Waterschapsblad van Waterschap Aa en Maas
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Waterschap Aa en Maas | Waterschapsblad 2025, 27310 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Waterschap Aa en Maas | Waterschapsblad 2025, 27310 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Het dagelijks bestuur van Waterschap Aa en Maas
gelezen de tekstinhoud van ”Ontwerp projectbesluit Cuijk Ravenstein, Motivering en overwegingen ten behoeve van de dijkverbetering tussen Cuijk en Ravenstein en de uitvoering van KRW maatregel Beekmonding Raam” d.d. datum
Overwegende dat:
Besluit;
"Ontwerp projectbesluit Cuijk Ravenstein, Motivering en overwegingen ten behoeve van de dijkverbetering tussen Cuijk en Ravenstein en de uitvoering van KRW maatregel Beekmonding Raam" opgenomen in Bijlage A wordt vastgesteld.
Van de terinzagelegging, de termijn voor terinzagelegging en de mogelijkheid om te reageren wordt kennis gegeven in het gemeenteblad en lokale huis-aan-huisbladen.
Aldus vastgesteld door Waterschap Aa en Maas, DATUM
Mario Jacobs Peter Verlaan
Dijkgraaf Secretaris-Directeur
Dit hoofdstuk vormt het eerste hoofdstuk van de regeling voor het projectbesluit Cuijk - Ravenstein. Bijbehorende bij de regeling zijn de volgende bijlages:
Dit hoofdstuk vormt een korte toelichting van het project waarvoor het projectbesluit wordt genomen.
Dit projectbesluit bevat een tijdelijke regelingdelen voor de wijziging van de omgevingsplannen van de gemeenten Oss, Maashorst en Land van Cuijk. Publicatie van tijdelijke regelingendelen via de Landelijke Voorziening van het DSO (DSO-LV) is vooralsnog met de plansoftware van waterschap Aa en Maas niet mogelijk. Daarom is er een aanvullende GIS-viewer gemaakt, om duidelijkheid te bieden over waar welke regels gelden. Deze GIS-viewer is te zien op de projectwebsite van Waterschap Aa en Maas. Indien het tijdelijk regelingdeel van de gemeenten Oss, Maashorst en Land van Cuijk ten tijde van de publicatiedatum van het definitieve besluit wél met de plansoftware van waterschap Aa en Maas kan worden gepubliceerd, zal de digitalisering volledig worden gemaakt in het DSO.
Het dijktraject 36-2 tussen Cuijk en Ravenstein (hierna: het plangebied) voldoet niet aan de veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen en moet dus worden verbeterd. Het dijktraject is niet hoog genoeg en voldoet niet aan de normen voor piping (als bij hoogwater water onder de dijk doorstroomt) en macrostabiliteit binnenwaarts en buitenwaarts. In het plangebied wordt tevens beekmonding Raam hersteld, in het kader van de Kaderrichtlijn Water.
Het doel van dit projectbesluit is om de noodzakelijke dijkverbetering en het herstel van de beekmonding Raam mogelijk te maken. Het doel van de werkzaamheden is het realiseren van een waterveilige, toekomstbestendige en beheerbare waterkering, op basis van een zo breed mogelijk bestuurlijk en maatschappelijk gedragen projectbesluit, goed ingepast in de omgeving.
Het plangebied Regelingsgebied Projectbesluit Dijkverbetering Cuijk Ravenstein betreft, dijktraject 36-2, van dijkpaal 174 tot en met dijkpaal 382+17. Het plangebied omvat de waterveiligheidsmaatregelen en de maatregel ten behoeve van het herstel van de beekmonding Raam.
De dijkverbetering is onderdeel van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. In de voorbereiding van dit projectbesluit is een verkenning uitgevoerd. Vervolgens is een voorkeursalternatief vastgesteld. Daarna is het ontwerp van de dijkverbetering uitgewerkt ten behoeve van dit projectbesluit.
Onderdeel van het project is tevens de uitvoering van de KRW-maatregel bij beekmonding Raam.
De hiervoor weergegeven beschrijving van het project wordt hierna in dit besluit aangeduid als ‘(het) project’. Het project wordt uitgevoerd binnen ‘(het) projectgebied’, zoals aangegeven in Bijlage 1 bij motivering - Tekeningen CuRa.
Het project dijkverbetering Cuijk-Ravenstein wordt uitgevoerd volgens de projectprocedure. Het project is gestart met een voorverkenning die in juli 2020 is afgerond. Daarna volgde de verkenningsfase, die in november 2022 is afgesloten met de bestuurlijke vaststelling van het voorkeursalternatief. In de planuitwerkingsfase is het voorkeursalternatief verder uitgewerkt en het projectbesluit opgesteld.
Het projectbesluit beschrijft de voorgenomen maatregelen en welke effecten de maatregelen hebben. Ook gaat het projectbesluit in op de uitvoering, participatie en een toelichting op de procedure. Het projectbesluit bestaat uit meerdere delen:
Het voorliggende document betreft de regeling van het projectbesluit ten behoeve van de ruimtelijke procedure voor de beoogde dijkverbetering tussen Cuijk en Ravenstein. Het vaststellen van een projectbesluit is voor de aanleg, verlegging of versterking van primaire waterkeringen namelijk verplicht op grond van art. 5.46, lid 2 Omgevingswet.
Er is een ontwerp gemaakt voor de verbetering van de dijk en de beekmonding Raam. Het ontwerp dat ten grondslag ligt aan dit projectbesluit is weergegeven op de plankaarten en dwarsprofielen (Bijlage 1 bij motivering - Tekeningen CuRa).
Om de waterveiligheid te verbeteren wordt de dijk opgehoogd en worden verticale constructies toegepast. Het grondwerk wordt uitgevoerd volgens de volgende principes:
De dijk wordt naar de binnenzijde opgehoogd om de hoogteopgave in te vullen en er komt een berm aan de binnenzijde voor de opgave van piping en stabiliteit. Op de locaties met een opgave voor stabiliteit buitenwaarts wordt het talud aan de buitenzijde verflauwd.
Tenzij…
Voor piping:
De berm breder wordt dan 30-40 meter, dan komt er een verticale oplossing voor piping. Dit vanwege het ruimtebeslag en daardoor toenemende kosten en uitdagingen voor de inpassing.
Voor piping en stabiliteit:
Er binnendijks geen ruimte is voor een berm vanwege belendingen (zoals bebouwing, monumentale objecten), dan komt er een verticale oplossing voor piping en stabiliteit.
Voor hoogte:
Er binnendijks geen ruimte is vanwege belendingen (zoals bebouwing, monumentale objecten) én er beperkte invloed is (of invloed die gecompenseerd kan worden) op het rivierkundig functioneren van de Maas, dan wordt buitenwaarts opgehoogd.
