Projectplan Waterwet Wijboschbroek

Hydrologisch en ecologisch herstel van de natte natuurparel

 

Inzagetermijn van 16 mei 2024 tot en met 27 juni 2024

 

Het Dagelijks Bestuur van het waterschap Aa en Maas heeft op 23 april 2024 het definitief Projectplan Wijboschbroek en bijbehorende Nota van Zienswijzen vastgesteld.

 

Maatregelen

Voor het herstel van de natte natuurparel Wijboschbroek worden op korte termijn een aantal maatregelen getroffen die gericht zijn op: vernatting van het gebied door het vasthouden van water en het zo veel mogelijk buiten houden van gebiedsvreemd water.

 

De volgende maatregelen aan waterstaatswerken worden beoogd:

  • -

    Verondiepen, dempen en afdammen van watergangen;

  • -

    Egaliseren van rabatten;

  • -

    Aanleg en vervanging van kunstwerken (m.n. stuwen);

  • -

    Opzetten streefpeilen oppervlaktewater in watergangen.

Inzage

Het definitief projectplan en de daarop betrekking hebbende stukken kunt u op werkdagen van 09.00-17.00 uur inzien op de volgende locatie:

  • Pettelaarpark 70, 5216 PP ’s-Hertogenbosch.

Het definitief projectplan en de daarop betrekking hebbende stukken zijn tevens als bijlage bij deze bekendmaking opgenomen. Meer informatie over het project vindt u op www.aaenmaas.nl/wijboschbroek.

 

Het ontwerp-projectplan en de daarop betrekking hebbende stukken hebben van 15 december 2023 tot en met 26 januari 2024 ter inzage gelegen. Er zijn tijdig zienswijzen ingediend. Deze zijn meegewogen bij de definitieve besluitvorming en hebben geleid tot beperkte wijziging van het projectplan. De indieners van een zienswijze zijn hierover geïnformeerd.

 

Beroep kan worden ingesteld tot en met 27 juni 2024.

 

Het beroepschrift wordt gericht aan rechtbank Oost-Brabant, sector bestuursrecht, Postbus 90125, 5200 MA ‘s-Hertogenbosch. Bij het indienen van een beroepschrift bent u griffierecht verschuldigd.

 

Het beroepschrift bevat tenminste:

  • -

    naam en adres indiener;

  • -

    dagtekening;

  • -

    een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht;

  • -

    de gronden van beroep (onderbouwing);

  • -

    uw handtekening.

Op dit besluit is de Crisis- en Herstelwet van toepassing. Dat betekent dat de belanghebbende in het beroepschrift moet aangeven welke beroepsgronden hij aanvoert tegen het besluit. Na afloop van de termijn kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Wij verzoeken belanghebbenden in het beroepschrift te vermelden dat de Crisis- en Herstelwet van toepassing is.

 

U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via:

 

https://mijn.rechtspraak.nl/keuze . Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden.

 

Uitvoering maatregelen

Het besluit treedt in werking, ook al wordt een beroepschrift ingediend. Dit betekent dat de maatregelen opgenomen in het projectplan kunnen worden uitgevoerd. Wilt u dit voorkomen, dan kunt u gelijktijdig of na het indienen van een beroepschrift een zogenaamde “voorlopige voorziening” vragen bij de Voorzieningenrechter van voornoemde rechtbank. Ook in dit geval bent u griffierecht verschuldigd. Een voorlopige voorziening is in feite het nemen van een tijdelijke maatregel, bijvoorbeeld het schorsen van het besluit gedurende de tijd die nodig is om het beroep te behandelen. Voorwaarde om zo’n voorlopige voorziening te vragen is, dat er sprake is van een spoedeisend belang.

 

Wij verzoeken u vriendelijk een afschrift van het beroep en/of het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te zenden aan het Dagelijks Bestuur van waterschap Aa en Maas, Postbus 5049, 5201 GA ’s-Hertogenbosch.

 

Wilt u meer weten?

Gelijktijdig met de bekendmaking (publicatie) liggen de stukken ter inzage. De inzagetermijn eindigt met het einde van de beroepstermijn.

 

Voor vragen kunt u contact opnemen met projectleider Peter Buster, bereikbaar op telefoonnummer 06-55 68 66 13 of per mail pbuster@brabant.nl. Ook kunt u contact opnemen met medewerker gebiedsontwikkeling Sjoerd Oomen, op telefoonnummer 06-22 28 57 94 of per mail soomen@aaenmaas.nl.

 

’s-Hertogenbosch, 16 mei 2024

 

PROJECTPLAN WATERWET

 

Op grond van artikel 5.4. van de Waterwet dient het waterschap voor wijzigingen aan of het aanleggen van waterstaatswerken een projectplan Waterwet op te stellen. De beoogde ontwikkeling in het natuurgebied Wijboschbroek bevat een aantal wijzigingen van waterstaatswerken. Zodoende is een projectplan Waterwet opgesteld om de maatregelen die ten grondslag liggen aan deze wijzigingen te omschrijven en toe te lichten. Het ontwerp-projectplan Waterwet Wijboschbroek heeft van 15 december 2023 tot en met 26 januari 2024 ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon eenieder een zienswijze indienen op het ontwerp-projectplan. In totaal zijn er 16 zienswijzen ingediend.

De wijzigingen die uit deze zienswijzen naar voren kwamen zijn verwerkt in het projectplan. Dit heeft geleid tot het definitieve projectplan Waterwet Wijboschbroek.

 

De Waterwet is per 1 januari 2024 onderdeel geworden van de Omgevingswet. Het ontwerp-projectplan Waterwet Wijboschbroek is vóór 1 januari 2024 ter inzage gelegd. Daarmee is de Waterwet nog van toepassing op het onderhavige projectplan. Op de eventuele aan te vragen vergunningen voor de uitvoering van de in het projectplan beschreven werkzaamheden is de Omgevingswet van toepassing.

 

Leeswijzer

 

Het ontwerp en projectplan Waterwet Wijboschbroek bestaat uit vier delen. In deel I wordt beschreven wat het waterschap gaat doen en hoe het werk wordt uitgevoerd. Deel II verantwoordt de redenen om het plan uit te voeren aan de hand van wet- en regelgeving, beleid en keuzes. Het vormt daarmee een onderbouwing van het in deel I omschreven werk. Deel III geeft informatie over de rechtsbescherming en de procedures. Tot slot bevat deel IV de rapporten en onderzoeken die van belang zijn voor het plan.

 

1 Deel I AANLEG OF WIJZIGING VAN WIJBOSCHBROEK

In dit eerste deel van het plan wordt de aanleiding van het project beschreven, de ligging en begrenzing van het plangebied getoond en worden de beoogde ingrepen behandeld. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de beschikbare gronden, de effecten van het plan en bijbehorende mitigerende maatregelen, de wijze van uitvoering en de te treffen voorzieningen om eventuele nadelige gevolgen tegen te gaan. Tot slot komen de gevolgen van het plan voor de legger en de wijze van samenwerking aan bod.

1.1 Aanleiding en doel

De natte natuurparel Wijboschbroek, gelegen tussen Schijndel en de Zuid-Willemsvaart, is een zeer bijzonder natuurgebied met hoge (potentiële) natuur- en landschapswaarden. Het is één van de weinig overgebleven (vochtige) leembossen in Nederland. De natuurkwaliteit in het Wijboschbroek is in de afgelopen jaren achteruitgegaan. De huidige vegetatie in het gebied is onderhevig aan verdroging, verruiging en verzuring. Daarnaast is de eigendomssituatie van de percelen versnipperd. Dit is nadelig voor de optimalisatie van het beheer van het natuurgebied. Er dient daarom te worden ingegrepen om de kwaliteit van de natuur- en landschapswaarden te verbeteren en het beheer van het gebied te vergemakkelijken.

 

In 2008 is al eerder onderzoek verricht naar de ontwikkeling van Wijboschbroek ter verbetering van de natuurkwaliteit, maar dit bleek destijds niet haalbaar te zijn. Wel zijn er in 2013 diverse maatregelen genomen ter vernatting van het gebied. Dit betreft de aanleg en vervanging van stuwen ter verhoging van het peil van het oppervlaktewater en de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vispassages in de Biezenloop. In 2018 is de ontwikkeling van Wijboschbroek opnieuw verkend, waaruit bleek dat de ontwikkeling dit keer wél kansrijk was. Dit is het begin van het onderhavige project Ontwerp en projectplan Waterwet Wijboschbroek.

 

Waterschap Aa en Maas is de initiatiefnemer van het project. Zij beoogt het gebied ecologisch en hydrologisch te herstellen en hanteert twee hoofddoelstellingen voor het project:

  • 1.

    Het creëren van de benodigde hydrologische en ecologische omstandigheden voor de natuurdoelstellingen (Natuurbeheerplan) binnen de natte natuurparel.

