U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Waterschapsverordening Aa en Maas 3e partiële herziening

Het dagelijks bestuur van Waterschap Aa en Maas; 

Overwegende dat het algemeen bestuur op 25 februari 2022 de ‘Waterschapsverordening waterschap Aa en Maas 2024’ heeft vastgesteld en deze op 17 november 2023 en op 15 oktober 2024 partieel heeft herzien; 

Overwegende dat sinds de vorige herziening de behoefte is ontstaan om inhoudelijk de waterschapsverordening te actualiseren/wijzigen; 

Overwegende dat sinds de vaststelling op 17 november 2023 de werkingsgebieden geen update hebben gehad en hiervoor ook de behoefte is ontstaan om deze te actualiseren/wijzigen; 

Gelet op onder andere de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht: 

Besluit;

Artikel I

"Waterschapsverordening waterschap Aa en Maas 2024" opgenomen in Bijlage A wordt vastgesteld.

Artikel II

Van de terinzagelegging, de termijn voor terinzagelegging en de mogelijkheid om te reageren wordt kennis gegeven in het gemeenteblad en lokale huis-aan-huisbladen.

Aldus vastgesteld door Waterschap Aa en Maas, 18 november 2025

Het dagelijks bestuur van Waterschap Aa en Maas 

 

secretaris                                 dijkgraaf 

Peter Verlaan                           Mario Jacobs 

Bijlage A Bijlage bij artikel I

A

Afdeling 1.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 1.2 Algemene bepalingen omgevingsvergunningen voor wateractiviteiten

Artikel 1.2 Beoordelingsregel omgevingsvergunning wateractiviteiten

  • 1.

    Een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit op grond van deze verordening wordt alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met het belang van: 

     

    • a.

      het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; 

    • b.

      het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; en 

    • c.

      de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

  • 2.

    Het verlenen van de omgevingsvergunning mag er in ieder geval niet toe leiden dat, rekening houdend met de waterbeheerprogramma’s, regionale waterprogramma’s, stroomgebiedsbeheerplannen, overstromingsrisicobeheerplannen en het nationale waterprogramma, die betrekking hebben of dat betrekking heeft op het betreffende krw-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam:

     

    • a.

      niet wordt voldaan aan de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, en 2.15, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, van dat besluit;

    • b.

      de doelstelling van een goed ecologisch potentieel, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van dat besluit niet wordt bereikt, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, van dat besluit; en

    • c.

      een minder strenge doelstelling als bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, aanhef en onder d, van dat besluit niet wordt bereikt.

     

  • 3.

    Het verlenen van de omgevingsvergunning mag er ook niet toe leiden dat de doelstelling van het voorkomen van achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van krw-oppervlaktewaterlichamen en van de chemische toestand en kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet wordt bereikt.

  • 4.

    Het bestuur kan in afwijking van het derde lid een omgevingsvergunning verlenen als:

     

    • a.

      a. de aanvraag betrekking heeft op: 

      • 1.

        nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een krw-oppervlaktewaterlichaam; 

      • 2.

        wijzigingen in de stand van grondwaterlichamen; of 

      • 3.

        het niet voorkomen van achteruitgang van een zeer goede toestand van een krw-oppervlaktewaterlichaam naar een goede toestand het gevolg is van nieuwe duurzame activiteiten van menselijke ontwikkeling;

    • b.

      aan de voorwaarden van artikel 4, zevende, achtste en negende lid, van de kaderrichtlijn water is voldaan; en

    • c.

      de motivering voor het waterlichaam wordt opgenomen in het nationale waterprogramma, als het gaat om rijkswateren, of in het regionale waterprogramma, als het gaat om regionale wateren.

  • 5.

    Het verlenen van de omgevingsvergunning leidt er ook niet toe dat:

     

    • a.

      de doelstelling van het ombuigen van significante en aanhoudend stijgende trends, bedoeld in artikel 4.17 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet wordt bereikt; en 

    • b.

      de doelstelling van het voorkomen van de achteruitgang van de kwaliteit van water bestemd voor menselijke consumptie, bedoeld in artikel 4.21, tweede lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet wordt bereikt. 

  • 6.

    Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de wateractiviteit wordt rekening gehouden met de nazorgmaatregelen en gebruiksbeperkingen die gelden na het uitvoeren van een vergunningplichtige grondwateronttrekking voor een grondwatersanering, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid.

  • 7.

    Aan de omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die een inbreng van verontreinigende stoffen naar het grondwater voorkomen of beperken.

Artikel 1.3 Wijzigen of intrekken van een omgevingsvergunning

  • 1.

    Het waterschap kan een door haar verleende omgevingsvergunning wijzigen of geheel of gedeeltelijk intrekken: 

     

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen van deze waterschapsverordening zich hiertegen niet verzetten; 

    • b.

      indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling(en) of activiteit(en) waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, niet langer toelaatbaar moet worden geacht met het oog op de doelstellingen en belangen van deze waterschapsverordening;   

    • c.

      indien een voor Nederland verbindend verdrag, besluit van een volkenrechtelijke organisatie of een wettelijk voorschrift daartoe verplicht.

  • 2.

    in gevallen als bedoeld in het eerste lid wordt niet tot intrekking overgegaan, voor zover kan worden volstaan met wijziging of aanvulling van de aan de vergunning verbonden voorschriften. 

B

Het opschrift van artikel 1.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.3 1.4 Begrenzing waterstaatswerken

C

Artikel 1.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.4 1.5 Waterstaatswerken die niet geometrisch begrensd zijn

  • 1.

    Voor waterstaatswerken die op grond van een projectbesluit of omgevingsvergunning zijn aangelegd of gewijzigd ten opzichte van de legger/waterschapsverordening, wordt voor de ligging van het waterstaatswerk uitgegaan van de begrenzing, aangegeven in het projectbesluit of de omgevingsvergunning. Voor de ligging van de eventuele bijbehorende beschermingszones en/of profiel van vrije ruimte van het waterstaatswerk dat is aangelegd of gewijzigd, wordt uitgegaan van de begrenzing zoals aangegeven in de tabel bij lid 2.

  • 2.

    Voor waterstaatswerken en beperkingengebieden die niet geometrisch zijn begrensd en waarvoor de ligging niet volgt uit een projectbesluit of omgevingsvergunning, gelden de volgende grenzen:

    oppervlaktewaterlichaam

    de begrenzing van een oppervlaktewaterlichaam wordt gevormd door de insteek

    beschermingszone bij een oppervlaktewaterlichaam met een maatgevende aan- en/of afvoer van meer dan 30 liter per seconde (a-water)

    de beschermingszone is aan weerszijden van het oppervlaktewaterlichaam 5 meter, gemeten uit de insteek

    waterkering

    de begrenzing van een waterkering wordt gevormd door de teen

    beschermingszone A bij een primaire waterkering

    beschermingszone A bij een primaire waterkering is aan weerszijden van de waterkering 30 meter, gemeten vanuit de teen

    beschermingszone B bij een primaire waterkering

    beschermingszone B bij een primaire waterkering is aan weerszijden van de waterkering vanaf 30 meter tot 50 meter, gemeten vanuit de teen

    beschermingszone A bij een regionale waterkering

    beschermingszone A bij een regionale waterkering is aan weerszijden van de waterkering 10 meter, gemeten vanuit de teen

    beschermingszone A bij een compartimenteringskering

    de beschermingszone A bij een compartimenteringskering is aan weerszijden van de waterkering 5 meter, gemeten vanuit de teen

    profiel van vrije ruimte bij een primaire waterkering

    het profiel van vrije ruimte ligt voor primaire waterkeringen 1 meter boven het in de legger opgenomen leggerprofiel van de waterkering en het maaiveld van beschermingszone A

    profiel van vrije ruimte bij een regionale waterkering

    het profiel van vrije ruimte ligt voor regionale waterkeringen 0,5 meter boven het in de legger opgenomen leggerprofiel van de waterkering en het maaiveld van beschermingszone A

    oppervlaktewaterlichaam

    de begrenzing van een oppervlaktewaterlichaam wordt gevormd door de insteek

    beschermingszone bij een oppervlaktewaterlichaam met een maatgevende aan- en/of afvoer van meer dan 30 liter per seconde (a-water).

    de beschermingszone is aan weerszijden van het oppervlaktewaterlichaam 5 meter, gemeten vanuit de insteek van het oppervlaktewaterlichaam en/of vanuit een ondersteunend kunstwerk dat zich voorbij de insteek bevindt. Daarnaast kan bij een talud van minimaal 1:8 de beschermingszone overlappen met het talud.

    waterkering

    de begrenzing van een waterkering wordt gevormd door de teen

    beschermingszone A bij een primaire waterkering

    beschermingszone A bij een primaire waterkering is aan weerszijden van de waterkering 30 meter, gemeten vanuit de teen

    beschermingszone B bij een primaire waterkering

    beschermingszone B bij een primaire waterkering is aan weerszijden van de waterkering vanaf 30 meter tot 50 meter, gemeten vanuit de teen

    beschermingszone A bij een regionale waterkering

    beschermingszone A bij een regionale waterkering is aan weerszijden van de waterkering 10 meter, gemeten vanuit de teen

    beschermingszone A bij een compartimenteringskering

    de beschermingszone A bij een compartimenteringskering is aan weerszijden van de waterkering 5 meter, gemeten vanuit de teen

    profiel van vrije ruimte bij een primaire waterkering

    het profiel van vrije ruimte ligt voor primaire waterkeringen 1 meter boven het in de legger opgenomen leggerprofiel van de waterkering en het maaiveld van beschermingszone A

    profiel van vrije ruimte bij een regionale waterkering

    het profiel van vrije ruimte ligt voor regionale waterkeringen 0,5 meter boven het in de legger opgenomen leggerprofiel van de waterkering en het maaiveld van beschermingszone A

D

Het opschrift van artikel 1.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.5 1.6 Begrenzing beperkingengebied buiten beheergebied

E

Het opschrift van artikel 1.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.6 1.7 Normadressaat

F

Het opschrift van artikel 1.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.7 1.8 Specie en maaiselberging

G

Het opschrift van artikel 1.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.8 1.9 Bediening ondersteunende kunstwerken

H

Het opschrift van artikel 1.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.9 1.10 Specifieke zorgplicht

I

Artikel 1.10 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.10 1.11 Maatwerkvoorschriften over de specifieke zorgplicht

Maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld over artikel 1.91.10.

J

Het opschrift van artikel 1.11 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.11 1.12 Algemene gegevens bij een melding of informatieverplichting

K

Het opschrift van artikel 1.12 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.12 1.13 Uitzondering waterschapstaken

L

Het opschrift van artikel 1.13 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.13 1.14 Uitzondering beheeractiviteiten

M

Het opschrift van artikel 1.14 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.14 1.15 Aanwijzing bijzondere omstandigheden

N

Het opschrift van artikel 1.15 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.15 1.16 Algeheel verbod bij calamiteiten

O

Artikel 2.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.3 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning beperkingengebiedactiviteit

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

 

  • a.

    een omschrijving van de activiteit, waarbij wordt vermeld op welke wijze gebruik zal worden gemaakt van het beperkingengebied;

  • b.

    een toelichtende tekening en de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting van de activiteit met daarbij het ontwerp en de afmetingen van het werk of het tracé van de kabel of de leiding;

  • c.

    de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van de activiteit en de verwachte duur ervan;

  • d.

    als een waterstaatswerk wordt gekruist door een boring: een boorplan met de volgende informatie:

    • 1.

      een beschrijving van de horizontaal gestuurde boring overeenkomstig de Handleiding wegenbouw, ontwerp onderbouw, richtlijn Boortechnieken, uitgegeven door Rijkswaterstaat;

    • 2.

      een tekening met een aanduiding van de boorlijn; 

    • 3.

      een tekening van de dwarsdoorsnede in de langsrichting van de gekozen boorlijn; en

    • 4.

      gegevens over de controleberekening of sterkteberekening van de buis op basis van een grondmechanisch onderzoek; en

    • 5.

      gegevens over de controleberekening of sterkteberekening van de buis op basis van een grondmechanisch onderzoek; en.

  • e.

    als de activiteit op, in of bij een kade of waterkering plaatsvindt: een stabiliteitsberekening van de kade of waterkering.

P

Artikel 2.13 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.13 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

  • 1.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid geldt niet voor het verwijderen van een brug in een a-water of b-water, als de brug alleen voor eigen gebruik functioneert.

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid geldt niet voor het aanleggen of behouden van een brug in een b-water, als de brug maximaal 15 meter breed is.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2 eerste lid geldt niet voor het behouden van een brug in een a-water of b-water, als onderhoud plaatsvindt aan de brug en/of het wegdek op de brug en de brug niet in vorm of afmeting wijzigt. 

  • 4.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid geldt niet voor het aanleggen, wijzigen of behouden van een brug in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:

     

    • a.

      de brug eenvoudig ongedaan te maken is; of

    • b.

      het een bestaande brug is die door de werkzaamheden niet verandert in vorm of afmeting.

Q

Artikel 2.25 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.25 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

  • 1.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het verwijderen van een dam met duiker in een a-water en een b-water, als de dam met duiker alleen voor eigen gebruik functioneert.

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het verwijderen van een dam met duiker in een b-water, of het aanleggen, verlengen, en behouden of verwijderen van een dam met duiker voor perceelsontsluiting in een b-water, als:

     

    • a.

      de dam met duiker 5 meter of meer van een bestaande dam met duiker, of van een ander (kunst)werk, wordt aangelegd;

    • b.

      de buislengte maximaal 15 meter per perceelzijde bedraagt;

    • c.

      de inwendige diameter van de duiker 0,30 meter of meer bedraagt;

    • d.

      de binnenonderkant van de duiker 0,05 meter of dieper onderboven de waterbodem ligt, gemeten bij een goede onderhoudstoestand; en

    • e.

      de duiker wordt aangelegd zonder knikpunten of bochten.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, plaatsen of behouden van objecten op een dam met duiker in een b-water, als:

     

    • a.

       Het object de constructie van de duiker niet negatief beïnvloed, en;

    • b.

      de afmetingen van de dam of duiker niet wijzigt.