Er binnendijks geen ruimte is vanwege belendingen (zoals bebouwing, monumentale objecten) én er wel invloed is (of invloed die niet gecompenseerd kan worden) op het rivierkundig functioneren van de Maas, dan wordt een verticale oplossing toegepast.
De verticale constructies worden geplaatst binnen een constructiezone (Bijlage 1 bij motivering - Tekeningen CuRa).
In Tabel 1 zijn de permanente maatregelen per dijkdeel opgenomen. De maatregelen zijn ook opgenomen in de kaarten in Bijlage 1 bij motivering - Tekeningen CuRa.
Het ontwerp van de dijkverbetering wordt tijdens en na de procedure van het projectbesluit in meer detail uitgewerkt. In deze uitwerking worden details toegevoegd. Denk hierbij aan het plaatsen en verwijderen van afrasteringen, de exacte locatie van verticale dijkverbeteringsmaatregelen en het materiaal van de maatregel. De uitwerking na het definitieve projectbesluit kan nog leiden tot kleine aanpassingen ten opzichte van het ontwerp dat in het projectbesluit is opgenomen. Deze veranderingen kunnen leiden tot verschuivingen van maximaal 1 meter. Dit betreft verschuivingen in horizontale richting, dus niet in de hoogte.
Van deze flexibiliteit voor het ontwerp mag alleen gebruik worden gemaakt als de milieueffecten niet groter zijn dan de milieueffecten die beschreven zijn in de aan dit projectbesluit ten grondslag liggende MER.
De maatvoering van de maatregelen voor waterveiligheid zijn in bovenaanzicht weergegeven op de betreffende gebiedsaanwijzingen en op de plankaart. De maatvoering is in dwarsprofiel weergegeven in de dwarsprofielen die bij dit projectbesluit zijn gevoegd.
Ten behoeve van de uitvoering van de werkzaamheden worden werkstroken en werklocaties gebruikt voor aanvoer, transport en opslag van materiaal en materieel en het plaatsen van keten. De werkstroken zijn weergegeven in de ontwerptekeningen. De tijdelijke maatregelen die onder andere nodig zijn om het project uit te voeren zijn:
snoeiwerkzaamheden;
verleggen kabels en leidingen;
transport van materiaal en materieel, inclusief draaien en passeren;
opslag van materiaal en materiaal;
uitnemen en opslaan van grond;
aanleggen van het werkterreinen, tevens voor nutsbedrijven;
grondwerkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van de plaatsing van het scherm, de antigraverij maatregelen en het vervangen van het buitentalud;
plaatsen van tijdelijke bouwhekken en veiligheidsvoorzieningen;
aanbrengen van tijdelijke wegverhardingen en rijplaten;
maken en onderhouden van tijdelijke waterhuishouding;
inrichten van bouwketen en sanitaire voorzieningen voor werknemers;
tijdelijke verlichting en signalering voor de bouwplaats;
monitoren en meten van veiligheids- en milieunormen tijdens de werkzaamheden;
kortdurend uitnemen en aanvullen van funderingsmateriaal;
aanbrengen en opnemen tijdelijke afrastering (voor bijvoorbeeld vee);
tijdelijk aanbrengen van oversteken door watergangen (bijvoorbeeld duikers) en weer opnemen en
tijdelijke werkzaamheden in beschermingszones van watergangen.
Het tijdelijk ruimtebeslag bestaat in ieder geval uit:
In het beperkingengebied van diverse watergangen in en nabij het dijktracé bevindt zich een werkstrook. Hier worden ten tijde van de uitvoering werkzaamheden uitgevoerd, grond opgeslagen en kan transport plaatsvinden. In Bijlage 1 bij motivering - Tekeningen CuRa is weergegeven waar de werkstroken in het beperkingengebied liggen.
De wijze van aanvoer van bouwmaterieel naar het projectgebied staat nog niet vast. Dit kan per as of per schip plaatsvinden. De aannemer maakt samen met Waterschap Aa en Maas de keuze op welke wijze het bouwmateriaal wordt aangevoerd.
Van deze flexibiliteit voor de uitvoering mag alleen gebruik worden gemaakt als de milieueffecten niet groter zijn dan de milieueffecten die beschreven zijn in de aan dit projectbesluit ten grondslag liggende MER.
Het projectgebied omvat de permanente maatregelen plus de tijdelijke maatregelen. De tijdelijke maatregelen worden gerealiseerd in het projectgebied.
In het kader van het projectbesluit is een milieueffectrapport opgesteld. Hierin is gekeken hoe (permante) effecten zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen, beperkt of gecompenseerd. De maatregelen die worden genomen zijn hieronder opgesomd.
Voor zowel het Natuurnetwerk Brabant (NNB) als groenblauwe waarden zijn mitigerende maatregelen noodzakelijk om effecten van geluid, licht, trillingen of optische verstoring te voorkomen. Daarbij kan gedacht worden aan geluidsreductie tijdens de uitvoering van werkzaamheden en een aangepaste periode van uitvoering. Het oppervlak en gebruik van het areaal binnen de begrenzing blijft gelijk aan de huidige situatie. Er wordt binnen de begrenzing geen verharding aangelegd. Voor het NNB wordt een compensatieplan opgesteld om de wijze van compenseren toe te lichten. Voor compensatie van de bloemendijken en kruiden- en faunarijke graslanden wordt deze uitgevoerd op het nieuwe talud van de dijk waarmee minimaal een gelijke oppervlakte wordt hersteld. De compensatie van houtopstanden binnen het NNB wordt zoveel mogelijk op de plek van aantasting weer hersteld. Het overige areaal aan houtopstanden wordt op een locatie buiten het plangebied gecompenseerd. Een deel van de houtopstanden die gekapt moeten worden, wordt t
De bomen die moeten worden gekapt en waarvoor een kapvergunning moet worden aangevraagd of houtstanden die moeten worden gekapt waarvoor melding moet worden gedaan, worden gecompenseerd. De compensatie vindt plaats volgens de regels van de desbetreffende vergunning of melding.
