U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Bekendmaking wijziging van de werkingsgebieden van de Waterschapsverordening waterschap Noorderzijlvest 2023

Het dagelijks bestuur,

 

Overwegende dat,

 

- ingevolge artikel 14.4, eerste lid, van het Omgevingsbesluit in samenhang met artikel 16.4a van de Omgevingsregeling en gelet op het bepaalde in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterschapsverordening waterschap Noorderzijlvest 2023, het waterschap de beperkingengebieden aanwijst die noodzakelijk zijn voor de instandhouding en bescherming van de (functie van) waterstaats- en zuiveringtechnische werken die bij het waterschap in beheer zijn en in beheer komen ten behoeve van het (grond)watersysteem- en het zuiveringsbeheer;

- het waterschap krachtens artikel 1.9, tweede lid, van de Waterschapsverordening de ruimte beoordeelt, die nodig is voor de instandhouding en bescherming van de (functie van) waterstaats- en zuiveringtechnische werken die bij het waterschap in beheer zijn en in beheer komen en de ruimte die nodig is voor een doelmatig (grond)watersysteem- en zuiveringsbeheer;

- in artikel 1.11 en in artikel 1.12 de geometrische begrenzing is opgenomen voor de door het waterschap aangewezen beperkingengebieden;

- dit rechten en verplichtingen met zich kan brengen voor inwoners van het waterschap;

- wijzigingen in de fysieke leefomgeving in beperkingengebieden van het waterschap digitaal cartografisch geactualiseerd dienen te worden;

- dit gebeurt door een geactualiseerd werkingsgebied c.q. geografisch informatieobject in het Digitaal Stelsel Omgevingswet te ontsluiten;

- de wijziging van de geometrische begrenzing van de hieronder aangegeven werkingsgebieden van rechtswege voortvloeit uit de hiervoor genoemde bepalingen.

Aldus, gelet op het Delegatiebesluit 2023 en de Mandaatregeling 2023 van waterschap Noorderzijlvest, maakt zij bekend de hiernavolgende onderdelen en werkingsgebieden c.q. geografische informatieobjecten van de Waterschapsverordening waterschap Noorderzijlvest 2023 en tevens enkele nog niet bekendgemaakte tekstuele omissies, te wijzigen:

Artikel I

De regeling 'Waterschapsverordening waterschap Noorderzijlvest 2023' wordt gewijzigd zoals aangegeven in Bijlage A.

Artikel II

Deze wijziging treedt in werking op de eerste dag nadat die bekend is gemaakt in het Waterschapsblad van waterschap Noorderzijlvest op officielebekendmakingen.nl.

Roeland van der Schaaf, dijkgraaf

 

 

Bas Tammes, secretaris-directeur

Bijlage A Bijlage bij artikel I

A

Artikel 1.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.1 Uitleg van het algemeen begrippenkader

  • 1

    In deze verordening wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

    aanleggen

    de activiteit waarbij een initiatiefnemer overgaat tot het aanbrengen, plaatsen, maken, bouwen, realiseren, construeren of (significant) wijzigen van een (waterstaats)werk of object, niet zijnde wijzigingen die plaatsvinden ten behoeve van het beheer en onderhoud van het werk of het object

    aanvraag

    een via het Digitaal Stelsel Omgevingswet of schriftelijk bij het waterschap ingediend verzoek om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een activiteit

    activiteit

    een bepaalde werkzaamheid of verrichting

    algemene uitvoeringsregel

    uitvoeringsvoorschriften of -voorwaarden die gelden voor de in de Waterschapsverordeningwaterschapsverordening opgenomen toestemmingsvrije, meldingsplichtige en vergunningplichtige activiteiten

    algemene zorgplicht

    door het waterschap algemeen bepaalde verplichtingen van een initiatiefnemer of onderhoudsplichtige geldend voor het gehele beheergebied ter borging van de doelen van het watersysteem- of zuiveringsbeheer

    beperkingengebied

    een geometrisch begrensd gebied, dat bij Waterschapsverordeningwaterschapsverordening is aangewezen, waar (algemene) regels en plichten gelden voor activiteiten die in deze gebieden plaatsvinden (en) voor de instandhouding en ter bescherming van de in of nabij deze gebieden aanwezige waterstaatswerken, zuiveringtechnische werken en grondwaterlichamen

    bergingsgebied

    een door de provincie aangewezen gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat in tijden van hoge waterstanden ingezet kan worden ter verruiming van de waterbergingscapaciteit van het watersysteem

    beschermingszone

    aan een waterstaats- of zuiveringtechnisch werk grenzende zone, aan te wijzen als beperkingengebied, waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden

    bestuur

    het algemeen of dagelijks bestuur van waterschap Noorderzijlvest

    droge oevergebied

    een gebied van tenminste 250 m2 dat van nature binnen de invloedssfeer ligt van een oppervlaktewaterlichaam, dat niet onder water staat, maar bij verhoogde waterstanden kan inunderen en water kan bergen

    grondwater

    al het water dat zich onder het bodemoppervlak bevindt en dat in direct contact met de bodem of ondergrond staat

    grondwaterlichaam

    een afzonderlijke grondwatermassa in één of meer watervoerende lagen

    informatieplicht

    de verplichting om het waterschap op de hoogte te brengen van een aangelegenheid die het waterschap aangaat

    initiatiefnemer

    degene die een activiteit uitvoert of laat uitvoeren

    kernzone van de primaire waterkering

    het gebied dat gerekend wordt tot de waterkering, zijnde een dijklichaam, dat wordt begrensd door de binnenteen en de buitenteen van het dijklichaam

    legger (onderhoudslegger), bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet

    openbaar register van door het waterschap aangewezen onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen, gepubliceerd als een digitale kaart

    legger, bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet (legger waterstaatswerken)

    openbaar register van waterstaatswerken in beheer van het waterschap, gepubliceerd als een digitale kaart

    legger, bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet

    openbaar register van waterstaatswerken in beheer van het waterschap, gepubliceerd als een digitale kaart

    legger, bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet (onderhoudslegger)

    openbaar register van door het waterschap aangewezen onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen, gepubliceerd als een digitale kaart

    lozen

    het brengen van (afval)water of andere stoffen in een oppervlaktewaterlichaam of op een zuiveringtechnisch werk

    lozing

    een kunstmatige of natuurlijke afvoer van (afval)water of andere stoffen

    maatgevende situatie

    een neerslagsituatie die 1 à 2 keer per jaar voorkomt waarbij een afvoer ontstaat waarop het watersysteem is ingericht

    melding

    een via het Digitaal Stelsel Omgevingswet of schriftelijk ingediende mededeling van een initiatief om een activiteit uit te voeren

    meldingsplicht

    de verplichting om van een activiteit in een beperkingengebied van het waterschap melding te doen

    omgevingsvergunning

    een beschikking inhoudende een besluit met daarin toestemming voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten in een beperkingengebied van het waterschap

    ondersteunend (kunst)werk

    een civiel technisch werk of grondlichaam dat in zijn functie ten dienste staat van het watersysteembeheer

    oppervlaktewater

    het vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen

    oppervlaktewaterlichaam

    een samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, en de bijbehorende bodem en oevers, alsmede flora en fauna

    overige waterkering

    een door het waterschap aangewezen, door mensen aangelegde of van nature aanwezige verhoging in het landschap, die het achterliggende land beschermt tegen overstromingen, in de vorm van: een dijk, zijnde een grondlichaam; van nature aanwezige hoge gronden; damwanden; kademuren; of andere bouwwerken die dienst kunnen doen als waterkering

    peilgebied

    een begrensd gebied waarbinnen eenzelfde waterpeil geldt

    praktijkpeil

    de onder normale omstandigheden voorkomende waterstand in een peilgebied, al dan niet met een bandbreedte, dat in de dagelijkse praktijk heerst en niet is vastgesteld in een peilbesluit of in een omgevingsvergunning

    primair oppervlaktewaterlichaam

    een door het waterschap aangewezen oppervlaktewaterlichaam met een belangrijke functie in de aan- en afvoer van water en in de waterberging dat:

