Waterschapsblad van Waterschap Aa en Maas
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Waterschap Aa en Maas | Waterschapsblad 2025, 29404 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Waterschap Aa en Maas | Waterschapsblad 2025, 29404 | beleidsregel |
Met ingang van het verslaggevingsjaar 2025 zijn nieuwe verslaggevingsregels voor waterschappen van toepassing. Eveneens met ingang van het verslaggevingsjaar 2025 legt niet de accountant maar het dagelijks bestuur zelf verantwoording af over de rechtmatigheid van de jaarstukken. Om (weer) te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving zijn de Financiële verordening (verordening voor het financieel beleid, het financieel beheer en de organisatie daarvan) en de Controleverordening (verordening die betrekking heeft op de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie) geactualiseerd. Het algemeen bestuur heeft de geactualiseerde verordeningen op 4 april 2025 vastgesteld. De Financiële verordening 2025 is vervolgens uitgewerkt in de voorliggende Nota Financieel beleid 2026.
Op basis van de Financiële verordening is het waterschap, conform artikel 108 van de Waterschapswet, niet alleen verplicht financieel beleid vast te stellen, maar moet het ook de kaders voor het uitvoeren van de treausuryfunctie vastleggen. Dat doen we in het Treasurystatuut. Het vorige statuut dateert uit 2009 en wordt in navolging van deze nota Financieel beleid eveneens geactualiseerd.
De vorige nota Financieel beleid dateert uit 2022. Naast het verwerken van de consequenties uit de Financiële verordening 2025 heeft per onderwerp een actualisatieslag plaatsgevonden, is nut en noodzaak bepaald en zijn daar waar van toepassing onderwerpen toegevoegd of juist verwijderd. Daarbij is ook naar de werkwijze rondom reserves en voorzieningen en de gewenste reserveposities gekeken. Dit heeft dit in deze nota niet tot een aanpassing geleid. De risico-inventarisatie, borging en beheersing van de risico’s wordt als onderdeel van de rechtmatigheidsverantwoording en de eisen die worden gesteld vanuit de verscherpte wetgeving op het gebied van risicobeheersing (Wet weerbaarheid kritieke entiteiten en NIS2 richtlijn) separaat onderzocht. Dit geldt eveneens voor de omgang met projectrisico’s en de wijze waarop hier financieel rekening mee wordt gehouden.
Het financieel beleid wordt tenminste eenmaal in de vier jaar in samenspraak met de auditcommissie beoordeeld op de noodzakelijkheid tot actualisatie. Daarbij wordt ook voor de in deze nota opgenomen bedragen bezien of ze nog passend zijn bij de bedrijfsvoering en de organisatie.
Het financieel beleid is zo toegankelijk mogelijk geschreven, maar het gebruik van enkele (financieel technische) begrippen is onvermijdelijk. Daarom wordt allereerst gestart met de begripsbepalingen.
In de daarop volgende hoofstukken wordt achtereenvolgens ingegaan op het activerings- en afschrijvingsbeleid, reserves en voorzieningen, de wijze waarop rentetoerekening plaatsvindt, de wijze van kostentoerekening en kostentoedeling, de resultaatbepaling en resultaatbestemming, het tarievenbeleid en tot slot worden aantal overige onderwerpen behandeld.
In de nota Financieel Beleid worden verschillende financieel technische begrippen gebruikt. Ze worden hierna nader toegelicht.
Activeren: het op de balans presenteren van de financiële waarde van het aangeschafte of vervaardigde bezit/kapitaalgoed met meerjarig nut dat vanaf dat moment als bezitting kan worden beschouwd. Activa kunnen zowel materieel (bijvoorbeeld grond, gebouwen en machines), immaterieel (bijvoorbeeld bijdragen aan activa in eigendom van derden) als financieel (bijvoorbeeld aandelen) zijn.
Investeringen: het vastleggen van vermogen waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. We maken binnen de materiele vaste activa onderscheid tussen de volgende type investeringen:
Levensduur verlengende investeringen (renovatie): investeringen die worden gepleegd ten behoeve van een bestaand actief en expliciet leiden tot een substantiële levensduurverlenging van betreffend actief. Bijvoorbeeld, het renoveren (vernieuwen naar de huidige maatstaven en normen) van een gebouw. Het gaat hier dus niet om (groot)onderhoud. Onderhoud is niet levensduur verlengend, maar dient om het actief gedurende zijn levensduur in goede staat te houden.