Voor het voorkomen van effecten op beschermde soorten zijn diverse mitigerende en compenserende maatregelen noodzakelijk. In het activiteitenplan ten behoeve van de vergunningaanvraag voor een flora-en-fauna-activiteit zijn de mitigerende en compenserende maatregelen per soort beschreven. Om verstoring van nestlocaties of verblijfplaatsen door geluid of trillingen (onder andere steenuil, kerkuil en buizerd) te voorkomen worden de werkzaamheden waar mogelijk buiten de meest kwetsbare periode (voortplantingsperiode) uitgevoerd of wordt een alternatieve minder verstorende werkwijze toegepast. Dit is onder andere afhankelijk van de locatie en de planning van de werkzaamheden. Daarmee hebben de werkzaamheden geen significant verstorend effect op de nestlocaties. Indien dit niet mogelijk is dienen ter compensatie alternatieve nestlocaties te worden aangeboden. Ook worden voor de steenuilen bij Neerloon maatregelen genomen voor het bevorderen van de kwaliteit van het huidige foerageergebied om het tijdelijke ruimtebeslag op foerageergebied te mitigeren. Voor het verlies van de nestlocatie van de boomvalk worden er in de omgeving van de huidige nestlocatie alternatieve nestlocaties aangeboden ter compensatie.
Ook worden er maatregelen genomen om verstoring van licht te voorkomen op de aanwezige beschermde soorten in de omgeving van het plangebied. Bij de noodzaak voor het toepassen van verlichting tijdens de werkzaamheden wordt de verlichting aangepast zodat uitstraling op onverlichte groene structuren wordt voorkomen. Ook worden verblijfplaatsen of nesten niet extra verlicht ten opzichte van de huidige situatie.
Op locaties waar oeverholen van de bever of holen van de das aanwezig zijn en aangetast worden, worden diverse maatregelen genomen om individuen te niet te verwonden of te doden. De werkwijze is gelijk aan de werkwijze bij het toepassen van de maatregelen uit het beverprotocol en/of dassenprotocol. Takkenburchten van bever worden niet geraakt met de werkzaamheden en er wordt voldoende afstand (30 meter) aangehouden tot de burcht. Aanwezige wissels van de das op de dijk worden waar mogelijk toegankelijk gehouden. Indien niet mogelijk worden er alternatieven aangeboden waardoor de toegang tot foerageergebieden wordt gehandhaafd.
Door het effect van ruimtebeslag op de voortplantingslocatie van de sleedoornpage wordt na afronding van de werkzaamheden het leefgebied van de sleedoornpage weer hersteld door nieuw struweel. Voor de laatvlieger wordt tijdens de werkzaamheden een alternatieve vliegroute grenzend aan de locatie van aantasting gecreëerd. Na afronding van de werkzaamheden wordt de vliegroute hersteld met nieuwe aanplant. Individuen van de alpenwatersalamander, en overige amfibieën, en grote modderkuiper op locaties waar ruimtebeslag optreedt door de werkzaamheden, of een gefaseerde werkwijze niet mogelijk is, worden afgevangen en verplaatst naar delen buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden. Het leefgebied wordt na uitvoering hersteld.
Diverse compenserende maatregelen voor beschermde soorten zijn al geborgd in het ontwerp. Overige mitigerende en compenserende maatregelen zijn beschreven in het activiteitenplan voor de vergunning voor beschermde soorten.
Er worden kleine delen van primaire watergangen gedempt voor de dijkversterking, daar waar de watergangen onder de dijk doorstromen middels de uitlaatconstructie: 14,5m² voor de Tochtsloot en 12,1 m² voor de Gasselse Loop. Deze demping kan makkelijk worden gecompenseerd door elders waterberging in te richten. Het totale gedempte oppervlak (26,6 m²) moet worden gecompenseerd. Dit wordt zo dicht mogelijk bij de te dempen delen van primaire watergangen gedaan. Op de plekken waar deze compensatie nodig is, is lokaal voldoende ruimte om dit in te richten. De betreffende gronden zijn eigendom van het waterschap.
Om de effecten op de grondwaterstanden te monitoren wordt een monitoringsplan opgesteld. Door middel van peilbuismetingen worden zowel voor als na de realisatie van de dijkverbetering de grondwaterstanden gemonitord.
Het ontwerp van de dijk gaat gedeeltelijk buitenwaarts richting de rivier. Om te compenseren voor de opstuwing (> 1 mm in de rivieras) door de buitenwaartse versterking wordt een uiterwaardenverlaging toegepast ter plaatse van dijkvak 35 tot dijkvak 37. Het gehele voorland wordt afgegraven tot NAP +8,4 m waarbij de natuurlijke structuur van het landschap wordt behouden door het huidige reliëf te volgen (rekening houdend met bakenbomen). Dit gaat om een oppervlakte van circa 230.000 m2. De diepte varieert van circa 20 tot 80 cm.
Voor de realisatie van het project wordt archeologisch vervolgonderzoek uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek betreft het vaststellen en waarderen van archeologische resten. Er is reeds een archeologisch bureauonderzoek opgesteld, waarbij is vastgesteld dat nagenoeg het gehele plangebied onder een middelhoge tot hoge archeologische verwachting valt. Momenteel wordt een archeologisch inventariserend onderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd om te bepalen op welke locaties de bodem aanwijzingen geeft voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Dit onderzoek kan gevolgd worden door een karterend booronderzoek of door inventariserend onderzoek in de vorm van proefsleuven. In de archeologische rapportage van het proefsleuvenonderzoek vindt een waardering plaats van de eventuele vindplaats. Indien er een behoudenswaardige vindplaats wordt vastgesteld, dan worden indien nodig beheersmaatregelen getroffen om de behoudenswaardige vindplaats(en) in situ, danwel ex situ veilig te stellen. Behoud ex situ gebeurt door middel van het opgraven van de archeologische waarden, al dan niet in de vorm van een archeologische begeleiding proefsleuven, profielsleuven, opgravingen en archeologische begeleiding van civieltechnische werkzaamheden op relevante locaties. Eventueel behoud in-situ zou omvatten dat de bodemingrepen worden beperkt of gewijzigd. Al deze typen onderzoek worden uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 4.2). Elke processtap wordt gecontroleerd en goedgekeurd door de bevoegde overheid en wordt besproken met het bevoegd gezag.
In vrijgegeven gebieden kan altijd een toevalsvondst worden gedaan. De aannemer stelt een archeologisch werkprotocol voor toevalsvondsten op en laat deze keuren door de gemeenten. Bij een vondst treedt het werkprotocol toevalsvondsten in werking en zal, indien nodig, onder archeologische begeleiding verder gegraven worden.
Er wordt naar gestreefd om het transport ten behoeve van de dijkversterking zo veel als mogelijk over het water te laten plaatsvinden. Het grondtransport zal in dat geval beperkt zijn tot het verkeer tussen aanmeerplaatsen en gronddepots en het verkeer tussen gronddepots en werkterreinen. De vervoersbewegingen zullen daarom vooral buitendijks en over de dijk/werkstrook plaatsvinden.
In het geval het vervoer van grond over de dijk plaatsvindt zal de dijk worden afgesloten voor ander verkeer, waardoor er geen verkeersonveilige situaties worden verwacht.