  • 4.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, verlengen en behouden van een extra dam met duiker langs een perceelzijde in een b-water, als:

     

    • a.

      het perceel over een lengte van meer dan 100 meter grenst aan de watergang;

    • b.

      de dam met duiker 5 meter of meer van een bestaande dam met duiker, of van een ander (kunst)werk, wordt aangelegd;

    • c.

      de buislengte maximaal 15 meter bedraagt;

    • d.

      de inwendige diameter van de duiker 0,30 meter of meer bedraagt;

    • e.

      de binnenonderkant van de duiker 0,05 meter of dieper onder de waterbodem ligt, gemeten bij een goede onderhoudstoestand; en

    • f.

      de duiker wordt aangelegd zonder knikpunten of bochten.

  • 5.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, geldt niet voor het aanleggen, wijzigen of behouden van een dam met duiker in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:

     

    • a.

      de dam met duiker eenvoudig ongedaan te maken is; of

    • b.

      het een bestaande dam met duiker is die door de werkzaamheden niet verandert in vorm of afmeting.

R

Artikel 2.26 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.26 Aanwijzing algemene regels

  • 1.

    Bij het verwijderen van een dam met duiker in een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.27 en 2.28 en bij het verwijderen van een dam met duiker in een b-water wordt voldaan aan artikel 2.28.

  • 2.

    Bij het aanleggen, wijzigen of behouden van een dam met duiker in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.29, als:

     

    • a.

      de dam met duiker eenvoudig ongedaan te maken is; of

    • b.

      het een bestaande dam met duiker is die door de werkzaamheden niet verandert in vorm of afmeting.

S

Artikel 2.31 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.31 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, geldt niet voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam, als er maximaal 100 m3m3 water per uur wordt onttrokken.

T

Artikel 2.41 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.41 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

  • 1.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen of behouden van een kabel of leiding parallel aan een a-water, als de kabel of leiding:

     

    • a.

      op 1 meter of meer uit de insteek wordt gelegd; en

    • b.

      op een diepte van minimaal 1 meter onder de grond in de beschermingszone wordt gelegd.

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen of behouden van een kabel of leiding haaks op een a-water, als de kabel of leiding op een diepte wordt gelegd van minimaal:

     

    • a.

      2 meter onder de bodem van een watergang waar beschoeiing aanwezig is;

    • b.

      2,5 meter onder de bodem van een vaarweg;

    • c.

      1 meter onder de bodem van een watergang in andere gevallen;

    • d.

      1 meter onder het talud, gemeten haaks op het taludvlak;

    • e.

      1 meter onder de grond in de beschermingszone; en

    • f.

      1 meter onder een ondersteunend kunstwerk.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het verwijderen van een kabel of leiding in een a-water of in de beschermingszone bij een a-water.

  • 4.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, behouden of verwijderen van een kabel of leiding boven een a-water of in de beschermingszone bij een a-water, als:

     

    • a.

      de kabel of leiding bevestigd is aan of samenvalt met een bestaande brug of stuw over het oppervlaktewaterlichaam; of

    • b.

      de kabel of leiding wordt aangelegd bij een ander ondersteunend kunstwerk dan een bestaande brug of stuw, met een afstand van minimaal 0,30 meter tussen het kunstwerk en de kabel of leiding.

  • 5.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, behouden of verwijderen van een kabel of leiding inonder of boven een b-water.

U

Artikel 2.42 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.42 Aanwijzing algemene regels

  • 1.

    Bij het aanleggen of behouden van een kabel of leiding parallel aan een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.43 en 2.44.

  • 2.

    Bij het aanleggen of behouden van een kabel of leiding haaks op een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.43, 2.44 en 2.46.

  • 3.

    Bij het verwijderen van een kabel of leiding in een a-water of in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.43, 2.44 en 2.45.

  • 4.

    Bij het aanleggen, behouden of verwijderen van een kabel of leiding boven een a-water of in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.43 en 2.44, als de kabel of leiding bevestigd is aan of samenvalt met een bestaande brug of stuw over het oppervlaktewaterlichaam.

  • 5.

    Bij het aanleggen, behouden of verwijderen van een kabel of leiding boven een a-water of in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.43, 2.44 en 2.47, als de kabel of leiding wordt aangelegd bij een ander ondersteunend kunstwerk dan een bestaande brug of stuw, met een afstand van minimaal 0,30 meter tussen het kunstwerk en de kabel of leiding.

  • 6.

    Bij het aanleggen, behouden of verwijderen van een kabel of leiding inonder of boven een b-water wordt voldaan aan de artikelen 2.43 en 2.44.

V

Paragraaf 2.1.20 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Paragraaf 2.1.20 Oppervlaktewaterlichaam aanleggen, wijzigen of dempen en wijzigen 

Artikel 2.103 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen, verbreden, verdiepen en dempenverdiepen van oppervlaktewaterlichamen.

Artikel 2.104 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

  • 1.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vierde lid, geldt niet voor het aanleggen, verbreden of verdiepen van een c-water of poel buiten de beschermingszone bij een a-water en buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied, als daardoor geen directe verbinding ontstaat tussen verschillende peilvakken.

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vierde lid, geldt niet voor het aanleggen van een poel, binnen een beschermd gebiedattentiegebied en wijstgebied, als deze:

     

    • a.

      een oppervlakte heeft van maximaal 5.000 m2m2;

    • b.

      niet dieper is dan de gemiddeld laagste grondwaterstand;

    • c.

      maximaal 1,20 meter diep is;

    • d.

      aan de noordzijde een taludhelling heeft van minimaal 1:5; en

    • e.

      aan de andere zijden dan de noordzijde een taludhelling heeft van minimaal 1:3.

W

Artikel 2.133 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.133 Aanvraagvereisten aanvraag omgevingsvergunning lozingsactiviteit

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

 

  • a.

    het debiet in kubieke meters per uur van het te lozen afvalwater;

  • b.

    de regelmaat waarmee lozingen plaatsvinden;

  • c.

    een aanduiding of de lozing continu of niet-continu plaatsvindt;

  • d.

    een riooltekening;

  • e.

    de locaties van de lozingspunten;

  • f.

    de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van het lozen en de verwachte duur ervan;

  • g.

    een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de lozingen te voorkomen of te beperken;

  • h.

    een onderbouwing van de noodzaak om te lozen;

  • i.

    de samenstelling van het afvalwater dat wordt geloosd;

  • j.

    de resultaten van de bepaling van de waterbezwaarlijkheid van de stoffen die worden geloosd, verricht volgens de Algemene BeoordelingsMethodiek, bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • k.

    de resultaten van de immissietoets voor de te lozen stoffen, verricht volgens het Handboek Immissietoets, bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving; en 

  • l.

    een beschrijving van de wijze waarop de lozing wordt vastgesteld en geregistreerd en de wijze waarop over de lozing wordt gerapporteerd.

X

Artikel 2.137 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.137 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

  • 1.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, geldt niet voor het lozen van water in een oppervlaktewaterlichaam, als er maximaal 100 m3m3 water per uur wordt geloosd.

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, geldt niet voor het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door toename van verhard oppervlak of afkoppeling van bestaand verhard oppervlak, als:

     

    • a.

      de waterparagraaf van het omgevingsplan na 1 januari 2019 de schriftelijke instemming heeft verkregen van het waterschap; en

    • b.

      de in de waterparagraaf genoemde maatregelen zijn uitgevoerd.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, geldt niet voor het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door toename van verhard oppervlak, als:

     

    • a.

      het verhard oppervlak toeneemt met maximaal 500 m2m2; of

    • b.

      de toename van verhard oppervlak alleen bestaat uit een groen dak.

  • 4.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, geldt niet voor het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door toename van verhard oppervlak, als:

     

    • a.

      de toename meer dan 500 m2m2 maar maximaal 10.000 m2m2 bedraagt; en

    • b.

      er compenserende maatregelen worden getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan in de vorm van een bergingsvoorziening met een minimale compensatie die voldoet aan de volgende rekenregel: benodigde compensatie (in m3m3) = toename verhard oppervlak (in m2m2) x <gevoeligheidsfactor> x 0,06 (in m).

  • 5.

    Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, geldt niet voor het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door afkoppeling, als er maximaal 10.000 m2m2 bestaand verhard oppervlak wordt afgekoppeld.

Y

Artikel 2.138 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.138 Aanwijzing algemene regels

  • 1.

    Bij het lozen van water in een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.139 en 2.140, als er meer dan 50 m3m3 water per uur maar maximaal 100 m3m3 per uur wordt geloosd.

  • 2.

    Bij het lozen van water in een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.140, als er maximaal 50 m3m3 water per uur wordt geloosd.

  • 3.

    Bij het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door toename van verhard oppervlak wordt voldaan aan artikel 2.141, als:

     

    • a.

      de toename meer dan 500 m2m2 maar maximaal 10.000 m2m2 bedraagt; en

    • b.

      er compenserende maatregelen worden getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan in de vorm van een bergingsvoorziening met een minimale compensatie die voldoet aan de volgende rekenregel: benodigde compensatie (in m3m3) = toename verhard oppervlak (in m2m2) x <gevoeligheidsfactor> (normwaarde in geo-object) x 0,06 (in m).

Z

Artikel 2.142 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.142 Maatwerkvoorschriften

Maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld over het lozen van water, als er meer dan 50 m3m3 maar maximaal 100 m3m3 water per uur wordt geloosd.

AA

Artikel 2.149 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.149 Lozen van huishoudelijk afvalwater

  • 1.

    Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam wordt huishoudelijk afvalwater alleen op een oppervlaktewaterlichaam geloosd als het lozen plaatsvindt buiten een bebouwde kom of binnen een bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater wordt geloosd met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 inwonerequivalenten, en de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk waarop kan worden aangesloten meer bedraagt dan:

     

    • a.

      40 m bij niet meer dan 10 inwonerequivalenten;

    • b.

      100 m bij meer dan 10 maar minder dan 25 inwonerequivalenten;

    • c.

      600 m bij 25 of meer inwonerequivalenten maar minder dan 50 inwonerequivalenten;

    • d.

      1.500 m bij 50 of meer inwonerequivalenten maar minder dan 100 inwonerequivalenten; en

    • e.

      3.000 m bij 100 of meer inwonerequivalenten.

    • f.

       

  • 2.

    De afstand, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend:

     

    • a.

      vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het huishoudelijk afvalwater vrijkomt; en

    • b.

      langs de kortste lijn waarlangs de afvoerleidingen zonder overwegende bezwaren kunnen worden aangelegd.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, aanhef en onder a, wordt de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk bij voortzetting van het lozen van huishoudelijk afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam dat voor 1 maart 1997 al plaatsvond, berekend vanaf het gedeelte van het gebouw dat zich het dichtst bij een vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk bevindt.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid kan huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd:

     

    • a.

      vanuit een spoorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet; of

    • b.

      op militaire oefenterreinen in het kader van militaire oefeningen.

BB

Artikel 2.150 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.150 Zuiveringsvoorziening huishoudelijk afvalwater

  • 1.

    Met het oog op het beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam wordt huishoudelijk afvalwater dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, geleid via een zuiveringsvoorziening.

  • 2.

    Voor dat afvalwater zijn de emissiegrenswaarden bij het lozen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam de waarden, bedoeld in tabel 2.3.

    Tabel 2.3 Emissiegrenswaarden bij lozen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam

    Stof

    Emissiegrenswaarden in mg/l

     

     

    Representatief etmaalmonster

    Steekmonster

    Biochemisch zuurstofverbruik

    30 mg/l

    60 mg/l

    Chemisch zuurstofverbruik

    150 mg/l

    300 mg/l

    Onopgeloste stoffen

    30 mg/l

    60 mg/l

  • 3.

    Voor dat afvalwater zijn de emissiegrenswaarden bij het lozen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam de waarden, bedoeld in tabel 2.4.

    Stof

    Emissiegrenswaarden in mg/l

     

     

    Representatief etmaalmonster

    Steekmonster

    Biochemisch zuurstofverbruik

    20 mg/l

    40 mg/l

    Chemisch zuurstofverbruik

    100 mg/l

    200 mg/l

    Totaal stikstof

    30 mg/l

    60 mg/l

    Ammoniumstikstof

    2 mg/l

    4 mg/l

    Onopgeloste stoffen

    30 mg/l

    60 mg/l

    Fosfor totaal

    3 mg/l

    6 mg/l

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing als het huishoudelijk afvalwater minder dan zes inwonerequivalenten bevat en voor vermenging met ander afvalwater door een septictank wordt geleid:

     

    • a.

      met een nominale inhoud van 6 m3m3 of meer, volgens NEN-EN 12566-1, en met een hydraulisch rendement van niet meer dan 10 g, volgens annex B van NEN-EN 12566-1; of

    • b.

      die is geplaatst voor 1 januari 2009 en is afgestemd op de hoeveelheid afvalwater dat wordt geloosd.

  • 5.

    Het eerste tot en met derde lid gelden niet voor het lozen van huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam:

     

    • a.

      vanuit een spoorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet; of

    • b.

      op militaire oefenterreinen in het kader van militaire oefeningen.

CC

Artikel 2.158 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.158 Beperken stof in het oppervlaktewaterlichaam

Met het oog op het voorkomen of beperken van de verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam bij het afzuigen van lucht vanuit een hulpconstructie, is voor de emissie in de lucht de emissiegrenswaarde voor stof 10 mg/Nm3Nm3, gemeten in een eenmalige meting.

DD

Artikel 2.190 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.190 Gegevens en bescheiden

  • 1.

    1. Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 2.189, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

     

    • a.

      de aard en omvang van de lozing; en

    • b.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit.

  • 2.

    Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.

EE

Artikel 3.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

FF

Na artikel 3.2 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3.3 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning beperkingengebiedactiviteit waterkeringen

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterkering die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt: 

 

  • a.

    een omschrijving van de activiteit, waarbij wordt vermeld op welke wijze gebruik zal worden gemaakt van het beperkingengebied;

  • b.

    een toelichtende tekening en de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting van de activiteit met daarbij het ontwerp en de afmetingen van het werk of de activiteit;

  • c.

    de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van de activiteit en de verwachte duur ervan;

  • d.

    als de activiteit op, in of bij een kade of waterkering plaatsvindt: een stabiliteitsberekening van de kade of waterkering.

Artikel 3.4 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning beperkingengebiedactiviteit waterkeringen voor kabels en leidingen

  • 1.

    Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot kabels en/of leidingen in of nabij een waterkering die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt: 

     

    • a.