Investeringskrediet: een door het bestuur beschikbaar gesteld bedrag voor een investering die over meerdere jaren nut of opbrengsten oplevert en waarvan de uitgaven over meerdere jaren worden afgeschreven. Het investeringskrediet wordt als actief opgenomen op de balans en leidt tot kapitaallasten die in de exploitatie worden opgenomen.
Onderhoud: uitvoering van preventieve en correctieve maatregelen, als gevolg van slijtage na een langere periode van gebruik, om een object in goede staat (op een vooraf bepaald kwaliteitsniveau) te houden of te brengen. Onderhoud kan worden onderscheiden in groot en klein onderhoud. Het zijn uitgaven waarmee de representativiteit, kwaliteit en functionaliteit in stand wordt gehouden, maar zijn niet van invloed op de bepaalde gebruiksduur van het actief. Onderhoudskosten komen ten laste van de exploitatie.
Ondersteunende producten: Ondersteunende producten in het kader van het Waterschapsbesluit en de Beleids- en Beheerproductenstructuur (BBP) zijn producten die niet direct bijdragen aan de primaire taken van het waterschap (zoals watersysteembeheer en zuiveringsbeheer), maar wel noodzakelijk zijn voor de uitvoering ervan. Voorbeelden hiervan zijn ICT-diensten, huisvesting, personeelszaken, financiële administratie, communicatie en juridische ondersteuning.
Penvoerderschap: hieronder wordt verstaan dat het waterschap binnen een samenwerkingsverband de coördinerende of administratieve rol op zich neemt, de totale kosten betaalt en deze op basis van de gemaakte afspraken in rekening brengt bij de samenwerkende partij(en). Dit kan bijvoorbeeld voorkomen bij subsidieprojecten, interbestuurlijke samenwerking of gezamenlijke aanbestedingen.
Projectopdrachtformulier (POF): Met het Projectopdrachtformulier (POF) wordt vastgesteld dat een ambtelijk opdrachtgever een project gerealiseerd wenst te zien dat past binnen het beleid van het waterschap. Op het POF staat de samenstelling van het projectteam, de projectleider en de budgethouder. Een ondertekend POF is een vereiste om het project administratief op te nemen.
Rente omslag percentage: het rente omslagpercentage drukt de verhouding uit tussen het saldo van de rentelasten minus de rentebaten ten opzicht van de omvang van het totaal aan activa waarop rente wordt toegerekend. Het doel is om een gemiddeld intern rentepercentage vast te stellen dat gebruikt wordt voor het toerekenen van rentelasten aan investeringen en aan de taken.
Uitvoeringsfase: de fase dat een project zichtbaar wordt voor buitenstaanders doordat plannen en ontwerpen worden omgezet in fysieke realiteit. In de praktijk bestaat deze fase vaak uit meerdere deelfases: ontwerp, voorbereiding en daadwerkelijke uitvoering (in lijn met de door Aa en Maas gehanteerde methode Projectmatig werken).
Voorziening: onderdeel van het vreemd vermogen en niet vrij besteedbaar. Voorzieningen worden gevormd voor lasten die in de toekomst te verwachten zijn en waarvan de omvang nog niet bekend is, maar wel redelijkerwijs is in te schatten. Voorzieningen vloeien voort uit het voorzichtigheidsprincipe en worden voor een bepaald doel gevormd.
3. Activerings- en afschrijvingsbeleid
Het activeringsbeleid gaat voornamelijk over de vraag wanneer kosten in de exploitatie verantwoord moeten worden en wanneer kosten als investering moeten worden aangemerkt. Wanneer er sprake is van een investering moeten de kosten worden geactiveerd. De kosten komen daarna via de kapitaallasten ten laste van de exploitatie.
3.1 Criteria van een investering
Activa die niet voldoen aan de investeringscriteria, maar wel een samenhangend geheel vormen (ideaalcomplex), worden in de exploitatie verantwoord als het jaarlijks terugkerende vervangingskosten voor vrijwel hetzelfde bedrag betreft. Dit geldt bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, voor de jaarlijkse vervanging van (een deel van) de IT faciliteiten.