Er zijn bouwkundige vooropnamen uitgevoerd om vervormingen van bebouwing te kunnen monitoren. Voorafgaand aan het Definitieve Ontwerp wordt een herhaalmeting uitgevoerd.
Waterschap Aa en Maas heeft in haar Inspraak- en participatieverordening Waterschap Aa en Maas 2022 vastgelegd wanneer er geparticipeerd moet worden op welke wijze dit moet worden gedaan. Voor het onderhavige project is in lijn met deze verordening geparticipeerd en inspraak verleend.
Vanaf de start van de verkenningsfase werkt het waterschap samen met de omgeving. Belanghebbenden zijn niet alleen de gebiedspartners binnen het projectgebied (gemeenten en provincie), maar ook belangenorganisaties en bewoners, (agrarische) bedrijven en eigenaren rondom de dijk. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld ook recreanten, natuurliefhebbers of weggebruikers belanghebbenden zijn. Belanghebbenden zijn zoveel als mogelijk door het waterschap uitgenodigd om mee te denken met de plannen voor de dijkverbetering via informatiebijeenkomsten en werkateliers. Uitnodigingen hiervoor zijn breed gedeeld.
Conform de Inspraak- en participatieverordening Waterschap Aa en Maas 2022 is een participatieverslag voor de planuitwerkingsfase (Bijlage 5 bij motivering - Participatieverslag). In het verslag is ingegaan op de wijze van participeren en wat het resultaat is van de participatie.
Dit projectbesluit wijzigt de omgevingsplannen van de gemeenten Land van Cuijk, Maashorst en Oss. Deze wijzigingen zien op:
het beschermen van het waterstaatwerk;
het wijzigen van de verkeersfunctie op de dijk;
het aanwijzen van een perceel ter compensatie van het Natuur Netwerk Brabant;
de verschuiving van de Schuttersgilde ten noorden van de kruising van de Estersveldlaan en de Jan van Cuykdijk (N321) richting het noorden;
De bescherming van archeologische waarden.
Dit besluit wijzigt de regels van het omgevingsplan van de gemeente Land van Cuijk voor zover de voorschriften in strijd zijn met het geldende omgevingsplan. De wijziging van deze regels zijn opgenomen in Hoofdstuk 8 Tijdelijk regelingdeel gemeente Land van Cuijk.
Dit besluit wijzigt de regels van het omgevingsplan van de gemeente Maashorst voor zover de voorschriften in strijd zijn met het geldende omgevingsplan. De wijziging van deze regels zijn opgenomen in Hoofdstuk 9 Tijdelijk regelingdeel gemeente Maashorst.
Dit besluit wijzigt de regels van het omgevingsplan van de gemeente Oss voor zover de voorschriften in strijd zijn met het geldende omgevingsplan. De wijziging van deze regels zijn opgenomen in Hoofdstuk 10 Tijdelijk regelingdeel gemeente Oss.
Op basis van artikel 22.16 Omgevingswet derde lid en artikel 4.19a Omgevingswet worden er in een omgevingsplan gedurende een termijn van tien jaar na vaststelling van dit projectbesluit, of vroeger indien de dijkverbetering is gerealiseerd, geen regels gesteld die het uitvoeren van dit project belemmeren.
Voor zover de regels van het omgevingsplan van de gemeente Land van Cuijk afwijken van de regels waarmee Projectbesluit Cuijk - Ravenstein middels dit tijdelijk regelingdeel het omgevingsplan wijzigt, gaan de regels die door het projectbesluit middels dit tijdelijk regelingdeel zijn toegevoegd voor op de regels van het omgevingsplan van gemeente Land van Cuijk.
De regels in hoofdstuk 8 bij het Projectbesluit Cuijk-Ravenstein binnen het werkingsgebied Regelingsgebied tijdelijk regelingdeel gemeente Land van Cuijk zijn gesteld in het kader van de uitvoering van het projectbesluit.
Er is een beperkingengebied Waterstaatswerk.
Er is een beperkingengebied Beschermingszone A.
Er is een beperkingengebied Beschermingszone B.
Er is een waardegebied ‘Archeologisch waardengebied’.
Er is een gebruiksactiviteit Verkeersactiviteit.
Er is een gebruiksactiviteit Sportactiviteit - Schietterrein met schietboom.
Afdeling 8.3.1 gaat over gebruiksactiviteiten binnen het Beperkingengebied Waterstaatswerk.
De gronden binnen het beperkingengebied Waterstaatswerk mogen worden gebruikt en ingericht voor:
voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
aanleg, instandhouding en/of bescherming van een dijklichaam en de waterkering;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke, natuur- en/of ecologische waarden in de vorm van vegetatie en beplanting;
behoud en bescherming van de kazematten;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
verhardingen in de vorm van voorzieningen voor verkeer en verblijf;
groenvoorzieningen.
Afdeling 8.3.2 gaat over bouwactiviteiten binnen het beperkingengebied Waterstaatswerk.
Het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw is uitsluitend toegestaan:
Voor de verlening van de omgevingsvergunning onder 8.3.2.3 lid b gelden de volgende beoordelingsregels:
Afdeling 8.3.3 gaat over aanlegactiviteiten binnen de locatie beperkingengebied Waterstaatswerk.
De volgende werkzaamheden zijn enkel toegestaan na het verkrijgen van een omgevingsvergunning:
Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
Het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
Het vergraven of ontgraven van het dijklichaam of dijktalud;
Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
Het aanbrengen van drainage of andere leidingen.
De volgende beoordelingsregels gelden voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8.3.3.2
De artikel 8.3.3.2 opgenomen vergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden;
die nodig zijn voor de realisatie van het project zoals beschreven in dit projectbesluit;
die op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
die het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden waarvoor op grond van artikel 8.3.3.3 een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
Afdeling 8.4.1 gaat over gebruiksactiviteiten binnen het beperkingengebied Beschermingszone A.
De gronden binnen de locatie beperkingengebied Beschermingszone A mogen, naast andere daar voorkomende gebruiksactiviteiten, worden gebruikt en ingericht voor:
Afdeling 8.4.2 gaat over bouwactiviteiten binnen de locatie beperkingengebied Beschermingszone A.
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan zonder omgevingsvergunning.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals in artikel 8.4.2.2 bedoeld gelden de volgende beoordelingsregels:
Binnen de locatie beperkingengebied Beschermingszone A zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde tot een maximale bouwhoogte van 3 m toegestaan ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de waterkering.
Het afwijken van de bouwhoogte onder 8.4.2.4 is enkel toegestaan na de verlening van een omgevingsvergunning.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals in artikel 8.4.2.5 bedoeld gelden de volgende beoordelingsregels:
Afdeling 8.4.3 gaat over aanlegactiviteiten binnen het beperkingengebied Beschermingszone A.
