Bekendmaking van het voornemen om een zakelijk recht van opstal te vestigen

De Hoge Raad heeft op 26 november 2021 het zogenaamde “Didam”-arrest gewezen. Dit arrest bevestigt dat overheden in Nederland bij een voorgenomen vestiging van een zakelijk recht op een onroerende zaak transparant moeten handelen en mededingingsruimte moeten bieden. Dit zodat iedere gegadigde kenbaar kan maken dat ook zij in aanmerking komt voor het vestigen van een zakelijk recht.

Voorgenomen vestiging zakelijk recht van opstal

Waterschap Rijn en IJssel (hierna: ”WRIJ”) heeft het voornemen om overeenkomstig artikel 5:101 BW een recht van opstal te vestigen met de nodige erfdienstbaarheden ten behoeve van ProRail B.V. op het perceel grond, kadastraal bekend gemeente Zutphen, sectie K, nummers 1398 en 964, beiden gedeeltelijk, groot circa 25 m², plaatselijk bekend Kanaalpad te Zutphen.

Motivering

Het vestigen van het zakelijk recht van opstal vindt plaats op verzoek van ProRail B.V. ten behoeve van de plaatsing van een hekwerk. Indien er een verzoek wordt gedaan door een mede overheidslichaam voor het inzetten van gronden voor projecten die in het algemeen belang worden uitgevoerd, is deze uitgifte vrijgesteld van mededingen.

Reactie

WRIJ zal drie weken na de datum van deze publicatie overgaan tot het sluiten van een overeenkomst tot het vestigen van een recht van opstal, tenzij zich voordien een andere partij als gegadigde meldt. Een schriftelijke reactie tegen dit voornemen kan gericht worden aan vastgoed@wrij.nl onder vermelding van het zaaknummer 279110.

 

Naar boven