3.2 Categorieën investeringskredieten
Investeringen kunnen ook gedeeltelijk gevoteerd zijn. Het algemeen bestuur heeft dan al een besluit genomen over de start van het project en een voorbereidingskrediet beschikbaar gesteld (A krediet), maar moet nog een besluit nemen over het beschikbaar stellen van het uitvoeringskrediet (C krediet).
3.3 Algemeen voorbereidingskrediet
Het algemeen voorbereidingskrediet is een door het algemeen bestuur gevoteerd verzamelkrediet van waaruit het dagelijks bestuur voor individuele projecten een voorbereidingskrediet beschikbaar kan stellen, mits wordt voldaan aan de voorwaarden. Doel van het algemeen voorbereidingskrediet is een effectieve voorbereiding van projecten waarna het bestuur onderbouwd en weloverwogen een besluit kan nemen over de uitvoering.
Vanuit de totale bedrijfsvoering gelden hiervoor de volgende voorwaarden:
Wanneer niet aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, wordt het algemeen bestuur via een separaat besluit of als onderdeel van een P&C-product voorgesteld een voorbereidingskrediet beschikbaar te stellen. Ook voor investeringsprojecten die een bestuurlijk gevoelig karakter hebben, wordt een voorstel voorgelegd aan het algemeen bestuur.
3.4 Autorisatie van investeringen
Conform artikel 7 van de financiële verordening autoriseert het algemeen bestuur met het vaststellen van de begroting de voorgenomen investeringen per programma (bijlage 1 van de begroting). Daarbij geeft het algemeen bestuur aan van welke investeringen zij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.
3.5 Ontwikkelingen op investeringen
Voor investeringskredieten die aan het eind van het jaar niet kunnen worden afgesloten, wordt het algemeen bestuur bij de jaarrekening voorgesteld het restant over te hevelen naar het volgend boekjaar. Het kan zowel gaan om de kosten die nog niet volledig gemaakt zijn of inkomsten die nog niet volledig zijn ontvangen.
Op basis van artikel 9 van de Financiële verordening is het dagelijks bestuur bevoegd de voor een investering geraamde uitgaven zonder toestemming vooraf van het algemeen bestuur te overschrijden binnen de hierna genoemde financiële kaders als deze mutaties passen binnen het vastgestelde beleid. Een dergelijk feit wordt altijd achteraf gerapporteerd aan het algemeen bestuur.
Onder waarderen wordt verstaan de waarde die toegekend wordt aan de investering (het geactiveerde kapitaalgoed) op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
3.6 Bepalen verkrijgings- of vervaardigingsprijs
De vervaardigingsprijs bestaat uit de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en alle overige kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Hier vallen ook de kosten van externen en van eigen medewerkers onder als die direct aan een investering zijn toe te rekenen.
Voor de te activeren kosten van eigen medewerkers gelden de volgende voorwaarden:
Uitsluitend uren in de uitvoeringsfase volgens Projectmatig werken (bestaande uit ontwerp, voorbereiding en daadwerkelijke uitvoering) worden ten laste van respectievelijk het krediet gebracht. Uren in de andere projectfases (de initiatieffase, definitiefase en nazorgfase) komen ten laste van de exploitatie. Voor de initiatief- en definitiefase is dit in lijn met de criteria voor een investering als opgenomen onder 3.1. Voor de nazorgfase geldt dat het project dan al is afgerond en overgedragen aan beheer- en onderhoud binnen de reguliere exploitatie.
Overprogrammering wordt toegepast omdat individuele projecten om tal van redenen kunnen vertragen. Bijvoorbeeld door de weersomstandigheden, openbare procedures, meer tijd nemen voor het participatieproces vergunningen die nog niet rond zijn, we de grond nog niet in ons bezit hebben of doordat de aannemer meer tijd nodig heeft. Overprogrammering draagt eraan bij dat we in het geval van vertraging snel verder kunnen met een ander project.
In de begroting en bijbehorende meerjarenraming worden bruto investeringsbedragen vermeld. Dit is meer dan we daadwerkelijk verwachten te realiseren. Van de bruto investeringsvolumes uit de begroting en bijbehorende meerjarenraming wordt circa 85% financieel technisch doorgerekend. Op basis van de werkelijk bekende omstandigheden kan hier op projectniveau vanaf worden geweken om een zo realistisch mogelijke inschatting te krijgen.