De volgende werkzaamheden zijn enkel toegestaan na het verkrijgen van een omgevingsvergunning:
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8.4.3.2 gelden de volgende beoordelingsregels:
De artikel 8.4.3.2 opgenomen vergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
die op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden en
werken en werkzaamheden die als gevolg van calamiteiten worden uitgevoerd.
Afdeling 8.5.1 gaat over gebruiksactiviteiten binnen het beperkingengebied Beschermingszone B.
De gronden binnen de locatie beperkingengebied Beschermingszone B mogen, naast andere daar voorkomende gebruiksactiviteiten, worden gebruikt en ingericht voor:
Afdeling 8.5.2 gaat over bouwactiviteiten binnen het beperkingengebied Beschermingszone B.
Het plaatsen, veranderen of verwijderen van een gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is uitsluitend binnen het beperkingengebied vrijwaringszone toegestaan indien:
Afdeling 8.6.1 gaat over gebruiksactiviteiten binnen het waardengebied Archeologisch waardengebied.
De gronden binnen de locatie waardengebied Archeologisch waardengebied zijn, naast de andere daar voorkomende gebruiksactiviteiten gericht op:
het duurzaam behoud en beschermen van archeologische waarden in de bodem (in situ);
het duurzaam behoud en beschermen van archeologische verwachtingswaarden in de bodem (in situ);
het duurzaam behoud en beschermen van aangewezen archeologische rijksmonumenten;
het duurzaam behoud en beschermen van aangewezen archeologische gemeentelijke monumenten;
het veiligstellen (ex situ) van behoudenswaardige archeologische waarden als duurzaam behoud in situ niet mogelijk is.
Afdeling 8.6.2 gaat over aanlegactiviteiten binnen het waardengebied Archeologisch waardengebied.
De volgende activiteiten zijn enkel toegestaan met een omgevingsvergunning:
grondwerkzaamheden, zoals het afgraven, ophogen, vergraven (inclusief grondverbetering), egaliseren, afplaggen, diepploegen en diepwoelen van gronden;
het indrijven van voorwerpen in de grond zoals het plaatsen van hei-/boorpalen, damwanden en het boren van pompputten;
waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
het rooien van diepwortelende beplanting voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd zoals boomteelt, graszodenteelt, aspergeteelt en siergewassenteelt;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van grondwerken meer dan 0,5 meter bedraagt;
het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie;
het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
het aanleggen van een fundering;
het bouwen van een kelder.
Er is geen omgevingsvergunning nodig zoals benoemd in artikel 8.6.2.2 indien aan een of meerdere van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
deze activiteiten gaan minder diep dan aangegeven met de omgevingsnorm Archeologische verstoringsdiepte;
deze activiteiten hebben een kleinere verstoringsoppervlakte dan aangegeven met de omgevingsnorm Archeologische verstoringsoppervlakte;
het betreft normaal agrarisch grondgebruik tot een maximale verstoringsdiepte van 0,50 m onder maaiveld;
het betreft normaal beheer en onderhoud ten behoeve van gebruiksactiviteiten die zijn toegestaan op grond van dit omgevingsplan en anders dan bedoeld onder c;
het betreft de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing die op grond van dit omgevingsplan zijn toegestaan, waarbij de oppervlakte en verstoringsdiepte niet wordt vergroot en de locatie niet wordt gewijzigd;
het betreft werkzaamheden en bouwwerken ten dienste van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige;
de bodem wordt in minder dan 5% van het archeologisch plangebied verstoord. In dat geval kan het bevoegd gezag afzien van de verplichting tot uitvoering van archeologisch onderzoek, nadat de gemeentelijk archeoloog hierover positief heeft geadviseerd. Activiteiten zoals bomenteelt en palenbouw zijn hiervan uitgezonderd, hierbij dient te allen tijde vooronderzoek plaats te vinden. Het waardengebied archeologie blijft onverminderd van kracht.
Als er sprake is van een activiteit met geleidelijk effect, geldt een vergunningplicht, ongeacht of artikel 8.6.2.3 van toepassing is.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8.6.2.2 moet aan een van de volgende beoordelingsregels worden voldaan:
Er staat vast dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn op basis van informatie die al beschikbaar is bij het bevoegd gezag;
Er kan aangetoond worden dat de archeologische waarden in de bodem (in situ) behouden kunnen blijven door concrete maatregelen;
op basis van archeologisch onderzoek dat is uitgevoerd door een archeologisch deskundige kan worden aangetoond dat:
op basis van archeologisch onderzoek dat is uitgevoerd door een archeologisch deskundige kan worden aangetoond dat:
er archeologische waarden aanwezig zijn;
en er geen concrete maatregelen mogelijk zijn, waarbij de archeologische waarden in de bodem (in situ) behouden kunnen blijven, zodat aan één van onderstaande voorwaarden moet worden voldaan
de archeologische waarden worden door opgraving veilig gesteld (ex situ) conform de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer en het bepaalde in hoofdstuk 5 van de Erfgoedwet of
de archeologische resten worden in de bodem behouden door middel van technische maatregelen conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd behoudensmaatregelenplan of
de archeologische resten worden in de bodem beschermd door de uitvoering van de activiteiten te laten begeleiden door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
Het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de gemeentelijke archeoloog van gemeente Land van Cuijk omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke maatwerkvoorschriften dienen te worden gesteld.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning op basis van artikel 8.6.2.5 kan het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften aan de omgevingsvergunning toevoegen voor de volgende onderdelen:
de situering van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, als uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De maatwerkvoorschriften zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Afdeling 8.7.1 gaat over gebruiksactiviteiten binnen de locatie Verkeersactiviteit.
De gronden binnen de locatie Verkeersactiviteit mogen worden gebruikt en ingericht voor:
voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (on)verharde wegen, bermen, paden en parkeervoorzieningen;
onverharde of halfverharde wegen met incidenteel gebruik als ontsluitingsweg van de daaraan gelegen gronden zonder verkeersbetekenis en met landschappelijke betekenis;
geluidsreducerende voorzieningen;
groenvoorzieningen, zoals wegbeplanting;
water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
extensief recreatief medegebruik;
nutsvoorzieningen.
Afdeling 8.7.2 gaat over bouwactiviteiten binnen de locatie Verkeersactiviteit.
Bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegestaan ten behoeve van de in artikel 8.7.1.2 genoemde activiteiten.
Voor het bepaalde onder artikel 8.7.2.3 gelden de volgende beoordelingsregels:
Afdeling 8.7.3 gaat over aanlegactiviteiten binnen de locatie Verkeersactiviteit.