      Situatietekening schaal 1:500 of 1:1.000 met daarin: 

      • 1.

        hoogtematen in m t.o.v. NAP; 

      • 2.

        tracé van de kabel of leiding;

      • 3.

        toe te passen materialen. Voor leidingen ook diameter, wanddikte en materiaalkwaliteit, afsluiters en wijze van verbinden; 

      • 4.

        voor een leiding het te voeren medium en druk; 

      • 5.

        zonering waterkering en beschermingszones waterkering; 

      • 6.

        veiligheidszone van de waterkering (voor drukleidingen en gestuurde boringen);  

      • 7.

        ontgravingen ten behoeve van de werkzaamheden, opstelling materieel en eventuele grondkerende constructies; 

      • 8.

        locatie monitoringpunten (indien van toepassing); 

      • 9.

        afstand tot andere objecten en constructies (bijv. leidingen, funderingen, damwanden e.d.);

      • 10.

        inrichting van het werkterrein bij een gestuurde boring. 

    • b.

      Dwarsprofieltekening (schaal 1:100 of 1:200) met daarin:  

      • 1.

        hoogtematen in meter t.o.v. NAP;  

      • 2.

        ligging van kabel of leiding;  

      • 3.

        zonering waterkering, beschermingszones waterkering en het leggerprofiel;  

      • 4.

        maaiveldniveau;

      • 5.

        diepteligging kabel of leiding. 

    • c.

      Ten aanzien van een leiding:

      • 1.

        een berekening van de veiligheidszone van de waterkering ten opzichte van de aan te leggen leiding (conform NEN3651 §6.2);

      • 2.

        een representatief grondonderzoek dient te worden aangeleverd (conform NEN3651 bijlage C);

      • 3.

        een beschrijving van de uitgangspunten van de sterkteberekening en de sterkteberekening van de leiding (conform NEN3651 §8.5 en hoofdstuk 11);

      • 4.

        een berekening van de erosiekrater ten opzichte van de waterkering (conform NEN3651 bijlage A);

      • 5.

        een berekening van de relatieve sterke van de leiding (conform NEN3651 §6.6);

      • 6.

        een beschrijving en/of tekening over de afsluitbaarheid van de leiding binnen de waterkering inclusief veiligheidszone zodat deze drukloos gemaakt kan worden (conform NEN3651 §8.1.7.4);

      • 7.

        bij een kruisende leiding, een tekening en/of omschrijving met daarin een kwelscherm in een kleikist (conform NEN3651 §8.1.7.2);

      • 8.

        een berekening en/of omschrijving dat de leiding trekvast wordt aangelegd binnen het waterstaatswerk en beschermingszone A (conform NEN3651 §8.2.2);

      • 9.

        op tekening en/of omschrijving dat de leiding een minimale gronddekking heeft van 1,0 meter (conform NEN3651 §8.1.3.1); 

      • 10.

        indien sprake is van een zettingsgevoelig gebied, een monitoringsplan om zettingen te monitoren (conform NEN3651 §8.1.7.6. en §10.3);

      • 11.

        indien nodig, een berekening en/of tekening van een vervangende waterkering (conform NEN3651 tabel 4).

    • d.

      Ten aanzien van een gestuurde boring (HDD): 

      • 1.

        een berekening van de veiligheidszone van de waterkering ten opzichte van het in- en uittredepunt (conform NEN3651 §6.2 en §8.6.1);

      • 2.

        een representatief grondonderzoek dient te worden aangeleverd (conform NEN3651 bijlage C);

      • 3.

        een beschrijving van de uitgangspunten van de sterkteberekening en de sterkteberekening van de leiding (conform NEN3651 §8.5 en hoofdstuk 11); 

      • 4.

        een intrekberekening van de leidingsterkte bij de aanlegfase (conform NEN3651 §8.6.3 en NEN3650 bijlage E);

      • 5.

        een berekening van de boorspoeling/muddruk met daarin het risico op een muduitbraak/blowout (conform NEN3650 F.4.6 en NEN3651 §9.6.2);

      • 6.

        een omschrijving omtrent het risico op piping/kwel bij de aanlegfase en gebruiksfase van de mantelbuis/leiding en een omschrijving omtrent passende maatregelen tegen eventuele risico’s (conform NEN3651 Bijlage D).

    • e.

      Ten aanzien van een kabel:

      • 1.

        bij een kruisende kabel met de waterkering, een tekening en/of omschrijving met daarop een kwelscherm in een kleikist (conform NEN3651 §8.1.7.2);

      • 2.

        op tekening en/of omschrijving dat de kabel een minimale gronddekking heeft van 0,6 meter (conform NEN3651 §8.1.7.2);

      • 3.

        indien de waterkering wordt gekruist, een berekening en/of omschrijving dat de kabel aan één stuk wordt aangelegd, zonder hulp- of verbindingsstukken (conform NEN3651 §8.1.7.2).

    • f.

      Ten aanzien van mantelbuizen (exclusief gestuurde boringen): 

      • 1.

        een tekening en/of omschrijving dat de mantelbuis buiten het leggerprofiel van de waterkering komt te liggen;

      • 2.

        een beschrijving van de uitgangspunten van de sterkteberekening en de sterkteberekening van de mantelbuis, waarbij de mantelbuis als een drukloze leiding wordt beschouwd (conform NEN3651 §8.5 en hoofdstuk 11);

      • 3.

        bij een kruisende mantelbuis met de waterkering, een tekening en/of omschrijving met daarop een kwelscherm in een kleikist (conform NEN3651 §8.1.7.2);

      • 4.

        een omschrijving en/of tekening dat de mantelbuis aan weerszijden waterdicht en gronddicht is afgesloten.

     

     

GG

Het opschrift van artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 3.5 Toepassingsbereik

HH

Het opschrift van artikel 3.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.4 3.6 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

II

Artikel 3.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.5 3.7 Aanwijzing algemene regels

  • 1.

    Bij het uitvoeren van onderhoud aan een openbare weg in een waterkering of in beschermingszone A bij een waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.63.8 en 3.73.9, als het onderhoud bestaat uit het vervangen van de toplaag van de weg, waarbij de verharding niet wordt uitgebreid.

  • 2.

    Bij het uitvoeren van onderhoud aan een openbare weg in een waterkering of in beschermingszone A bij een waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.63.8 tot en met 3.83.10, als het onderhoud bestaat uit:

     

    • a.

      het plaatsen, onderhouden, verwijderen en vervangen van verkeersborden waarvoor geen fundering in het leggerprofiel van de waterkering nodig is; of

    • b.

      het roven of aanvullen van de berm.

JJ

Het opschrift van artikel 3.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.6 3.8 Meldingsplicht

KK

Het opschrift van artikel 3.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.7 3.9 Afdichten van paalgaten

LL

Het opschrift van artikel 3.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.8 3.10 Periode van uitvoering

MM

Het opschrift van artikel 3.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.9 3.11 Toepassingsbereik

NN

Het opschrift van artikel 3.10 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.10 3.12 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

OO

Artikel 3.11 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.11 3.13 Aanwijzing algemene regels

Bij het uitvoeren van regulier onderhoud aan een perceel in beschermingszone A bij een waterkering of in beschermingszone B bij een primaire waterkering wordt voldaan aan artikel 3.123.14.

PP

Het opschrift van artikel 3.12 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.12 3.14 Graafwerkzaamheden

QQ

Het opschrift van artikel 3.13 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.13 3.15 Toepassingsbereik

RR

Het opschrift van artikel 3.14 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.14 3.16 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

SS

Artikel 3.15 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.15 3.17 Aanwijzing algemene regels

Bij het plaatsen, hebben, onderhouden of verwijderen van een eenvoudig verplaatsbaar bouwwerk in beschermingszone A bij een primaire waterkering of beschermingszone A bij een regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering of een beschermingszone B bij een primaire waterkeringwordt voldaan aan de artikelen 3.163.18 tot en met 3.183.20.

TT

Het opschrift van artikel 3.16 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.16 3.18 Meldingsplicht

UU

Het opschrift van artikel 3.17 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.17 3.19 Plaatsing van het bouwwerk

VV

Het opschrift van artikel 3.18 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.18 3.20 Verwijdering van het bouwwerk

WW

Het opschrift van artikel 3.19 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.19 3.21 Toepassingsbereik

XX

Het opschrift van artikel 3.20 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.20 3.22 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

YY

Artikel 3.21 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.21 3.23 Aanwijzing algemene regels

ZZ

Het opschrift van artikel 3.22 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.22 3.24 Verwijdering van schapen of geiten

AAA

Het opschrift van artikel 3.23 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.23 3.25 Verwijdering van de dieren

BBB

Het opschrift van artikel 3.24 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.24 3.26 Toepassingsbereik

CCC

Het opschrift van artikel 3.25 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.25 3.27 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

DDD

Artikel 3.26 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.26 3.28 Aanwijzing algemene regels

EEE

Het opschrift van artikel 3.27 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.27 3.29 Meldingsplicht

FFF

Het opschrift van artikel 3.28 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.28 3.30 Constructie

GGG

Het opschrift van artikel 3.29 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.29 3.31 Onderhoud

HHH

Het opschrift van artikel 3.30 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.30 3.32 Afdichten paalgaten

III

Het opschrift van artikel 3.31 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.31 3.33 Toepassingsbereik

JJJ

Het opschrift van artikel 3.32 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.32 3.34 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

KKK

Artikel 3.33 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.33 3.35 Aanwijzing algemene regels

LLL

Het opschrift van artikel 3.34 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.34 3.36 Onderhoud aan de waterkering

MMM

Het opschrift van artikel 3.35 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.35 3.37 Het planten van nieuwe bomen of struiken

NNN

Het opschrift van artikel 3.36 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.36 3.38 Toepassingsbereik

OOO

Het opschrift van artikel 3.37 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.37 3.39 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

PPP

Artikel 3.38 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.38 3.40 Aanwijzing algemene regels

QQQ

Het opschrift van artikel 3.39 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.39 3.41 Meldingsplicht

RRR

Artikel 3.40 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.40 3.42 Snoeien

  • 1.

    De boom wordt zodanig gesnoeid, dat zich een takvrije stamlengte van minimaal 4 meter kan ontwikkelen.

  • 2.

    Snoeihout en bladval worden verwijderd en afgevoerd.

SSS

Het opschrift van artikel 3.41 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.41 3.43 Geen schade

TTT

Het opschrift van artikel 3.42 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.42 3.44 Uitfrezen

UUU

Het opschrift van artikel 3.43 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.43 3.45 Kleigrond inbrengen

VVV

Het opschrift van artikel 3.44 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.44 3.46 Bedekken wortelgaten

WWW

Het opschrift van artikel 3.45 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.45 3.47 Seizoen voor werkzaamheden

XXX

Het opschrift van artikel 3.46 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.46 3.48 Toepassingsbereik

YYY

Het opschrift van artikel 3.47 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.47 3.49 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

ZZZ

Artikel 3.48 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.48 3.50 Aanwijzing algemene regels

Bij het aanbrengen, onderhouden of verwijderen van erfverharding in een overige waterkering of in beschermingszone A bij een waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.493.51 en 3.503.52.

AAAA

Het opschrift van artikel 3.49 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.49 3.51 Toegestane werkzaamheden

BBBB

Het opschrift van artikel 3.50 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.50 3.52 Aanvullen bij verwijdering

CCCC

Het opschrift van artikel 3.51 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.51 3.53 Toepassingsbereik

DDDD

Artikel 3.52 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.52 3.54 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

EEEE

Artikel 3.53 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.53 3.55 Aanwijzing algemene regels

Bij het leggen, hebben, onderhouden, vervangen of verwijderen van een kabel of leiding wordt voldaan aan de artikelen 3.543.56 en 3.553.57, als voor die kabel of leiding geen omgevingsvergunning is vereist op grond van artikel 3.523.54.

FFFF

Het opschrift van artikel 3.54 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.54 3.56 Meldingsplicht

GGGG

Het opschrift van artikel 3.55 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.55 3.57 Bescherming omgeving kabel en leiding

HHHH

Artikel 3.56 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.56 3.58 Maatwerkvoorschriften

Maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld over artikel 3.553.57, waarbij, in afwijking van dat artikel, ruimere maatvoeringen of andere uitvoeringswijzen worden toegestaan, als die voorschriften geen belemmering vormen voor het beheer, het onderhoud of de instandhouding van de kering.

IIII

Het opschrift van artikel 3.57 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.57 3.59 Toepassingsbereik

JJJJ

Het opschrift van artikel 3.58 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.58 3.60 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

KKKK

Het opschrift van artikel 3.59 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.59 3.61 Toepassingsbereik

LLLL

Het opschrift van artikel 3.60 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.60 3.62 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

MMMM

Artikel 3.61 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.61 3.63 Aanwijzing algemene regels

Bij het uitvoeren van bodemonderzoek in beschermingszone A bij een waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.623.64 tot en met 3.643.66, als dat onderzoek alleen bestaat uit het uitvoeren van sonderingen en/of grondboringen.

NNNN

Het opschrift van artikel 3.62 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.62 3.64 Meldingsplicht

OOOO

Het opschrift van artikel 3.63 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.63 3.65 Herstel waterdichtheid

PPPP

Het opschrift van artikel 3.64 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.64 3.66 Geen werkzaamheden bij verhoogde waterspanning

QQQQ

Het opschrift van artikel 3.65 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.65 3.67 Maatwerkvoorschriften

RRRR

Het opschrift van artikel 3.66 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.66 3.68 Toepassingsbereik

SSSS

Het opschrift van artikel 3.67 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.67 3.69 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

TTTT

Artikel 3.68 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.68 3.70 Aanwijzing algemene regels

Bij het uitvoeren van een activiteit in een compartimenteringskering of in de beschermingszone A bij een compartimenteringskering wordt voldaan aan de artikelen 3.693.71 tot en met 3.713.73, als:

 

UUUU

Het opschrift van artikel 3.69 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.69 3.71 Meldingsplicht

VVVV

Het opschrift van artikel 3.70 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.70 3.72 Herstel na werkzaamheden

WWWW

Het opschrift van artikel 3.71 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.71 3.73 Onderhoud

XXXX

Artikel 5.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.4 Gegevens en bescheiden vergunningvrije wateronttrekkingsactiviteiten

  • 1.

