Waterschapsblad van Waterschap Drents Overijsselse Delta
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Waterschap Drents Overijsselse Delta | Waterschapsblad 2025, 197 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Waterschap Drents Overijsselse Delta | Waterschapsblad 2025, 197 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling Aqualysis
De dagelijkse besturen van het Waterschap Drents Overijsselse Delta, het Waterschap Vechtstromen en de colleges van dijkgraaf en heemraden van het Waterschap Rijn en IJssel, het Waterschap Vallei en Veluwe en het Waterschap Zuiderzeeland, ieder voor zover voor het eigen waterschap bevoegd,
hoofdstuk III van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Waterschapswet en de provinciale Waterschapsreglementen,
de toestemming van de algemene besturen van het Waterschap Drents Overijsselse Delta, het Waterschap Vechtstromen, het Waterschap Rijn en IJssel, het Waterschap Vallei en Veluwe en het Waterschap Zuiderzeeland, ieder voor zover voor het eigen waterschap bevoegd;
de navolgende gemeenschappelijke regeling te treffen:
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
De regeling heeft als doel om de colleges te ondersteunen bij de uitoefening van de taken en bevoegdheden – die bij of krachtens de wet aan hen zijn toegekend – door het leveren van data en informatie rond laboratoriumactiviteiten en daarmee verband houdende activiteiten en zo doende te komen tot:
Aqualysis heeft tot taak het uitvoeren van integrale laboratoriumactiviteiten rond waterkwaliteit. Daaruit volgend een zo doelmatig mogelijke levering van data en informatie uit die laboratoriumactiviteiten en het geven van adviesactiviteiten over die laboratoriumactiviteiten. Tevens zorgt Aqualysis voor de kwaliteitsborging van al deze activiteiten en de ondersteuning van de voor laboratoriumactiviteiten benodigde processen. Al deze activiteiten voert Aqualysis uit als schakel in de keten van met name waterschapsactiviteiten als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Waterschapswet.
De colleges verplichten zich voor de uitvoering van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4, diensten af te nemen van Aqualysis. Deze diensten worden aangemerkt als de basistaken van Aqualysis. Voor deze basistaken geldt een verplichting tot afname door alle colleges. Deze basistaken mogen niet uitbesteed worden aan derden. De kosten van de basistaken worden vergoed door de colleges, dat kan op basis van het dienstverleningshandvest zoals genoemd in het vierde lid.
Naast de basistaken verricht Aqualysis ook plus-taken. Dit zijn door het bestuur vastgestelde diensten die niet verplicht afgenomen worden door de colleges. Plus-taken kunnen de door de colleges zelf worden uitgevoerd of door Aqualysis. De colleges zullen plus-taken in beginsel niet uitbesteden. Colleges kunnen hier gemotiveerd van afwijken en doen van deze afwijking schriftelijk mededeling aan Aqualysis. Over de frequentie van deze rapportages worden nadere afspraken gemaakt in de dienstverleningsovereenkomst tussen de colleges en Aqualysis.
Artikel 7 Taken en bevoegdheden bestuur
Onverminderd het bepaalde in artikel 50e van de Wet gemeenschappelijke regelingen, en voor zover niet bij of krachtens wettelijke bepaling de voorzitter met de navolgende taken en bevoegdheden is belast, heeft het bestuur tot taak het voeren van het bestuur van Aqualysis. Hieronder wordt tenminste verstaan:
Het bestuur besluit slechts bij unanimiteit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborg-maatschappijen. Een dergelijk besluit kan uitsluitend genomen worden indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de algemene besturen een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het bestuur te brengen.
De colleges wijzen voorts ieder, uit hun midden, voor ieder lid van het bestuur dat zij hebben aangewezen een plaatsvervangend lid aan dat het lid van het bestuur, bedoeld in het eerste lid, bij verhindering vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, tenzij de regeling anders bepaalt.
De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
Op de vergadering, bedoeld in het vierde lid, is het derde lid niet van toepassing. Het bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het derde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, onderscheidenlijk hun plaatsvervangers, tegenwoordig is.
De voorzitter kan de overige leden van het bestuur voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Een lid van het bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger van zijn waterschap in een andere hoedanigheid eveneens betrokken is en waarbij belangenspanning speelt of de integriteitsvraag aan de orde zou kunnen zijn.
Artikel 12: Zienswijze op besluiten van het bestuur
Tenzij het bestuur anders besluit worden door het bestuur geen andere besluiten ter zienswijze aan de algemene besturen voorgelegd dan de wettelijk verplichte besluiten en de besluiten die in deze regeling worden genoemd.