De volgende werkzaamheden zijn enkel toegestaan na het verkrijgen van een omgevingsvergunning:
De volgende beoordelingsregels gelden voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8.7.3.2:
De in artikel8.7.3.2 opgenomen vergunningsplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Afdeling 8.8.1 gaat over de gebruiksactiviteiten binnen de locatie Sportactiviteit - Schietterrein met schietboom.
De gronden binnen de locatie Sportactiviteit - Schietterrein met schietboom mogen worden gebruikt en ingericht voor:
sportvoorzieningen uitsluitend in de vorm van schietterrein met schietboom;
groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
(onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
extensief recreatief medegebruik;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.
Afdeling 8.8.2 gaat over bouwactiviteiten binnen de locatie Sportactiviteit - Schietterrein met schietboom.
De afstand van gebouwen en gebouwen, geen gebouwen zijnde tot de het werkingsgebied van een wegactiviteit moet minimaal 10 meter bedragen, met uitzondering van erf- en perceelsafscheidingen en soortgelijke bouwwerken tot een bouwhoogte van 1 m.
Op deze gronden zijn gebouwen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Gebouwen zijn enkel toegestaan ten behoeve van een schietterrein met schietboom;
Gebouwen zijn binnen het gehele werkingsgebied Sportactiviteit - Schietterrein met schietboom toegestaan;
De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m;
De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 75 m2;
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.
Uitsluitend bestaande of vergunde bedrijfswoningen zijn toegestaan.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan mits:
De bouwhoogte van terreinverlichting en schietinstallaties niet meer bedraagt dan 15 m;
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 5,5 m;
De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het gebouw niet meer bedragen dan 1 m;
De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het gebouw niet meer bedragen dan 2 m.
De volgende activiteiten zijn enkel toegestaan na het verkrijgen van een omgevingsvergunning:
Het afwijken van het bepaalde onder artikel 8.8.2.3 sub c;
Het afwijken van het bepaalde onder artikel 8.8.2.3 sub d;
Het afwijken van het bepaalde onder artikel 8.8.2.3 sub e en f tot maximaal een goothoogte van 6,5m en een maximale bouwhoogte van 10m indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
Het afwijken van het bepaalde onder artikel 8.8.2.5 sub b tot maximaal 7,5m.
Voor het verlenen van de omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8.8.2.6 gelden de volgende beoordelingsregels
Voor zover het omgevingsplan ter plaatse van het werkingsgebied Regelingsgebied tijdelijk regelingdeel gemeente Land van Cuijk bepaalt, dat voor het uitvoeren van activiteiten en handelingen een voorafgaande melding of een omgevingsvergunning is vereist voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, geldt die bepaling niet voor de uitvoering van dit projectbesluit.
Voor zover het tijdelijk regelingsdeel ter plaatse van het werkingsgebied Regelingsgebied tijdelijk regelingdeel gemeente Land van Cuijk bepaalt, dat voor het uitvoeren van activiteiten en handelingen een voorafgaande melding of een omgevingsvergunning is vereist voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, geldt die bepaling niet voor de uitvoering van dit projectbesluit.
Lid a is niet van toepassing op de regels die gelden voor waardengebied Archeologisch waardengebied.
Voor zover de regels van het omgevingsplan van de gemeente Maashorst afwijken van de regels waarmee Projectbesluit Cuijk - Ravenstein het omgevingsplan wijzigt, gaan de regels die door het projectbesluit zijn toegevoegd voor op de regels van het omgevingsplan van gemeente Maashorst.
De regels in Hoofdstuk 9 bij het Projectbesluit Cuijk-Ravenstein met de Regelingsgebied tijdelijk regelingdeel gemeente Maashorst zijn gesteld in het kader van de uitvoering van het projectbesluit.
Voor zover het omgevingsplan ter plaatse van het werkingsgebied Regelingsgebied tijdelijk regelingdeel gemeente Maashorst bepaalt, dat voor het uitvoeren van activiteiten en handelingen een voorafgaande melding of een omgevingsvergunning is vereist voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, geldt die bepaling niet voor de uitvoering van dit projectbesluit.
Het bepaalde onder a geldt niet voor een omgevingsvergunning die vereist is in het kader van archeologische waarden.
Voor zover het tijdelijk regelingsdeel ter plaatse van het werkingsgebied Regelingsgebied tijdelijk regelingdeel gemeente Maashorst bepaalt, dat voor het uitvoeren van activiteiten en handelingen een voorafgaande melding of een omgevingsvergunning is vereist voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, geldt die bepaling niet voor de uitvoering van dit projectbesluit.
Er is een beperkingengebied Waterstaatswerk.
Er is een beperkingengebied Beschermingszone A.
Er is een beperkingengebied Beschermingszone B.
Er is een locatie Natuuractiviteit - Natuur Netwerk Brabant.
Er is een locatie Verkeersactiviteit.
Afdeling 9.3.1 gaat over gebruiksactiviteiten binnen de locatie beperkingengebied Waterstaatswerk.
De gronden binnen het beperkingengebied Waterstaatswerk mogen worden gebruikt en ingericht voor:
gronden en bouwwerken te gebruiken voor in dit projectbesluit toegelaten gebruiksactiviteiten;
voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
aanleg, instandhouding en/of bescherming van waterkeringen;
bestaande verhardingen;
Groenvoorzieningen;
met bijbehorende voorzieningen.
Afdeling 9.3.2 gaat over bouwactiviteiten binnen het beperkingengebied Waterstaatswerk.
Het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw is uitsluitend toegestaan:
Voor de verlening van de omgevingsvergunning onder 9.3.2.3 lid b gelden de volgende beoordelingsregels:
Afdeling 9.3.3 gaat over aanlegactiviteiten binnen de locatie beperkingengebied Waterstaatswerk.
De volgende werkzaamheden zijn enkel toegestaan na het verkrijgen van een omgevingsvergunning:
het vergraven, egaliseren en ophogen van gronden of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
het bebossen of anderszins beplanten met hoog opgaande bomen, struiken, heesters en daarmee vergelijkbare houtopstanden (met een hoogte van 1,5 m en meer);
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en paden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verleggen, verruimen en dempen van bestaande waterlopen, sloten, greppels, kolken, oppervlaktewater, oevers, poelen en wielen;
het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
diepploegen (dieper dan 0,3 m of meer) omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen;
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
De volgende beoordelingsregels gelden voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 9.3.3.2
De artikel 9.3.3.2 opgenomen vergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
die op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden;
die het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden waarvoor op grond van 9.3.3.3 een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
Afdeling 9.4.1 gaat over gebruiksactiviteiten binnen het beperkingengebied Beschermingszone A.