    • 1º.

      in een maatgevende situatie een afvoerdebiet heeft van tenminste 50 liter per seconde; of

    • 2º.

      voorziet in de primaire wateraanvoer vanaf of naar een inlaat.

    primaire waterkering

    een door het Rijk aangewezen, door mensen aangelegde verhoging in het landschap, die het achterliggende land beschermt tegen overstromingen door zeewater, in de vorm van: een dijk, zijnde een grondlichaam; damwanden; coupures; kademuren of andere bouwwerken die dienst kunnen doen als waterkering

    profiel van vrije ruimte

    de vrij te houden ruimte bij een waterstaatwerk, aan te wijzen als beperkingengebied, die naar het oordeel van de beheerder nodig is voor toekomstige verbeteringen

    regionale waterkering

    een door de provincie aangewezen, door mensen aangelegde of van nature aanwezige verhoging in het landschap, die het achterliggende land beschermt tegen overstromingen door boezemwater, in de vorm van: een dijk, zijnde een grondlichaam; van nature aanwezige hoge gronden; damwanden; kademuren; of andere bouwwerken die dienst kunnen doen als waterkering

    secundair oppervlaktewaterlichaam

    een door het waterschap aangewezen oppervlaktewaterlichaam, dat direct of indirect in verbinding staat met andere oppervlaktewaterlichamen en een functie heeft in de:

    • 1º.

      aan- en afvoer van water van percelen van één of meerdere belanghebbenden; en

    • 2º.

      waterberging.

    specifieke uitvoeringsregel

    activiteitgebonden uitvoeringsvoorschriften of -voorwaarden die gelden voor de in de waterschapsverordening opgenomen toestemmingsvrije, meldingsplichtige en vergunningplichtige activiteiten

    specifieke zorgplicht

    door het waterschap bepaalde activiteitgebonden verplichtingen van een initiatiefnemer geldend voor de uitvoering van een activiteit in de daartoe aangewezen beperkingengebieden ter borging van de doelen van het watersysteem- of zuiveringsbeheer

    streefpeil

    de na te streven waterstand in een peilgebied, al dan niet met een bandbreedte, waarvoor een peilbesluit is genomen of een omgevingsvergunning is verleend

    tertiair oppervlaktewaterlichaam

    een door het waterschap aangewezen oppervlaktewaterlichaam dat:

    • 1º.

      direct of indirect in verbinding staat met andere oppervlaktewaterlichamen en een functie heeft in de afvoer van water van percelen van één belanghebbende; of

    • 2º.

      geen functie heeft in de aan- en afvoer van water en in de waterberging, maar wel van enig substantiële omvang is voor een doelmatige bescherming en verbetering van de fysisch-chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem.

    toestemmingsvrije activiteit

    een activiteit die mag worden uitgevoerd zonder melding of omgevingsvergunning

    vast peil

    de onder normale omstandigheden voorkomende waterstand die jaarrond hetzelfde is, zijnde een streefpeil of praktijkpeil

    vergunningplicht

    de verplichting om voordat tot uitvoering van een activiteit in een beperkingengebied van het waterschap wordt overgegaan, hiervoor toestemming te verkrijgen van het waterschap in de vorm van een omgevingsvergunning

    waterkering

    een door mensen aangelegde of een natuurlijke verhoging in het landschap, die het achterliggende land beschermt tegen overstromingen, in de vorm van: een dijk, zijnde een grondlichaam; van nature aanwezige hoge gronden; damwanden; coupures; kademuren of andere bouwwerken die dienst kunnen doen als waterkering

    waterpeil

    de onder normale omstandigheden voorkomende waterstand al dan niet met een bandbreedte, zijnde een streefpeil dat is vastgesteld in een peilbesluit of in een omgevingsvergunning of een praktijkpeil dat in de dagelijkse praktijk heerst en niet is vastgesteld in een peilbesluit of in een omgevingsvergunning, nader te onderscheiden in een zomer- of winterpeil of in een vast peil

    waterschap

    openbaar lichaam welke de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied ten doel heeft

    waterschapsverordening

    de (waterschaps)verordening van het waterschap Noorderzijlvest die op grond van de Waterschapswet en Omgevingswet is vastgesteld

    waterstaatswerk

    oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk

    watersysteem

    samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken

    watersysteembeheer

    samenstel van aan watersystemen verbonden taken, gericht op het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van die watersystemen en de vervulling van de op grond van deze wet aan die watersystemen toegekende maatschappelijke functies

    werken

    alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of lichamen met eventuele toebehoren

    werkingsgebied

    het gebied, zoals dat geometrisch wordt begrensd, waar een regel of plicht uit deze verordening werking heeft

    winterpeil

    de onder normale omstandigheden voorkomende waterstand gedurende een bepaalde periode van het jaar wanneer doorgaans sprake is van een neerslagoverschot

    zomerpeil

    de onder normale omstandigheden voorkomende waterstand gedurende een bepaalde periode van het jaar wanneer doorgaans sprake is van een neerslagtekort

    zorgplicht

    verplichting van een initiatiefnemer of onderhoudsplichtige tot handelen of nalaten ter borging van de doelen van het watersysteem- of zuiveringsbeheer

    zuiveringsbeheer

    de exploitatie van zuiveringtechnische werken, die in beheer zijn van het waterschap, gericht op het zuiveren van stedelijk afvalwater

    zuiveringtechnisch werk

    een werk voor het transport van of het zuiveren van afvalwater, dat in beheer is bij het waterschap

  • 2

    In bijlage 1 van deze verordening is, voor de toepassing van deze verordening, de uitleg van het specifiekespecifiek begrippenkader opgenomen.

  • 3

    Voor de regels in deze verordening geldt dat het begrip ‘’waterschap’’ betekent: waterschap Noorderzijlvest, het dagelijks bestuur en/of het algemeen bestuur van waterschap Noorderzijlvest.

B

Artikel 1.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.4 Doelen

C

Artikel 2.11 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.11 Gewoon en buitengewoon onderhoud aan waterkeringen

  • 1

    De onderhoudsplichtigen van waterkeringen, bedoeld in artikel 2.10, dragen, met inachtneming van de algemene zorgplichten opgenomen in artikel 1.13 tot en met artikel 1.16, zorg voor een goede staat en toestand van waterkeringen, voor zover dit nodig is voor de waterstaatkundige- en waterveiligheidsfuncties van deze waterstaatswerken.