Afschrijven is een boekhoudkundige methode om de waardevermindering van activa te verdelen over de periode waarin het actief gebruikt wordt. Activa worden afgeschreven op basis van de werkelijke gerealiseerde netto investeringskosten. Indien de werkelijke investeringskosten lager zijn dan de geraamde netto investeringskosten, leidt dit tot lagere kapitaallasten in de exploitatie (en andersom).
Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven, tenzij deze een onverbreekbaar onderdeel vormen van een object. In dat geval worden gronden en terreinen gelijk conform het object afgeschreven tot de restwaarde van de grond. Daar waar gronden duurzaam aan de bedrijfsvoering zijn verbonden wordt de restwaarde op nihil gesteld.
Voor investeringskredieten waarvan de uitvoering langer duurt dan 2 jaar, wordt indien mogelijk gewerkt met deelfases (watersysteembeheer) of afzonderlijke componenten (waterketen). In dat geval wordt na afronding van een deelfase c.q. component gestart met afschrijven vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin de betreffende deelfase c.q. component gereed komt.
3.9 Tabel afschrijvingstermijnen
Reserves en voorzieningen vormen samen met risicomanagement een belangrijke pijler voor de financiële stabiliteit van het waterschap. Om hier zorgvuldige keuzes in te maken, zijn inzicht in de risico’s, beheersmaatregelen en kans van optreden onmisbaar. Dit bepaalt mede de omvang van de aan te houden reserves. Daarbij heeft een waterschap enige vrijheid in het maken van afwegingen tussen behoedzaamheid en de mate waarin zij wendbaar en toekomstgericht wil zijn. Dit geldt niet voor voorzieningen. Voor de toepassing ervan gelden wettelijke bepalingen en er is geen beleidsvrije ruimte in de besteding ervan.
De belangrijkste verschillen tussen reserves en voorzieningen zijn als volgt:
4.2 Algemene reserve (weerstandsreserve)
Bij de begroting en de jaarrekening wordt getoetst of de weerstandsreserve toereikend is door de totaal benodigde weerstandscapaciteit volgend uit de risico-inventarisatie af te zetten tegen de weerstandsreserve. Deze verhouding wordt de weerstandsratio genoemd. Als hieruit een weerstandsratio kleiner dan 1 in het gematigde scenario blijkt, is de omvang van de weerstandsreserves mogelijk niet toereikend. In dat geval wordt een voorstel voorgelegd aan het algemeen bestuur om dit te herstellen.
De rentekosten worden berekend met behulp van het rente-omslagpercentage. Via het rente-omslagpercentage worden de totale rentelasten (van het eigen vermogen en het vreemd vermogen) omgeslagen naar alle lopende en in afschrijving zijnde investeringsprojecten. De wijze van financieren (met eigen of met vreemd vermogen) speelt daardoor geen rol.
De berekende rente over reserves en voorzieningen en het rentepercentage dat wordt toegepast bij de uitwerking van afzonderlijke investeringsbesluiten wordt jaarlijks vastgesteld bij behandeling van de begroting. Dit wordt gebaseerd op de renteontwikkelingen op de markt. De norm die hierbij wordt gehanteerd is het gemiddelde rentepercentage voor vaste geldleningen met een looptijd van 20 jaar.
5.2 Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)
Op het moment dat er meer subsidie wordt ontvangen dan dat er uitgaven zijn, wordt de balanspositie hierop aangepast. Daarnaast draagt dit op dat moment in positieve zin bij aan de liquiditeitspositie van het waterschap waardoor er minder financiering aangetrokken hoeft te worden voor de overige investeringsprojecten.
5.3 Rentetoerekening aan reserves en voorzieningen
De over de reserves en voorzieningen berekende rente wordt niet aan de reserves en voorzieningen toegevoegd (met uitzondering van de categoriereserves). Deze rente wordt als baat in de exploitatierekening verantwoord. Tegenover deze baat staat een even grote rentelast, omdat de reserves vastliggen en (extern) niet rentedragend kunnen worden uitgezet.