De gronden binnen de locatie beperkingengebied Beschermingszone A mogen, naast andere daar voorkomende gebruiksactiviteiten, worden gebruikt en ingericht voor:
Afdeling 9.4.2 gaat over bouwactiviteiten binnen de locatie beperkingengebied Beschermingszone A.
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan zonder omgevingsvergunning.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals in artikel 9.4.2.2 bedoeld gelden de volgende beoordelingsregels
Binnen de locatie beperkingengebied Beschermingszone A zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde tot een maximale bouwhoogte van 4 m toegestaan ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de waterkering.
Het afwijken van de bouwhoogte onder 9.4.2.4 is enkel toegestaan na de verlening van een omgevingsvergunning.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals in artikel 9.4.2.5 bedoeld gelden de volgende beoordelingsregels:
Afdeling 9.4.3 gaat over aanlegactiviteiten binnen het beperkingengebied Beschermingszone A.
De volgende werkzaamheden zijn enkel toegestaan na het verkrijgen van een omgevingsvergunning:
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 9.4.3.2 gelden de volgende beoordelingsregels:
De artikel 9.4.3.2 opgenomen vergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
die op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden;
werken en werkzaamheden die als gevolg van calamiteiten worden uitgevoerd.
Afdeling 9.5.1 gaat over gebruiksactiviteiten binnen het beperkingengebied Beschermingszone B.
De gronden binnen de locatie beperkingengebied Beschermingszone B mogen, naast andere daar voorkomende gebruiksactiviteiten, worden gebruikt en ingericht voor:
Afdeling 9.5.2 gaat over bouwactiviteiten binnen het beperkingengebied Beschermingszone B.
Het plaatsen, veranderen of verwijderen van een gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is uitsluitend binnen het beperkingengebied vrijwaringszone toegestaan indien:
Afdeling 9.6.1 gaat over gebruiksactiviteiten binnen de locatie Verkeersactiviteit.
De gronden binnen de locatie Verkeersactiviteit mogen worden gebruikt en ingericht voor:
wegen met niet meer dan twee rijstroken;
verkeersdoeleinden in de vorm van een erftoegangsweg, bestaande uit maximaal 1 rijstrook;
instandhouding van waarden van ecologische verbindingszones en Natuur Netwerk Nederland;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en/of fietspaden, openbare nutsvoorzieningen, bermen, wegbeplantingen, sloten;
op de gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de watergangen met een aangewezen wateractiviteit, tevens voor waterhuishoudkundige doeleinden
Afdeling 9.6.2 gaat over bouwactiviteiten binnen de locatie Verkeersactiviteit.
Gebouwen zijn niet toegestaan, tenzij het gebouwen betreft ten behoeve van nutsvoorzieningen en openbaar vervoer.
Voor het bepaalde in artikel 9.6.2.2 gelden de volgende beoordelingsregels:
Bouwwerken mogen alleen worden opgericht voor de doelen, genoemd in artikel 9.6.1.2 alsmede gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen.
De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft 15m, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 18 m mag bedragen.
Afdeling 9.6.3 gaat over aanlegactiviteiten binnen de locatie Verkeersactiviteit.
De volgende werkzaamheden zijn enkel toegestaan na het verkrijgen van een omgevingsvergunning:
De volgende beoordelingsregels gelden voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 9.6.3.2:
Afdeling 9.7.1 gaat over de gebruiksactiviteiten binnen de locatie Natuuractiviteit - Natuur Netwerk Brabant.
De gronden binnen de locatie Natuuractiviteit - Natuur Netwerk Brabant mogen worden gebruikt en ingericht voor:
voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van Natuur Netwerk Brabant;
behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels;
behoud, herstel en ontwikkeling van de biotopen van flora en fauna;
het als zodanig in stand houden van de niet-beboste gedeelten;
behoud en bescherming van aardkundige waarden;
behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
behoud, herstel en ontwikkeling van historisch geografisch waardevolle gebieden;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
extensief recreatief medegebruik;
agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer
en daarbij behorende voorziening zoals (on)verharde paden en overeenkomstig de in artikel 9.7.1.3 opgenomen nadere detaillering van de functieomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in artikel 9.7.1.2
Bescherming van waarden
Binnen de locatie Natuuractiviteit - Natuur Netwerk Brabant is het beleid gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden.
Extensief recreatief medegebruik
Het gehele gebied gelegen binnen dit werkingsgebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
Afdeling 9.7.2 gaat over bouwactiviteiten binnen de locatie Natuuractiviteit - Natuur Netwerk Brabant
Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan:
ten dienste van de activiteiten zoals in artikel9.7.1.2 benoemd;
als sanitairruimte met keukenvoorziening;
ter plaatse van de bestaande situering;
met de bestaande maatvoering als maximum;
indien het bebouwde oppervlak niet meer dan 36 m2 bedraagt.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan mits:
ze ten dienste zijn van de activiteiten zoals in artikel 9.7.1.2 benoemd;
de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt met uitzondering van het bepaalde onder b en c;
de bouwhoogte voor bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen maximaal 3 m bedraagt;
de bouwhoogte voor erfafscheidingen maximaal 1 m bedraagt en
de bebouwde oppervlakte maximaal 10 m2 bedraagt.
Afdeling 9.7.3 gaat over aanlegactiviteiten binnen de locatie Natuuractiviteit - Natuur Netwerk Brabant
De volgende werkzaamheden zijn enkel toegestaan na het verkrijgen van een omgevingsvergunning:
De volgende beoordelingsregels gelden voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 9.7.3.2:
de werken en werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van gerichte gebruik binnen de locatie;
de werkzaamheden hebben geen onevenredige aantasting van de doeleinden als opgenomen in 9.7.1.2 tot gevolg.
De artikel 9.7.3.2 opgenomen vergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het projectbesluit een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het projectbesluit in uitvoering waren;
welke plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud en/of natuur- en landschapsontwikkeling.
Voor zover de regels van het omgevingsplan van de gemeente Oss afwijken van de regels waarmee Projectbesluit Cuijk - Ravenstein middels dit tijdelijk regelingdeel het omgevingsplan wijzigt, gaan de regels die door het projectbesluit middels dit tijdelijk regelingdeel zijn toegevoegd voor op de regels van het omgevingsplan van gemeente Oss.
De regels in Hoofdstuk 10 bij het Projectbesluit Cuijk-Ravenstein (tijdelijk regelingdeel) met de locatie Regelingsgebied tijdelijk regelingdeel gemeente Oss zijn gesteld in het kader van de uitvoering van het projectbesluit.
Er is een beperkingengebied Waterstaatswerk.
Er is een beperkingengebied Beschermingszone A.
Er is een beperkingengebied Beschermingszone B.
Er is een gebruiksactiviteit Verkeersactiviteit.