  • 2

    Voor de onderhoudsplichtigen voor het gewoon onderhoud van waterkeringen geldt, overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid, dat:

    • a.

      afval, voorwerpen en materialen die het beheer en onderhoud kunnen belemmeren, worden verwijderd;

    • b.

      ingeval van grasbekleding, de waterkering tenminste jaarlijks wordt gemaaid;

    • c.

      ingeval van beweiding, dit, uitzonderingen daargelaten plaatsvindt door schapen en geiten;

    • d.

      de bekleding in stand wordt gehouden;

    • e.

      beschadigingen worden hersteld;

    • f.

      beplanting dienstig aan de waterkering in stand wordt gehouden;

    • g.

      de waterkering vrijgehouden wordt van omgewaaide bomen en struiken, opgaande beplanting en ongewenste beplanting;

    • h.

      de voor de waterkering schadelijke dieren worden bestreden;

    • i.

      tijdig onderhoud wordt uitgevoerd.

  • 3

    Voor de onderhoudsplichtigen voor het buitengewoon onderhoud van waterkeringen geldt, overeenkomstig het bepaalde in eerste lid, dat:

    • a.

      deze in stand worden gehouden overeenkomstig het in de legger, bedoeld in artikel 2.39, van de Omgevingswet, bepaalde omtrent ligging, en voor zover opgenomen in de legger, vorm, afmeting en constructie of bij het ontbreken daarvan, overeenkomstig het in de (omgevings)vergunning, in het projectplan of in het projectbesluit bepaalde of bij het ontbreken daarvan overeenkomstig de aanwijzing van het waterschap, bedoeld in artikel 2.4, derde lid, van deze verordening;

    • b.

      tijdig herstel en onderhoud worden uitgevoerd.

D

Artikel 3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.1 Algemene uitvoeringsregels voor toegestane activiteiten in beperkingengebieden

  • 1

    Voor alle activiteiten die plaatsvinden in een beperkingengebied, bedoeld in artikel 1.10, die het waterschap op grond van algemene regels toestemmingsvrij, na een melding of middels een omgevingsvergunning toestaat dan wel hiervoor een projectbesluit heeft vastgesteld, geldt, tenzij anders wordt vermeld, dat:

  • 2

    Voor de activiteiten, bedoeld in titel 3.5 en bijlage 5, geldt ingeval van bemonstering dat:

    • a.

      op het bemonsteren van afvalwater, waarbij het monster niet is gefiltreerd, NEN 6600-1 van toepassing is of de NEN-uitgave die deze vervangt;

    • b.

      op het conserveren van een monster NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing is of de NEN-uitgave die deze vervangt;

    • c.

      bij het analyseren van een monster de volgende NEN-EN en/of ISO-normen van toepassing zijn of de NEN-uitgaven die deze vervangen:

      • 1º.

        voor chloride: NEN-EN-ISO 15682;

      • 2º.

        voor onopgeloste stoffen: NEN-EN 872;

      • 3º.

        voor biochemische zuurstofverbruik ISO 5815-1/2 of NEN- EN 1899-1/2; en

      • 4º.

        voor chemische zuurstofverbruik: NEN-ISO 15705.

      • 5º.

        voor ijzerverbindingen: NEN-EN-ISO 17294-2.

      • 6º.

        voor olie: NEN-EN-ISO 9377-2;

      • 7º.

        voor arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink: NEN 6966 of NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN- ISO 11885, waarbij de elementen worden ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2;

      • 8º.

        voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen: NEN-EN-ISO 17993;

      • 9º.

        voor nitrietstikstof en nitraatstikstof: NEN-EN-ISO 13395 of NEN-ISO 15923;

      • 10º.

        voor organisch stikstof: NEN-ISO 5663 of NEN 6646;

      • 11º.

        voor ammoniumstikstof: NEN 6646, NEN-EN-ISO 11732 of NEN-EN-ISO 15923-1; en

      • 12º.

        voor de som van fosforverbindingen: NEN-EN-ISO 15681-1, NEN-EN-ISO 15681-2, NEN-EN-ISO 6878, NEN-EN-ISO 11885 of NEN-EN-ISO 17294-2.

      • 13º.

        voor BTEX: NEN-EN-ISO 15680;

      • 14º.

        voor tetrachlooretheen, trichlooretheen, 1,2-dichlooretheen, 1,1,1-trichloorethaan, vinylchloride, de som van de vijf hiervoor genoemde stoffen, monochloorbenzeen, dichloorbenzeen, trichloorbenzenen: NEN-EN-ISO 10301 of NEN-EN-ISO 15680, waarbij voor vinylchloride enkel NEN-EN-ISO 15680 gebruikt kan worden;

      • 15º.

        voor minerale olie: NEN-EN-ISO 9377-2;

      • 16º.

        voor cadmium, koper, nikkel, lood, zink en chroom: NEN 6966 of NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN- EN-ISO 11885, waarbij de elementen worden ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN- ISO 15587-2;

      • 17º.

        voor kwik: NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 12846 of NEN-EN-ISO 17852, waarbij kwik wordt ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2;

      • 18º.

        voor totale organische koolstof: NEN-EN-ISO 20236.

    • d.

      voor zover het een lozing van effluent afkomstig van een rioolwaterzuiveringsinstallatie op beperkingengebied I van een oppervlaktewaterlichaam betreft, dat bij het analyseren van het monster, in afwijking van artikel 4.608 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de emissiegrenswaarde voor chemisch zuurstofverbruik, bedoeld in Tabel 4.608a van het Besluit activiteiten leefomgeving, gelijkgesteld wordt aan drie keer de gemeten waarde van totale organische koolstof;

    • e.

      ingeval het afvalwater is gezuiverd door middel van een Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA), afhankelijk van de IBA Klasse, NEN-EN 12566-1 of NEN-EN 12566-3 is gebruikt of de NEN-uitgaven die deze vervangen;

    • f.

      ingeval van het meten van stof bij het afzuigen van lucht vanuit een hulpconstructie NEN-EN 13284-1 is gebruikt of de NEN-uitgaven die deze vervangen.

E

Artikel 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.3 Algemene meldingsvereisten

  • 1

    Bij een melding van een activiteit waarvoor op grond van een bepaling opgenomen in titel 3.2 tot en met titel 3.6 en bijlage 5 van deze verordening een meldingsplicht geldt, worden aan het waterschap in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      naam, adres en telefoonnummer van de melder;

    • b.

      indien van toepassing, naam, adres en telefoonnummer van een derde voor wie de melding wordt gedaan;

    • c.

      naam, adres en telefoonnummer van de kadastraal eigenaar of kadastrale eigenaren van het kadastrale perceel of de kadastrale percelen waar de activiteit wordt uitgevoerd, inclusief kadastrale perceelnummers;

    • d.

      adres of locatie waar de activiteit wordt uitgevoerd;

    • e.

      een opgave van de reden voor het uitvoeren van de activiteit;

    • f.

      een situatietekening waarop de locatie van de werkzaamheden in beeld is gebracht;

    • g.

      een omschrijving van de uit te voeren werkzaamheden;

    • h.

      inzicht in de mate waarin en de manier waarop de omgeving is betrokken bij de voorbereiding van het initiatief en het mogelijke resultaat hiervan;

    • i.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit; en

    • j.

      de verwachte duur ervan.