  • 2.

    Het streven naar hydrologisch en ecologisch herstel van de gehele natte natuurparel, via realisatie van nieuwe natuur.

In 2019 heeft Waterschap Aa en Maas een samenwerkingsovereenkomst gesloten met provincie Noord-Brabant waarin afspraken zijn gemaakt over het herstel en de verbetering van het Wijboschbroek. Deze afspraken zorgen ervoor dat de twee hoofdoelstellingen van het project behaald kunnen worden.

 

In 2021 heeft Sweco een onderzoek uitgevoerd naar mogelijke maatregelen voor herstel van natuurwaarden ‘Onderzoek Watersysteem Natte Natuurparel Wijboschbroek’. Dit onderzoek geeft zicht op de te nemen ‘korte- en lange termijn’-maatregelen voor het ecologisch en hydrologisch herstel van de natte natuurparel. In onderliggende projectplan Waterwet zijn alleen de ‘korte termijn’-maatregelen opgenomen. Niet alle (‘korte- en lange termijn’-) maatregelen kunnen in één keer worden uitgevoerd, omdat er kwetsbare soorten in het gebied aanwezig zijn. De impact van de ‘korte termijn’-maatregelen dient eerst gemonitord te worden alvorens er een aanvullende set ‘lange termijn’-maatregelen wordt uitgevoerd.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het Wijboschbroek is gelegen tussen Schijndel en de Zuid-Willemsvaart en omvat circa 545 ha.

Het plangebied betreft de Natte Natuurparel (NNP) Wijboschbroek en enkele omliggende percelen. Het plangebied bevindt zich volledig binnen gemeente Meierijstad.

 

Het noordelijk deel van het plangebied wordt begrensd door de Zuid-Willemsvaart. In het oosten begrenst de A50 het plangebied, in het zuiden agrarische bedrijven in het buitengebied van Schijndel en in het westen de woningen aan de Houtertsedijk. Binnen het gehele plangebied vinden op specifieke locaties maatregelen plaats om de gestelde hoofddoelstellingen te behalen.

Deze maatregelen worden in paragraaf 1.3 besproken.

 

In figuur 1 is de begrenzing van Natte Natuurparel weergegeven. In figuur 2 is de exacte begrenzing van het plangebied te zien.

 

Figuur 1 Begrenzing Natte Natuurparel Wijboschbroek met de verschillende deelgebieden; Liekendonk , De Prekers en Wijboschbroek

 

Figuur 2 Plangebied in relatie tot begrenzing NNP (plangebied is aangegeven met de rode lijn en de NNP met de groene lijn).

1.3 Beschrijving van de waterstaatswerken

In deze paragraaf worden alle beoogde maatregelen aan waterstaatswerken besproken. Ook komen de overige te nemen maatregelen aan bod. Tot slot komt de opgave voor het aanleggen van een natuurvriendelijke oever (NVO) aan bod.

 

1.3.1 Maatregelen aan waterstaatswerken

 

Om verdroging, verruiging en achteruitgang van de biodiversiteit in het Wijboschbroek tegen te gaan, worden er een aantal (hydrologische) maatregelen beoogd. Het betreffen maatregelen voor zowel de waterstaatswerken als de overige werken. De maatregelen zijn opgedeeld in ‘korte en lange termijn’-maatregelen (Onderzoek Watersysteem Natte Natuurparel Wijboschbroek; Sweco, 2021). In dit projectplan Waterwet zijn alleen de ‘korte termijn’-maatregelen opgenomen, omdat de ‘lange termijn’-maatregelen op een later moment zullen plaatsvinden. De maatregelen zijn terug te vinden op de overzichtstekeningen en profielen in Bijlage 1 en zijn verder uitgewerkt in de Hydrologische onderbouwing in Bijlage 2.

 

Voor het herstel van de natte natuurparel worden op korte termijn een aantal maatregelen getroffen die gericht zijn op: (1) vernatting van het gebied door het vasthouden van water en (2) het zo veel mogelijk buiten houden van gebiedsvreemd water. De volgende maatregelen aan waterstaatswerken worden beoogd:

  • Verondiepen van watergangen;

  • Dempen van watergangen;

  • Afdammen van watergangen;

  • Egaliseren van rabatten;

  • Aanleg en vervanging van kunstwerken;

  • Opzetten van peilen.

Daarnaast wordt een overige maatregel beoogd, namelijk:

  • Afgraven percelen.

In Figuur 3 t/m 5 zijn de maatregelen inzichtelijk gemaakt. De maatregelen hebben zowel betrekking op de A-watergangen en B-watergangen in het gebied als ook de C-watergangen (die niet op de legger staan). De waterlichamen die zijn opgenomen in de legger worden in deze paragraaf beschreven. De toelichting op alle maatregelen is opgenomen in hoofdstuk 3 van Bijlage 2 (Hydrologische onderbouwing). Voor de maatregelen aan C-watergangen wordt nog in overleg gegaan met de desbetreffende eigenaren.

 

C-watergangen staan niet op de legger. Het betreft detail-/perceelontwatering. Een C-watergang is formeel gezien geen waterstaatkundig werk en dient daarom niet verplicht te worden omschreven in het projectplan. In dit projectplan is ervoor gekozen om de C-watergangen en de beoogde maatregelen/optimalisaties wél op te nemen in het plan, omdat hiermee een volledig beeld ontstaat van de maatregelen die tot in de haarvaten (tot en met de detailontwatering) van het watersysteem worden beoogd.

 

Verder ligt er op een twintigtal percelen binnen het projectgebied een ‘Nieuwe Natuur’-opgave.

De invulling van deze percelen is terug te vinden in Bijlage 1 en wordt meegenomen in de uitvoering. Vijf percelen dienen te worden afgegraven om zo de beoogde natuurambitietypen te kunnen behalen. De locaties waar de afgravingen plaats vinden zijn ook in figuur 3 t/m 6 weergegeven.

 

Figuur 3 Maatregelen in deelgebied Noordwest

 

Figuur 4 Maatregelen in deelgebied De Prekers

 

Figuur 5 Maatregelen in deelgebied Midden

 

Figuur 6 Maatregelen in deelgebied Zuidoost

 

Verondiepen

Verschillende waterlichamen worden verondiept, dat wil zeggen minder diep gemaakt. Hierdoor kan het (grond)water verder opbollen richting maaiveld, maar kan er nog wel gestuurd worden op de eventuele afvoer van water. Daarbij wordt het water ook (vanwege de minder snelle afvoer) langer vastgehouden in het gebied, waardoor het water kan infiltreren. Op die manier wordt beoogd het gebied natter te maken en verdroging in het gebied tegen te gaan. De watergangen 2031360 en 2031370 (NW_1) in het noordwesten worden verondiept. In deelgebied De Prekers en in het midden zijn dit de A- watergangen 2172170 en 2172190 (PR_3) en B-watergangen 05153 en 00015 (MID_3). Verder worden er in het middengebied ook nog een aantal C-watergangen verondiept (zie Bijlage 2).

 

Watergang

Maatregel

Categorie

Maatregel

2031360

NW_1

A-watergang

Bodem ophogen met 50 cm

2031370

NW_1

A-watergang

Bodem ophogen met 50 cm

2172170

PR_3

A-watergang

Bodem ophogen met 20 cm

2172190

PR_3

A-watergang

Bodem ophogen met 20 cm

05153

MID_3

B-watergang

Bodem ophogen met 20 cm

00015

MID_3

B-watergang

Bodem ophogen met 20 cm

 

Dempen

Naast verondiepen worden ook verschillende watergangen gedempt. De watergangen worden dichtgegooid met grond om te zorgen dat er geen water meer door de watergang kan stromen. Hiermee wordt meer gebiedseigen water (neerslag) vastgehouden in het gebied. Dit zorgt ervoor dat (grond)water verder kan opbollen richting het maaiveld. Op deze manier zorgt het dempen van de watergangen ervoor dat de omliggende gebieden natter worden en er minder kans op verdroging ontstaat. Watergang 20231340 (NW_2) in het noorden van het plangebied wordt gedempt.

Verder worden er in de noordwesthoek en in het middengebied ook nog een aantal C-watergangen/kavelsloten gedempt (zie Bijlage 2).

 

Watergang

Maatregel

Categorie

Maatregel

2031340

NW_2

A-watergang

Dempen

 

Afdammen

Een aantal watergangen wordt afgedamd. Dit wil zeggen dat er een gronddam in de watergang wordt aangebracht waardoor de doorvoer van water niet meer plaats kan vinden. Door het afdammen wordt het water aan de zuidkant van het gebied omgeleid en wordt gebiedsvreemd water (met mogelijk schadelijke stoffen) buiten het gebied gehouden. Hierdoor wordt aantasting van de natuurlijke vegetatie in het landschap voorkomen. Deze maatregelen vinden met name plaats aan de zuidkant van het plangebied, om te voorkomen dat gebiedsvreemd water afwatert (door het plangebied heen) op de Biezenloop. Het betreft de maatregelen PR_13, MID_5 en ZO_6.