    Ten minste vier weken voor het begin van het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, waarvoor op grond van deze waterschapsverordening geen omgevingsvergunning voor een wateronttrekkingsactiviteit is vereist, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

     

    • a.

      het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt; 

    • b.

      b. het aantal in te richten putten; 

    • c.

      de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting van iedere put; 

    • d.

      de diepte in meters van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het Normaal Amsterdams Peil; 

    • e.

      de lengte in meters van het effectieve filter in iedere put; 

    • f.

      de capaciteit van de pomp in kubieke meter per uur per put; 

    • g.

      de hoeveelheid water in kubieke meter water per uur, etmaal, maand en jaar, die ten hoogste wordt onttrokken; 

    • h.

      een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van de onttrekking en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken; en 

    • i.

      als het gaat om het in samenhang met het onttrekken van grondwater in de bodem brengen van water ter aanvulling van het grondwater: 

      • 1.

        de hoeveelheid water in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar die ten hoogste in de bodem wordt gebracht; 

      • 2.

        de diepte in meters waarop het water in de bodem wordt gebracht; 

      • 3.

        een beschrijving van de samenhang van het brengen van water in de bodem met de onttrekking; 

      • 4.

        de herkomst en samenstelling van het water dat in de bodem wordt gebracht; en 

      • 5.

        een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de negatieve gevolgen van het brengen van water in de bodem te voorkomen of te beperken.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet: 

     

    • a.

      voor wateronttrekkingsactiviteiten als bedoeld in de artikelen 6.34, eerste lid, onder b en c, en 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en 

    • b.

      voor brandblusvoorzieningen, zoals bedoeld in paragraaf 5.1.5 van deze waterschapsverordening;

    • c.

      voor veedrenkputten,  zoals bedoeld in paragraaf 5.1.8 van deze waterschapsverordening;

    • d.

      voor onttrekkingsinrichtingen waarvan de pompcapaciteit niet meer bedraagt dan 10 m3m3 per uur

     

YYYY

Artikel 5.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.5 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning wateronttrekkingsactiviteiten

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, voor aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt: 

 

  • a.

    het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt; 

  • b.

    het aantal in te richten putten; 

  • c.

    de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting van iedere put; 

  • d.

    de diepte in meters van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het Normaal Amsterdams Peil; 

  • e.

    de lengte in meters van het effectieve filter in iedere put; 

  • f.

    de capaciteit van de pomp in kubieke meters water per uur per put; 

  • g.

    de hoeveelheid water in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar, die ten hoogste wordt onttrokken;

  • h.

    de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van de activiteit en de verwachte duur ervan;

  • i.

    een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van de onttrekking en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken; en 

  • j.

    als het gaat om het in samenhang met het onttrekken van grondwater in de bodem brengen van water ter aanvulling van het grondwater;

    • 1.

      de hoeveelheid water in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar die ten hoogste in de bodem wordt gebracht; 

    • 2.

      de diepte in meters waarop het water in de bodem wordt gebracht; 

    • 3.

      een beschrijving van de samenhang van het brengen van water in de bodem met de onttrekking; 

    • 4.

      de herkomst en samenstelling van het water dat in de bodem wordt gebracht; en 

    • 5.

      een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van het brengen van water in de bodem en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken.

ZZZZ

Artikel 5.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.8 Meetverplichting onttrekken van grondwater en infiltratie van water

  • 1.

    Degene die grondwater onttrekt door een daarvoor bedoelde voorziening of water in de bodem brengt, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, De registratieplichtige meet de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid grondwater of geïnfiltreerd water met een nauwkeurigheid van ten minste 95%.

  • 2.

    Voor kortdurende of seizoensgebonden onttrekkingen of infiltraties kan het dagelijks bestuur van het waterschap in de voorschriften van de omgevingsvergunning voor de wateronttrekkingsactiviteit of, als geen omgevingsvergunning is vereist, bij maatwerkvoorschrift bepalen dat de hoeveelheid over een kortere tijdsspanne wordt gemeten.

  • 3.

    Degene die water in de bodem brengt, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, meet de kwaliteit van dat water door het nemen van representatieve monsters en het analyseren van de in tabel 3.1 opgenomen parameters met de in die tabel aangegeven frequentie.

    Tabel 3.1. Parameters en meetfrequentie 

    Parameter

    Afkorting

    Frequentie

    bacteriën van de coligroep

     

    vierwekelijks

    kleur

     

    vierwekelijks

    zwevende stof

    SS

    vierwekelijks

    geleidingsvermogen voor elektriciteit

     

    vierwekelijks

    temperatuur

    T

    vierwekelijks

    zuurgraad

    pH

    vierwekelijks

    opgelost zuurstof

    O2

    vierwekelijks

    totaal organisch koolstof

    TOC

    vierwekelijks

    bicarbonaat

    HCO3

    vierwekelijks

    nitriet

    NO2

    vierwekelijks

    nitraat

    NO3

    vierwekelijks

    ammonium

    NH4

    vierwekelijks

    totaal fosfaat

    Totaal P

    vierwekelijks

    fluoride

    F

    driemaandelijks

    chloride

    Cl

    vierwekelijks

    sulfaat

    SO4

    driemaandelijks

    natrium

    Na

    driemaandelijks

    ijzer

    Fe

    driemaandelijks

    mangaan

    MN

    driemaandelijks

    chroom

    Cr

    driemaandelijks

    lood

    Pb

    driemaandelijks

    koper

    Cu

    driemaandelijks

    zink

    Zn

    driemaandelijks

    cadmium

    Ca

    driemaandelijks

    arseen

    As

    driemaandelijks

    cyanide

    CN

    driemaandelijks

    minerale olie

     

    vierwekelijks

    adsorbeerbaar organisch halogeen

    AOX

    vierwekelijks

    vluchtig organisch gebonden chloor

    VOC

    vierwekelijks

    vluchtige aromaten

     

    vierwekelijks

    polycyclische aromaten

    PAK

    driemaandelijks

    fenolen

     

    driemaandelijks

  • 4.

    Uiterlijk op 31 januari van elk jaar of, als de onttrekking of infiltratie is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens verstrekt:

     

    • a.

      de in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden onttrokken grondwater en geïnfiltreerd water; en

    • b.

      de kwaliteit van het geïnfiltreerde water.

  • 5.

    De analyse van de monsters vindt plaats overeenkomstig bijlage 4 bij de Drinkwaterregeling.

  • 6.

    Het eerste tot en met vijfde lid gelden niet:

     

    • a.

      voor wateronttrekkingsactiviteiten als bedoeld in de artikelen 6.34, eerste lid, onder b en c, en 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en

  • 7.

    Lid één, lid twee en lid vier gelden niet voor het onttrekken van grondwater voor:

     

    • a.

      brandblusvoorzieningen, zoals bedoeld in paragraaf 5.1.5 van deze waterschapsverordening;

    • b.

      veedrenkputten,  zoals bedoeld in paragraaf 5.1.8 van deze waterschapsverordening;

    • c.

      onttrekkingsinrichtingen waarvan de pompcapaciteit niet meer bedraagt dan 10 m3m3 per uur.

     

AAAAA

Artikel 5.15 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.15 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

  • 1.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen van grasland, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied, attentiegebied of invloedsgebied Natura 2000;

    • b.

      de pompcapaciteit per onttrekkingsinrichting maximaal 70 m3m3 per uur is;

    • c.

      er maximaal 1 put per 5 hectare aanwezig is; en

    • d.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn. 

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen van grasland, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;

    • b.

      de pompcapaciteit maximaal 10 m3m3 water per uur is; en

    • c.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn. 

BBBBB

Artikel 5.16 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.16 Aanwijzing algemene regels

  • 1.

    Bij het onttrekken van grondwater voor het beregenen van grasland wordt voldaan aan de artikelen 5.17 en 5.20 tot en met 5.22, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied, attentiegebied of invloedsgebied Natura 2000;

    • b.

      de pompcapaciteit per onttrekkingsinrichting maximaal 70 m3m3 per uur is;

    • c.

      er maximaal 1 put per 5 hectare aanwezig is; en

    • d.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of 

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.

  • 2.

    Bij het onttrekken van grondwater voor het beregenen van grasland wordt voldaan aan de artikelen 5.21 en 5.22, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;

    • b.

      de pompcapaciteit maximaal 10 m3m3 water per uur is; en

    • c.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn. 

  • 3.

    Bij het boren of afdichten van een put voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen van grasland wordt voldaan aan de artikelen 5.18 en 5.19, als hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is op de boring of afdichting.

CCCCC

Artikel 5.24 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.24 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

  • 1.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied, attentiegebied of invloedsgebied Natura 2000;

    • b.

      de pompcapaciteit per onttrekkingsinrichting maximaal 100 m3m3 per uur is;

    • c.

      er maximaal 1 put per 5 hectare aanwezig is; en

    • d.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn. 

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;

    • b.

      de pompcapaciteit maximaal 10 m3m3 water per uur is; en

    • c.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn. 

DDDDD

Artikel 5.25 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.25 Aanwijzing algemene regels

  • 1.

    Bij het onttrekken van grondwater voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt wordt voldaan aan de artikelen 5.26, 5.29 tot en met 5.31, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied, attentiegebied of invloedsgebied Natura 2000;

    • b.

      de pompcapaciteit per onttrekkingsinrichting maximaal 100 m3m3 per uur is;

    • c.

      er maximaal 1 put per 5 hectare aanwezig is; en

    • d.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of 

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn. 

  • 2.

    Bij het onttrekken van grondwater voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt wordt voldaan aan de artikelen 5.30 en 5.31, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;

    • b.

      de pompcapaciteit maximaal 10 m3m3 water per uur is; en

    • c.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn. 

  • 3.

    Bij het boren of afdichten van een put voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt wordt voldaan aan de artikelen 5.27 en 5.28, als hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is op de boring of afdichting.

EEEEE

Artikel 5.33 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.33 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

  • 1.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor een brandblusvoorziening, als:

     

    • a.

      de brandblusvoorziening noodzakelijk is op grond van de bepalingen over brandbestrijding van het Besluit bouwwerken leefomgeving en er geen redelijk alternatief is voor het gebruik van grondwater om aan die bepalingen te kunnen voldoen;

    • b.

      de brandblusvoorziening:

      • 1.

        een geboorde put is die is voorzien van een aansluitstuk voor gebruik door de brandweer; of

      • 2.

        onderdeel uitmaakt van een brandblusinstallatie, conform de daarvoor geldende (landelijke) normen en voorschriften;

    • c.

      er alleen grondwater wordt onttrokken voor de brandblusvoorziening of voor het vereiste onderhoud aan de put; en

    • d.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of 

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn. 

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor een brandblusvoorziening, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;

    • b.

      de pompcapaciteit maximaal 10 m3m3 water per uur is; en

    • c.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn. 

FFFFF

Artikel 5.40 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.40 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

  • 1.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken  van grondwater voor bronbemaling, als:

     

    • a.

      de te onttrekken hoeveelheid grondwater maximaal 70 m3m3 per uur is; en

    • b.

      de onttrekking niet langer dan vijf dagen op één locatie plaatsvindt.

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor bronbemaling binnen een beschermd gebied, als:

     

    • a.

      de bronbemaling alleen gebruikt wordt voor het droog houden van een bouwput voor:

      • 1.

        bouwkundige of civieltechnische werking; of

      • 2.

        bodemsanering;

    • b.

      de te onttrekken hoeveelheid grondwater maximaal 50.000 m3m3 per maand is; 

    • c.

      de onttrekking niet langer duurt dan 6 maanden; en

    • d.

      het onttrokken grondwater volledig wordt teruggebracht in de bodem.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor bronbemaling buiten een beschermd gebied, als:

     

    • a.

      de bronbemaling alleen gebruikt wordt voor het droog houden van een bouwput voor:

      • 1.

        bouwkundige of civieltechnische werking; of

      • 2.

        bodemsanering

    • b.

      de te onttrekken hoeveelheid grondwater maximaal 50.000 m3m3 per maand is; en

    • c.

      de onttrekking niet langer duurt dan 6 maanden

  • 4.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor bronbemaling, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;

    • b.

      de pompcapaciteit maximaal 10 m3m3 water per uur is; en

    • c.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.

GGGGG

Artikel 5.41 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.41 Aanwijzing algemene regels

  • 1.

    Bij het onttrekken van grondwater voor bronbemaling wordt voldaan aan de artikelen 5.42 en 5.44,  als de activiteit vergunningvrij is op grond van artikel 5.40eerstetweedederde of vierde lid.

  • 2.

    Bij het onttrekken van grondwater voor bronbemaling wordt voldaan de artikelen 5.43 en 5.44, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;

    • b.

      de pompcapaciteit maximaal 10 m3m3 water per uur is; en

    • c.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.

HHHHH

Artikel 5.42 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.42 Bescherming grondwater

  • 1.

    De verlaging van de grondwaterstand en de hoeveelheid water die onttrokken wordt, zijn niet groter dan noodzakelijk is voor het uitvoeren van het werk, maar maximaal 50 cm onder het funderingsniveau van een desbetreffend bouwonderdeel of sleufbodem mag worden verlaagd.

  • 2.

    De onttrekking duurt niet langer dan noodzakelijk is voor het uitvoeren van het werk.

IIIII

Artikel 5.46 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.46 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

  • 1.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het uitvoeren van een grondwatersanering binnen een beschermd gebied, als:

     

    • a.

      de te onttrekken hoeveelheid grondwater maximaal 20.000 m3m3 per maand is;

    • b.

      de onttrekking niet langer duurt dan 30 maanden; en

    • c.

      het onttrokken grondwater volledig wordt teruggebracht in de bodem.

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het uitvoeren van een grondwatersanering buiten een beschermd gebied, als:

     

    • a.

      de te onttrekken hoeveelheid grondwater maximaal 20.000 m3m3 per maand is; en

    • b.

      de onttrekking niet langer duurt dan 30 maanden.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het uitvoeren van een grondwatersanering, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;

    • b.

      de pompcapaciteit maximaal 10 m3m3 water per uur is; en

    • c.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.

JJJJJ

Artikel 5.47 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.47 Aanwijzing algemene regels

  • 1.

    Bij het uitvoeren van een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 5.48 en 5.50,  als de activiteit vergunningvrij is op grond van artikel 5.46tweedeeerste en derdetweede lid.

  • 2.

    Bij het uitvoeren van een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 5.49 en 5.50, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;

    • b.

      de pompcapaciteit maximaal 10 m3m3 water per uur is; en

    • c.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn

KKKKK

Artikel 5.48 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.48 Bescherming grondwater

  • 1.