  • 2

    Bij een melding van een activiteit waarvoor op grond van een bepaling opgenomen in titel 3.3 een meldingsplicht geldt, worden aan het waterschap, in aanvulling op de gegevens en bescheiden bedoeld in het eerste lid, de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      voor de activiteit die plaatsvindt in de periode van 1 oktober tot 1 april: een opgave van de reden dat de activiteit niet plaatsvindt buiten deze periode;

    • b.

      voor de activiteit die plaatsvindt in de periode van 1 oktober tot 1 april: een opgave van de manier waarop en de termijn waarbinnen het werkterrein in passende of stormbestendige staat kan worden gebracht.

F

Artikel 3.249 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.249 Specifieke uitvoeringsregels

Voor de activiteit, bedoeld in artikel 3.247, geldt dat:

  • a.

    alternatieve lozingsroutes voor het lozen van het afvalwater of de zuivering van het afvalwater zijn uitgesloten of redelijkerwijs onmogelijk;

  • b.

    het te lozen afvalwater afkomstig is van een wasplaats waar werktuigen en voertuigen worden gewassen die niet in aanraking zijn geweest met gewasbeschermingsmiddelen;

  • c.

    de beste beschikbare technieken worden toegepast;

  • d.

    het afvalwater door een goed onderhouden bemonsteringsvoorziening stroomt;

  • e.

    mits biologisch afbreekbaar, het te lozen afvalwater geen wasmiddelen bevat die een emulgerende werking hebben;

  • f.

    ingeval het te lozen afvalwater overige stoffen of preparaten bevat, de activiteit enkel uitgevoerd wordt, wanneer kan worden aangetoond dat de aanwezigheid van die stoffen of preparaten in het afvalwater middels algemene regels of een omgevingsvergunning is toegestaan;

  • g.

    het lozingspunt inclusief bemonsteringsvoorziening te allen tijde toegankelijk zijn voor het waterschap;

  • h.

    ingeval de lozingsactiviteit wijzigt, de gewijzigde gegevens terstond worden verstrekt aan het waterschap.

G

Artikel 3.257 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.257 Specifieke aanvraagvereisten omgevingsvergunning

De aanvraag om een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 3.256, bevat in aanvulling op de aanvraagvereisten, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, tevens:

  • a.

    de aard en omvang van de lozingsactiviteit;

  • b.

    een rapportage, waaruit blijkt dat de activiteit niet leidt tot negatieve effecten op de waarde van het ecologische watersysteem en waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1º.

      een ondergrens en bovengrens voor de temperatuur van het ontvangende oppervlaktewater;

    • 2º.

      de omvang van de mengzone die passend is voor het type oppervlaktewaterlichaam waarin de activiteit plaatsvindt;

    • 3º.

      de gemiddelde en maximale hoeveelheid te lozen koude- en warmtevracht in m3 per uur;

    • 4º.

      de gemiddelde, minimale en maximale temperatuur van hetde te lozen koudkoude- waterof warmtevracht;

    • 5º.

      eventuele beheersmaatregelen die getroffen moeten worden.

  • c.

    informatie over overige stoffen of preparaten die mogelijk in het te lozen koud water voorkomen en zo ja, een opgave van of er toestemming is voor de aanwezigheid van die stoffen of preparaten in het te lozen afvalwater;

  • d.

    informatie over het type lozingsvoorziening;

  • e.

    informatie over het type bemonsteringsvoorziening;

  • f.

    indien van toepassing, de verwachte einddatum van de activiteit.

H

Artikel 3.264 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.264 Specifieke zorgplicht

De algemene zorgplichten, bedoeld in artikel 1.13 en in artikel 1.16, die betrekking hebben op de activiteit, bedoeld in artikel 3.2613.263, houden in elk geval in dat:

  • a.

    het doelmatig functioneren van zuiveringtechnische werken niet wordt aangetast;

  • b.

    het zuiveringsrendement, als gevolg van de activiteit, niet negatief wordt beïnvloed;

  • c.

    het aan te sluiten openbaar riool(stelsel) enkel communaal afvalwater op het zuiveringtechnisch werk loost;

  • d.

    de hoeveelheid afwijkende en verstorende stoffen in het afvalwater afkomstig uit het aan te sluiten openbaar riool(stelsel) of de aan te sluiten afvalwaterleiding tot een minimum wordt beperkt;

  • e.

    grenswaarden of signaleringswaarden van bepaalde in het afvalwater voorkomende stoffen, afkomstig uit het aan te sluiten openbaar riool(stelsel) of de aan te sluiten afvalwaterleiding, niet worden overschreden;

  • f.

    ingeval van aansluiting op een persleiding, de stroomsnelheid van het afvalwater in de persleiding niet hoger dan 1,25 m/s zal zijn;

  • g.

    de hoeveelheid en de samenstelling van het aan te voeren afvalwater voldoet aan de door het waterschap vooraf afgegeven maximale aanvoerhoeveelheid in m3 per uur;

  • h.

    de bereikbaarheid van de zuiveringtechnische werken voor werkzaamheden van het waterschap niet belemmerd wordt.

I

Het opschrift van bijlage 1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage 1 Uitleg specifiekespecifiek begrippenkader

J

Bijlage 6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage 6 Overzicht Geografische Informatieobjecten

aangewezen oppervlaktewaterlichamen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/01e52141-fdd2-4937-bfdf-3464402b08e5/nld@2023‑12‑14;1

beperkingengebied A (beheergebied)

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/2ba7caac-0fcd-4f86-a108-cda031718175/nld@2024‑10‑28;2

beperkingengebied C-I van rioolwaterzuiveringsinstallaties

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/58828cd4-285b-400f-bde9-e817fbc03b0d/nld@2025‑05‑21;3

beperkingengebied C-II van rioolgemalen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/6a9e6cf5-d44b-49ce-b81d-f001d0955fc1/nld@2025‑05‑21;3

beperkingengebied C-III van persleidingen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/84c90fc4-98ca-458d-a910-2e7ee6f92bb1/nld@2025‑05‑21;3

beperkingengebied C-IV van persleidingen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/1459fa8f-2594-4655-8ab6-f9826b71e0b4/nld@2025‑05‑21;3

beperkingengebied C-V van persleidingen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/59203cac-ca80-407a-b911-b40cc91914a6/nld@2025‑05‑21;3

beperkingengebied I van bergingsgebieden

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/3f1bf58f-874c-4157-8c4e-3a32789b82e4/nld@2025‑05‑21;3

beperkingengebied I van overige waterkeringen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/8b029eca-3667-441d-a723-18464b915db3/nld@2024‑10‑28;2

beperkingengebied I van primaire oppervlaktewaterlichamen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/941eb5e3-9395-4b2c-94cb-364977f03368/nld@2025‑05‑21;4

beperkingengebied I van primaire waterkeringen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/252e5424-20bc-4c41-9deb-bd8d221b26aa/nld@2024‑10‑28;2

beperkingengebied I van regionale waterkeringen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/1b8d09e7-ef3e-4a37-9e90-0b34d12d3ac4/nld@2024‑10‑28;2

beperkingengebied I van secundaire oppervlaktewaterlichamen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/ddf5f546-e0e8-461e-b976-0086625530d2/nld@2025‑05‑21;2

beperkingengebied I van tertiaire oppervlaktewaterlichamen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/b59be2c8-bdad-4a79-add8-e900a31d7f5d/nld@2025‑05‑21;2

beperkingengebied II van overige waterkeringen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/972e9f18-29ea-4db1-a557-6bdff638d863/nld@2024‑10‑28;2

