Waterschapsblad van Hoogheemraadschap van Delfland
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Hoogheemraadschap van Delfland | Waterschapsblad 2025, 19645 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Hoogheemraadschap van Delfland | Waterschapsblad 2025, 19645 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Deze publicatie bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst. Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De publicatie wordt standaard getoond met verschilmarkering. Door te kiezen voor ‘Was’ of ‘Wordt’ kunt u de voormalige of vernieuwde tekst op zichzelf bekijken.
Toon versie van document
Dit document bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst.
Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
Besluit van 3 juni 2025 en 17 juli 2025 tot wijziging van de Waterschapsverordening Delfland (Wijzigingsbesluit Waterschapsverordening Delfland 2025 (Hoofdstuk 11 uitbreiding vergunningplicht verhardingsactiviteiten))
Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland;
Gelet op:
- artikel 2.8 van de Omgevingswet;
- artikel 2, aanhef en onderdeel 18, van het Delegatiebesluit Delfland 2023;
en
De verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Delfland;
op voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van 3 juni 2025, dossiernummer 3330;
gelezen het positieve advies van de commissie Bestuur, Financiën en Organisatie;
Gelet op:
- de artikelen 56, 77 en 78, eerste lid, van de Waterschapswet;
- de artikelen 2.5 en 4.1 van de Omgevingswet;
- artikel 3 van het Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland;
- afdeling 7.4 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening;
Overwegende dat:
- de verenigde vergadering op 29 september 2022 de motie ‘Uitbreiding instrument verhardingsactiviteiten’ heeft aangenomen;
- ter uitvoering van die motie Hoofdstuk 11 van de Waterschapsverordening Delfland wordt gewijzigd;
- verhardingsactiviteiten bij spoorwegen en auto(snel)wegen al vergunningplichtig zijn;
- na wijziging ook verhardingsactiviteiten op bedrijventerreinen en bij de glastuinbouw vergunningplichtig worden;
- het ontwerp van dit besluit ter inzage heeft gelegen van 27 juni tot en met 7 augustus 2024 en 47 zienswijzen zijn ontvangen;
- de ontvangen zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het besluit;
- de toezegging in de commissie BFO van 30 januari 2025 heeft geleid tot aanpassing van de
toelichting op Hoofdstuk 11 van de Waterschapsverordening Delfland;
- het overleg met Glastuinbouw Nederland en de gemeente Westland heeft geleid tot een
aantal aanpassingen ten opzichte van het Ontwerpbesluit;
Besluiten:
De Waterschapsverordening Delfland en de bijbehorende toelichting worden gewijzigd zoals aangegeven in Bijlage A.
Dit besluit wordt aangehaald als Wijzigingsbesluit Waterschapsverordening Delfland 2025 (Hoofdstuk 11 uitbreiding vergunningplicht verhardingsactiviteiten).
Aldus besloten in de vergadering van 3 juni 2025.
Dijkgraaf en hoogheemraden voornoemd,
De secretaris,
ir. P.C. Janssen
De voorzitter,
dr. P.H.W.M. Daverveldt
Aldus besloten in de openbare vergadering van 17 juli 2025.
De verenigde vergadering voornoemd,
De secretaris,
ir. P.C. Janssen
De voorzitter,
dr. P.H.W.M. Daverveldt
Toelichting behorende bij Wijzigingsbesluit Waterschapsverordening Delfland 2025
(Hoofdstuk 11 uitbreiding vergunningplicht verhardingsactiviteiten)
Algemene toelichting
Met dit wijzigingsbesluit wordt invulling gegeven aan de motie ‘Uitbreiding instrument verhardingsactiviteiten’ van 29 september 2022. Toename van verharding bij spoorwegen en (auto)snelwegen is al vergunningplichtig. De voorliggende wijziging houdt in dat ook een toename van verharding op bedrijventerreinen en bij de glastuinbouw vergunningplichtig wordt. Daarnaast wordt hoofdstuk 11 aangepast om een duidelijker onderscheid te maken tussen aanvraagvereisten en beoordelingsregels.
Neerslag die op verhard oppervlak valt, stroomt sneller af naar het oppervlaktewater dan wanneer het hemelwater in de grond kan zakken. Toename van verharding vergroot daardoor de kans op wateroverlast. Door het veranderende klimaat krijgen we bovendien in de toekomst vaker te maken met extreme neerslag. Daarom vraagt Delfland in het kader van het proces ‘weging van het waterbelang’ (voorheen watertoets) al jaren om compensatie, wanneer bij een ontwikkeling het verhard oppervlak toeneemt. Daarbij wordt ook rekening gehouden met hevigere neerslag door klimaatverandering.
In het kader van de weging van het waterbelang werkt Delfland goed samen met de gemeenten. De adviezen van Delfland over compensatie worden in de meeste gevallen overgenomen in omgevingsplannen (voorheen bestemmingsplannen) en andere initiatieven waar het proces ‘weging van het waterbelang’ verplicht is. Door een verbreding van de vergunningplicht voor verhardingsactiviteiten creëert Delfland een stok achter de deur en kan deze compensatie in de uitvoerende fase van ontwikkelingen beter worden geborgd. Bovendien zijn er initiatieven die niet onder de ‘weging van het waterbelang’ vallen; daarvoor kan via een vergunningplicht compensatie verplicht worden gesteld.