 

Egaliseren van rabatten

Op een tweetal locaties worden de bestaande rabatten geëgaliseerd. Het afvlakken van deze rabatten zorgt ervoor dat het grondwater verder kan opbollen richting maaiveld en verdroging wordt tegengegaan. Het betreft maatregelen NW_6 en NW_10.

 

Aanleg en vervangen van kunstwerken

Alle eerder benoemde ingrepen hebben tot gevolg dat niet alle bestaande kunstwerken meer kunnen voldoen aan hun functie. Daarom worden er ook maatregelen getroffen aan bestaande kunstwerken en worden er waar nodig nieuwe kunstwerken gerealiseerd. Om de waterdoorvoer te garanderen wordt een deel van de bestaande duikers, waarvan de capaciteit ontoereikend is, vervangen door een grotere maat. Ook worden er een aantal duikers verwijderd op de plekken waar er geen doorstroming meer is gewenst en worden duikers op hoogte gelegd op plaatsen waar de watergangen worden verondiept. Daarnaast worden op een aantal locaties afsluiters geplaatst, zodat het water binnen het gebied blijft. Tevens worden er nog een aantal nieuwe stuwen geplaatst die water vasthouden binnen het gebied en ervoor zorgen dat het peil kan worden opgezet.

 

Verhogen van de peilen

Uitgangssituatie

In het ontwerp zijn de streefpeilen, peilopzetten en stuwstanden vastgelegd. In de uitgangsituatie hebben alle stuwen het streefpeil zoals vastgesteld in de legger van waterschap Aa en Maas.

Sinds 2018 wordt op sommige stuwen echter anders gestuurd, om meer water vast te houden voor de omgeving gedurende droge perioden. Dit wordt gedaan volgens de conserveringsmarge die hiervoor is vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van het waterschap. Omdat deze peilen sinds 2018 worden gehanteerd zijn deze samen met de maatregelen meegenomen in het model voor de ontwerpsituatie. Op deze manier wordt de volledige eindsituatie in beeld gebracht. In tabel 1 staat een overzicht van de stuwen waarop het streefpeil is aangepast na 2018 (en welke is overgenomen in het model voor de ontwerpsituatie).

 

Code

Stuwstand voor 2018

[mNAP]

Streefpeil zomer na 2018

[mNAP]

Streefpeil winter na 2018

[mNAP]

Streef-

debiet zomer

[m3/s]

Streef-

debiet winter

[m³/s]

217STG

0,04

0,01

217AA

6,55

6,7

6,7

217AC

7,1

7,24

7,24

217A

6,1

6,3

6,3

217KAN

7,38

7,55

7,55

217E

8,6

8,7

8,65

217FA

9

9,2

9,2

217GDW

8,5

0,8

0,015

Tabel 1 Stuwen met conserveringsmarge

 

De locatie van deze stuwen is weergegeven in figuur 7. Bij twee stuwen (217STG en 217GDW) wordt gestuurd op debiet en niet op peil.

 

Figuur 7 Stuwen op primaire watergangen binnen en rond NNP Wijboschbroek

 

Beoogde situatie

In de noordwesthoek worden er twee stuwen geplaatst in watergang 2031370 en 2031360. Eén op circa 100 meter vóór de instroom in de duiker 2030261 (bereik 5,8-6,5 mNAP, streefpeil 6,00 mNAP, maatregel NW_1) en één halverwege op de overgang van watergang (bereik 6,0-6,8 mNAP, streefpeil 6,5 mNAP, maatregel NW_1). In de bermsloot langs de Zuid-Willemsvaart worden ook twee stuwen geplaatst (maatregel NW_4). Hiermee kan water langer vastgehouden worden in de bermsloot.

We stellen een stuwbereik voor van 5,6-6,4 mNAP (stuwstand 5,8 mNAP) en 5,6-6,8 mNAP (stuwstand 5,6 mNAP). De huidige peilen in de bermsloot blijven gehanteerd. Ook langs de Steeg wordt een nieuwe stuw geplaatst (bereik 6,2-7,0 mNAP, stuwstand 6,2 mNAP, maatregel NW_5).

Met deze stuw kan het peil in de toekomst opgezet worden in de sloten ten oosten van de Steeg.

Het advies is dit pas na 5 jaar en na afstemming met FLORON te doen, in verband met de lopende herstelplannen en aanwezigheid van bijzondere vegetatie ten oosten van de Steeg.

 

In deelgebied De Prekers wordt ten zuiden van de sifon onder de Zuid-Willemsvaart een nieuwe stuw in de Biezenloop geplaatst. Hiermee kan het peil in de Biezenloop ter hoogte van deelgebied

‘De Prekers’ opgezet worden (maatregel PR_1). Het huidige streefpeil van 6,1 mNAP wordt verhoogd naar 6,5 mNAP. De peilopzet werkt ook door in de Steegse Loop. In twee verzamelsloten langs de Steegse Loop worden ook nieuwe stuwen geplaatst (maatregelen PR_5 en PR_7). De stuwstanden worden beiden ingesteld op 6,6 mNAP zodat terugstroom van water vanuit de Steegse Loop naar het gebied wordt voorkomen. De peilopzet dient hier echter pas na enkele jaren te worden uitgevoerd, afhankelijk van de monitoringsresultaten en de effecten op de kwetsbare soorten in de Prekers.

 

In het midden en het oosten van het plangebied worden ook nog enkele stuwen geplaatst. Door vaste stuwen te plaatsen in B-watergangen 05153, 00015 en 04190 wordt voorkomen dat bij peilopzet van de Biezenloop water terug het gebied in stroomt (maatregel MID_2). Het overloopniveau van deze stuwen wordt 7,4 mNAP. In de Martenmanshurk Loop wordt een automatische stuw geplaatst (maatregel MID_11). Hiermee wordt een peil van 7,6 mNAP gehanteerd. Daarnaast wordt er, om voldoende verhang te realiseren in de nieuwe wateraanvoer route, een stuw geplaatst ten noorden van de Veghelsedijk (maatregel ZO_9). Het bereik van deze stuw wordt 7,6 mNAP tot 8,0 mNAP waarbij een peil van 7,8 mNAP wordt gehanteerd.

 

Tot slot worden er vier bestaande stuwen geautomatiseerd, zoals in de tabel hieronder is te zien.

 

Kunstwerk

Maatregel

Categorie

Maatregel

Peilopzet

217AA

PR_9

Stuw

Automatiseren

6,70 mNAP

217B

PR_4

Stuw

Automatiseren

7,10 mNAP

217PKD

MID_1

Stuw

Automatiseren

7,30 mNAP

217C

ZO_1

Stuw

Automatiseren

7,65 mNAP

 

1.3.2 Overige maatregelen

 

Afgraven percelen

Onderzoekcentrum B-WARE heeft een tweetal bodem- en hydrochemisch onderzoeken

(Onderzoek natuurpotenties ‘t Wijboschbroek, 2021 en Aanvullend bodemonderzoek natuurpotenties ’t Wijboschbroek, 2023) uitgevoerd om de natuurpotenties en geschikte inrichtingsmaatregelen voor een deel van de percelen binnen het projectgebied in kaart te brengen. Om nieuwe natuur te realiseren en de daarbij behorende natuurambitietypen te behalen, wordt een vijftal percelen afgegraven. Door de bovenste laag af te graven wordt de grootste concentratie fosfaten verwijderd en is de ontwikkeling van de beoogde natuurambitietypen haalbaar. Er wordt bij deze percelen tot onder de GHG in de uitgangssituatie afgegraven. Dit resulteert in een absolute daling van de GHG.

Ten opzichte van het nieuwe maaiveld neemt de GHG juist toe (zie ook Bijlage 2 voor verdere uitleg). Op deze locaties komt volgens de modelberekeningen in grote delen van de maanden december tot en met maart water op het maaiveld te staan. De positieve effecten van het verwijderen van de fosfaten wegen zwaarder dan de eventuele negatieve effecten van de GHG-daling. Het ontgronden van percelen is niet Waterwet-plichtig, maar dient de reguliere procedure te doorlopen. Echter om een compleet beeld te geven van de ingrepen, zijn de maatregelen derhalve in het onderhavige projectplan benoemd.