    De verlaging van de grondwaterstand en de hoeveelheid water die onttrokken wordt, zijn niet groter dan noodzakelijk is voor het uitvoeren van het werk, maar maximaal 50 cm onder het ontgravingsniveau dat benodigd is voor verwijdering van de verontreinigde grond.

  • 2.

    De onttrekking duurt niet langer dan noodzakelijk is voor het uitvoeren van de grondwatersanering

LLLLL

Artikel 5.52 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.52 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

  • 1.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor een veedrenkput, als de put niet dieper is dan:

     

    • a.

      het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of

    • b.

      30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater, als:

     

    • a.

      de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;

    • b.

      de pompcapaciteit maximaal 10 m3m3 water per uur is; en

    • c.

      de put niet dieper is dan: 

      • 1.

        het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of

      • 2.

        30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.

MMMMM

Artikel 6.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.4 Overgangsrecht begrenzing waterstaatswerken vanwege omgevingsverordening

  • 1.

    In afwijking van de artikelen 1.31.4 en 1.41.5 wordt een oppervlaktewaterlichaam ten aanzien waarvan in de omgevingsverordening registratie als a-water is voorgeschreven, maar nog niet heeft plaatsgevonden, voor de toepassing van deze waterschapsverordening aangemerkt als a-water.

  • 2.

    In afwijking van de artikelen 1.31.4 en 1.41.5 wordt een oppervlaktewaterlichaam ten aanzien waarvan in de omgevingsverordening registratie als b-water is voorgeschreven, maar nog niet heeft plaatsgevonden, voor de toepassing van deze waterschapsverordening aangemerkt als b-water.

  • 3.

    in afwijking van de artikelen 1.4 en 1.5 wordt een oppervlaktewaterlichaam ten aanzien waarvan in de omgevingsverordening registratie als c-water achterwege mag worden gelaten, maar nog niet heeft plaatsgevonden, voor de toepassing van de waterschapsverordening aangemerkt als c-watergang.

  • 4.

    in afwijking van de artikelen 1.4 en 1.5 wordt een waterkering, ten aanzien waarvan in de omgevingsverordening registratie als kering is voorgeschreven, maar nog niet heeft plaatsgevonden, voor de toepassing van deze waterschapsverordening aangemerkt als waterkering.

NNNNN

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Begripsbepalingen

a-waterloop

oppervlaktewaterlichaam met een maatgevende aan- en/of afvoer van meer dan 30 liter per seconde;

aangewezen oppervlaktewaterlichaam

oppervlaktewaterlichaam dat is aangewezen en begrensd in bijlage II;

(toelichting) Aangewezen oppervlaktewaterlichamen zijn grotere oppervlaktewaterlichamen, die zijn benoemd in bijlage II bij de waterschapsverordening. De algemene regels over lozingen op deze oppervlaktewaterlichamen vertegenwoordigen het niveau van beste beschikbare technieken. Dat niveau is niet voldoende om de waterkwaliteit van kleinere oppervlaktewaterlichamen (de niet-aangewezen oppervlaktewaterlichamen) te beschermen. De regels voor lozingen op niet-aangewezen oppervlaktewaterlichamen gaan daarom een stap verder dan de beste beschikbare technieken.

afkoppelen van verhard oppervlak

onderbreken van de afvoer van op bestaand verhard oppervlak vallend hemelwater via een gemengde of verbeterd gescheiden riolering naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie;

afrastering

(overwegend) verticale afrastering van niet-levend materiaal;

afscheidende laag

afdichtende of slecht waterdoorlatende bodemlaag;

anti-worteldoek

kunststof doek dat wel water maar geen licht en wortelgroei doorlaat;

b-waterloop

oppervlaktewaterlichaam met een maatgevende afvoer va minder dan 30 liter per seconden, met uitzondering van de c-waterlopen;

bedrijfswaterplan

plan van waterconserverende of waterbesparende maatregelen dat wordt opgesteld en uitgevoerd door of namens de houder van een onttrekkingsinrichting of degene die grondwater onttrekt, conform een door het bestuur vastgesteld model;

bergingsvoorziening

voorziening die moet worden aangelegd om te voorkomen dat de extra hoeveelheid hemelwater ten gevolge van een toename van verhard oppervlak versneld wordt afgevoerd naar het ontvangende watersysteem;

Beschermingszone beschermingszone (bij een a-water)

aan een waterstaatswerk grenzende zone of overlappende zone die als zodanig als beperkingengebied is opgenomen in deze waterschapsverordening;

Beschermingszone beschermingszone A

aan een waterkering grenzende beschermingszone die als zodanig in deze waterschapsverordening is opgenomen;

Beschermingszone beschermingszone B

aan een beschermingszone A grenzende beschermingszone die als zodanig in deze waterschapsverordening is opgenomen;

Beschermingszone beschermingszone beperkt

aan een waterstaatswerk of beschermingszone grenzende zone die als zodanig in deze waterschapsverordening is opgenomen ;

beschoeiing

grondkerende constructie in de oeverlijn/talud om de oever/talud tegen afkalving te beschermen;

bestuur

dagelijks bestuur van waterschap Aa en Maas;

bodemsanering

beheren, beperken of ongedaan maken van verontreiniging van de bodem;

brandblusvoorziening

voorziening die permanent aanwezig is, maar slechts in noodsituaties benut wordt ten behoeve van bluswatervoorziening;

bronbemaling

uit de bodem of bouwputten onttrekken van grondwater door middel van een pomp;

brug

werk over een oppervlaktewaterlichaam dat bedoeld is voor de doorgang van een perceel aan de ene kant van het oppervlaktewaterlichaam naar een perceel aan de andere kant van het oppervlaktewaterlichaam;

buitentalud

hellend vlak van een waterkering aan de waterkerende zijde;

c-waterloop

oppervlaktewaterlichamen met een maatgevende afvoer van minder dan 10 liter per seconde;

drainagemiddel

ontwateringsmiddel voor het kunstmatig laag houden van de grondwaterstand welke vrij afstroomt waarbij niet direct of indirect gebruik gemaakt  wordt  van een pomp(constructie);

éénjarige eenjarige gewassen

een gewas/plant die zijn levenscyclus voltooit van kieming tot zaad binnen één jaar. De plant sterft na de zaadzetting af, zoals bij zomertarwe, of gaat aan het eind van het jaar dood.

eenvoudig verplaatsbaar bouwwerk

bouwwerken die op eenvoudige wijze (c.q. tegen geringe kosten) te verplaatsen of te verwijderen zijn.

gestuurde persing of boring

een sleufloze boortechniek waarbij obstakels zoals een waterstaatswerk diep onder het maaiveld kunnen worden gepasseerd;

groen dak

dak dat bedekt is met vegetatie met een waterbergende functie;

grondwatersanering

beheren, beperken of ongedaan maken van verontreiniging van het grondwater;

huisaansluiting

deel van een kabel of leiding dat een directe verbinding vormt tussen één specifiek pand (gebouw met een BAG-adres) en het distributienet van de netbeheerder;

infiltreren van water

in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;

insteek

het als zodanig in de legger aangegeven snijpunt van de lijn van talud en maaiveld, dan wel de lijn van een oppervlaktewaterlichaam waar talud en maaiveld elkaar snijden;

kabel

voorziening voor het aanleggen, hebben en onderhouden van onder andere elektriciteitssignaal en telecommunicatievoorzieningen;

leiding

mediumvoerende buisconstructie, die geen lozingswerk is en die niet in open verbinding staat met oppervlaktewater;

maaisel

begroeiing met enige aanhangende (bagger)specie, die vrijkomt bij het uitvoeren van onderhoud;

natuurvriendelijke oever

oever die zo is aangelegd of wordt gewijzigd dat deze niet alleen dient om de afvoercapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam te waarborgen, maar ook om landschappelijke en ecologische functies te versterken;

NEN 6600-1

NEN 6600-1:2019: Water - Monsterneming - Deel 1: Afvalwater, versie 2019;

NEN 6646

NEN 6646/C1:2015: Water - Fotometrische bepaling van het gehalte aan ammoniumstikstof en van de som van de gehalten aan ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof volgens Kjeldahl, door mineralisatie met seleen, met behulp van een doorstroomanalysesysteem - Ontsluiting met zwavelzuur, seleen en kaliumsulfaat, versie 2015 + C1:2015;

NEN 6966

NEN 6966:2006: Milieu - Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten – Atomaire emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma, versie 2006;

NEN-EN 872

NEN-EN 872:2005: Water – Bepaling van het gehalte aan onopgeloste stoffen – Methode door filtratie over glasvezelfilters, versie 2005;

NEN-EN 12566-1

NEN-EN 12566-1: NEN-EN 12566-1:2016: Kleine afvalwaterzuiveringsinstallaties ≤ 50 IE - Deel 1: Geprefabriceerde septictanks, versie 2016;

NEN-EN 13284-1

NEN-EN 13284-1:2001: Europese norm voor Emissies van stationaire bronnen – Bepaling van massaconcentratie van stof in lage concentraties – Deel 1: Manuele gravimetrische methode, versie 2001;

NEN-EN-ISO 5667-3

NEN-EN-ISO 5667-3:2018: Water - Monsterneming - Deel 3: Conservering en behandeling van watermonsters, versie 2018;

NEN-EN-ISO 5815-1

NEN-EN-ISO 5815-1:2019: Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) - Deel 1: Verdunning en enting onder toevoeging van allylthioureum, versie 2019;

NEN-EN-ISO 5815-2

NEN-EN-ISO 5815-2:2003: Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) - Deel 2: Methode voor onverdunde monsters, versie 2003;

NEN-EN-ISO 6878

NEN-EN-ISO 6878:2004: Water - Bepaling van fosfor - Ammoniummolybdaat spectometrische methode, versie 2004;

NEN-EN-ISO 9377-2

NEN-EN-ISO 9377-2:2000: Water - Bepaling van de minerale-olie-index - Deel 2: Methode met vloeistofextractie en gas-chromatografie, versie 2000;

NEN-EN-ISO 10301

NEN-EN-ISO 10301:1997: Water - Bepaling van zeer vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen - Gaschromatografische methoden, versie 1997;

NEN-EN-ISO 11732

NEN-EN-ISO 11732:2005: Water - Bepaling van ammonium stikstof - Methode voor doorstroomanalyse (CFA en FIA) en spectrometrische detectie, versie 2005;

NEN-EN-ISO 11885

NEN-EN-ISO 11885:2009: Water - Bepaling van geselecteerde elementen met atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), versie 2009;

NEN-EN-ISO 12846

NEN-EN-ISO 12846:2012: Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire-absorptiespectrometrie met en zonder concentratie, versie 2012;

NEN-EN-ISO 13395

NEN-EN-ISO 13395:1997: Water - Bepaling van het stikstofgehalte in de vorm van nitriet en in de vorm van nitraat en de som van beide met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en spectrometrische detectie, versie 1997;

NEN-EN-ISO 15587-1

NEN-EN-ISO 15587-1:2002: Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 1: Koningswater ontsluiting, versie 2002;

NEN-EN-ISO 15587-2

NEN-EN-ISO 15587-2:2002: Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 2: Ontsluiting met salpeterzuur, versie 2002;

NEN-EN-ISO 15680

NEN-EN-ISO 15680:2003: Water - Gaschromatografische bepaling van een aantal monocyclische aromatische koolwaterstoffen, naftaleen en verscheidene gechloreerde verbindingen met 'purge-and-trap' en thermische desorptie, versie 2003;

NEN-EN-ISO 15681-1

NEN-EN-ISO 15681-1:2005: Water - Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat en het totale gehalte aan fosfor met behulp van doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 1: Methode met een doorstroominjectiesysteem (FIA), versie 2005;

NEN-EN-ISO 15681-2

NEN-EN-ISO 15681-2:2018: Water - Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat en het totale gehalte aan fosfor met behulp van doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 2: Methode met een continu doorstroomanalysesysteem (CFA), versie 2018;

NEN-EN-ISO 15682

NEN-EN-ISO 15682:2001: Water - Bepaling van het gehalte aan chloride met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en fotometrische of potentiometrische detectie, versie 2001;

NEN-EN-ISO 17294-2

NEN-EN-ISO 17294-2:2016: Water - Toepassing van massaspectrometrie met inductief gekoppeld plasma - Deel 2: Bepaling van geselecteerde elementen inclusief uranium isotopen, versie 2016;

NEN-EN-ISO 17852

NEN-EN-ISO 17852:2008: Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire fluorecentiespectometrie, versie 2008;

NEN-EN-ISO 17993

NEN-EN-ISO 17993:2004: Water - Bepaling van 15 polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) in water met HPLC met fluorescentiedetectie na vloeistof-vloeistof extractie, versie 2004;

NEN-ISO 5663

NEN-ISO 5663:1993: Water - Bepaling van het gehalte aan Kjeldahl-stikstof - Methode na mineralisatie met seleen, versie 1993;

NEN-ISO 15705

NEN-ISO 15705:2003: Water - Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (ST-COD) - Kleinschalige gesloten buis methode, versie 2003;

NEN-ISO 15923-1

NEN-ISO 15923-1:2013: Waterkwaliteit - Bepaling van de ionen met een discreet analysesysteem en spectrofotometrische detectie - Deel 1: Ammonium, chloride, nitraat, nitriet, ortho-fosfaat, silicaat en sulfaat, versie 2013;

niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam

ander oppervlaktewaterlichaam dan een oppervlaktewaterlichaam dat is aangewezen en begrensd in bijlage II.;

Oever oever

zone tussen de bodem van een oppervlaktewater en de insteek, waarin een (geleidelijke) overgang plaatsvindt van natte naar droge omstandigheden;

ondersteunend kunstwerk

werk dat van belang is voor de taakuitoefening van het waterschap, voor de waterkering of voor het functioneren van de waterhuishouding;

onttrekken

onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam of van grondwater door middel van een werk;

openbare weg

weg in beheer van een overheid;

overhangend bouwwerk

bouwwerk dat geheel of gedeeltelijk over het oppervlaktewaterlichaam of het talud is geplaatst;

poel

relatief klein oppervlaktewaterlichaam met een natuurdoelstelling, in hoofdzaak een ecologische functie ten behoeve van amfibieën;

pompcapaciteit

het maximum wateropbrengend vermogen van een inrichting in kubieke meters per uur;

put

alle in de bodem aangebrachte buizen met boorgat en doorlatende filters;

regulier onderhoud

periodiek uit te voeren werkzaamheden om de aan een perceel gegeven bestemming in stand te kunnen houden;

roven

oppervlakkig, over een kleine diepte weghalen van de grond;

sleufbemaling

bronbemaling ten behoeve van een smalle, meestal voortschrijdende bouwput;

specie

bij onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen vrijkomende grond inclusief daarin voorkomende stoffen;

steiger

constructie die over een oppervlaktewaterlichaam is geplaatst en is verankerd in het achterliggende perceel;

talud

hellend oppervlak van oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen;

teen

de als zodanig in de legger aangegeven lijn van de onderrand van een waterkering, dan wel de lijn waar talud en maaiveld elkaar snijden;

toename van verhard oppervlak

wijziging van onverhard naar verhard oppervlak;

veedrenkput

inrichting voor het drenken van vee waarvan de pomp niet mechanisch wordt aangedreven;

verhard oppervlak

al het oppervlak dat er voor zorgt dat water sneller tot afvoer komt;

vlonder

constructie op het maaiveld grenzend aan het oppervlaktewaterlichaam;

waterhuishoudkundige functie

functie die de provincie of het waterschap aan het waterstaatswerk heeft toegekend;

werken

alle door menselijk toedoen ontstane of gemaakte constructies of inrichtingen, inclusief bouwwerken, en restanten daarvan;

zinkerbord

bord dat markeert waar een leiding of kabel een watergang ondergronds doorkruist.