Sinds de inwerkingtreding van de Waterschapsverordening Delfland op 1 januari 2024 zijn verhardingsactiviteiten bij spoorwegen en auto(snel)wegen vergunningplichtig. Het effect van deze activiteiten op het watersysteem moet dus al worden gecompenseerd. Met de uitbreiding van de verhardingsactiviteiten met bedrijventerreinen en glastuinbouwgebieden wordt een efficiënte uitbreiding van de vergunningplicht bereikt. Er is namelijk gebleken dat ongeveer 25% van gebieden met de functie bedrijventerrein nu nog onverhard is. Voor gebieden met de functie glastuinbouw blijkt dat het overgrote deel nu al verhard is. Glastuinbouwgebieden zijn echter zeer gevoelig voor extreme neerslag. Het is daarom belangrijk om in die gebieden verdere achteruitgang te voorkomen.
Hoewel er de komende jaren veel woningen moeten worden gebouwd, heeft een vergunningplicht invoeren voor de functie wonen weinig toegevoegde waarde. Plannen voor nieuwbouw worden nu al via de ‘weging van het waterbelang’ beoordeeld, omdat zij meestal in strijd zijn met de geldende planologische regeling. Het advies van Delfland over de compensatie van verharding wordt in veruit de meeste gevallen overgenomen. Bovendien streven gemeenten en ontwikkelaars zelf bij woningbouw naar meer groen vanwege de kwaliteit van de leefomgeving.
Met de uitbreiding van de vergunningplicht voor verhardingsactiviteiten zet Delfland in op functies waar een vergunningplicht effectief is en valt tegelijkertijd de impact op de organisatie mee (aantal vergunningaanvragen). Bovendien wordt onnodige regeldruk voorkomen.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
De in bijlage A aangeduide wijzigingen zijn in renvooi weergegeven. Dat wil zeggen dat zichtbaar is gemaakt welke tekst is verwijderd (in rood) of toegevoegd (in groen). Ook de algemene en artikelsgewijze toelichting bij hoofdstuk 11 van de Waterschapsverordening Delfland wordt gewijzigd. Hierdoor blijft de toelichting bij de regeling actueel.
Wijzigingen in artikel 11.1
Aan dit artikel worden de onderdelen g tot en met j toegevoegd. Hiermee wordt toename van verharding op bedrijventerreinen en bij de glastuinbouw vergunningplichtig.
Wijzigingen in artikel 11.2
In dit artikel zijn enkele redactionele wijzigingen aangebracht. Daarbij is een onderscheid aangebracht tussen de vervanging van bestaande verhardingen bij infrastructurele projecten, waarvoor de vergunningplicht al sinds 1 januari 2024 geldt, en de vervanging van verhardingen op bedrijventerreinen en bij de glastuinbouw. Verder is toegevoegd dat geen omgevingsvergunning nodig is als de compensatie van de toename van de verharding minder dan 5 m³ zou bedragen. Dit stond eerder in artikel 11.3, negende lid.
Wijzigingen in artikelen 11.3 en 11.4
In deze artikelen is een duidelijker onderscheid aangebracht tussen aanvraagvereisten (artikel 11.3) en beoordelingsregels (11.4). Hierdoor komt de opzet van hoofdstuk 11 overeen met de opzet van de andere hoofdstukken van de waterschapsverordening. Verder zijn de beoordelingsregels aangepast om beter aan te sluiten op de door dijkgraaf en hoogheemraden op 2 juli 2024 vastgestelde Richtlijn compensatie verharding.
Nieuw artikel 11.4a
In dit artikel is een overgangsregeling opgenomen voor initiatiefnemers die concrete plannen voor verhardingsactiviteiten in voorbereiding hadden en daarbij geen rekening hebben kunnen houden met de vergunningplicht voor verhardingsactiviteiten op bedrijventerreinen en bij de glastuinbouw. Deze initiatiefnemers hebben wel een vergunning nodig, maar hoeven niet te voldoen aan de verplichting tot compensatie. Zij moeten daarbij aantonen dat de verhardingsactiviteit in de periode 1 april 2020 – 1 september 2025 in voorbereiding was. Verder geldt de eis dat de verhardingsactiviteit conform het omgevingsplan kon worden uitgevoerd.
Wijzigingen in artikel 11.5
De wijzigingen in dit artikel zijn alleen redactioneel van aard.
De artikelen II en III behoeven geen toelichting.