 

Perceel

Maatregel

Maatregel

Diepte

1

NW_3

Afgraven

15-20 cm

6

PR_8

Afgraven

15-20 cm

13

PR_10

Afgraven

20 cm

16

MID_7

Afgraven

30 cm

19

NW_11

Afgraven

15 cm

 

1.3.3 Natuur Vriendelijke Oever (NVO)

 

Op een deel van de Biezenloop ligt een NVO-opgave (NVO: (zwak) gebufferde sloten op minerale bodem (M1a) – Verweven). De aanleg van de NVO is een inrichtingsmaatregel ten behoeve van het behalen van de KRW-doelstellingen. De verdere uitwerking van de NVO dient nog plaats te vinden en loopt parallel aan de uitwerking van de ‘korte termijn’-maatregelen. Voor het creëren van een robuuste NVO is een talud van 1:7 wenselijk en is dan ook het uitgangspunt bij de verdere uitwerking.

Omdat op het moment van schrijven nog niet inzichtelijk is of een talud van 1:7 overal haalbaar is, is er in het hydrologisch model gerekend met een talud 1:3 (minimaal talud benodigd voor het ontwikkelen van een NVO). Bij de verdere uitwerking dient er nog een aanvullende hydrologische berekening te worden uitgevoerd. De mogelijke effecten (uitstraling grondwater) van de NVO ter hoogte van de woningen aan de Lobbenhoef worden meegenomen in de mitigerende maatregelen, zodat de aangrenzende bewoners geen overlast ondervinden. Het maximale ruimtebeslag van de NVO staat aangegeven op tekening en het principeprofiel is opgenomen in Bijlage 8.

1.4 Beschikbaarheid gronden

De initiatiefnemer van het beoogde plan is Waterschap Aa en Maas. Waterschap Aa en Maas werkt sinds 2018 aan de doelstelling ‘het realiseren van nieuwe natuur (NNB)’. Als trekker van het gebiedsproces heeft het waterschap in overleg met Groen Ontwikkelfonds Brabant een grondverwervingsproces opgestart. Tijdens dit verwervingsproces heeft een goede samenwerking plaatsgevonden met diverse gebiedspartners, namelijk Staatsbosbeheer, gemeente Meijerijstad, provincie Noord-Brabant en ZLTO. Een groot gedeelte van de gronden met de nieuwe natuur-opgave is verworven. Circa 30 hectare is beschikbaar voor de realisatie van nieuwe natuur. Op het moment van het schrijven van dit projectplan Waterwet is een verwervingstraject met enkele eigenaren van particuliere percelen, waar wordt beoogd nieuwe natuur te ontwikkelen, nog gaande.

 

Naast de verwervingsopgave van nieuwe natuur is in het gebiedsproces door de betrokken partijen ook afgesproken dat het waterschap percelen met bestaande natuur aankoopt. Daarmee beoogt zij het natuurgebied meer aaneengesloten te kunnen maken, wat zowel de biodiversiteit als het onderhoud ten gunste komt. In dat licht heeft zij een aantal bestaande natuur percelen in particuliere eigendom aangekocht. Ook heeft het waterschap een kavelruil opgezet. Met deze kavelruil bood Waterschap Aa en Maas eigenaren van bestaande natuur in de kern van het gebied de mogelijkheid om te ruilen naar bestaande natuur aan de rand van het gebied. Onderstaande kaart (figuur 8) toont het plangebied en de eigendommen van Waterschap Aa en Maas (blauw).

 

De gronden met nieuwe natuurontwikkeling worden -nadat ze zijn ontwikkelt- middels gelijkberechtiging van de hand gedaan.

 

Figuur 8: Verbeelding eigendomssituatie binnen het plangebied.

De rode omlijning geeft de begrenzing van de Natte Natuurparel aan. De blauwe percelen zijn in eigendom van Waterschap Aa en Maas.

1.5 Effecten van de beoogde maatregelen

Aan het ontwerp ligt ook een hydrologische onderbouwing ten grondslag waarbij inzicht wordt gegeven in de te verwachte effecten van de beoogde maatregelen die worden genomen in het gebied (zie Bijlage 2). Hieruit blijkt dat de maatregelen positieve effecten hebben op de natuurwaarden in het gebied. Uit het onderzoek blijkt echter ook dat enkele percelen mogelijk negatieve gevolgen van de maatregelen kunnen ondervinden. Daarom worden voorafgaand aan de uitvoering van het plan mitigerende maatregelen getroffen om deze verwachte negatieve effecten te matigen of zelfs te voorkomen. Deze maatregelen komen in paragraaf 1.5.2 verder aan bod.

 

1.5.1 Verwachte positieve effecten

 

De beoogde maatregelen op korte termijn zijn erop gericht het gebied te vernatten en hebben daarmee een stijging van het (grond)waterpeil tot gevolg. Daarnaast wordt met de beoogde maatregelen gebiedseigen water (neerslag) langer vastgehouden. Dit faciliteert het behoud en herstel van de natte natuurparel en kan leiden tot terugkeer van de oorspronkelijk natuurlijke vegetatie van het landschap. Er is bij de maatregelen uiterste zorg voor de bestaande bijzondere vegetatie, met name in het midden van het plangebied (deelgebied De Prekers en deelgebied Midden).

De waterstijging van de ‘korte termijn’-maatregelen is middels berekeningen afgestemd op een zo minimaal mogelijk effect op de groeiplaats van aanwezige bijzondere soorten in het gebied.

 

Aanvullend wordt gebiedsvreemd water buiten het gebied gehouden, waardoor de natuurlijke vegetatie in het landschap niet wordt aangetast. Het gebiedsvreemd water kan namelijk een andere samenstelling aan stoffen bevatten, die schadelijk voor de inheemse vegetatie kunnen zijn. Door het gebiedsvreemd water buiten te houden wordt dus een ecologisch herstel van het Wijboschbroek gefaciliteerd. De effecten zoals weergegeven in Figuur 9 t/m 11 zijn de effecten ten op zichtte van de streefpeilen zoals opgenomen in de legger inclusief de conserveringsmarge die in 2018 door het Dagelijks Bestuur is vastgesteld (zie ook paragraaf 1.3.1, onder het kopje’ Verhogen van de peilen’).

 

In figuur 9 is het effect van het maatregelenpakket op de gemiddeld hoogste freatische grondwaterstand (GHG) weergegeven. In delen van het Wijboschbroek neemt de GHG toe als gevolg van de hydrologische maatregelen. De peilverhogingen in de A- en B-watergangen en in het detailwatersysteem zorgen ervoor dat er minder water uit het gebied wordt afgevoerd tijdens de wintermaanden (GHG).

 

Figuur 9 Freatisch effect (m) van de DO-maatregelen op de GHG (2010-2020)

 

In figuur 10 zijn de effecten van de maatregelen op de gemiddeld freatische voorjaars grondwaterstand (GVG) weergegeven. De grondwaterstandsveranderingen in het voorjaar komen sterk overeen met de effecten tijdens de wintermaanden. De veranderingen in de GVG zijn over het algemeen een fractie kleiner dan de effecten op de GHG.

 

Figuur 10 Freatisch effect (m) van de DO-maatregelen op de GVG (2010-2020)

 

In figuur 11 zijn de effecten op de freatisch gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) weergegeven. Dit geeft een beeld van de effecten tijdens de zomermaanden. Uit de berekeningen blijkt dat voornamelijk de maatregelen in de A- en B-watergangen in het Wijboschbroek invloed hebben op de grondwaterstanden, terwijl aanpassingen aan de sloten en greppels in het detailwatersysteem nauwelijks invloed hebben. Dit komt omdat tijdens de zomermaanden sloten en greppels droogvallen en peilveranderingen en/of het verondiepen geen invloed hebben op de grondwaterstand. De A- en

B-watergangen daarentegen zijn jaarrond watervoerend. Peilverhogingen leiden dan tot grondwaterstandsverhogingen langs de waterlopen.

 

Figuur 11 Freatisch effect (m) van de DO-maatregelen op de GLG (2010-2020)

 

Daarnaast vinden er ook nog (geringe) effecten plaats onder de leemlaag, deze kaartjes zijn terug te vinden in Bijlage 2.

 

Ook de overige ‘korte termijn’-maatregelen, het creëren van nieuwe natuur, draagt bij aan het ecologisch herstel van het gebied. Het afgraven van een deel de verkregen percelen faciliteert een versnelde afvoer van fosfaten, doordat de fosfaten direct uit de bodem worden verwijderd.

Dit stimuleert een versnelde ontwikkeling van de beoogde natuurambitietypen voor de verschillende percelen. De beoogde ‘korte-termijn’-maatregelen hebben dus een positief effect op de ecologische kwaliteit van het gebied en dragen bij aan het ecologisch herstel en behoud van de natte natuurparel. Verdere uitwerking met betrekking tot de doelrealisatie in het gebied is terug te vinden in Bijlage 2.

 

Ook de ontwikkeling van de NVO draagt bij aan het hydrologisch- en ecologisch herstel in het gebied. De waterkwaliteit van de Biezenloop zal toenemen en een vierde vispassage zorgt voor een groot leefgebied van verschillende soorten.