Grondwater

water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt, met de daarin aanwezige stoffen

OOOOO

Bijlage III wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage III Overzicht Informatieobjecten

a-water

/join/id/regdata/ws0654/2023/4dc2bf763d5b496ea8ca99e4cacba155/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/4dc2bf763d5b496ea8ca99e4cacba155/nld@2025‑12‑01;09493849

aangewezen oppervlaktewaterlichaam

/join/id/regdata/ws0654/2023/4ac86dfe7cdf497696e9e358cf458c3b/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/4ac86dfe7cdf497696e9e358cf458c3b/nld@2025‑12‑01;09493849

attentiegebied

/join/id/regdata/ws0654/2023/2d0579999f85404293b223a44d3a6e85/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/2d0579999f85404293b223a44d3a6e85/nld@2025‑12‑01;09493849

b-water

/join/id/regdata/ws0654/2023/dbab1445d8644522ae5e8425055249b1/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/dbab1445d8644522ae5e8425055249b1/nld@2025‑12‑01;09493849

b-water buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied

/join/id/regdata/ws0654/2023/9bc13f31e56942f994cc0afaf1611505/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/9bc13f31e56942f994cc0afaf1611505/nld@2025‑12‑01;09493849

beperkingengebied met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam

/join/id/regdata/ws0654/2023/0b148a4d2aa6413ca37ad633a8e2f964/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/0b148a4d2aa6413ca37ad633a8e2f964/nld@2025‑12‑01;09493849

beperkingengebied met betrekking tot een waterkering

/join/id/regdata/ws0654/2023/f3ab1ad962dc4dd6ab785260b39d1afb/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/f3ab1ad962dc4dd6ab785260b39d1afb/nld@2025‑12‑01;09493849

bergingsgebied

/join/id/regdata/ws0654/2023/1647afa255f44e8a8778b8dfd85223fe/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/1647afa255f44e8a8778b8dfd85223fe/nld@2025‑12‑01;09493849

beschermd gebied

/join/id/regdata/ws0654/2023/f29cc59e0a644d37ae9c2ec06de89c20/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/f29cc59e0a644d37ae9c2ec06de89c20/nld@2025‑12‑01;09493849

beschermingszone A bij een compartimenteringskering

/join/id/regdata/ws0654/2023/9e1e492f978140e7985395d0f1621c6e/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/9e1e492f978140e7985395d0f1621c6e/nld@2025‑12‑01;09493849

beschermingszone A bij een primaire waterkering

/join/id/regdata/ws0654/2023/9aab9a4fe42046cb88bd79980b2118b9/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/9aab9a4fe42046cb88bd79980b2118b9/nld@2025‑12‑01;09493849

beschermingszone A bij een regionale waterkering

/join/id/regdata/ws0654/2023/659bf973b9904af59519369bb5a25302/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/659bf973b9904af59519369bb5a25302/nld@2025‑12‑01;09493849

beschermingszone A bij een regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering

/join/id/regdata/ws0654/2023/da57fbb5f3cc42eca282e731f720ff29/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/da57fbb5f3cc42eca282e731f720ff29/nld@2025‑12‑01;09493849

beschermingszone A bij een waterkering

/join/id/regdata/ws0654/2023/923051c6d3cf4381a3ec2797e5d77288/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/923051c6d3cf4381a3ec2797e5d77288/nld@2025‑12‑01;09493849

beschermingszone B bij een primaire waterkering

/join/id/regdata/ws0654/2023/f4ea0d09a76042dea03d2d205852c6ea/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/f4ea0d09a76042dea03d2d205852c6ea/nld@2025‑12‑01;09493849

beschermingszone beperkt

/join/id/regdata/ws0654/2023/6d4748035b0343bbaf6213ef44ae21ea/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/6d4748035b0343bbaf6213ef44ae21ea/nld@2025‑12‑01;09493849

beschermingszone bij een a-water

/join/id/regdata/ws0654/2023/6395e2bc5d9d4c6e8db363da12d8a600/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/6395e2bc5d9d4c6e8db363da12d8a600/nld@2025‑12‑01;09493849

buiten de beschermingszone bij een a-water en buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied

/join/id/regdata/ws0654/2023/7c6bd8a6592442d0b7ecb34c698b6cb7/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/7c6bd8a6592442d0b7ecb34c698b6cb7/nld@2025‑12‑01;09493849

buiten een beschermd gebied

/join/id/regdata/ws0654/2023/59af49ed12ef4c559200a97ae7b08772/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/59af49ed12ef4c559200a97ae7b08772/nld@2025‑12‑01;09493849

buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied

/join/id/regdata/ws0654/2023/12eec6d2f482489d97f6c3fd5a0a4278/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/12eec6d2f482489d97f6c3fd5a0a4278/nld@2025‑12‑01;09493849

buiten een beschermd gebied, attentiegebied of invloedsgebied Natura 2000

/join/id/regdata/ws0654/2023/d44e4bd4a8004631b43afbe5394f4d01/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/d44e4bd4a8004631b43afbe5394f4d01/nld@2025‑12‑01;09493849

compartimenteringskering

/join/id/regdata/ws0654/2023/b3ebad7fe5cc40179f9b8e2cbb3aa33c/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/b3ebad7fe5cc40179f9b8e2cbb3aa33c/nld@2025‑12‑01;09493849

niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam

/join/id/regdata/ws0654/2023/f6681088210c4b86b9b14b9733af4635/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/f6681088210c4b86b9b14b9733af4635/nld@2025‑12‑01;09493849

overige waterkering

/join/id/regdata/ws0654/2023/82318e024d954582a660d136926beede/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/82318e024d954582a660d136926beede/nld@2025‑12‑01;09493849

primaire waterkering

/join/id/regdata/ws0654/2023/52e6956a9e9e4397b57e85d2e1d7097c/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/52e6956a9e9e4397b57e85d2e1d7097c/nld@2025‑12‑01;09493849

profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam

/join/id/regdata/ws0654/2023/ae784ccbb1904484a12fd418a1da3bc7/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/ae784ccbb1904484a12fd418a1da3bc7/nld@2025‑12‑01;09493849

profiel van vrije ruimte bij een waterkering

/join/id/regdata/ws0654/2023/85cf0ff275c2441b9af0c0c802aac14a/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/85cf0ff275c2441b9af0c0c802aac14a/nld@2025‑12‑01;09493849

regionale waterkering

/join/id/regdata/ws0654/2023/24c2a3ee2ef0469282a23d6dedca0b51/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/24c2a3ee2ef0469282a23d6dedca0b51/nld@2025‑12‑01;09493849

regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering

/join/id/regdata/ws0654/2023/1f90f0c3b3fc4f7396fdf22d934c88f0/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/1f90f0c3b3fc4f7396fdf22d934c88f0/nld@2025‑12‑01;09493849

vaarweg

/join/id/regdata/ws0654/2023/3b4decd60f734646901c34cbf3313238/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/3b4decd60f734646901c34cbf3313238/nld@2025‑12‑01;09493849

waterkering

/join/id/regdata/ws0654/2023/6d010dfb89c8479cb214bd55c1d5c8cf/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/6d010dfb89c8479cb214bd55c1d5c8cf/nld@2025‑12‑01;09493849

wijstgebied

/join/id/regdata/ws0654/2023/75daa5b9dace4b8fb339f85079e72611/nld@2024‑03‑29;08060602

/join/id/regdata/ws0654/2023/75daa5b9dace4b8fb339f85079e72611/nld@2025‑12‑01;09493849

PPPPP

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.2 Beoordelingsregel omgevingsvergunning wateractiviteiten

Het eerste lid van dit artikel bevat de algemene gronden waarop een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit op grond van deze verordening wordt verleend. Een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit wordt alleen verleend als, kort gezegd, de aangevraagde activiteit in overeenstemming is met de doelen van het waterbeheer. Als de aangevraagde activiteit niet met deze doelen verenigbaar is, dan wordt de aanvraag voor een dergelijke omgevingsvergunning geweigerd. Deze beoordelingsregel sluit aan op de beoordelingsregel die het Rijk hanteert voor aanvragen voor omgevingsvergunningen voor wateractiviteiten als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet (zie artikel 8.84, eerste lid, van het BalBkl).Het tweede en derde lid van dit artikel bevatten de beoordelingsregels die volgens de instructieregel van artikel 6.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving in de waterschapsverordening moeten worden opgenomen. Inhoudelijk zijn deze leden een voortzetting van de regel die voorheen in artikel 6.1a van het Waterbesluit was opgenomen, maar dan beter toegesneden op de eisen die de Kaderrichtlijn Water stelt.In aanvulling op deze algemene beoordelingsregels, zijn specifieke beoordelingsregels voor lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam, lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk, wateronttrekkingsactiviteiten en beperkingengebiedactiviteiten die betrekking hebben op een waterstaatswerk opgenomen in de hoofdstukken 2 tot en met 5.

QQQQQ

Na sectie ' Beoordelingsregel omgevingsvergunning wateractiviteiten' wordt een sectie ingevoegd, luidende:

Artikel 1.3 Wijzigen of intrekken van een omgevingsvergunning

Op grond van artikel 5.40 lid 1, onder c van de Omgevingswet en artikel 5.40, lid 2, onder f van de Omgevingswet heeft het waterschap de bevoegdheid om in de waterschapsverordening gevallen of gronden op te nemen om een omgevingsvergunning te kunnen wijzigen of in te trekken. De invulling van deze bevoegdheid is in dit artikel uitgewerkt.

RRRRR

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.31.4 Begrenzing waterstaatswerken

Profiel van vrije ruimte   De waterschappen hebben de mogelijkheid om in de legger een ‘profiel van vrije ruimte’ bij oppervlaktewateren op te nemen, als reservering voor toekomstige verbetering of uitbreiding van het waterstaatswerk. Het profiel van vrije ruimte is bedoeld om ruimte vrij te houden voor toekomstige ontwikkeling van de watergang. Het doel van het verbod is het voorkomen van ingrepen die het uit te voeren beekherstel ernstig belemmeren of onmogelijk maken. Dit profiel van vrije ruimte staat los van de beschermingszone. In de voormalige Keur is de basis gelegd voor dit instrument. 

Het begrip profiel van vrije ruimte (driedimensionaal) kan worden uitgebreid naar alle waterstaatswerken en naar toekomstige waterstaatswerken. Het vastleggen van een profiel van vrije ruimte in de waterschapsverordening moet goed worden onderbouwd, bijvoorbeeld aan de hand van wetenschappelijke rapporten over te verwachten waterstandstijgingen, klimaatscenario’s, etc. Daarbij moet het waterschap het belang van een profiel van vrije ruimte met de daarin geldende beperkingen (vergunningplicht voor het plaatsen of behouden van werken) zorgvuldig afwegen tegen de belangen van derden. Ook moeten mogelijke andere instrumenten worden meegenomen in een dergelijke afweging. De door het waterschapsbestuur opgelegde beperkingen in het profiel van vrije ruimte hebben effecten op de mogelijkheden van ruimtelijke ontwikkelingen. In de praktijk zijn soms zogenaamde ‘meanderzones’ gehanteerd langs beken. Deze meanderzones vallen onder het begrip profiel van vrije ruimte.

Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) bevat voor watersystemen onder andere regels over primaire waterkeringen. Deze regels werken direct door naar omgevingsplannen en bevatten bijvoorbeeld de verplichting voor de omgevingsplanwetgever het waterstaatswerk ‘primaire waterkering en de bijbehorende beschermingszone’ te beschermen in het omgevingsplan. Voor overige waterstaatswerken in het regionale watersysteem, waar waterschappen de beheerder van zijn, zijn geen regels opgenomen in het Bkl. Het is aan de waterschappen de bescherming en toekomstige aanpassing van deze waterstaatswerken goed te regelen. De vastlegging van een profiel van vrije ruimte is hierbij het aangewezen instrument, mits goed onderbouwd en voorzien van een zorgvuldige belangenafweging.

In dit artikel worden de beperkingengebieden genoemd met bijbehorende geometrische begrenzing. Van het merendeel van deze  beperkingengebieden is een begripsbepaling opgenomen in Bijlage 1. Ter aanvulling op die begripsbepaling en ter verduidelijking van de geometrische begrenzing wordt nog ingegaan op een aantal specifieke beperkingengebieden. Beschermingszone bij een a-waterTer verduidelijking is in onderstaande afbeelding een dwarsprofiel van een oppervlaktewaterlichaam weergegeven, waarin de verschillende begrippen worden gevisualiseerd. Eventueel kan de beschermingszone bestaan uit een beschermingszone en een beschermingszone “beperkt”.  De beschermingszone is in beginsel 5 meter breed, maar kan in lokale situaties kleiner zijn als er minder ruimte benodigd is.