A
Hoofdstuk 11 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een werk aan te leggen op onverhard maaiveld, dat is bedoeld om daar blijvend aanwezig te zijn, en waarvan de aanwezigheid ertoe leidt dat op dat werk neerslaand hemelwater direct of indirect versneld wordt afgevoerd naar het oppervlaktewatersysteem, in de navolgende gevallen:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een verhardingsactiviteit te verrichten, waarbij het de bedoeling is dat de verharding blijvend aanwezig is, in de navolgende gevallen:
de aanleg van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op- en afritten en in- en uitvoerstroken daaronder begrepen;
een wijziging van een autoweg of autosnelweg die bestaat uit:
de realisatie van een langs een onder a genoemde weg of onder b genoemde wijziging gelegen parkeerplaats, verzorgingsplaats, tankstation, carpoolplaats of bushalte;
de aanleg van een hoofdspoorweg als bedoeld in artikel 2 van de Spoorwegwet, een lokale spoorweg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet lokaal spoor, of een bijzondere spoorweg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Spoorwegwet;
een wijziging van een spoorweg die bestaat uit een uitbreiding van die spoorweg met een of meer sporen;
de realisatie van een langs of nabij een onder d genoemde spoorweg of een langs of nabij een onder e genoemde wijziging gelegen stationsgebouw, toegangsvoorziening, perron, rangeerterrein, reinigings- of onderhoudsterrein of -gebouw, alsook, indien overwegend ten behoeve van treinreizigers, een gebouwde of ongebouwde stallingsruimte voor rijwielen, gebouwde of ongebouwde parkeervoorziening voor motorvoertuigen en taxistandplaats.;
de realisatie van een gebouw, parkeerplaats, weg of overige verharding op een locatie waaraan in het omgevingsplan de functie bedrijventerrein is toegedeeld of die in dat omgevingsplan de bestemming bedrijventerrein heeft;
een wijziging van een gebouw, parkeerplaats, weg of overige verharding op een bedrijventerrein die bestaat uit een uitbreiding van dat gebouw, die parkeerplaats, die weg of die verharding;
de realisatie van een kas, gebouw of overige verharding, niet zijnde een hemelwateropvangvoorziening, op een locatie waaraan in het omgevingsplan de functie glastuinbouw is toegedeeld of die in dat omgevingsplan de bestemming glastuinbouw heeft;
een wijziging van een kas, gebouw of overige verharding, niet zijnde een hemelwateropvangvoorziening, ten dienste van een glastuinbouwbedrijf die bestaat uit een uitbreiding van die kas, dat gebouw, die hemelwateropvangvoorziening of die verharding.
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1 is verplicht als het werk:
de verhardingsactiviteit, bedoeld in artikel 11.1, onder a tot en met f, strekt tot vervanging van verharding, waarbij geldt dat:
strekt tot vervanging van een bouw- of ander werk als bedoeld in artikel 11.1 waarvoor een omgevingsvergunning op grond van het eerste lid is verleend of waarop het bepaalde onder b van toepassing is, mits de grootte van het verhard oppervlak niet wijzigt en de vervanging binnen 5 jaar na verwijdering van het bouw- of ander werk is voltooid;
de verhardingsactiviteit, bedoeld in artikel 11.1, onder g tot en met j, strekt tot vervanging van verharding, waarbij geldt dat:
is voltooid vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 11.1.
de compensatie van de toename van de verharding als gevolg van de verhardingsactiviteit minder dan 5 m3 zou bedragen.
De aanvrager om een omgevingsvergunning legt bij zijn aanvraag een compensatieplan over. Het compensatieplan omvat ten minste:
kaarten waaruit de bestaande situatie en de situatie na het verrichten van de verhardingsactiviteit blijkt;
tekeningen van de maatregelen die door of namens de aanvrager worden getroffen om de toename van de verharding als gevolg van de voorgenomen verhardingsactiviteit te compenseren;
de topografische aanduiding van de locatie of locaties waaropwaar de onder b bedoelde maatregelen worden getroffen en bewijsstukken waaruit blijkt dat de aanvrager over die locatie of locaties voor het treffen van die maatregelen kan beschikken;
een toelichting op de wijze waarop de omvang van de compensatie is bepaald.
De in het eerste lid bedoelde maatregelen:
worden getroffen in hetzelfde peilgebied of gebied met afwijkend peil als waarbinnen de verhardingsactiviteit plaatsvindt, of, in het boezemgebied, binnen een straal van maximaal 2,5 km gerekend vanaf de verhardingsactiviteit;
bestaan uit het graven van nieuw oppervlaktewater dat in verbinding staat met het oppervlaktewatersysteem;
bevatten geen peilregulerende kunstwerken;
zijn gebaseerd op de einddatum van het klimaatscenario dat Delfland op het moment van het opstellen van het compensatieplan hanteert; en
zijn dusdanig dat de verhardingsactiviteit niet leidt tot een extra peilstijging in maatgevende situaties met extreme neerslag.
Het compensatieplan is actueel en op het moment waarop de omgevingsvergunning wordt aangevraagd niet ouder dan drie jaar.
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, aanhef en onder a, kunnen de in het eerste lid bedoelde maatregelen worden getroffen in een ander gebied als:
het compensatieplan aantoont dat dit geen nadelige gevolgen heeft voor de waterhuishouding in het gebied waarbinnen de verhardingsactiviteit plaatsvindt, of dat die nadelige effecten volledig worden gecompenseerd;
dat andere gebied benedenstrooms ligt van het gebied waarbinnen de verhardingsactiviteit plaatsvindt; en
het compensatieplan aantoont dat het water ook daadwerkelijk het benedenstroomse gebied kan bereiken.
Als tussen het moment van opstellen van het compensatieplan en de aanvraag om een omgevingsvergunning een omgevingsplan wordt vastgesteld dat voorziet in een ontwikkeling die, als die ontwikkeling bekend was geweest ten tijde van het opstellen van het compensatieplan, gevolgen zou hebben gehad voor de inhoud daarvan, stellen dijkgraaf en hoogheemraden de aanvrager in de gelegenheid om het compensatieplan binnen een door hen te bepalen termijn aan te passen. Ook kunnen dijkgraaf en hoogheemraden de aanvrager om een omgevingsvergunning in de gelegenheid stellen om het compensatieplan aan te passen als zij van oordeel zijn dat daartoe aanleiding is. Zij vermelden daarbij de redenen die aan dat oordeel ten grondslag liggen.
Dijkgraaf en hoogheemraden kunnen de aanvrager vragen om het compensatieplan aan te passen als zij van oordeel zijn dat daartoe aanleiding is. Zij vermelden daarbij de redenen die aan dat oordeel ten grondslag liggen.