 

1.5.2 Te mitigeren verwachte negatieve effecten

 

Uit het hydrologisch rapport (Bijlage 2) blijkt dat op enkele locaties ook negatieve effecten worden verwacht. Deze specifieke effecten en de beoogde maatregelen om deze te mitigeren, worden hieronder besproken. Bij deze mitigerende maatregelen is niet alleen rekening gehouden met de effecten van de ‘korte termijn’-maatregelen, maar ook (vooruitlopend op het bereik van het onderhavige projectplan) met de effecten van de ‘lange termijn’-maatregelen.

 

Ter plaatse van sommige bebouwing in het gebied nemen de grondwaterstanden toe. In het programma Water en Riolering (PWR) staat een geadviseerde ontwateringsdiepte voor nieuwbouw in de gemeente. Deze ontwateringsdieptenorm van 0,7 m-mv is gebruikt als richtlijn voor het verkennen van locaties en vereisten (afvoerdebieten) van mitigerende maatregelen in en rondom de natte natuurparel het Wijboschbroek. Bij de huizen langs de Lobbenhoef (langs de Biezenloop, Lobbenhoef 9, 10 en 10a) wordt de norm van 0,70 m-mv overschreden bij doorrekening van de definitieve ontwerpmaatregelen. Hier wordt voorgesteld om een mitigerende maatregel toe te passen, bijvoorbeeld de aanleg van drainagebuizen of het creëren van een apart peilvak. De gesprekken met de bewoners over de ontwateringsdiepte en de mogelijke mitigerende maatregelen moeten nog plaatsvinden, maar vinden in ieder geval plaats vóór de uitvoering van het project. Hierbij zal er sprake zijn van maatwerk waarbij voor ieder perceel een dossier wordt opgesteld. Hierin wordt met iedere bewoner overlegd wat de beste oplossing is, waarbij ook rekening wordt gehouden met de effecten van de ‘lange termijn’- maatregelen, zodat de mitigerende maatregelen ook in de toekomst toereikend zijn. De aanleg van de mitigerende maatregelen op de percelen langs de Lobbenhoef wordt bekostigd door het Waterschap Aa en Maas. Bij de twee overige percelen met bewoning (Lobbenhoef 12 en Haagsebosch 6) vindt er bij de ‘korte termijn’-maatregelen geen effecten plaats. Mogelijk dat bij deze percelen bij de ‘lange termijn’-maatregelen wel effecten zullen optreden. Hier wordt in de volgende fase van het project, met de uitwerking van de ‘lange termijn’-maatregelen, een dossier opgesteld met de bewoners om naar de juiste oplossing te zoeken. Dit valt buiten het bereik van dit onderhavige projectplan Waterwet.

 

Aanvullend blijkt uit het onderzoek dat de hogere grondwaterstand binnen het gebied ook voor wateroverlast kan zorgen voor de landbouwpercelen ten zuidoosten van het natuurgebied (inundatie, zie hoofdstuk 5.2 in Bijlage 2). Uit voorzorg worden daarom ook al tijdens de uitvoering van het project mitigerende maatregelen getroffen bij deze percelen. De watergangen in het gebied worden namelijk geschoond en aangemerkt als B-watergang (met schouw). Op dit moment zijn het nog C-watergangen. Verder wordt er nog een extra stuw, een duiker en een afsluiter geplaatst om zo op de juiste momenten water vast te houden of juist af te voeren om zo schade door droogte of juist vernatting zo veel mogelijk te voorkomen.

 

Tot slot kan de hogere grondwaterstand ervoor zorgen dat het Wijboschbroek in de winter minder toegankelijk is voor recreatie. Door het vernatten van het natuurgebied kunnen er drassige gebieden ontstaan. Dit kan ervoor zorgen dat sommige gebieden ontoegankelijk worden in bepaalde periodes of dat onderhoud lastig wordt. Hier dient tevens rekening mee te worden gehouden bij het uitvoeren van beheerwerkzaamheden.

1.6 Wijze waarop het werk zal worden uitgevoerd

1.6.1 Proces

 

Middels het ontwerp-projectplan Waterwet Wijboschbroek is het Voorlopig Ontwerp inclusief de bijbehorende maatregelen vastgesteld. De zienswijzen hebben tot enkele wijzigingen in het Voorlopig Ontwerp geleid. Daarnaast zijn er middels ambtshalve wijzigingen enkele aanpassingen, te weten waterstaatkundige wijzigingen met geringe effecten voor de omgeving, doorgevoerd in het Voorlopig Ontwerp. Deze wijzigingen hebben uiteindelijk tot het Definitieve Ontwerp geleid.

 

Er is voor de zekerheid gekozen het projectplan Waterwet nog vóór 1 januari 2024 vast te laten stellen, omdat het nog onzeker is hoelang een soortgelijk proces (projectbesluit) onder de Omgevingswet duurt. Op die manier beoogt Waterschap Aa en Maas tijdig te kunnen beginnen met het ecologisch herstel van het belangrijke natuurgebied, wat essentieel is voor het behoud van de belangrijke natuurwaarden. Wanneer het definitief projectplan Waterwet is vastgesteld en alle aanvullende onderzoeken zijn uitgevoerd, kan er worden gestart met het hydrologisch en ecologisch herstel van de Natte Natuurparel Wijboschbroek.

 

1.6.2 Werkmethode

 

Dit project wordt uitgevoerd aan de hand van de RAW-bestek (de standaard bestekssystematiek in de Grond-, Weg- en Waterbouw) met de bijbehorende documenten en tekeningen. Het werk bestaat hoofdzakelijk uit:

  • Graven, dempen, afdammen en verondiepen van de watergangen (voor het dempen, afdammen en verondiepen wordt grond van buiten het gebied aangevoerd);

  • Egaliseren van rabatten;

  • Verwijderen van ongewenste soorten (zoals de Canadese kornoelje);

  • Afgraven van het maaiveld ten behoeve van de ontwikkeling van ‘Nieuwe Natuurlocaties’ en afvoeren van de vrijgekomen (fosfaatrijke) grond;

  • Ontwikkelen van ‘Nieuwe Natuurlocaties’ door het gedeeltelijk bijplanten of volledig opnieuw aanplanten van (delen van) de percelen;

  • Vervangen, automatiseren en aanbrengen kunstwerken (stuwen, duikers en afsluiters);

  • Afwerken van het terrein.

De exacte uitvoering van de werkzaamheden wordt bepaald door de aannemer. Dit is afhankelijk van het beschikbare materieel en personeel van de aannemer. Wel liggen hierbij de uitkomsten van de verrichtte aanvullende onderzoeken, de RAW-bestek en de (nog op te stellen) uitvoeringsstrategie ten grondslag. Er dient te worden begonnen met de uitvoering van de mitigerende hydrologische en ecologische maatregelen. Daarmee wordt verzekerd dat zowel de bewoners als de specifieke faunasoorten (maatregelen volgen uit nader natuuronderzoek) in het gebied zo min mogelijk overlast ervaren van de werkzaamheden. De werkzaamheden worden op werkdagen tussen 7.00 uur en

17:00 uur uitgevoerd, om overlast voor de omgeving te beperken. De doorvoer van water zal te allen tijde gewaarborgd blijven.

 

1.6.3 Beperken nadelige gevolgen van de uitvoering

 

De uitvoering van de beoogde maatregelen kan nadelige gevolgen hebben voor zowel de bewoners als het ecologische systeem binnen en omliggend aan het plangebied. De uitvoering van het plan kan bijvoorbeeld leiden tot tijdelijke geluidsoverlast door werkverkeer of de aanleg of aanpassing van waterstaatswerken. Om de nadelige gevolgen zo veel mogelijk te beperken, wordt er een uitvoeringsstrategie opgesteld. Op die manier kan de uitvoering op een realistische wijze zo efficiënt mogelijk verlopen en wordt er zo min mogelijk overlast veroorzaakt voor de bewoners en de natuur.

 

In de uitvoeringsstrategie dient onder andere de volgorde voor de uitvoering van het werk aan bod te komen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het ecologisch werkprotocol dat zal worden opgesteld na de vaststelling van het onderhavige Projectplan Waterwet. Dit ecologisch werkprotocol wordt opgesteld aan de hand van de verrichte ecologische onderzoeken. Ook dient bij de volgorde bijvoorbeeld rekening te worden houden met de begaanbaarheid van het gebied. Daarnaast kan er in de uitvoeringsstrategie, afhankelijk van de berekende stikstofdepositie, ook aandacht worden besteed aan het minimaliseren van het aantal verkeersbewegingen. Het stikstofonderzoek wordt na vaststelling van het projectplan uitgevoerd ten behoeve van de omgevingsvergunning.

 

Middels de uitvoeringsstrategie wordt beoogd de overlast voor omwonenden, aangrenzende perceeleigenaren en ecosystemen zo minimaal mogelijk te houden.