Doorsnede watergang
afbeelding binnen de regeling
Doorsnede watergang

Beschermingszone bij een a-water 

Ter verduidelijking is in onderstaande afbeelding een dwarsprofiel van een oppervlaktewaterlichaam weergegeven van veel voorkomende situaties, waarin de verschillende begrippen worden gevisualiseerd. In sommige situaties grenst de beschermingszone niet aan de insteek van een a-watergang, maar grenst deze gedeeltelijk aan een ondersteunend kunstwerk indien deze zich tot voorbij de insteek bevindt. De beschermingszone volgt dan voor een deel dat ondersteunend kunstwerk en vervolgens weer de insteek van de a-watergang. 

Er zijn ook situaties waarbij de beschermingszone overlapt met het beperkingengebied van een a-watergang. Dit kan het geval zijn bij een watergang met een flauw talud van minimaal 1:8. De beschermingszone kan dan op het talud komen te liggen.

Eventueel kan de beschermingszone bestaan uit een beschermingszone en een beschermingszone “beperkt”.  

De beschermingszone is in beginsel 5 meter breed, maar kan in lokale situaties kleiner zijn als er minder ruimte benodigd is. Bij duikers die langer zijn dan 30 meter wordt een beschermingszone van 2,5 meter aan weerzijden (in totaal 5 meter) gehanteerd. De beschermingszone is bedoeld om ongewenste handelingen, (bouw)activiteiten, beplanting of anderszins langs oppervlaktewateren te kunnen weren. Een verbod hiertoe is opgenomen in deze waterschapsverordening. 

De beschermingszone is tevens van belang om onderhoud aan de oppervlaktewater te kunnen uitvoeren. In de praktijk kan het voorkomen dat slechts aan één zijde van een oppervlaktewater het onderhoud kan worden uitgevoerd (bijvoorbeeld als gevolg van bebouwing). Dit is dan veelal met een vergunning geregeld of tussen eigenaren onderling afgesproken. Het waterschap heeft er voor gekozen onderhoudsstroken niet in de waterschapsverordening op te nemen; de beschermingszones, in principe aan weerszijden, bieden voldoende waarborg om het onderhoud te kunnen uitvoeren. 

Doorsnede watergang
afbeelding binnen de regeling
Doorsnede watergang

 

De beschermingszone is bedoeld om ongewenste handelingen, (bouw)activiteiten, beplanting of anderszins langs oppervlaktewateren te kunnen weren. Een verbod hiertoe is opgenomen in deze waterschapsverordening. De beschermingszone is tevens van belang om onderhoud aan de oppervlaktewater te kunnen uitvoeren. In de praktijk kan het voorkomen dat slechts aan één zijde van een oppervlaktewater het onderhoud kan worden uitgevoerd (bijvoorbeeld als gevolg van bebouwing). Dit is dan veelal met een vergunning geregeld of tussen eigenaren onderling afgesproken. Het waterschap heeft er voor gekozen onderhoudsstroken niet in de waterschapsverordening op te nemen; de beschermingszones, in principe aan weerszijden, bieden voldoende waarborg om het onderhoud te kunnen uitvoeren. 

 

Beschermingszone beperkt   Voor een beperkt aantal situaties kan het waterschap in de waterschapsverordening de beschermingszone langs waterlopen vastleggen als beschermingszone “beperkt”. Voor aldus vastgelegde zones gelden andere regels.  Het waterschap overweegt de vaststelling van een beschermingszone “beperkt” als voldaan wordt aan de volgende criteria; 

 

  • a.

    er zijn obstakels aanwezig die aantoonbaar dateren van voor 1 januari 2010; en

  • b.

    er is een gebiedsproces doorlopen met de aangelanden.

Er zijn twee mogelijkheden voor de aanwijzing van een beschermingszone “beperkt”;

 

  • a.

    de gehele breedte van de beschermingszone kan als beschermingszone “beperkt” worden aangewezen indien; 

    • 1.

      er relatief gemakkelijk te verwijderen obstakels aanwezig zijn;

    • 2.

      het reguliere onderhoud van de waterloop vanaf de andere zijde met beschermingszone kan worden uitgevoerd;

    • 3.

      er geen zakelijk recht is gevestigd. 

  • a b.

    de gehele breedte maximaal 2 meter van de beschermingszone, gemeten vanaf de landzijde, kan als beschermingszone “beperkt” worden aangewezen indien; 

    • 1.

      er relatief gemakkelijk te verwijderen obstakels aanwezig zijn;

    • 2.

      het reguliere onderhoud van de waterloop vanaf de andere zijde met beschermingszone kan worden uitgevoerd;

    • 3.

      er geen zakelijk recht is gevestigd. 

    • 4 2.

      maximaal 2 meter van de beschermingszone, gemeten vanaf de landzijde, kan als beschermingszone “beperkt” worden aangewezen indien; 

      voor het uitvoeren van het reguliere onderhoud minder dan 5 meter maar meer dan 3 meter beschermingszone beschikbaar is, gemeten vanaf de insteek. 

      • I.

        er relatief gemakkelijk te verwijderen obstakels aanwezig zijn; 

      • II.

        voor het uitvoeren van het reguliere onderhoud minder dan 5 meter maar meer dan 3 meter beschermingszone beschikbaar is, gemeten vanaf de insteek. 

Beschermingszone A   Beschermingszone A wordt gevormd door een zone van meestal 30 meter breed aan weerszijden van de primaire waterkering, beginnend bij de binnenteen en buitenteen. Voor regionale keringen is deze zone meestal 10 m breed. Lokaal kan deze zone afwijken wanneer een minder grote ruimte nodig is. Deze zone is voornamelijk van belang voor de stabiliteit van de waterkering. Voorkomen moet worden dat activiteiten leiden tot het ‘onderuitgaan’ of afschuiven van de waterkering.

Beschermingszone B   Beschermingszone B grenst aan beschermingszone A van de primaire waterkeringen. Binnendijks is deze zone meestal 20 meter breed, buitendijks (aan de rivierzijde) is deze variabel, met een minimum van 70 m. Deze zone is voornamelijk van belang voor het tegengaan van piping (het wegstromen van zanddeeltjes onder de dijk als gevolg van de grote waterdruk tijdens periodes van hoog water). Dit wordt voorkomen door de van nature meestal aanwezige afdichtende (klei)lagen binnen- en buitendijks (uiterwaarden). De regels zijn hier met name gericht op het voorkomen van het aantasten van deze afdichtende laag. Lokaal ontbreekt deze zone, bijvoorbeeld wanneer bekend is dat er geen kleilaag aanwezig is (voorbeelden hiervan zijn het zomerbed van de rivier of de ingang bij een haven).  

Doorsnede waterkering
afbeelding binnen de regeling
Doorsnede waterkering
Doorsnede waterkering
afbeelding binnen de regeling
Doorsnede waterkering

 

  

SSSSS

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.61.7 Normadressaat

TTTTT

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.71.8 Specie en maaiselberging

UUUUU

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.81.9 Bediening ondersteunende kunstwerken

VVVVV

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.91.10 Specifieke zorgplicht

Artikel 1.91.10 bevat een specifieke zorgplicht ten aanzien van het watersysteem. Deze zorgplicht geldt voor een ieder, en een ieder kan op een schending van deze zorgplicht worden aangesproken. Als het handelen of nalaten onmiskenbaar in strijd is met de zorgplicht, kan het bestuur bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen inzetten. Een eventueel opgelegde last moet wel voldoende duidelijk worden omschreven, anders ontstaat er strijd met de rechtszekerheid, zie ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 10 augustus 2011, 201012817/1/M1.

WWWWW

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.121.13 Uitzondering waterschapstaken

XXXXX

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.131.14 Uitzondering beheeractiviteiten

Het waterschap voert als beheerder van het watersysteem vele handelingen aan waterstaatswerken uit. De handelingen die het waterschap daar uitvoert, zijn in het belang van de aan het waterschap opgedragen taken en vallen onder beheer en onderhoud. Om deze taken doelmatig uit te kunnen voeren geldt voor deze handelingen geen vergunningplicht. In dit artikel zijn de handelingen opgenomen die vanuit beheer en onderhoud veel voorkomen en weinig tot geen effect hebben op de omgeving of voor belanghebbenden. 

a. Maatregelen die geen wijziging van de normatieve toestand van een waterstaatswerk tot gevolg hebben, zijn handelingen waarbij de richtingligging, vorm, afmeting of constructie zoals vastgelegd in de legger niet verandert. Te denken valt aan baggerwerkzaamheden of taludherstel waarbij een watergang teruggebracht wordt naar het leggerprofiel. Maar bijvoorbeeld ook schilderwerkzaamheden aan een gemaal of het tijdelijke behouden van rijplaten op een waterkering. Tijdelijke aanpassingen van de normatieve toestand van het bestaande waterstaatswerk vallen ook onder deze vrijstelling. Dit gaat bijvoorbeeld over tijdelijke ontgravingen in een waterkering om een waterkerende constructie of bevergaas aan te brengen in de kering. Daarnaast zijn bijvoorbeeld proefboringen of het graven van proefsleuven ook vrijgesteld als het waterschap die werkzaamheden uitvoert ter voorbereiding van een project. 

b. Bodem- en oeververdediging kan noodzakelijk zijn om de stabiliteit van de oever en de waterstaatkundige functie te garanderen. Hier zijn verschillende constructies voor zoals beschoeiingen of damwanden. De uitzondering ziet alleen op constructies waarbij geen sprake is van een harde overgang tussen water en land. Het waterschap streeft er namelijk naar dat oevers van waterlopen zoveel mogelijk natuurlijk zijn ingericht. Reden hiervoor is dat dergelijke oevers bijdragen aan de veerkracht en gezondheid van het watersysteem. De min of meer geleidelijke overgang van land naar water vergroot het zelfreinigend vermogen van het watersysteem, biedt leefruimte, voedsel en bescherming aan allerlei planten en dieren en vormt een buffer voor allerlei activiteiten die buiten het watersysteem plaatsvinden. 

c. Een krooshek zorgt ervoor dat drijvend materiaal in het water niet leidt tot ophoping en verstoppingen en ter waarborging van het goed functioneren van duikers en gemalen. Het waterschap acht het soms noodzakelijk om een krooshek te plaatsen ten behoeve van beheer en onderhoud. 

d/e/f. Een duiker of stuw kan aan vervanging toe zijn omdat deze bijvoorbeeld aan het einde van de levensduur of beschadigd is. Steeds vaker worden stuwen ook geautomatiseerd. Dit verandert niets aan de afvoercapaciteit of het waterpeil maar maakt het peilbeheer makkelijker. 

Verder heeft het waterschap voor het realiseren van werken of het verrichten van werkzaamheden, waarbij het afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in het water brengt, een vergunning nodig ingevolge hoofdstuk 6 van deze verordening. Dit hoofdstuk is via de bruidsschat aan de waterschapsverordening toegevoegd. Uiteraard geldt die vergunningplicht ook voor derden die laatstbedoelde handelingen verrichten. 

YYYYY

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.151.16 Algeheel verbod bij calamiteiten

ZZZZZ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Eerste lid

In artikel 2.2 is in het eerste lid een ruime vergunningplicht opgenomen voor handelingen of het laten liggen of staan van werken, vaste substanties of voorwerpen bij oppervlaktewaterlichamen. Het gaat om handelingen die het gebruik van oppervlaktewaterlichamen en de daartoe behorende beschermingszones betreffen door daar werkzaamheden te verrichten, werken te maken of vaste substanties of voorwerpen te storten of te plaatsen.

Bij het verrichten van werkzaamheden of het maken dan wel behouden van werken in, op, onder of over een oppervlaktewaterlichaam en/of een daartoe behorende beschermingszone moet worden gedacht aan activiteiten die de zogenaamde bak (waterbodem en taluds), en de ondersteunende kunstwerken raken. Het storten, plaatsen of neerleggen van vaste substanties of voorwerpen in, op, onder of over een oppervlaktewaterlichaam of een daartoe behorende beschermingszone of het daar vervolgens achterlaten van deze substanties of voorwerpen ziet met name op de bescherming van de ecologie en op een veilige afvoer van water door oppervlaktewaterlichamen, teneinde wateroverlast en overstroming te voorkomen. 

Onder de vergunningplicht vallen onder de zinsnede ‘handelingen te verrichten’ onder andere: aanleg-, boor-, bouw-, graaf-, demping-, herstel-, onderhoud-, plant- reparatie-, revisie-, sloop-, uitbreiding-, verbouw, herbouw-, wijzigings- en verwijderwerkzaamheden. De eerder vermelde handelingen betreffen handelingen die tot doel hebben verandering te brengen in de staat van waterstaatswerken. Verder ook werkzaamheden die dat niet tot doel hebben, maar waarvan onbedoeld effect is dat verandering wordt gebracht in de staat van die werken. Onder deze vergunningplicht valt bijvoorbeeld het dempen van een sloot. Ook valt het behouden en laten groeien van beplanting in de beschermingszone eronder. Tot slot vallen onder de vergunningplicht ook de handelingen van derden waarmee de waterstand op een ander peil wordt gebracht of gehouden dan het peil dat voor het betreffende oppervlaktewaterlichaam door het waterschap is vastgesteld.

Tweede lid

Het aanleggen, verwijderen, verplaatsen of behouden van een werk in een c-water heeft een zeer gering effect op de waterhuishouding. Daarom is voor het aanleggen, verwijderen, verplaatsen of behouden van een zodanig werk geen vergunning vereist, en hoeft ook geen melding te worden gedaan. Er geldt alleen een vergunningplicht voor het verwijderen van een peilregulerend werk in c-water in beschermd gebied.

Derde lid

In het derde lid is bepaald dat in het profiel van vrije ruimte zonder vergunning geen werken mogen worden geplaatst, gewijzigd of behouden. Dit profiel is nodig om toekomstige aanpassingen van waterstaatswerken mogelijk te maken. Met de vastlegging van profielen van vrije ruimte moet het waterstaatsbelang zijn gediend, binnen het kader van de zorg voor het watersysteem en de doelstellingen van de Omgevingswet. Belangrijk is dat de profielen van vrije ruimte goed worden onderbouwd, bijvoorbeeld aan de hand van wetenschappelijke rapporten over te verwachten waterstandstijgingen, klimaatscenario’s, etc. Daarbij moet het waterschapsbestuur het belang van een profiel van vrije ruimte en daarmee het niet kunnen bebouwen van die gronden, zorgvuldig afwegen tegen de belangen van derden.