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, aanhef en onder b, kunnen in het compensatieplan alternatieve maatregelen worden opgenomen als het graven van voldoende nieuw oppervlaktewater redelijkerwijs niet mogelijk is. De alternatieve maatregelen zijn in overeenstemming met de “Richtlijn toepassen vasthoudmaatregelen ter compensatie van verharding in het watertoetsproces” of daarvoor in de plaats komende richtlijnen.
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, aanhef en onder e, kan in het compensatieplan een peilregulerend kunstwerk worden opgenomen als het graven van voldoende nieuw oppervlaktewater redelijkerwijs niet mogelijk is.
De inhoud van het compensatieplan wordt voor de indiening van een verzoek om een omgevingsvergunning afgestemd met een medewerker van Delfland.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing als de aanvrager bij zijn aanvraag om een omgevingsvergunning aannemelijk maakt dat de compensatie van de toename van de verharding, als gevolg van de verhardingsactiviteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met het vijfde lid, minder dan 5 m3 bedraagt.
In een situatie als bedoeld in het vorige lid legt de aanvrager om een omgevingsvergunning de bescheiden over die zijn genoemd in het eerste lid, onder a.
Bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een verhardingsactiviteit wordt het compensatieplan als bedoeld in artikel 11.3 in acht genomen.
Een omgevingsvergunning voor een verhardingsactiviteit wordt alleen verleend als voor de verharding voldoende compensatiemaatregelen worden genomen.
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend als de toename van de verharding als gevolg van de verhardingsactiviteit naar het oordeel van dijkgraaf en hoogheemraden niet toereikend wordt gecompenseerd in het compensatieplan.
Bij de in het eerste lid bedoelde maatregelen wordt in acht genomen dat deze:
Het bepaalde in de vorige leden is niet van toepassing in de gevallen als bedoeld in artikel 11.3, negende lid.
De beoordeling of sprake is van voldoende compensatiemaatregelen vindt plaats aan de hand van de Richtlijn compensatie verharding of daarvoor in de plaats komende beleidsregels.
In afwijking van artikel 11.4, eerste lid, wordt de omgevingsvergunning voor een verhardingsactiviteit als bedoeld in artikel 11.1, onder g tot en met j, ook verleend als de verhardingsactiviteit:
In plaats van het compensatieplan, bedoeld in artikel 11.3, eerste lid, legt de aanvrager om een omgevingsvergunning bij zijn aanvraag gegevens en bescheiden over waaruit blijkt dat aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, is voldaan. De bescheiden dateren uit de in het eerste lid genoemde periode.
Dit artikel is van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een verhardingsactiviteit die voor 1 september 2030 is ingediend.
Behoudens de gevallen als bedoeld in artikel 11.3, negende lid, wordt in een omgevingsvergunning aan het verrichten van de daarin vergunde verhardingsactiviteit door middel van een vergunningvoorschrift de voorwaarde verbonden dat het compensatieplan binnen de in het voorschrift gestelde termijn wordt uitgevoerd. Het voorschrift kan voorts inhouden dat met de verhardingsactiviteit niet eerder zal worden aangevangen dan nadat de uitvoering van het compensatieplan is voltooid.
Tot de voorschriften, bedoeld in artikel 3.3, die aan een omgevingsvergunning kunnen worden verbonden, behoren in ieder geval het voorschrift:
B
Bijlage 1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
waterkering waarachter gronden zijn aangebracht die ten minste een gelijke hoogte hebben als de buitenkruinlijn
Coolhaven, Delfshavense Schie, Havengebied Delfshaven te Rotterdam, Polderwatering, Schiedamse Schie van Coolhaven tot aan Schie-Schiekanaal, Stadswateren van Schiedam
afvalstoffen waarop de Wet milieubeheer van toepassing is
alle water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich dient te ontdoen
zuiveringtechnisch werk voor het transport van stedelijk afvalwater, effluentleidingen en ontluchtingsleidingen daaronder begrepen, en toebehoren
document met de conclusies over beste beschikbare technieken, vastgesteld in overeenstemming met artikel 13, vijfde lid en zevende lid, van de Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PbEU 2010, L 334)
bij of krachtens deze verordening aangewezen gebied waar vanwege de aanwezigheid van een waterstaatswerk of zuiveringtechnisch werk regels gelden over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat waterstaatswerk of zuiveringtechnisch werk
activiteit binnen een beperkingengebied
de hoeveelheid oppervlaktewater die maximaal in een bergingsgebied, een waterberging of een constructie voor waterberging kan worden opgeslagen
gebied waaraan krachtens de wet een functie voor waterstaatkundige doeleinden is toegedeeld, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en dat ook als bergingsgebied in de legger is opgenomen
aan een waterstaatswerk grenzende zone, waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden
het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden en andere vergunningsvoorwaarden te vormen is aangetoond, met als doel emissies en gevolgen voor het milieu in zijn geheel te voorkomen of, wanneer dit niet mogelijk is, te beperken, waarbij wordt verstaan onder:
technieken: zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld,
beschikbare: op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken wel of niet binnen Nederland worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn, en
beste: het doeltreffendst voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel
hellend vlak van de waterkering aan de landzijde van de waterkering
het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen
vloeistofdichte bodemvoorziening, aaneengesloten bodemvoorziening, elementenbodemvoorziening, lekbak, geomembraanbaksysteem of vulpuntmorsbak
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart
snijlijn van de raaklijnen van de kruin en het buitentalud van een waterkering
hellend vlak van het dijklichaam aan de waterzijde van de waterkering
het Hoogheemraadschap van Delfland
primaire waterkering die beveiliging biedt tegen overstromingen vanuit de Nieuwe Waterweg, het Scheur en de Nieuwe Maas, en die als zodanig is aangegeven op de leggerkaart
verharde dijk onder de boulevard van Scheveningen, gelegen tussen raai 9990 en raai 10070, die aan weerzijden aansluit op de zandige kust door middel van een diepwand; onderdeel van de primaire waterkering, en als zodanig is aangegeven op de leggerkaart
dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap van Delfland
water dat wordt afgevoerd via een stelsel van waterdoorlatende buizen die in de bodem zijn aangelegd