 

1.6.4 Financieel nadeel

 

Als gevolg van dit ontwerp projectplan is geen financiële schade voorzien die de uitvoering van het project in de weg staat. Indien een belanghebbende ten gevolge van dit besluit toch schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en ten aanzien waarvan de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd, kan op grond van artikel 7.14 van de Waterwet een verzoek om schadevergoeding worden ingediend. Voor de wijze van indiening van een dergelijk verzoek en voor de procedure wordt verwezen naar de Verordening schadevergoeding Waterschap Aa en Maas 2015. Per 1 januari 2024 wordt deze verordening vervangen door de Verordening nadeelcompensatie waterschap Aa en Maas 2023 .

 

1.7 Legger, beheer en onderhoud

1.7.1 Legger

 

Als gevolg van de in dit projectplan opgenomen maatregelen dienen onderdelen van de legger te worden aangepast. De aanpassingen aan de watergangen zijn in figuur 12 en 13 te zien en worden in deze paragraaf kort behandeld. De kunstwerken (zowel nieuw als bestaand) die wijzigen, dienen na de uitvoering opnieuw ingemeten te worden. Het gaat dan met name over de nieuwe stuwen, nieuwe duikers en duikers opnieuw op hoogte worden gelegd. De kunstwerken zijn terug te vinden in Bijlage 1.

 

Figuur 12 Bestaande A- en B-watergangen binnen het plangebied (grijs=plangebied)

 

Figuur 13 Gewijzigde A- en B-watergangen binnen het plangebied na uitvoering maatregelen (grijs=plangebied)

 

In het noordwesten van het plangebied komt waterlichaam 2031340 te vervallen en wijzigen waterlichamen 2031360 en 2031370 van A-watergangen naar B-watergangen.

 

Daarnaast komen de statussen van de waterlichamen 05153, 00015 en 04190 te vervallen.

Tevens worden er enkele nieuwe B-watergangen in het gebied aangemerkt.

 

Code legger

Was

Wordt

Watergang

2031360

A-watergang

B-watergang

Watergang

2031370

A-watergang

B-watergang

Watergang

2031340

A-watergang

Geen

Watergang

05153

B-watergang

Geen

Watergang

00015

B-watergang

Geen

Watergang

04190

B-watergang

Geen

Watergang

Geen

B-watergang

Watergang

Geen

B-watergang

Watergang

Geen

B-watergang

 

1.7.2 Beheer en onderhoud

 

De uitvoering van de beoogde hydrologische- en ecologische maatregelen zal door Waterschap Aa en Maas worden begeleid en uitgevoerd. Na de uitvoering van de maatregelen ligt het beheer en onderhoud van de waterstaatswerken en aangewezen watergangen bij het Waterschap Aa en Maas (de waterbeheerder). Het overige beheer en onderhoud wordt overgedragen aan de desbetreffende verantwoordelijk beheerder (Staatsbosbeheer of aangrenzende particuliere eigenaren).

 

Het waterschap is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van enkel de type A-watergangen. Ook dient zij de watergangen met de aanduiding ‘B-watergang met schouw’ jaarlijks te inspecteren ter beoordeling van de staat van de watergang. Het onderhoud en beheer van alle overige watergangen (niet A-watergang zijnde) en de nieuwe natuurpercelen behoort conform de regels van de Keur tot de verantwoordelijkheid van de (toekomstige) eigenaren van de desbetreffende percelen. De wijziging van enkele A-watergangen naar B-watergangen door het beoogde plan, legt het beheer en onderhoud van deze watergangen in handen van de eigenaren van de desbetreffende percelen. Dit zal in goed overleg worden overgedragen. Het beheer en onderhoud bestaat uit het maaien van de watergangen om een goede doorstroming te waarborgen en verzanding of dichtslibben te voorkomen. De percelen waar een “nieuwe” B-watergang wordt gerealiseerd, hebben een agrarische functie. Er wordt om die reden vanuit gegaan dat de desbetreffende eigenaren in staat zijn het onderhoud zelf te verrichten, al wordt dit in goed overleg afgestemd.

1.8 Samenwerking

Dit projectplan is opgesteld onder verantwoordelijkheid van en in samenwerking met het projectteam van Waterschap Aa en Maas. Tevens zijn provincie Noord-Brabant, Staatbosbeheer, gemeente Meierijstad, Bosgroep-Zuid, Stichting Bargerveen, Floron, NMC Schijndel, ZLTO en bureau Elings vroegtijdig betrokken bij het ontwerp van het plan middels twee georganiseerde werkateliers. Staatsbosbeheer, ZLTO, gemeente Meierijstad, NMC Schijndel, provincie Noord-Brabant en waterschap Aa en Maas zijn ook vertegenwoordigd in de stuurgroep van het onderliggend plan.

2 DEEL II VERANTWOORDING

In dit tweede deel van het projectplan Waterwet wordt het uit te voeren plan verantwoord aan de hand van wet- en regelgeving, beleid en keuzes. Het vormt daarmee een onderbouwing van het in deel I omschreven werk. Daarnaast worden de benodigde vergunningen en meldingen uiteengezet.

2.1 Verantwoording op basis van wet- en regelgeving

In de onderstaande verantwoording van de wet- en regelgeving wordt ingegaan op wetten die ten tijde van de Waterwet vigerend waren, zoals de Wet natuurbescherming, Wet op de Archeologische Monumentenzorg etc. Alle hieronder beschreven wetten zijn per 1 januari beleidsneutraal opgegaan in de Omgevingswet. Het projectplan Waterwet Wijboschbroek is echter vóór 1 januari 2024 ter inzage gelegd. Dit betekent dat het overgangsrecht van toepassing is op het projectplan. Daarom is de verantwoording van het projectplan gebaseerd op de destijds vigerende wet- en regelgeving.

 

2.1.1 Waterwet

 

Bij de aanleg of wijziging van een waterstaatwerk door of vanwege de beheerder, is op grond van artikel 5.4 lid 1 van de Waterwet de beheerder verplicht een projectplan op te stellen. Het projectplan dient ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk te bevatten. Dit is in deel I van het onderhavige projectplan Waterwet Wijboschbroek uiteengezet.

 

Daarnaast dient het beoogde projectplan bij te dragen aan de gestelde doelstellingen van de Waterwet (artikel 2.1 lid 1):

  • 1.

    voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met

  • 2.

    bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en

  • 3.

    vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Het beoogde voornemen voorziet in de beperking van waterschaarste door hydrologische en ecologische maatregelen te nemen. Deze maatregelen leiden tot een hogere grondwaterstand in het gebied, wat ervoor zorgt dat de natuurlijke vegetatie van het (natte) leembosgebied behouden blijft en hersteld wordt. Hiermee voorziet het beoogde voornemen tegelijkertijd in de verbetering van de ecologische kwaliteit van het Wijboschbroek. De ontwikkeling van nieuwe natuur op verschillende percelen draagt tevens bij aan de verbetering van de ecologische kwaliteit in het gebied. Tot slot vervult het project een belangrijke maatschappelijke functie, doordat de hoge landschappelijke waarde van de Natte natuurparel Wijboschbroek wordt behouden en hersteld. Het natuurgebied is een uniek landschap en vervult een belangrijke recreatieve functie. Concluderend draagt het beoogde voornemen bij aan alle drie de doelstellingen van de Waterwet.

 

2.1.2 Wet natuurbescherming

 

In de Wet natuurbescherming is de bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden geregeld en vastgelegd. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en beschrijft dat de verstoring van kwetsbare en bedreigde inheemse plant- en diersoorten verboden is. Voor het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen verplicht de Wet Natuurbescherming de bestaande natuurwaarden in kaart te brengen en indien nodig passende maatregelen te treffen voor het beschermen en in stand houden van de beschermde soorten.

 

Verkennend natuuronderzoek

Ten behoeve van de het beoogde plan te Wijboschbroek is een verkennend natuuronderzoek verricht (Zie Bijlage 3). Uit het verkennend onderzoek naar soortenbescherming blijkt dat er binnen het plangebied soorten aanwezig zijn of worden verwacht die beschermd zijn op grond van de Wet natuurbescherming. Het betreft de soorten: de vleermuis, bever, (kleine) marterachtigen, das, eekhoorn, waterspitsmuis, vogels, kamsalamander, alpenwatersalamander, grote modderkruiper en vermiljoenkever. Aanvullend natuuronderzoek is nodig om te bepalen of deze soorten daadwerkelijk in het gebied voorkomen en in hoeverre zij negatieve gevolgen ervaren van het beoogde plan. Uit dit onderzoek moet blijken of eventuele mitigerende maatregelen nodig zijn en/of een vergunning nodig is. Waterschap Aa en Maas is gestart met het verrichten van het aanvullend natuuronderzoek.

Dit onderzoek dient op het moment van schrijven van het onderhavige projectplan Waterwet nog te worden afgerond.