5.4 Rentetoerekening totale vaste activa
Voor een project dat bestaat uit meerdere fases wordt op het moment dat een fase is afgerond, gestart met afschrijven. Voor de fase die nog niet gereed is en waar dus nog niet op wordt afgeschreven, wordt de rente over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen van het kalenderjaar toegerekend aan het in onderhanden werk zijnde project.
Voor een project dat bestaat uit meerdere componenten wordt op het moment dat een component is opgeleverd, gestart met afschrijven. Voor het deel dat nog niet gereed is en waar dus nog niet op wordt afgeschreven, wordt de rente over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen van het kalenderjaar toegerekend aan het in onderhanden werk zijnde project.
Op investeringsprojecten waarop een onderhoudstermijn van toepassing is, wordt voor dat jaar geen rente toegevoegd aan de boekwaarde van het in onderhanden werk zijnde project, maar wordt de berekende rente ten laste van de exploitatie gebracht. Het project moet in dat betreffende jaar volledig afgerond en geactiveerd worden.
Kostentoerekening 1 is de manier waarop het waterschap al haar kosten toerekent naar de wettelijke taken watersysteembeheer en waterzuiveringsbeheer.
Kosten van ondersteunende producten worden via verdeelsleutels toegerekend aan de primaire kostendragers watersysteembeheer en zuiveringsbeheer. Dit gebeurt op basis van het aandeel in de directe kosten of op basis van het aandeel van de directe uren aan de taken toegerekend volgens het overzicht in bijlage 2. Het aandeel in de directe kosten wordt berekend op basis van de kosten voor goederen en diensten en bijdrage aan derden. Deze geven het beste de relatie tussen de werkzaamheden en de taken weer.
7. Resultaatbepaling en -bestemming
7.1 Resultaatbepaling (saldo van de exploitatierekening)
Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben (baten- en lastenstelsel). De belangrijkste uitgangspunten hiervoor zijn:
het voorzichtigheidsprincipe: heeft als doel te voorkomen dat de financiële positie van een organisatie te rooskleurig wordt voorgesteld. Dit houdt in dat verliezen en risico’s moeten worden opgenomen zodra ze bekend zijn, maar dat winst pas mag worden opgenomen als deze daadwerkelijk is gerealiseerd.
het realisatieprincipe: volgens dit principe mag een opbrengst pas worden verantwoord op het moment dat deze is gerealiseerd, dus wanneer het economische voordeel daadwerkelijk is verdiend. Dit betekent meestal: bij levering van goederen of diensten, niet bij ontvangst van betaling. Het zorgt ervoor dat opbrengsten niet te vroeg worden geboekt.
Bij het opstellen van de jaarrekening zijn voor de zuiverings(rechten)heffing de definitieve aanslagen (eindafrekeningen) nog niet volledig bekend. Tot de baten in een verslaggevingsjaar worden daarom gerekend de opgelegde en nog op te leggen aanslagen die betrekking hebben op het onderhavige verslaggevingsjaar en het saldo van de definitieve aanslagen (eindafrekeningen) ten opzichte van de voorlopige aanslagen over voorgaande verslaggevingsjaren.
9.2 Beleid met betrekking tot penvoerder zijn
In beginsel zijn we terughoudend met het op ons nemen van de coördinerende en administratieve rol binnen een samenwerkingsverband en het betalen en vervolgens doorbelasten van kosten aan de samenwerkende partij(en). Oftewel met het optreden al penvoerder. Vanuit het doel van de samenwerking kan dit echter toch worden overwogen. In dat geval wordt de afweging om als penvoerder op te treden, voorgelegd aan het dagelijks bestuur.
In de met samenwerkende partij(en) te sluiten overeenkomst moet ingegaan worden op de btw consequenties. Dit omvat in ieder geval of er sprake is van een btw belaste prestatie of een btw vrijgestelde prestatie. Indien er sprake is van een btw belaste prestatie, dienen zowel de bedragen exclusief btw en de bedrage inclusief btw te worden opgenomen in de overeenkomst.
De nota Financieel beleid 2022, vastgesteld bij besluit van 16 juli 2021, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2026 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaande aan het jaar waarin dit beleid in werking treedt.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur op 14 november 2025
de secretaris,
Peter Verlaan
de dijkgraaf,
Mario Jacobs
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2025-29404.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.