Zij die behoren tot het bestuur en anderen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het bestuur hebben gezegd of schriftelijk aan het bestuur hebben overgelegd.
Ingezetenen van de waterschappen en andere belanghebbenden bij de taakuitvoering door Aqualysis worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling slechts betrokken voor zover dat bij of krachtens wet is vereist of voor zover door het bestuur is bepaald. De participatie vindt plaats op de in het betreffende waterschap gebruikelijke wijze.
Artikel 18: Algemene financiële uitgangspunten
De waterschappen zullen er steeds zorg voor dragen dat Aqualysis te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden, waaronder in het geval van leningen, te kunnen voldoen en staan daarmee garant voor de volledige nakoming van de financiële verplichtingen van Aqualysis.
Het bestuur zendt uiterlijk 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de vertegenwoordigende organen.
Artikel 21: Begrotingsprocedure
Het bestuur biedt jaarlijks, ten minste twaalf weken voor de in artikel 18, eerste lid, bedoelde vaststelling, de vertegenwoordigende organen een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van Aqualysis en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.
Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van de organen van Aqualysis, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 belast de archivaris die overeenkomstig het vierde lid is aangewezen. Met betrekking tot dit toezicht stelt het bestuur een regeling vast, welke aan de betrokken colleges van gedeputeerde staten wordt medegedeeld.
Op voorstel van het bestuur wordt deze regeling om de vier jaar geëvalueerd. Het bestuur beslist over de onderzoeksopdracht en de evaluatiecriteria. Indien het bestuur daartoe aanleiding ziet kan het, alvorens het een besluit neemt over de onderzoeksopdracht en de evaluatiecriteria, de vertegenwoordigende organen in de gelegenheid stellen om een zienswijze hierop te geven.
De regeling kan gewijzigd worden bij daartoe strekkende besluiten van ten minste twee derde van de colleges, nadat de conceptregeling ter zienswijze aan de algemene besturen is voorgelegd en vervolgens de algemene besturen toestemming hebben verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 50, tweede, derde, vierde en vijfde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
De toetreding is tot stand gekomen indien de beoogd toetreder en ten minste twee derde van de colleges, daartoe besluiten nadat de conceptregeling ter zienswijze aan de algemene besturen is voorgelegd en vervolgens de algemene besturen toestemming hebben verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 50, tweede, derde, vierde en vijfde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Elk van de colleges kan, na zienswijze daarop door en met verkregen toestemming van diens algemeen bestuur, besluiten uit deze regeling te treden met ingang van een begrotingsjaar, mits het opzeggende college het voorgenomen besluit daartoe tenminste 1 jaar voordien ter kennis heeft gebracht van de overige colleges.
Het bestuur stelt een voorstel op voor financiële, personele en overige gevolgen van de uittreding. Het college dat voornemens is uit te treden neemt op basis van het voorstel een definitief besluit, onverminderd het bepaalde in artikel 1, derde en vierde lid van de wet. De kosten voor het maken van het voorstel komen voor rekening van het college dat voornemens is uit te treden.
Ten behoeve van het voorstel voor de financiële, personele en overige gevolgen, bedoeld in het vorige lid, wordt een in overleg met het uittredende college aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend de genoemde gevolgen in kaart te brengen. De opdracht wordt verstrekt door het bestuur. Voorafgaand aan de opdrachtverstrekking wordt het uittredende college in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de opdracht.
Het voorstel bedoeld in het tweede lid wordt definitief vastgesteld door het bestuur nadat het uittredende college in de gelegenheid is gesteld een zienswijze te geven. Voor de zienswijze geldt een termijn van acht weken voor vaststelling. Alsdan zijn de daarin voor het uittredende college omschreven financiële verplichtingen bindend. Het definitieve voorstel wordt vastgesteld uiterlijk acht kalendermaanden nadat het college zijn voornemen tot uittreding, als bedoeld in het eerste lid, bekend heeft gemaakt.
Het voorstel bedoeld in het derde en vierde lid vermeldt de verdeling van desintegratieskosten en frictiekosten. Financieel uitgangspunt voor de bepaling van kosten en prijzen vormt de meest recente vastgestelde jaarrekening op dat moment. Bij de verdeling komen in ieder geval, maar niet uitsluitend, de volgende aspecten aan de orde:
Nadat het voorstel overeenkomstig het vierde lid is vastgesteld is het uittredende college gehouden om binnen zes maanden de daarin voor het uittredende college omschreven financiële verplichtingen aan Aqualysis te voldoen. Aqualysis stelt het uittredende college desgewenst in de gelegenheid door overname van personeel, materieel, activa en passiva de hoogte van de desintegratiekosten te verminderen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2025-197.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.