Afdeling 10.3.1 gaat over gebruiksactiviteiten binnen het Beperkingengebied Waterstaatswerk.
De gronden binnen het beperkingengebied Waterstaatswerk mogen worden gebruikt en ingericht voor:
Afdeling 10.3.2 gaat over bouwactiviteiten binnen het beperkingengebied Waterstaatswerk.
Het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw is uitsluitend toegestaan:
Voor de verlening van de omgevingsvergunning onder 10.3.2.3 lid b gelden de volgende beoordelingsregels:
Afdeling 10.3.3 gaat over aanlegactiviteiten binnen het beperkingengebied Waterstaatswerk.
De volgende werkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan na het verkrijgen van een omgevingsvergunning:
het vergraven, egaliseren en ophogen van gronden of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
het bebossen of anderszins beplanten met hoog opgaande bomen, struiken, heesters en daarmee vergelijkbare houtopstanden (met een hoogte van 1,5 m en meer);
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en paden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verleggen, verruimen en dempen van bestaande waterlopen, sloten, greppels, kolken, oppervlaktewater, oevers, poelen en wielen;
het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
iepploegen (dieper dan 0,3 m of meer) omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen;
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals in artikel 10.3.3.2 bedoeld gelden de volgende beoordelingsregels:
De in artikel 10.3.3.2 opgenomen vergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
die op het moment van inwerkingtreding van het project legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden;
waarvan de beheerder van de waterkering heeft meegedeeld dat ze geen onevenredige afbreuk doen aan de functie van de waterkering.
Afdeling 10.4.1 gaat over gebruiksactiviteiten binnen het beperkingengebied Beschermingszone A.
De gronden binnen de locatie beperkingengebied Beschermingszone A mogen, naast andere daar voorkomende gebruiksactiviteiten, worden gebruikt en ingericht voor:
Afdeling 10.4.2 gaat over bouwactiviteiten binnen de locatie beperkingengebied Beschermingszone A.
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan zonder omgevingsvergunning.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals in artikel 10.4.2.2 bedoeld gelden de volgende beoordelingsregels:
Binnen de locatie beperkingengebied Beschermingszone A zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde tot een maximale bouwhoogte van 4 m toegestaan ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de waterkering.
Het afwijken van de bouwhoogte onder 10.4.2.4 is enkel toegestaan na de verlening van een omgevingsvergunning.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals in artikel 10.4.2.5 bedoeld gelden de volgende beoordelingsregels:
Afdeling 10.4.3 gaat over aanlegactiviteiten binnen het beperkingengebied Beschermingszone A.
De volgende werkzaamheden zijn enkel toegestaan na het verkrijgen van een omgevingsvergunning:
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 10.4.3.2 gelden de volgende beoordelingsregels:
De artikel 10.4.3.2 opgenomen vergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
die op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal in uitvoering waren of legaal konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
die het normale gebruik, onderhoud en/of beheer betreffen van de gronden;
werken en werkzaamheden die als gevolg van calamiteiten worden uitgevoerd.
Afdeling 10.5.1 gaat over gebruiksactiviteiten binnen het beperkingengebied Beschermingszone B.
De gronden binnen het beperkingengebied Beschermingszone B mogen, naast andere daar voorkomende gebruiksactiviteiten, worden gebruikt en ingericht voor:
Afdeling 10.5.2 gaat over bouwactiviteiten binnen het beperkingengebied Beschermingszone B.
Het plaatsen, veranderen of verwijderen van een gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is uitsluitend binnen het beperkingengebied vrijwaringszone toegestaan indien:
Afdeling 10.6.1 gaat over gebruiksactiviteiten binnen de locatie .
De gronden binnen Verkeersactiviteit mogen worden gebruikt en ingericht voor:
wegen en woonstraten met niet meer dan twee rijstroken;
erven, pleinen en paden;
parkeervoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
speel- en verblijfsvoorzieningen en beeldende kunst;
terrein voor markten, standplaatsen en evenementen;
voorzieningen voor afvalinzameling, openbaar vervoer en zend- en ontvangstinstallaties;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen
met bijbehorende voorzieningen.
Afdeling 10.6.2 gaat over bouwactiviteiten binnen de locatie Verkeersactiviteit.
Het bouwen van een gebouw is uitsluitend toegestaan indien:
Het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde is uitsluitend toegestaan indien:
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
De bouwhoogte van zend- en ontvangstinstallaties mag niet meer bedragen dan 12 m;
De bouwhoogte van objecten van beeldende kunst mag niet meer bedragen dan 12 m;
De bouwhoogte van overige bouwwerken die geen gebouw zijn mag niet meer bedragen dan 4 m.
Voor zover het omgevingsplan ter plaatse van het Regelingsgebied tijdelijk regelingdeel gemeente Oss bepaalt, dat voor het uitvoeren van activiteiten en handelingen een voorafgaande melding of een omgevingsvergunning is vereist voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, geldt die bepaling niet voor de uitvoering van dit projectbesluit.
Het bepaalde onder a geldt niet voor een omgevingsvergunning die vereist is in het kader van archeologische waarden.
Voor zover het tijdelijk regelingsdeel ter plaatse van het Regelingsgebied tijdelijk regelingdeel gemeente Oss bepaalt, dat voor het uitvoeren van activiteiten en handelingen een voorafgaande melding of een omgevingsvergunning is vereist voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, geldt die bepaling niet voor de uitvoering van dit projectbesluit
/join/id/regdata/ws0654/2025/6fe025a20fb54c79b70781ab671de3fb/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/fb2e5e1b191f4507b6196f9273b282dc/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/cfcaf04529b34aa7a4b318daa2a2d7b8/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/7380bf9c6d224d10b8ebcf232035f395/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/16c7cb340c79444481f4f6637518a897/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/377fda07a2504a8ea7bc848e3ac3abb5/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/ca98260060904784a98e6c34e69ec192/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/4d5c697493584d3ab5c186d6169b61e8/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/ec9fecab32c849f0998f959a1a76c4c1/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/7eb067c800fe467587f63627eebe2462/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/b28aa86bd85848c69c925c61769e0db8/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/54dad18d5d1f46af83b543057a180cd5/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/b3f5d71c6ab84ac7bafa900d01a86612/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/2651d9932a8449c091aff8d9cb98585d/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/4a696ccedb334c9ca9dc0428d136b747/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/385edfa0164149919828fa9aeec2445a/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/bc37988f32784a6093d8c1e0d10cd23c/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/2490bec9469d4f98b80a97123d5d0d2a/nld@2025‑11‑05;14035256
/join/id/regdata/ws0654/2025/8a173c0d16424c9eb2456a1a45c4ddcc/nld@2025‑11‑05;14035256
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2025-27310.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.