ondersteunend kunstwerk in de vorm van een kokervormige constructie met als doel de verbinding tussen oppervlaktewaterlichamen mogelijk te maken
de locatie, vanuit zee gezien, waar het droge strand overgaat in de eerste hoge, min of meer gesloten duinenrij, en als zodanig is aangegeven op de leggerkaart
degene die naar burgerlijk recht als eigenaar van de zaak is aan te merken, of degene die jegens deze een zakelijk of persoonlijk recht kan doen gelden
directe of indirecte uitstoot, uit puntbronnen of diffuse bronnen, van stoffen, warmte of koude in de lucht, het water of de bodem
massa, gerelateerd aan een parameter, concentratie of niveau van een emissie die tijdens een of meer vastgestelde perioden niet wordt overschreden
bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
beschikking tot oplegging van een gedoogplicht als bedoeld in afdeling 10.3 van de wet
gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de wet
pompinrichting, inclusief alle bijbehorende constructies, die de stand van het water of de doorstroming van water regelt
gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309)
goed ecologisch potentieel als bedoeld in artikel 2, onder 23, van de Kaderrichtlijn Water
uitvoeren van grondonderzoek door middel van sonderingen, handboringen, mechanische boringen, peilbuizen of waterspanningsmeters
water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of ondergrond staat
beschermingsgebied voor grondwater zoals bedoeld in de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening
afzonderlijke grondwatermassa in een of meer watervoerende lagen
afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en huishoudelijke werkzaamheden
water in de bodem brengen ter aanvulling van het grondwater in samenhang met het onttrekken van grondwater
de snijlijn van het bovenwatertalud van het oppervlaktewaterlichaam met het aangrenzende maaiveld
inwonerequivalent als bedoeld in artikel 2 van de Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PbEG 1991, L 135)
transportmedium zonder holle ruimte
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG 2000, L 327)
het hoogstgelegen deel van het profiel van een waterkering; hoogstgelegen deel van een ondersteunend kunstwerk waar het water overheen stroomt in extreme afvoersituaties
oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 2, onder 10, van de Kaderrichtlijn Water
waterkering die is gelegen op de grens van het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Delfland en aangrenzende waterschappen, en als zodanig is aangegeven in de legger
de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland, bedoeld in artikel 2.39 Omgevingswet, artikel 78 Waterschapswet, artikel 7.1.3.2 Zuid-Hollandse Omgevingsverordening en artikel 5 Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland, bestaande uit de leggerkaart en de leggertekst
de normatieve diepte van het watervoerend deel van primair of secundair water tot waar het buitengewoon onderhoud moet worden uitgevoerd, en als zodanig is aangegeven op de leggerkaart
buis en bijhorende elementen onder of boven de grond waardoorheen of waarlangs iets wordt geleid
activiteit, niet zijnde een stortingsactiviteit op zee, inhoudende het brengen van stoffen, warmte, koude of water direct op een oppervlaktewaterlichaam, voor zover het gaat om de gevolgen van die stoffen, warmte of koude of dat water voor het watersysteem
activiteit inhoudende het brengen van stoffen, warmte, koude of water met behulp van een werk, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, in een zuiveringtechnisch werk in exploitatie bij een waterschap of een rechtspersoon die door het bestuur van een waterschap met de zuivering van stedelijk afvalwater is belast, voor zover het gaat om de gevolgen van die stoffen, warmte of koude of dat water voor het zuiveringtechnisch werk of het watersysteem
het punt waar door middel van een werk een lozingsactiviteit wordt verricht
bovenkant (hoogte) of oppervlak van natuurlijk of aangelegd terrein
maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 4.5 van de wet
buis waardoorheen kabels of leidingen voeren
deel van een oppervlaktewaterlichaam waarin door inrichting of ecologisch geoptimaliseerd beheer, of een combinatie daarvan, leefgebied is gecreëerd voor waterplanten en –dieren, waarmee verbetering van de waterkwaliteit en biodiversiteit wordt bevorderd, en dat als zodanig is aangegeven op de leggerkaart
norm die door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut is uitgegeven (laatste versie)
NEN die door het Europees Comité voor Normalisatie is vastgesteld (laatste versie)
NEN-EN die door de International Organization for Standardization is vastgesteld (laatste versie)
NEN die door de International Organization for Standardization is vastgesteld (laatste versie)
ander oppervlaktewaterlichaam dan een aangewezen oppervlaktewaterlichaam
gashoeveelheid bij 273,15 K en 101,3 kPa en betrokken op droge lucht
beschoeiing of damwand die wordt aangelegd in de oeverlijn om de oever tegen afkalving te beschermen
snijlijn van het water met de oever op het schouwpeil
de omgevingsvergunning op grond van deze verordening
de omgevingsvergunningplicht op grond van deze verordening
omgevingswaarde als bedoel in afdeling 2.3 van de wet
kunstwerk, niet zijnde een waterkering, oppervlaktewaterlichaam of bergingsgebied, dat dienstbaar is aan de functie of werking van een waterstaatswerk of het functioneren van het watersysteem
onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam
voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast
samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, en de bijbehorende bodem en oevers, alsmede flora en fauna
waterhuishoudkundige eenheid waar eenzelfde waterpeil geldt. Dit peil is vastgesteld in een peilbesluit
waterkering die dient als scheiding tussen polders of als scheiding tussen peilgebieden, en die als polderkade is aangegeven op de leggerkaart
realiseren onttrekken van grondwater van een kunstmatig grondwaterniveau dat lager ligt dan het omliggende grondwaterniveau voor het permanent drooghouden van civieltechnische en bouwkundige werken
door het Hoogheemraadschap van Delfland als zodanig geclassificeerd oppervlaktewaterlichaam dat een belangrijke transport- en bergende functie heeft; het dient als aan- en afvoerweg naar boezem- of poldergemalen, of er komen belangrijke inlaatconstructies op uit, of het verzorgt de afwatering van minimaal 50 hectare in landelijk gebied of minimaal 20 hectare in stedelijk gebied, of het levert een belangrijke bijdrage aan het waterkerend vermogen van een waterkering
waterkering die bescherming biedt tegen overstroming door water van een oppervlaktewaterlichaam waarvan de waterstand direct invloed ondergaat van hoge stormvloed en/of hoog water van een van de grote rivieren.