 

Daarnaast blijkt uit het verkennend ecologisch onderzoek dat gelet op de ligging van het projectgebied ten opzichte van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied en de aard van de werkzaamheden, directe effecten, zoals verdroging, vernatting, optische-, licht- en geluidsverstoring op voorhand zijn uitgesloten. Hierdoor is er geen noodzaak tot een nadere beschouwing op deze effectindicatoren.

 

Stikstof

In het kader van artikel 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming is het noodzakelijk voor beoogde plannen te toetsen of significante gevolgen van de plannen op Natura-2000 gebieden uit te sluiten zijn. Daarom dient er voor ieder plan een stikstofberekening te worden uitgevoerd.

 

Voor het beoogde projectplan Waterwet is met name stikstofuitstoot te verwachten tijdens de aanlegfase van het project. In de gebruiksfase vindt er enkel verandering plaats op de nieuwe natuurpercelen, waar de bestemming wijzigt van agrarisch naar natuur. Dit is echter voordelig voor de stikstofuitstoot. Daarom is het relevanter om de aanlegfase te berekenen.

 

De AERIUS-berekening moet nog worden uitgevoerd. Dit onderzoek wordt alvorens vergunningsverlening verricht, omdat er dan meer duidelijkheid bestaat over de exacte aanpak en invulling van het materieel. Als blijkt dat dat er sprake is van een toename aan stikstofdepositie zijn nadere vervolgstappen benodigd, zoals het uitvoeren van een ecologische beoordeling stikstofdepositie en/of het aanvragen van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming.

 

2.1.3 Wet op de Archeologische Monumentenzorg

 

De Wet op de Archeologische Monumentenzorg waarborgt de bescherming van het culturele erfgoed (vooral het archeologische erfgoed). Archeologisch erfgoed omvat alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. De wet kent een aantal uitgangspunten, namelijk:

  • Archeologische waarden dienen zoveel mogelijk in de bodem worden bewaard en enkel opgegraven te worden indien behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is.

  • Initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen dienen in een vroegtijdig stadium aan te geven hoe ze met eventuele archeologische waarden bij bodem verstorende ingrepen omgaan. Er is een verplichting tot vooronderzoek bij werkzaamheden die de grond verstoren.

  • Bodemverstoorders bekostigen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen. De kosten voor noodzakelijke archeologische werkzaamheden komen ten laste van de initiatiefnemer van de bodem verstorende activiteit.

Uit het archeologisch bureauonderzoek blijkt dat er in het plangebied mogelijk archeologische waarden aanwezig zijn uit de periode Laat-Paleolithicum-Nieuwe tijd (zie Bijlage 4). De verwachting van archeologische waarden is verschillend per delen van het gebied. Daarnaast liggen er binnen het plangebied geen Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten, maar heeft het bosgebied wel cultuurhistorische waarde. Diverse structuren en kenmerken van het gebied zijn van cultuurhistorisch belang en de landschapselementen van het natuurgebied zijn van hoge culturele en recreatieve waarde voor de regio.

 

De resultaten van het bureauonderzoek tonen aan dat gezien de beperkte ingrepen, die voornamelijk in zones met een lage verwachting plaatsvinden, het plangebied voldoende is onderzocht. De grenzen van de geldende dubbelbestemmingen worden met de geplande ingrepen tevens niet overschreden. Daarnaast lijken er geen ingrepen te zijn die de cultuurhistorische waarden zullen aantasten.

Het cultuurlandschap blijft nagenoeg intact. Op basis daarvan is aanvullend archeologisch onderzoek niet nodig.

 

2.1.4 Wet bodembescherming & Besluit bodemkwaliteit

 

De Wet bodembescherming (Wbb) stelt regels om de bodem te beschermen. Grondwater wordt gezien als een onderdeel van de bodem. De Wbb bevat bepalingen met voorwaarden voor het verrichten van handelingen in of op de bodem. Daarnaast bevat het bepalingen voor de aanpak van bestaande verontreinigingen, aldus sanering. Ook bevat de Wbb een zorgplicht (art. 13), waarmee de bodemverontreiniger kan worden verplicht de verontreinig zoveel mogelijk ongedaan te maken.

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft regels voor de toepassing van grond en baggerspecie. Hiermee wordt gewaarborgd dat de kwaliteit van het oppervlaktewater en het grondwater als gevolg van de toepassing voldoende wordt beschermd.

 

In het kader van de Wbb en de Bbk is er historisch bodemonderzoek verricht (zie Bijlage 5). Uit het onderzoek blijkt dat er binnen het plangebied niet veel milieu hygiënische bodemonderzoeken beschikbaar zijn. Op basis van de historie en gebruik wordt het gebied over het algemeen als onverdacht beschouwd met uitzondering van de voormalige stortplaats gelegen aan de Baksdijk. Daarom wordt geadviseerd om een verkennend bodemonderzoek uit te voeren wanneer de planvorming definitief is. Het verkennend bodemonderzoek is met name relevant bij de watergangen betreffende de hoeveelheid aanwezige slib, het afgraven van de nieuwe percelen, de omlegging van de watergang bij Baksdijk en het verwijderen van duikers.

 

Er is tevens onderzoek verricht naar de bodemkwaliteitskaart in het plangebied. Hieruit blijkt dat het grootste gedeelte van het gebied de bodemfunctieklasse ‘Overig (landbouw/natuur)’ en de bijbehorende ontgravingsklasse ‘Landbouw/natuur’ heeft. Daarnaast geldt voor de weg ‘Steeg’ de bodemfunctieklasse en ontgravingsklasse ‘Industrie’. De bodemkwaliteitskaart is voor het beoogde projectplan met name belangrijk bij het afgraven van de percelen voor de nieuwe natuurontwikkeling. Bekend is dat hier geen gesloten grondbalans wordt gehanteerd. De fosfaatrijke grond wordt afgegraven en afgevoerd, waarna het vervangen wordt door grond die vanaf buiten het gebied komt. Er wordt beoogd om hier leemhoudende grond te gebruiken (afhankelijk van de beschikbaarheid). Deze werkwijze is gekozen om een snel ecologisch herstel te kunnen faciliteren.

 

2.1.5 Interim omgevingsverordening

 

Op het projectplan Waterwet Wijboschbroek is de Interim Omgevingsverordening (IOV) van provincie Noord-Brabant van toepassing. De regeling vervangt diverse verordeningen, zoals: verordening Water, verordening Ruimte en verordening ontgronding. In deze paragraaf komen enkele belangrijke aspecten uit de IOV voor het project naar voren.

 

Aanwijzingen natuurthema’s

In de IOV is het Wijboschbroek aangewezen als onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant (NNB). Middels het NNB wordt beoogd de bestaande natuurgebieden in heel Noord-Brabant met elkaar te verbinden door natuurgebieden uit te breiden en ecologische verbindingszones te creëren.

De voorgenomen maatregelen in het Wijboschbroek waarborgen dat het natuurgebied behouden blijft, waardoor zij in haar belangrijke functie als NNB kan blijven voorzien. Ook wordt door de ontwikkeling van nieuwe natuur op percelen in de kern van het natuurgebied, het Wijboschbroek meer aaneengesloten gemaakt. Dit is in lijn met het streven van NNB en voordelig voor de aanwezige diersoorten in het gebied.

 

Daarnaast dient er door de aanwijzing als NNB volgens artikel 3.15 lid 1 van de IOV rekening te worden gehouden met het behoud, herstel en de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken in het gebied. Deze waarden en kenmerken zijn middels verschillende regels beschermd. Het voorliggende plan heeft als hoofddoel de natte natuurparel Wijboschbroek ecologisch te herstellen en houdt daarbij rekening met de ecologische waarden van het gebied. Daarnaast dient er rekening te worden gehouden met de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het gebied. Ook dit is in het onderhavige project aan de orde (zie paragraaf 2.1.4). Daarmee voldoet het beoogde project aan de in de IOV gestelde regels.

 

Tot slot gelden volgens artikel 3.15 lid 2 van de IOV de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan. Volgens deze kaart bevinden zich verschillende natuurbeheertypen binnen het plangebied, waarvan het meest voorkomend (1) haagbeuken- en essenbos, (2) rivier- en beek begeleidend bos en (3) kruiden- en faunarijk grasland zijn. In het licht van het onderhavige projectplan Waterwet is de initiatiefnemer voornemens om voor de nieuwe natuurpercelen een wijzigingsverzoek in te dienen betreffende de geldende natuurambitietypes. Uit onderzoek naar de huidige omstandigheden in het natuurgebied blijkt, dat de geldende natuurtypes voor een groot deel niet meer overeenkomen met de huidige ecologische en hydrologische situatie in het gebied. Om toch te voldoen aan de aangewezen types, dient de grondwaterstand nog meer verhoogd te worden dan al middels het onderhavige plan wordt mogelijk gemaakt. Het is onwenselijk om de grondwaterstand zo dusdanig te verhogen, omdat dit bepaalde bijzondere flora- en faunasoorten in het gebied zal verdringen en grote nadelige gevolgen kan hebben voor de bewoners en gebruikers van het gebied.

