen,

    • b.

      gebouwde onroerende zaken waarvan het Hoogheemraadschap van Delfland genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 16 Invorderingstermijnen

  • 1.

    De belastingaanslag bedoeld in artikel 2 het tweede lid, onderdelen a, b, c en d is invorderbaar twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de aanslag, indien deze het bedrag van € 15.000,00 niet te boven gaat, op verzoek van de belastingschuldige door middel van automatische incasso worden ingevorderd in maximaal 10 gelijke maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    Het minimum termijnbedrag bij automatische incasso bedraagt € 15,00.

Artikel 17 Kwijtschelding

Van de watersysteemheffing natuurterreinen, de watersysteemheffing ongebouwd en de watersysteemheffing gebouwd wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 18 Nadere regels

Het dagelijks bestuur van het waterschap kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de heffing.

Artikel 19 Intrekken bestaande verordening, inwerkingtreding, tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel nieuwe verordening

  • 1.

    De “Verordening Watersysteemheffing Delfland 2025”, vastgesteld bij besluit van 28 november 2024 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening, die kan worden aangehaald als “Verordening Watersysteemheffing Delfland 2026”, treedt in werking na bekendmaking, doch niet eerder dan 1 januari 2026.

Naar boven