vrij te houden ruimte, boven, onder en naast een waterkering voor het blijvend kunnen realiseren van de functie van de waterkering, of toekomstige waterkering, en die als zodanig is aangegeven op de leggerkaart.
projectbesluit als bedoeld in afdeling 5.2 van de wet
regionaal waterprogramma als bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, van de wet
regionale waterkering als bedoeld in de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening
schouwpeil zoals vastgesteld in het peilbesluit
door het Hoogheemraadschap van Delfland als zodanig geclassificeerd oppervlaktewaterlichaam met een lokale transport- en ontwaterende functie, of dat zorgt voor een zekere drooglegging.
langwerpige smalle ontgraving in de grond
het aanleggen van kabels, leidingen of mantelbuizen door persen of boren
huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater
objecten die ter inrichting in publiek toegankelijke gebieden staan
strategische zoet grondwatervoorraad als bedoeld in Bijlage C bij het Regionaal waterprogramma
stroomgebiedsbeheerplan als bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder a, van de wet
snijlijn van de raaklijnen van het binnentalud van een waterkering en het horizontaal gelegen maaiveld aan de landzijde van de waterkering
activiteit inhoudende het geheel of gedeeltelijk ondoorlatend maken van het maaiveld
waterkering waarachter van nature gronden aanwezig zijn die ten minste een gelijke hoogte hebben als de buitenkruinlijn
het meestal droogstaande gebied aansluitend aan de buitenzijde van de waterkering
voorziening of werk voor de inzameling en het transport van afvalwater
beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk, lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk, wateronttrekkingsactiviteit of elke andere activiteit waarover in deze verordening regels zijn gesteld
waterbeheerprogramma als bedoeld in artikel 3.7 van de wet
vermogen van een waterkering om aan alle faalmechanismen te voldoen, overeenkomstig de veiligheidseisen
zeewering, dijken, kaden en andere kunstmatige of natuurlijke hoogten, onder welke benaming ook, die dienen tot kering van zee-, rivier-, boezem- of polderwater
een activiteit als bedoeld in hoofdstuk 5 of 6 van deze verordening
oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk
samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken
alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren, niet zijnde waterstaatswerken of zuiveringtechnische werken
Omgevingswet
primaire waterkering die beveiliging biedt tegen overstroming vanuit de zee en die als zodanig is aangegeven op de leggerkaart
werk voor het zuiveren van afvalwater dat geen zuiveringtechnisch werk is
werk voor het zuiveren van stedelijk afvalwater, in exploitatie bij een waterschap of gemeente, of een rechtspersoon die door het bestuur van een waterschap met de zuivering van stedelijk afvalwater is belast, met inbegrip van bij dat werk behorende werken voor het transport van stedelijk afvalwater, effluentleidingen daaronder begrepen, en toebehoren
C
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Sinds 2001 zijn gemeenten en, in voorkomend geval, rijk en provincies verplicht om, voorafgaand aan het nemen van een planologisch besluit, over de effecten van dat planologisch besluit op het watersysteem advies (de watertoets) te vragen aan de waterbeheerder. In de Delflandse praktijk speelt de compensatie van nieuw te realiseren verhard oppervlak (indien het voorgenomen planologisch besluit daarin voorziet), vanwege de versnelde afstroming van neergeslagen hemelwater die daarvan het gevolg is, in de watertoets een belangrijke rol.
Inherent aan een advies is dat het opvolgen ervan niet kan worden afgedwongen. Indien een ontwerp van een planologisch besluit niet, of in onvoldoende mate, voorziet in de door Delfland in het kader van de watertoets geadviseerde compensatie van te realiseren verhard oppervlak, staat hem slechts de weg van beroep op de bestuursrechter tegen het planologisch besluit open (en dan nog niet eens in alle gevallen). In de praktijk wordt in toenemende mate de behoefte gevoeld om de compensatie van nieuw te realiseren verhard oppervlak te kunnen afdwingen. Daartoe strekt de regeling in hoofdstuk 11.