beperkingengebied II van primaire oppervlaktewaterlichamen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/da39f6e9-80e4-4fb7-bf88-fb4624326c29/nld@2025‑05‑21;4

beperkingengebied II van primaire waterkeringen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/babd4e94-ca7a-4515-a6c7-fe97c1548604/nld@2024‑10‑28;2

beperkingengebied II van regionale waterkeringen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/4e318f68-9fa6-4823-ae8e-b15cc3702c84/nld@2024‑10‑28;2

beperkingengebied III van overige waterkeringen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/523db201-cfa4-4c37-b268-6d4f513d157a/nld@2024‑10‑28;2

beperkingengebied III van primaire waterkeringen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/752dd162-7e69-4ab7-85a9-6d5385ceaff5/nld@2024‑10‑28;2

beperkingengebied III van regionale waterkeringen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/81b66004-bc5c-479a-91a5-306fca0c5964/nld@2024‑10‑28;2

binnen de bebouwde kom

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/3935ad92-ffab-4480-8e6b-8638e9a43e53/nld@2023‑12‑14;1

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/3935ad92-ffab-4480-8e6b-8638e9a43e53/nld@2025‑09‑10;2

buiten de bebouwde kom

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/b7b8593a-1a6f-4550-ba43-c36385b96e24/nld@2025‑05‑21;2

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/b7b8593a-1a6f-4550-ba43-c36385b96e24/nld@2025‑09‑10;3

droge oevergebieden

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/e8efa47b-9eae-40c2-8e24-07e1c9b44c4a/nld@2023‑12‑14;1

ecologisch waardevolle oppervlaktewaterlichamen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/60b2329c-14dc-4769-811c-0e8f104a1646/nld@2025‑05‑21;2

ev-leidingen

/join/id/regdata/ws0647/2024‑10‑25/8fa37c3a-966b-4135-b259-094dbbed0b3f/nld@2025‑05‑21;2

gebied waar bij calamiteiten regels gelden voor grondwater onttrekken

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/eba1d6ff-6099-4a46-9ebe-d44ec43b9e18/nld@2023‑12‑14;1

gebied waar bij calamiteiten regels gelden voor lozen oppervlaktewater

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/7b5c98ce-85b3-44c4-a8b5-e76ff44aeb41/nld@2023‑12‑14;1

gebied waar bij calamiteiten regels gelden voor onttrekken oppervlaktewater

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/cc641859-d7b4-437c-9441-32dec7c512bd/nld@2023‑12‑14;1

gebied waar bij calamiteiten regels gelden voor water in de bodem brengen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/8c4b0b73-449a-4695-ad9f-d6fc874650f9/nld@2023‑12‑14;1

gebied waar bij overige calamiteiten regels gelden

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/73012a61-d0f2-42b6-b3f1-db5eb6e98b0a/nld@2023‑12‑14;1

honden aangelijnd toegestaan

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/679776d0-6413-42e5-8078-7ab6e6e4287e/nld@2025‑05‑21;2

gebied waar huisdieren aangelijnd zijn toegestaan

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/679776d0-6413-42e5-8078-7ab6e6e4287e/nld@2025‑09‑10;3

gestuwde peilgebieden

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/0af136d5-aaf6-47a1-842c-325924854e9e/nld@2025‑09‑10;2

natuurvriendelijke oevers

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/8d8de61e-6dc2-458e-a6bb-0f92835847d3/nld@2025‑05‑21;2

niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/0d2bba59-92b1-4594-ba19-ac3a91ef0587/nld@2023‑12‑14;1

niet-prioritaire vismigratieroutes

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/c03397a2-9e99-4078-b5bf-a829e0712e82/nld@2023‑12‑14;1

prioritaire vismigratieroutes

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/447d8501-63f5-47b3-9962-3b2d346f3433/nld@2025‑05‑21;2

oppervlaktewaterlichamen die door het waterschap varend worden onderhouden

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/9e043fcb-4fca-4fd4-a5be-825f9787db4f/nld@2025‑09‑10;3

stuwende peilgebieden

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/0af136d5-aaf6-47a1-842c-325924854e9e/nld@2023‑12‑14;1

oppervlaktewaterlichamen waar geen wateraanvoer mogelijk is

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/0f05c1bc-3003-4003-985e-a2c62a6e2585/nld@2025‑09‑10;2

vaarwegen

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/5e61aaa8-17a7-4dcd-8353-d8ab101c3651/nld@2025‑05‑21;2

oppervlaktewaterlichamen waarvan het waterschap vaarwegbeheerder is

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/5e61aaa8-17a7-4dcd-8353-d8ab101c3651/nld@2025‑09‑10;3

varend onderhoud

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/9e043fcb-4fca-4fd4-a5be-825f9787db4f/nld@2025‑05‑21;2

prioritaire vismigratieroutes

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/447d8501-63f5-47b3-9962-3b2d346f3433/nld@2025‑05‑21;2

wateraanvoer onmogelijk

/join/id/regdata/ws0647/2023‑12‑14/0f05c1bc-3003-4003-985e-a2c62a6e2585/nld@2023‑12‑14;1

K

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.1: Uitleg van het algemeen begrippenkader

Artikel 1.1 – Uitleg algemenealgemeen begrippenkader

In artikel 1.1 wordt uitleg gegeven aan bepalingen die in deze Waterschapsverordeningwaterschapsverordening zijn opgenomen en die als zodanig dienen te worden geïnterpreteerd, die voor de toepassing van deze verordening van betekenis zijn. Er is daarbij bewust voor gekozen om enkele bepalingen die reeds in de Omgevingswet- en regelgeving zijn toegelicht tevens in deze bepaling van de verordening op te nemen en mogelijk te verduidelijken, aangezien ze bepalend zijn voor de regels die zijn opgesteld in deze verordening. Ten behoeve van de leesbaarheid en de toegankelijkheid van de verordening is ervoor gekozen een groot deel van de uitleg van meer specifieke begrippen, die ook van belang zijn voor de toepassing van deze verordening, in bijlage 1 op te nemen.

L

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.7: Vangnetvergunningplicht en algehele verboden

Artikel 3.7 – vangnetvergunning en algehele verboden

In titel 3.2 tot en met titel 3.6 en bijlage 5 zijn voor de meeste voorkomende activiteiten in het beheergebied van het waterschap algemene regels, zorg-, meldings-, en vergunningplichten opgesteld. Voor de activiteiten die niet zijn gereguleerd in deze Waterschapsverordeningwaterschapsverordening geldt de vangnetvergunningplicht, opgenomen in artikel 3.7. Deze vergunningplicht geldt niet in de gevallen, opgenomen in het tweede lid. Niettemin gelden wel de door het waterschap in titel 1.4 opgenomen zorgplichten.

Voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een andere activiteit, dan die geregeld zijn in de titels 3.2 t/m 3.6 en bijlage 5, gelden de indieningsvereisten opgenomen in artikel 3.4 en aanvullende indieningsvereisten afhankelijk van de specifieke activiteit die wordt verricht.