Vierde lid

In het vierde lid is een vergunningplicht opgenomen voor het aanleggen van een oppervlaktewaterlichaam of een ondersteunend kunstwerk. Voor de definitie van een ondersteund kunstwerk wordt verwezen naar bijlage I. Daarop aanvullend het volgende: 

In een oppervlaktewaterlichaam zijn soms constructies opgenomen die een waterstaatskundig doel hebben (bijvoorbeeld een stuw, een sluis of een gemaal) of nodig zijn om andere functies te faciliteren (bijvoorbeeld een duiker om de toegang tot een perceel te regelen). Al deze constructies worden samengevat onder de term ondersteunende kunstwerken. Voor de volledigheid, de volgende ondersteunende kunstwerk worden onderscheiden:

- Gemaal: kunstwerk om water van een lager naar een hoger niveau te brengen. Het brengt of houdt water in een peilgebied op een bepaald peil.

- Stuw: regelbaar kunstwerk om water in een oppervlaktewater tot op een bepaalde hoogte op te stuwen of te zorgen dat het waterpeil niet boven een bepaalde hoogte komt.

- Overlaat: niet regelbare stuw.

- Sluis: kunstwerk in een waterkering tussen twee oppervlaktewateren met een verschillend waterpeil, dat dient om water te keren, maar dat door een beweegbaar mechanisme ook water of schepen kan laten passeren.

- Duiker: kokervormige constructie die ligt in een weg of toegangsdam en is bedoeld om oppervlaktewateren met elkaar te verbinden.

- Sifon (ook wel een onderleider genoemd): duiker waarmee water van het ene oppervlaktewater (meestal) onder een ander oppervlaktewater door loopt. Een sifon wordt bijvoorbeeld aangelegd om water met verschillende kwaliteiten van elkaar de scheiden of wanneer een gebied met eenzelfde peil wordt doorsneden door een oppervlaktewater met een ander peil.

- Afsluiter: kunstwerk bedoeld om water onder vrij verval in het gebied in te laten. Een inlaat heeft meestal aan één zijde een schuif of klep die kan worden opengezet om water binnen te laten.

- Vispassage: een kunstmatige passage voor vissen om de vistrek mogelijk te maken in of tussen waterlopen.

Vijfde lid

In het vijfde lid is een vergunningplicht opgenomen voor het brengen van water in of het onttrekken van water aan oppervlaktewaterlichamen. Hiermee wordt zowel het brengen en onttrekken zonder een werk bedoeld als het brengen en onttrekken met een werk. Met andere woorden: onder deze vergunningplicht valt het afvoeren van water naar en het aanvoeren van water uit oppervlaktewaterlichamen en het lozen op of onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen.

Ook het afvoeren van hemelwater door toename of afkoppeling van verhard oppervlak valt onder dit lid. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Hetzelfde geldt voor situaties waar het hemelwater aanvankelijk niet op het oppervlaktewaterlichaam tot afvoer werd gebracht, en nu wel (afkoppelen). Dit komt doordat neerslag via het verharde oppervlak sneller wordt afgevoerd naar het oppervlaktewaterlichaam dan wanneer het oppervlak onverhard was gebleven. Er ontstaat dan een afvoergolf die problemen kan veroorzaken. Dit effect wordt versterkt, wanneer er meerdere van deze ingrepen plaatsvinden die leiden tot een toename van het verhard oppervlak dat afwatert op een oppervlaktewaterlichaam (cumulatief effect). Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplichtig gesteld.

AAAAAA

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.126 Specifieke zorgplicht 

Dit artikel bevat een specifieke zorgplicht voor lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam en lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk. De formulering van deze specifieke zorgplicht is gelijk aan die van artikel 2.11 van het Bal. Het eerste lid bevat de omschrijving van de zorg die iedereen die een lozingsactiviteit verricht moet betrachten. Het tweede lid bevat een nadere uitwerking van de elementen die in ieder geval tot die zorg behoren.Debehoren. De specifieke zorgplicht van dit artikel geldt naast de meer uitgewerkte artikelen over lozingsactiviteiten in de afdelingen 2.2.3 tot en met 2.2.19. De specifieke zorgplicht treedt dus (anders dan de algemene zorgplicht van de Omgevingswet) niet terug als er meer uitgewerkte regels zijn gesteld. De specifieke zorgplicht geldt ook voor lozingsactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning op grond van afdeling 2.2.20 is vereist. Dit sluit aan op de keuze die het Rijk heeft gemaakt over de werking van de specifieke zorgplichten van het Bal. De specifieke zorgplicht fungeert zoals een basisnorm voor alle lozingsactiviteiten die onder de reikwijdte van dit hoofdstuk vallen. De algemene regels van de afdelingen 2.2.3 en verder en de voorschriften die aan een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit worden verbonden, zijn een nadere uitwerking van de specifieke zorgplicht voor een concrete lozingsactiviteit. Die algemene regels en vergunningvoorschriften moeten steeds passen binnen de oogmerken van artikel 2.1212.124 (waarnaar in het eerste lid van dit artikel wordt verwezen) en de strekking die in het tweede lid van dit artikel is opgenomen. Deze brede werking van de specifieke zorgplicht maakt het mogelijk om maatregelen, die voor zich spreken en die ieder redelijk denkend mens zal nemen, niet uit te schrijven in de algemene regels van dit hoofdstuk en in vergunningvoorschriften. Als voorbeeld wordt verwezen naar het lozen van grondwater bij ontwatering. Daar is niet specifiek uitgeschreven dat visuele verontreiniging van het ontvangende oppervlaktewater moet worden beperkt, maar wordt verwezen naar de specifieke zorgplicht. De specifieke zorgplicht waarborgt dat zulke vanzelfsprekende maatregelen worden genomen.Dezegenomen. Deze specifieke zorgplicht is de opvolger van de zorgplichten die in artikel 2.121 van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 2.121 van het voormalige Besluit lozen buiten inrichtingen en artikel 4 van het voormalige Besluit lozing afvalwater huishoudens waren opgenomen.Tegenopgenomen. Tegen een overtreding van de specifieke zorgplicht kan handhavend worden opgetreden. Handhavend optreden ligt voor de hand bij evidente overtredingen van de specifieke zorgplicht. Daarvan is sprake in situaties waarin het handelen of nalaten van degene die de activiteit verricht onmiskenbaar in strijd is met de specifieke zorgplicht. Er kunnen ook situaties aan de orde zijn waarin niet direct duidelijk is of van onmiskenbare strijd sprake is. Het bevoegd gezag zal dan een keuze moeten maken tussen een handhavingstraject of het eerst verduidelijken wat de specifieke zorgplicht inhoudt. Die verduidelijking kan in de vorm van het stellen van een maatwerkvoorschrift (zie het navolgende artikel) maar dat hoeft niet. Ook wanneer het bevoegd gezag degene die de activiteit verricht mondeling of schriftelijk informeert over wat er in een concreet geval onder de specifieke zorgplicht moet worden verstaan, is het voor diegene na ontvangst van die informatie duidelijk wat er verwacht wordt. Als daar geen gevolg aan wordt gegeven, is er sprake van onmiskenbare strijd met de specifieke zorgplicht. Een uitgebreidere uiteenzetting van de mogelijkheden om handhavend op te treden tegen overtredingen van de specifieke zorgplicht is opgenomen in de nota van toelichting bij het Bal1. 1Bal 1.1; Stb. 2018, 293, p. 526-527.

BBBBBB

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.170 Lozen bij ontgravingen en baggerwerkzaamheden

Dit artikel heeft betrekking op baggerwerkzaamheden en ontgravingen en geldt alleen voor de lozingen bij het baggeren en ontgraven zelf. Dit artikel heeft dus geen betrekking op een eventuele toepassing van de bagger of de opgegraven materie.Hetmaterie. Het artikel is niet alleen van toepassing op waterbeheerders die baggerwerkzaamheden en ontgravingen verrichten. Ook als die werkzaamheden door derden worden verricht (zoals de onderhoudsplichtigen), is het artikel van toepassing.Hettoepassing. Het artikel bepaalt dat de lozing is toegestaan als die plaatsvindt in hetzelfde oppervlaktewater waar ook het baggeren of ontgraven plaatsvindt.

CCCCCC

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.193 Vangnetvergunningplicht lozen op oppervlaktewater

Voor het verrichten van een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap is een omgevingsvergunning vereist, als die lozing niet is geregeld in de afdelingen 2.2.3 tot en met 2.2.19 van deze waterschapsverordening. Dit sluit aan op de systematiek van artikel 6.2 van de Waterwet: voor alle lozingen is een vergunning vereist, tenzij voor de lozing een vrijstelling geldt.De vergunningplicht is beperkt tot het lozen van stoffen of warmte (oftewel de gevolgen voor de waterkwaliteit). Een eventuele vergunningplicht voor het lozen van water (oftewel de gevolgen voor de waterkwantiteit) staat in het tijdelijke deel van deze waterschapsverordening. Beide vergunningen kunnen natuurlijk wel gelijktijdig worden aangevraagd.Deaangevraagd. De vergunningplicht geldt niet voor het lozen van warmte of stoffen afkomstig van milieubelastende activiteiten die zijn aangewezen in hoofdstuk 3 van het Bal. Voor die lozingen is al in dat besluit bepaald in welke gevallen een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit is vereist. De vergunningplicht geldt ook niet voor water dat afkomstig is uit het oppervlaktewaterlichaam waarop het wordt geloosd, als daaraan geen stoffen zijn toegevoegd. Er zijn dan immers geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. De vergunningplicht geldt ook niet voor lozingen afkomstig van wonen.

DDDDDD

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.43.6 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

EEEEEE

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.63.8 Meldingsplicht

FFFFFF

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.93.11 Toepassingsbereik

GGGGGG

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.103.12 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

HHHHHH

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.133.15 Toepassingsbereik

IIIIII

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.163.18 Meldingsplicht

JJJJJJ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.173.19 Plaatsing van het bouwwerk

KKKKKK

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.183.20 Verwijdering van het bouwwerk

LLLLLL

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.193.21 Toepassingsbereik

MMMMMM

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.253.27 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

NNNNNN

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.273.29 Meldingsplicht

OOOOOO

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.283.30 Constructie

PPPPPP

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.373.39 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

QQQQQQ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.393.41 Meldingsplicht

RRRRRR

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

SSSSSS

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.413.43 Geen schade

TTTTTT

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.423.44 Uitfrezen

UUUUUU

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.473.49 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

VVVVVV

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.493.51 Toegestane werkzaamheden

WWWWWW

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.523.54 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

XXXXXX

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.543.56 Meldingsplicht

YYYYYY

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.583.60 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

ZZZZZZ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.603.62 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

AAAAAAA

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.623.64 Meldingsplicht

BBBBBBB

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.663.68 Toepassingsbereik

CCCCCCC

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.673.69 Aanwijzing vergunningvrije gevallen

DDDDDDD

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.693.71 Meldingsplicht

EEEEEEE

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.703.72 Herstel na werkzaamheden

FFFFFFF

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.8 Meetverplichting onttrekken van grondwater en infiltratie van water

In dit artikel zijn de meetverplichtingen van het voormalige artikel 6.11 van het Waterbesluit en het voormalige artikel 6.5 van de Waterregeling voortgezet. De meetverplichting geldt voor zowel vergunningplichtige als vergunningvrije gevallen. Op grond van het eerste lid moet de hoeveelheid onttrokken grondwater en de hoeveelheid water die wordt geïnfiltreerd worden gemeten. Op grond van het derde lid moet daarnaast ook door de kwaliteit van het water dat wordt geïnfiltreerd worden gemetenregistratieplichtige. In deze waterschapsverordening kan een bepaling staan waarin gevallen worden aangewezen waarvoor de meetverplichtingen niet gelden.Dit is:

 

  • a.

    de houder van een omgevingsvergunning op grond van deze verordening, zoals bedoeld in de Omgevingswet, voor een wateronttrekkingsactiviteit inhoudende het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening, dan wel het brengen van water in de bodem, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening;

  • b.

    degene die voor de onttrekking van grondwater de op grond van deze verordening voorgeschreven melding heeft gedaan en/of gegevens heeft verstrekt, of;

  • c.

    degene voor wie de onttrekking van grondwater heeft plaatsgevonden.

Op grond van het derde lid moet daarnaast ook de kwaliteit van het water dat wordt geïnfiltreerd worden gemeten. In deze waterschapsverordening kan een bepaling staan waarin gevallen worden aangewezen waarvoor de meetverplichtingen niet gelden.

GGGGGGG

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.4 Overgangsrecht begrenzing waterstaatswerken vanwege omgevingsverordening

Als de status van een oppervlaktewaterlichaam op grond van de omgevingsverordening van de provincie moet worden gewijzigd, zijn de waterschapsverordening en de legger daarop nog niet aangepast. Om te voorkomen dat bij dergelijke oppervlaktewaterlichamen tot het moment van registratie in de waterschapsverordening en de legger niet de juiste regels worden toegepast, is bepaald dat deze wateren voor de toepassing van deze verordening worden aangemerkt als a-, respectievelijk b-water.

Als de status van een oppervlaktewaterlichaam of waterkering op grond van de omgevingsverordening van de provincie moet worden gewijzigd, zijn de waterschapsverordening en de legger daarop nog niet aangepast. Om te voorkomen dat bij dergelijke oppervlaktewaterlichamen of keringen tot het moment van registratie in de waterschapsverordening en de legger niet de juiste regels worden toegepast, is bepaald dat deze waterstaatswerken voor de toepassing van deze verordening worden aangemerkt als a-, respectievelijk b-water of als waterkering. Tevens is opgenomen dat als het een c-watergang betreft, dat deze conform de omgevingsverordening niet hoeft te worden geregistreerd in de waterschapsverordening en de legger. Bij een afwaardering naar een c-watergang mag de registratie van de watergang dus worden verwijderd uit de waterschapsverordening.  

In de Omgevingsverordening wordt niet gesproken over een categorie a-, b- of c-waterlopen. Daarin wordt gesproken over een watergang met een maatgevende afvoer van meer of minder dan 30l/s of een watergang met een maatgevende afvoer van meer of minder dan 10 l/s. Gelet op de waterschapsverordening wordt een watergang als a-watergang aangemerkt indien deze een maatgevende afvoer heeft die groter is dan 30l/s. Een b-watergang heeft een afvoer tussen de 10 l/s en 30 l/s en een c-watergang minder dan 10 l/s.  Voor de leesbaarheid en eenduidigheid wordt daarom in dit artikel gesproken over een a-watergang, b-watergang of een c-watergang.  

Naar boven