Toename van verharding leidt tot een versnelde afvoer van hemelwater naar het oppervlaktewater. Hemelwater dat niet infiltreert, stroomt uiteindelijk af naar het oppervlaktewater – via het maaiveld of eventueel via een hemelwater- of rioleringsstelsel. Door het veranderende klimaat krijgen we bovendien in de toekomst vaker te maken met extreme neerslag. Er kunnen sneller en grotere peilstijgingen in het watersysteem optreden, waardoor er eerder wateroverlast kan ontstaan. Daardoor wordt in toenemende mate de behoefte gevoeld om de compensatie van de effecten van nieuw te realiseren verhard oppervlak op het watersysteem te kunnen afdwingen. Daartoe strekt de regeling in hoofdstuk 11.
Delfland ontleent de bevoegdheid om over dit onderwerp regels te stellen onder andere aan artikel 2.17 van de Omgevingswet. Hierin staan de waterschapstaken voor de fysieke leefomgeving omschreven. De kerntaak is het beheer van het regionale watersysteem. Het watersysteem is een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken. De Omgevingswet legt in de definitie ‘beheer van watersystemen’ de koppeling met de doelen: voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen (Bijlage 1 bij artikel 1.1 van de Omgevingswet). Deze doelen staan ook in artikel 1.2 van deze waterschapsverordening.
Delfland kan met het oog op de aan hem toebedeelde taak in de waterschapsverordening regels stellen over activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor het watersysteem. Het aanbrengen van verharding heeft gevolgen voor het watersysteem. Om die reden wordt een vergunningplicht ingesteld en eist Delfland dat de nadelige gevolgen voor het watersysteem van nieuwe verharde oppervlakken worden gecompenseerd.
Naast deze vergunningplicht geldt dat gemeenten (en in voorkomend geval Rijk en provincie) verplicht zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de effecten daarvan op het watersysteem. Deze verplichting volgt uit de instructieregels die zijn opgenomen in paragraaf 5.1.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Delfland kan in het kader van deze zogenoemde ‘weging van het waterbelang’ onder meer adviseren dat compenserende maatregelen moeten worden getroffen. In de weging van het waterbelang wordt naar het plangebied als geheel gekeken, hierdoor kan in sommige gevallen een andere opgave worden gesteld dan in de vergunning, die alleen van toepassing is voor de toename van verharding.
De compensatieplicht uit hoofdstuk 11 geldt alleen voor toenemende verharding en dus niet voor al bestaande verharding. Dat betekent dat een referentiesituatie nodig is. Delfland kiest voor een termijn van vijf jaar. Verharding die binnen vijf jaar na verwijdering wordt vervangen hoeft niet te worden gecompenseerd. Deze periode wordt ook door omliggende waterschappen gehanteerd.
Ook gemeenten kunnen in hun omgevingsplan regels stellen over compenserende waterberging bij aanleg van verhard oppervlak. Deze regels worden evenwel met een ander oogmerk gesteld. De regels van Delfland zien op de borging van de bergings- en afvoercapaciteit van het regionale watersysteem. De regels van de gemeente zien op de zorgtaak van de gemeente voor de doelmatige inzameling, het transport en de verwerking van afvloeiend hemelwater.
Onder de Omgevingswet is het mogelijk dat gemeente en waterschap over hetzelfde onderwerp regels stellen. Wel is het van belang bij de uitvoering van de regels te bezien hoe de gestelde eisen zich tot elkaar verhouden. Delfland hanteert daarbij het uitgangspunt dat de compenserende maatregelen niet cumulatief zijn. De door de gemeente en Delfland gevraagde maatregelen hoeven dus niet bij elkaar te worden opgeteld of naast elkaar te worden gerealiseerd. Dit volgt ook niet uit de regels in hoofdstuk 11. Als een en dezelfde compenserende maatregel beide doelen dient en als wordt voldaan aan de daaraan gestelde eisen, kan worden volstaan met die maatregel.
D
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In lijn met de hoofstukken over de andere categorieën van wateractiviteiten begint ook dit hoofdstuk met een aanwijzing van de wateractiviteiten – in hoofdstuk 11: verhardingsactiviteiten – die onder de reikwijdte van het hoofdstuk vallen. VooralsnogDit zijn alleen de grote infrastructurele werken behorende tot de droge waterstaat als zodanig aangewezen. Andere categorieën van verhardingsactiviteiten kunnen mettertijd aan de aanwijzing worden toegevoegd, bedrijventerreinen en daarmee onder de reikwijdte van hoofdstuk 11 worden gebrachtglastuinbouw.
Voor glastuinbouw geldt dat het realiseren van een hemelwateropvangvoorziening, zoals een bassin of silo, expliciet niet wordt aangemerkt als vergunningplichtige verhardingsactiviteit. Delfland wil hiermee ondersteunen dat tuinders zoveel mogelijk regenwater opvangen voor hun gietwaterbehoefte. Daarmee ondersteunt Delfland dat er minder grond- of oppervlaktewater wordt gebruikt als gietwater. Dat is in belang van Delfland vanwege duurzaam gebruik van grondwater en het huidige en toekomstige tekort aan zoetwater in periodes van droogte.
E
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Tezamen met artikel 11.1 vormt artikel 11.2 de kern van hoofdstuk 11. Kort gezegd komt die erop neer dat het verrichten van een verhardingsactiviteit die in artikel 11.1 als zodanig is aangewezen, verboden is, indien daarvoor geen omgevingsvergunning is verleend.