Deze bepaling regelt, tot slot, ook de bevoegdheid van het waterschap (ontleend uit de Waterschapswet en Omgevingswet) om in hoofdstuk 3 algehele verboden op te leggen voor specifieke activiteiten in bepaalde beperkingengebieden of in specifiek aangewezen gebieden binnen deze beperkingengebieden. Zo geldt er voor de activiteit ‘’onttrekken van oppervlaktewater’’ een algeheel verbod om water te onttrekken uit oppervlaktewaterlichamen waarnaar geen wateraanvoer mogelijk is.

M

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.224, derde lid

Artikel 3.224, derde lid, onder b – beoordelingsregel – waterkerend vermogen bestaande waterkeringen

Het waterschap beoordeelt, mede aan de hand van door de initiatiefnemer ingediende gegevens, of het waterkerende vermogen van bestaande waterkeringen, zowel tijdens als na het uitvoeren van de activiteit, niet in gevaar wordt gebracht. Het waterkerend vermogen van een bestaande waterkering kan, afhankelijk van aard, omvang en locatie, als gevolg van deze activiteit negatief worden beïnvloed. Met deze beoordelingsregel wordt getoetst of een bestaand tracé gedurende de geplande uitvoering van deze activiteit zijn waterkerend vermogen in voldoende mate behoudt. Hiertoe wordt onder meer beoordeeld:

  • de stabiliteit van de waterkering: bijvoorbeeld vanwege ontgravingen ter plaatse van de aansluiting van een nieuw waterkeringstracé op een bestaande waterkering of vanwege een te hoge verkeersbelasting door werkverkeer tijdens de uitvoering. Ingeval van ophoging van een bestaande waterkering kan verweking van de ondergrond van de waterkering plaatsvinden als de ontwatering van de grond van de waterkering niet goed geborgd is;

  • de erosiebestendigheid van de waterkering: vanwege de uitvoering kan het nodig zijn een deel van de bestaande bekleding te verwijderen waardoor de erosiebestendigheid tijdelijk verminderd wordt. Veelal dienen passende maatregelen te worden toegepast om voldoende bescherming te bieden tegen het eroderen van de waterkering;

  • een verminderde weerstand tegen piping of kwel (minder waterdichtheid) kan bijvoorbeeld ontstaan als grondmassa’s (tijdelijk) verplaatst worden en hiermee de kwelweglengte wordt verkleind. Het waterschap beoordeelt, mede aan de hand van door de initiatiefnemer ingediende gegevens, of het waterkerende vermogen van de bestaande waterkering niet in gevaar wordt gebracht.

Artikel 3.224, derde lid, onder c – beoordelingsregel – waterkerend vermogen nieuwe en gewijzigde waterkering

Het waterschap beoordeelt, mede aan de hand van door de initiatiefnemer ingediende gegevens, of het waterkerende vermogen van een nieuwe of te wijzigen waterkering, zowel tijdens als na het uitvoeren van de activiteit, niet in gevaar wordt gebracht. Een nieuwe of gewijzigde waterkering moet gedurende de levensduur over voldoende waterkerend vermogen beschikken. Bij het toetsen van ontwerpen van nieuwe waterkeringen wordt vooruit gekeken. Daarom moet bij het ontwerp rekening worden gehouden met (in meer of mindere mate moeilijk te kwantificeren) onzekere aspecten als klimaatverandering, degradatie, veroudering en zettingen binnen de gekozen ontwerplevensduur. Het waterschap toetst deze aspecten op meerdere punten, zoals:

  • kruinhoogte: deze moet voldoen aan de normen opgenomen in de regelingen van rijk en provincie;

  • overdimensionering: in geval van een grondlichaam moet de aanleghoogte zodanig zijn dat het profiel gedurende de beoogde levensduur (na zettingen), dat is doorgaans 50 jaar, boven het leggerprofiel blijft. De inschatting van de zettingssnelheid kan worden bepaald met een zettingsberekening op basis van lokaal grondonderzoek. Mogelijk is de paragraaf met regels voor het uitvoeren van grondboringen ook van toepassing;

  • voldoende waterdicht: de toplaag, doorgaans bestaande uit een kleidek, dient voldoende dik te zijn;

  • robuuste taluds (voorkomen afschuiving): daarvoor zullen minimale profielafmetingen van de waterkering toegepast moeten worden;

  • weerstand belasting voertuigen van het waterschap: in verband met beheer en onderhoud is het van belang dat de waterkering geschikt is voor voertuigen van het waterschap. Bij het waterschap kan worden nagevraagd waar en met welke voertuigen de waterkering wordt onderhouden en geïnspecteerd;

  • voldoende bestand tegen bodembeweging: in grote delen van het beheergebied van het waterschap zijn grote risico’s op bodembeweging (aardbevingen en bovengemiddelde bodemdaling door gaswinning).

Artikel 3.224, derde lid, onder d – beoordelingsregel – waterkering geschikt voor voertuigen waterschap

Het waterschap zal beoordelen of een te wijzigen waterkering of nieuwe waterkering die door het waterschap onderhouden wordt, geschikt is voor voertuigen van het waterschap. Dit betekent dat het waterschap toetst of er voldoende ruimte is voor voertuigen en of de ruimte die beschikbaar is voldoende draagkracht heeft. Een kruinbreedte van tenminste 4 meter breed wordt als voldoende geschikt geacht.

Artikel 3.224, derde lid, onder e – beoordelingsregel – gewijzigde ligging beperkingengebieden

Het waterschap wijst in deze Waterschapsverordeningwaterschapsverordening de beperkingengebieden aan waar regels gelden om de waterkering te beschermen. Bij het aanleggen en wijzigen van waterkeringen kunnen beperkingengebieden ontstaan en veranderen. Bij de beoordeling van een aanvraag toetst het waterschap daarom vooraf of de activiteit geen problemen oplevert in relatie tot de ligging en begrenzing van huidige en toekomstige beperkingengebieden.

Artikel 3.224, derde lid, onder f – beoordelingsregel – buitenproportionele meerkosten

De activiteit mag niet tot buitenproportionele meerkosten voor het waterschap leiden. Dit betekent in principe dat een activiteit niet leidt tot meerkosten voor het waterschap, maar dat enige meerkosten, die doorgaans niet substantieel van aard zijn, toegestaan kunnen worden. De beoordeling is maatwerk. Of er sprake is van buitenproportionele meerkosten hangt af van verschillende omstandigheden, zoals de omvang van het werk, de aard van het werk, de locatie van het werk en het op die locatie betreffende beheer en onderhoud dat plaatsvindt. Ontwerpkeuzes voor waterkeringen moeten zo gemaakt worden dat beheer en onderhoud van de waterkering zo kostenefficiënt mogelijk kunnen plaatsvinden. Bepaalde ontwerpkeuzes, bijvoorbeeld wanneer waterkerende kunstwerken of harde constructies als waterkering worden toegepast, kunnen namelijk leiden tot buitenproportionele meerkosten voor het waterschap.

Een waterkering moet zo zijn ontworpen dat tijdens de geplande levensduur geen ingrijpende of kostbare aanpassingen noodzakelijk zijn. Zo moeten keringen in de vorm van grondlichamen overgedimensioneerd zijn en moeten stalen damwanden als constructief onderdeel van waterkeringen in voldoende mate tegen corrosie bestand zijn.