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn verhardingsactiviteiten die reeds zijn voltooid op het moment van inwerkingtreding en, onder voorwaarden, de vervanging van bestaande verhardingen.
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn, onder voorwaarden, de vervanging van bestaande verhardingen en verhardingsactiviteiten waarvoor de compensatie voor de toename van die verharding kleiner is dan 5 m3.
F
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De aanvrager om een omgevingsvergunning voor een (aangewezen) verhardingsactiviteit dient bij zijn aanvraag een compensatieplan over te leggen dat voldoet aan de vereisten die daaraan zijn gesteld in artikel 11.3. Die vereisten zijn in lijn met de criteria die Delfland hanteert in het kader van de watertoetsweging van het waterbelang bij voorgenomen planologische besluiten. Leidt toepassing van de vereisten tot een compensatie van minder dan vijf kubieke meter, dan hoeft bij de aanvraag om een omgevingsvergunning geenHet compensatieplan te worden overgelegdmoet actueel zijn. Vanzelfsprekend dient ervoor te worden gewaaktDit betekent dat initiatiefnemers door middel van het opknippen van hun verhardingsactiviteit encompensatieplan in overeenstemming is met de daarmee gemoeide compensatie onder de verplichting totverhardingsactiviteit, zoals die wordt aangevraagd. Verder mag het overleggen van een compensatieplan uitkomen (salamitactiek)niet ouder zijn dan drie jaar.
In het kader van de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt nagegaan of de compensatie overeenkomstig het bij die aanvraag overlegde plan toereikend is. Is dat het geval, dan wordt aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden dat het compensatieplan wordt uitgevoerd. In dat verband kan de verhardingsactiviteit ook voorwaardelijk worden vergund. Een dergelijke voorwaardelijk vergunning houdt in dat de verhardingsactiviteit pas mag worden verricht, als de compensatie is uitgevoerd.
G
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Zie toelichting op artikel 11.3.
Bij de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt nagegaan of de compensatiemaatregelen toereikend zijn voor de beoogde verhardingsactiviteit. Dit artikel bepaalt aan welke eisen de compensatiemaatregelen moeten voldoen.
Delfland houdt bij de bepaling van de omvang van de compensatie rekening met de eigenschappen van het peilgebied waarin de verharding plaatsvindt. Het principe is dat de toename in verharding niet leidt tot een extra peilstijging in maatgevende situaties voor extreme neerslag. Om dit te bepalen kan de ‘watersleutel’ (een door Delfland ontwikkelde rekentool) worden gebruikt. In overleg met Delfland kan, bijvoorbeeld voor grotere en complexe ontwikkelingen, een eigen hydrologisch model worden gebruikt. In de ‘Richtlijn compensatie verharding’ geeft Delfland uitgangspunten voor de wijze van compenseren.
De compensatiemaatregelen moeten zijn gebaseerd op het klimaatscenario dat Delfland op het moment van het opstellen van het compensatieplan hanteert. Dit klimaatscenario komt overeen met het klimaatscenario dat op dat moment in de ‘watersleutel’ wordt toegepast.
H
Na sectie 'Toelichting op artikel 11.4: Beoordelingsregels verhardingsactiviteit' wordt een sectie ingevoegd, luidende:
In dit artikel is een overgangsregeling opgenomen voor initiatiefnemers die concrete plannen voor verhardingsactiviteiten in voorbereiding hadden en daarbij geen rekening hebben kunnen houden met de vergunningplicht voor verhardingsactiviteiten op bedrijventerreinen en bij de glastuinbouw. Deze initiatiefnemers hebben wel een vergunning nodig, maar hoeven niet te voldoen aan de verplichting tot compensatie uit artikel 11.4. Zij moeten daarbij aantonen dat de verhardingsactiviteit in de periode 1 april 2020 - 1 september 2025 in voorbereiding was. Dit kunnen zij bijvoorbeeld aantonen met een ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning, een verleende omgevingsvergunning, een koopovereenkomst of een verleende subsidie die dateert uit die periode. Een gespreksverslag is onvoldoende bewijs. Delfland beoordeelt aan de hand van de overgelegde bewijsstukken of daadwerkelijk sprake was van een concreet plan. Verder geldt de eis dat de verhardingsactiviteit in die vijf jaar conform het omgevingsplan kon worden uitgevoerd.
Bij de beoordeling van een beroep op de overgangsregeling hanteert Delfland een integrale benadering. Alle percelen die onderdeel zijn van dat plan van een initiatiefnemer tellen mee. Wanneer gronden voor dat plan zijn aangekocht of voorbereidende werkzaamheden zijn gestart is niet van belang. Ook is niet relevant hoe lang grond al braak heeft gelegen, korter of langer dan vijf jaar. Het valt allemaal onder de overgangsregeling. Als een initiatiefnemer kan aantonen dat hij in de periode 1 april 2020 – 1 september 2025 een concreet plan had, hoeft geen compensatie plaats te vinden.
I
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Zie toelichting op artikel 11.3.
Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden. In dit artikel staan de voorschriften die onder andere aan de vergunning kunnen worden verbonden. Deze voorschriften betreffen de uitvoering van de compensatiemaatregelen. Het heeft de voorkeur dat de compensatiemaatregel voorafgaand aan de verhardingsactiviteit wordt uitgevoerd, tenzij dat om technische redenen niet mogelijk is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2025-19645.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.