De voorkeur gaat er naar uit om - waar dat mogelijk is - een groene waterkering te realiseren. Een groene waterkering (grondlichaam, grotendeels bekleed met gras) is namelijk het meest duurzaam en is tegen de laagst mogelijke kosten te beheren. Onder omstandigheden kan de keuze voor een ander type waterkering dan een groene leiden tot buitenproportionele meerkosten. Een groene waterkering wordt bij voorkeur zo ontworpen dat deze tenminste 50 jaar voldoet aan het minimaal benodigde profiel. Voor waterkerende kunstwerken en harde waterkerende constructies wordt bij voorkeur uitgegaan van een ontwerplevensduur van tenminste 100 jaar.

Als initiatieven, waarbij het waterschap vanuit zijn kerntaken geen belang heeft, leiden tot meerkosten voor het beheer en onderhoud van de waterkering, dan kunnen deze meerkosten als buitenproportioneel worden beoordeeld. Zo is het bijvoorbeeld niet zonder meer toegestaan om het tracé van een waterkering te verleggen voor een ander belang dan dat van het waterschap als dit leidt tot verlenging van de waterkering. Verlenging leidt namelijk tot een toename van de beheer- en onderhoudskosten voor het waterschap.

Artikel 3.224, derde lid, onder g – beoordelingsregel – in passende of stormbestendige staat brengen

Het waterschap bepaalt aan de hand van de door de initiatiefnemer ingediende gegevens of het werkterrein snel genoeg in passende of stormbestendige staat kan worden gebracht op het moment dat het nodig is. Hierbij worden de aard, omvang en locatie van de activiteit betrokken. Het in stormbestendige staat brengen is hieronder toegelicht onder ‘Artikel 3.224, zevende lid – specifieke uitvoeringsregel – opschorten activiteit in beperkingengebied I en II primaire waterkering’.

N

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Deze paragraaf bevat maatwerkregels in de zin van artikel 2.12 in samenhang met artikel 2.14 van het Besluit activiteiten leefomgeving voor het lozen van afvalwater vanaf een agrarische wasplaats waar geen voertuigen en werktuigen worden gewassen die in aanraking zijn gekomen met gewasbeschermingsmiddelen. Deze regels geven verdere invulling aan de regels die daarvoor gesteldvoor deze activiteit zijn gesteld in het Besluit activiteiten leefomgeving.

Deze regels worden gesteld met het oog op het voorkomen van achteruitgang van de waterkwaliteit. Het afvalwater is afkomstig van een agrarische wasplaats voor het inwendig of uitwendig reinigen van werktuigen, voertuigen of apparatuur. Ook al gaat het bij deze activiteit om voertuigen en werktuigen die niet in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen, zullen er hoogstwaarschijnlijk wel gewasbeschermingsmiddelen in het afvalwater aangetroffen worden. Gewasbeschermingsmiddelen, die in het verleden of elders zijn gebruikt kunnen zich namelijk hechten aan mobiele gronddeeltjes die door het berijden of bewerken van de bodem op, aan of onder het voer- en werktuig achterblijven. Met gewasbeschermingsmiddelen wordt bedoeld de gewasbeschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309). Gewasbeschermingsmiddelen beschermen gewassen tegen schadelijke organismen of bestrijden onkruid. Ze worden vooral in de landbouw gebruikt, maar ook in tuinen. Voorbeelden zijn herbiciden, fungiciden en insecticiden.

Het waterschap wil middels deze meldingsplicht en algemene regels het mogelijk maken voor inwoners van het beheergebied die een agrarische wasplaats hebben om, bij afwezigheid van alternatieve lozingsroutes, afvalwater, afkomstig van de wasplaats, te kunnen lozen op het oppervlaktewater zonder dat daarmee de waterkwaliteit verslechtert. Daarmee vervult het oppervlaktewater een maatschappelijke functie. Middels algemene regels geeft het waterschap de voorwaarden aan wanneer, ingeval alternatieve lozingsroutes niet aanwezig zijn, op het oppervlaktewater geloosd mag worden. De belangrijkste eisen die het waterschap hiervoor stelt, zijn de volgende:

  • het zuiveren of alternatieve lozingsroutes die het mogelijk maken het afvalwater vanaf een agrarische wasplaats te lozen, zoals het lozen op een vuilwaterriool of het gelijkmatige verspreiden van het afvalwater over landbouwgronden zijn uitgesloten ofwel redelijkerwijs onmogelijk om toe te passen;

  • het afvalwater, gemeten vanaf het lozingspunt, bevat ten hoogste 150 μg werkzame stof/liter gewasbeschermingsmiddelen;

  • in het afvalwater, gemeten vanaf het lozingspunt, mag voor de volgende gewasbeschermingsmiddelen, zijnde insecticiden, niet meer dan 0,1 μg/liter worden aangetroffen: Cypermethrin, Deltamethrin, Dichloorvos, Esfenvaleraat, Fenpropathrin, Fipronil, Imidacloprid, Lambda-cyhalothrin, Methylpirimifos en Teflubenzuron;

Met deze eisen is het mogelijk dat de kwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam niet achteruit gaat en zijn de risico’s kleiner op verontreiniging van ecologisch waardevolle oppervlaktewateren (die direct of indirect in verbinding kunnen staan met het oppervlaktewater waarop geloosd wordt).

Ingeval de activiteit plaatsvindt in een door het waterschap aangewezen ecologisch waardevol oppervlaktewaterlichaam of een oppervlaktewaterlichaam waar geen wateraanvoer mogelijk is, geldt een vergunningplicht. De aanvrager moet in dat geval goed onderbouwen welke maatregelen getroffen worden om mogelijke schade aan de aquatische ecologie te voorkomen.

Aangezien er een hoeveelheid afvalwater wordt geloosd middels een lozingsvoorziening zijn ook de regels uit paragraaf 3.2.14 over het lozen van een hoeveelheid water per tijdseenheid van toepassing. Deze regels zijn ook van toepassing op het plaatsen van de lozings- en bemonsteringsvoorziening.

O

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.256, derde lid

Artikel 3.256, derde lid, onder b – beoordelingsregel – het dichtstbijzijnde meest geschikte oppervlaktewaterlichaam

Het waterschap beoordeelt aan de hand van een door de initiatiefnemer ingediend rapport of het oppervlaktewaterlichaam waar de activiteit plaatsvindt het meest geschikte is voor een koude- of warmtelozing. De kans op optreden van negatieve ecologische effecten als gevolg van koude- of warmtelozingen zal verschillen tussen verschillende typen oppervlaktewateren. Deze kans is afhankelijk van de habitatgeschiktheid van het watersysteem, die mede wordt bepaald door de kenmerken van het watersysteem waaronder waterdiepte, oeverinrichting en stroomsnelheid. Het thermische effect van een koude- of warmtelozing wordt bepaald door de morfologie van het ontvangende water, de mate van doorstroming en de hoeveelheid koudevracht of warmtevracht die er wordt geloosd. De kans op het optreden van nadelige ecologische effecten als gevolg van een koude- of warmtelozing neemt toe naarmate het temperatuurverschil tussen geloosd water en ontvangend water toeneemt en naarmate de omvang van het gebied dat door de koude- of warmtelozing beïnvloed wordt toeneemt. In stagnante systemen is het risico op ophoping van koude of warmte groter dan in stromende wateren. In stromende wateren vindt actieve menging plaats. Vanwege de hogere dichtheid verspreidt de koudepluim, ingeval van een koudevracht, zich voornamelijk langs de waterbodem. In lijnvormige watersystemen met stroming kan daarbij verwacht worden dat de koude zich overwegend in de lengterichting van de watergang verspreidt. De verspreiding over de breedte van de watergang (haaks op de stromingsrichting) hangt samen met de stroomsnelheid. In de lijnvormige watergangen met stroming zijn ecologische effecten vooral direct stroomafwaarts van het lozingspunt te verwachten.

Vanwege de hogere dichtheid verspreidt de koudepluim, ingeval van een koudevracht, zich voornamelijk langs de waterbodem. In lijnvormige watersystemen met stroming kan daarbij verwacht worden dat de koude zich overwegend in de lengterichting van de watergang verspreidt. De verspreiding over de breedte van de watergang (haaks op de stromingsrichting) hangt samen met de stroomsnelheid. In de lijnvormige watergangen met stroming zijn ecologische effecten vooral direct stroomafwaarts van het lozingspunt te verwachten.

Stroming en turbulentie, bijvoorbeeld door scheepvaart, kunnen zorgen voor een snelle menging, waardoor koude- en warmtepluimen minder sterk aanwezig zijn en snellere opwarming of afkoeling van het water plaatsvindt. In lijnvormige wateren met weinig tot geen doorstroming zal de koude of warmte zich, afhankelijk van de relatie tussen lozingsdebiet en dimensies van de watergang, in de lengte en breedte over de waterbodem verdelen. Door het (vrijwel) ontbreken van afvoer, kan de koude of warmte langdurig aanwezig blijven. Daardoor bestaat er in stilstaande systemen een grotere kans op negatieve ecologische effecten dan in watersystemen met stroming.

Artikel 3.256, derde lid, onder c – beoordelingsregel – een passende mengzone

De mengzone is het gebied waarin het temperatuurverschil met de achtergrondtemperatuur groter is dan de opgegeven grenswaarde. Het is afhankelijk van het type oppervlaktewaterlichaam waar de activiteit gaat plaatsvinden wat de omvang van de mengzone zou moeten zijn om negatieve effecten op de waarde van het ecologisch watersysteem te voorkomen. Om te voorkomen dat koude- of warmtepluimen een thermische barrière voor migrerende vissen vormen, is het wenselijk dat de mengzone niet de gehele natte doorsnede van watergangen bestrijkt. Veel vis migreert langs de waterbodem. De diepere delen van watergangen zijn daarom van belang voor vismigratie. Juist in deze delen kan met name geloosde koude zich ophopen, zeker in watersystemen met weinig stroming. Zo zou voor watergangen waarin geen of weinig stroming van het water plaatsvindt de eis gesteld kunnen worden dat ter hoogte van het lozingspunt de mengzone een maximale lengte heeft van 500 meter en niet meer dan 50 % van de natte doorsnede van het oppervlaktewaterlichaam bestrijkt of indien dit niet mogelijk is, dat uit onderzoek is gebleken dat in de specifieke omstandigheden de activiteit niet leidt tot een barrièrewerking voor de vismigratie. Voor oppervlaktewateren, niet zijnde watergangen, waarin wel substantiële stroming van het water aanwezig is, zal een minder strenge eis gesteld kunnen worden. Het waterschap beoordeelt wat een passende mengzone is op basis van de door de initiatiefnemer aangeleverde rapportage.

Bij de verspreiding van koude- en warmtepluimen moet rekening gehouden worden met vier aspecten:

  • 1.

    momentum en blijven hangen van koude of warmte dicht bij het lozingspunt (‘near-field entrainment’);

  • 2.

    drijfvermogen van de koude- of warmtepluim;

  • 3.

    menging;

  • 4.

    opwarming of afkoeling op grotere afstand van het lozingspunt (‘far field’). Daarnaast moeten de kenmerken van het ontvangende water worden meegenomen:

  • mate van doorstroming;

  • mate van gelaagdheid;

  • aanwezigheid van getijde;

  • temperatuur en zoutgehalte.

Artikel 3.256, derde lid, onder d – beoordelingsregel – ondergrens en bovengrens temperatuur ontvangende oppervlaktewaterlichaam

De meeste koudelozingen zullen een maximale verlaging van de watertemperatuur met 3-6 ⁰C tot gevolg hebben, waarbij geen lozingen zullen mogen plaatsvinden in de wintermaanden maar vooral in de zomer. Voor koudelozingen in de periode mei-september, die starten bij een watertemperatuur van minimaal 15 ⁰C en waarbij de verlaging van de watertemperatuur in het voorjaar maximaal 3 ⁰C en in de zomer maximaal 6 ⁰C is aannemelijk dat deze hoogstwaarschijnlijk geen negatief effect zullen hebben op de ecologische waterkwaliteit. Uit onderzoek van STOWA (Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer) blijkt dat in kleine watergangen ecologische schade kan optreden als de watertemperatuur als gevolg van koudelozingen lager wordt dan 10 °C. Het is zeer afhankelijk van het type oppervlaktewaterlichaam, de mate van doorstroming, het lozingsdebiet en de temperatuur van de koudelozing welke ondergrens gehanteerd kan worden voor deze activiteit. Dit moet blijken uit het door de initiatiefnemer te overleggen rapport. Hetzelfde geldt voor de bovengrens ingeval van een warmtelozing.

P

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 4.2: Algemene bepaling schouw

Artikel 4.2 – Algemene bepaling schouw

In principe is deze bepaling in de waterschapsverordening facultatief, aangezien waterschappen op grond van de Algemene wet bestuursrecht en de Waterschapswet al bevoegd zijn om toezicht uit te oefenen op het naleven van onderhoudsplichten (als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze Waterschapsverordeningwaterschapsverordening en zie ook bijlage 3 van deze verordening) en indien nodig handhavend kunnen optreden. De schouw betreft in het bijzonder daartoe op de schouwkaart aangegeven oppervlaktewaterlichamen (in de meeste gevallen secundaire oppervlaktewaterlichamen) en regionale- en overige waterkeringen. Dit zijn waterstaatswerken die meestal niet in eigendom zijn van het waterschap, waarbij een derde aangewezen is als onderhoudsplichtige. Voor de secundaire oppervlaktewaterlichamen geldt dat zowel het gewoon als buitengewoon onderhoud bij de onderhoudsplichtige rust. Voor de regionale- en overige waterkeringen geldt dat de onderhoudsplichtige enkel verantwoordelijk is voor het gewoon onderhoud (zie hoofdstuk 2).

Q

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 4.4: Strafbepaling onderhoudsplichten

Artikel 4.4 – Strafbepaling onderhoudsplichten

Via de Omgevingswet wordt geregeld dat overtredingen van de waterschapsverordening strafrechtelijk handhaafbaar zijn op grond van de Wet op de economische delicten. De strafbaarstelling is gebaseerd op artikel 1, onderdeel 1° en onderdeel 3°, van de Wet op de economische delicten. De daarin bedoelde strafbaarstelling ziet echter niet op overtredingen van onderhoudsplichten als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze waterschapsverordening. Op basis van artikel 81 Waterschapswet kunnen overtredingen van hoofdstuk 2 van deze Waterschapsverordeningwaterschapsverordening desalniettemin strafbaar worden gesteld. Artikel 81 van de Waterschapswet spreekt van een “keur”. In dit begrip wordt ook het begrip waterschapsverordening gelezen in de zin van artikel 56, eerste lid, in samenhang met artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet.

Naar boven