 

Aanwijzingen waterthema’s

Voor het gehele plangebied geldt een attentiezone waterhuishouding. Op basis van artikel 4.12 dient er bij het boogde plan rekening te worden gehouden met de begrenzing van de attentiezone waterhuishouding en de daarbinnen gelegen natte natuurparels. De beoogde maatregelen houden rekening met de waterhuishouding binnen het plangebied (de natte natuurparel) en beogen deze te verbeteren ten behoeve van het ecologisch herstel.

 

Het plangebied is grotendeels aangewezen als normvrij gebied, wat betekent dat er geen verplichting geldt voor het waterschap om een genormeerd beschermingsniveau te bieden (art. 4.6).

Deze verplichting geldt enkel voor locaties van de wegen “Steeg” en “Lobbenhoef”. Het voornemen voorziet in mitigerende maatregelen voor deze gebieden om met de hogere waterstand om te gaan en biedt daarmee een genormeerd beschermingsniveau.

 

Een gedeelte van het plangebied (links midden) is aangewezen als reserveringsgebied voor waterberging. In dit gebied wordt in het beoogde project het reserveringsgebied gehandhaafd, door zo min mogelijk water snel af te voeren en vooral water vast te houden in het gebied. Daarmee is het project in lijn met de IOV.

 

Overige aanwijzingen

Het gehele plangebied is aangewezen als cultuurhistorisch waardevol. Op basis van artikel 3.29 uit de IOV dienen de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het landschap te worden beschermd.

De beoogde maatregelen in het Wijboschbroek zijn erop gericht het natuurgebied ecologisch te herstellen om een duurzaam behoud van het gebied te faciliteren. Ook wordt er geprobeerd de oude landschappelijke structuren zo veel mogelijk te bewaren. Daarmee wordt het waardevolle landschap behouden. Het beoogde plan is daarmee in lijn met de IOV.

 

Overige aandachtspunten uit het IOV voor het plan zullen blijken uit de vergunningenscan die nog in uitvoering is.

 

2.1.6 Ontplofbare oorlogsresten

 

Conventionele explosieven vallen onder verschillende wet- en regelgeving. In het kader van omgaan met conventionele explosieven in de bodem bij grondroerende werkzaamheden is dit de wet- en regelgeving in volgorde van belangrijkheid:

  • Arbeidsomstandighedenwet, artikel 5 - de verplichting voor het doen van een risico-inventarisatie en -evaluatie.

  • Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.1.b - de zorgplicht die een werkgever heeft voor de gezondheid en de veiligheid van zijn werknemers.

  • Arbeidsomstandighedenregeling, paragraaf 4.2.b (wijziging opsporen conventionele explosieven, Staatscourant 10 april 2007) - hierin is bepaald dat bedrijven die werkzaamheden samenhangende met het opsporen van conventionele explosieven verrichten, in het bezit dienen te zijn van een procescertificaat opsporen conventionele explosieven.

  • Beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat ‘Opsporen Conventionele Explosieven’ (BRL-OCE), versie 2007-02, d.d. 8 februari 2007 - bevat de eisen, waaraan een bedrijf moet voldoen om gecertificeerd te kunnen worden.

  • Gemeentewet, openbare orde.

  • Wet Wapens en Munitie (Wet van 5 juli 1997, houdende regels inzake het vervaardigen, verhandelen, vervoeren, voorhanden hebben, dragen enz. van wapens en munitie).

De gemeente, en dan met name de burgemeester, is binnen zijn verantwoordelijkheid voor de openbare orde en de lokale veiligheid verantwoordelijk voor het opsporen en het onschadelijk maken van de explosieven. Daarmee is de gemeente overigens niet altijd per definitie verplicht om tot opsporing en ruiming over te gaan. Het al dan niet opsporen en ruimen zal vooral worden beoordeeld in relatie tot het historisch, huidig en toekomstig gebruik van het gebied. Er zijn drie situaties waarin een gemeente te maken kan krijgen met conventionele explosieven:

  • I.

    Bij de spontane vondst van een explosief dat onmiddellijk moet worden geruimd.

  • II.

    Bij voorgenomen grond- en of baggerwerkzaamheden in een gebied waarvan vermoedens bestaan dat er (resten van) explosieven in de grond zitten.

  • III.

    Bij het vermoeden van explosieven op het grondgebied van de gemeente waarbij geen grond- en of baggerwerkzaamheden worden uitgevoerd.

Aan de hand van deze verantwoordelijkheid en het waarborgen van de veiligheid tijdens het uitvoeren van de maatregelen, is het noodzakelijk onderzoek te verrichten naar ontplofbare oorlogsrechten. Voor het Wijboschbroek is daarom een vooronderzoek Ontplofbare Oorlogsresten uitgevoerd (zie Bijlage 6). Hieruit blijkt dat op basis van de analyse van het historisch feitenmateriaal in het gecombineerde vooronderzoek OO ‘conflictperiode’ en ‘na-conflictperiode’ wordt het onderzoeksgebied als verdacht aangemerkt op het aantreffen van ontplofbare oorlogsresten. Op basis daarvan wordt geadviseerd een detectieonderzoek uit te laten voeren door een conform het Certificatieschema opsporen ontplofbare oorlogsresten (CS-OOO) gecertificeerde partij. Dit detectieonderzoek dient te worden afgerond voordat de in het onderhavige projectplan omschreven uit te voeren werkzaamheden worden verricht. Inmiddels is het onderzoek gestart door het Waterschap Aa en Maas. Het onderzoek is nog niet afgerond ten tijde van het schrijven van het dit projectplan.

 

Gezien de voorgenomen werkzaamheden en de aard van de verdachte gebieden, is oppervlaktedetectie de meest geschikte detectietechniek. Mochten er voor detectie te veel verstorende (metaalhoudende) elementen of omstandigheden aanwezig zijn, wordt geadviseerd de bodemroerende werkzaamheden tijdens de uitvoering hiervan te laten begeleiden door een benaderteam, bestaande uit minimaal één Senior OOO-deskundige en één assistent OOO-deskundige. Ook dient er tijdens de uitvoering van de maatregelen rekening te worden gehouden met mogelijke verdachte objecten en dienen werknemers hier goed over geïnformeerd te worden.

2.2 Verantwoording op basis van beleid

2.2.1 Regionaal Water- en bodemprogramma 2022-2027

 

In ‘Regionaal Water- en bodemprogramma 2022-2027’ stelt provincie Noord-Brabant hoe ze de komende jaren gaan werken aan voldoende water, schoon water, veilig water, vitale bodem en klimaatadaptatie. De ambitie is dat Brabant in 2050 een klimaatbestendig en veerkrachtig water- en bodemsysteem heeft en bestand is tegen extremen. De provincie benadrukt daarbij het belang van een systeemgerichte aanpak, waarbij meerdere doelen met elkaar verbonden worden.

 

De maatregelen te Wijboschbroek zijn erop gericht het natuurgebied ecologisch en hydrologisch te herstellen en zijn daarbij systeemgericht. De maatregelen faciliteren binnen het plangebied voldoende water, een vitale bodem, zetten in op klimaatbestendigheid en houden rekening met de veiligheidsnormen. Het project is daarmee in lijn met het Regionaal Water- en bodemprogramma van de provincie.

 

2.2.2 Waterbeheerplan 2022-2027 Aa en Maas

 

In het Waterbeheerplan 2022-2027 stelt Aa en Maas zichzelf als taak: “het ontwikkelen, beheren en in stand houden van gezonde, robuuste en veerkrachtige watersystemen, die ruimte bieden aan een duurzaam gebruik voor mens, dier en plant in het gebied, waarbij de veiligheid is gewaarborgd en met oog voor economische aspecten”. Uit deze visie volgen drie belangrijke doelstellingen die het waterschap voor een periode van zes jaar vaststelt, namelijk:

  • 1.

    een goede waterkwaliteit en -kwantiteit voor mens en natuur,

  • 2.

    gezond en natuurlijk water en

  • 3.

    goede zuiveringsresultaten voor gezond water in sloten en beken.

Voor het voornemen in het Wijboschbroek zijn de eerste twee doelstellingen in het Waterbeheerplan relevant. De beoogde maatregelen dragen met het ecologisch herstel van de natte natuurparel bij aan het creëren van een goede waterkwaliteit en -kwantiteit voor mens en natuur. Tevens draagt het voornemen bij aan het creëren van gezond en natuurlijk water, door de biodiversiteit te verbeteren, gebiedsvreemdwater buiten het gebied om te leiden en met de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Daarmee is het projectplan in lijn met de eerste twee doelstellingen van het waterbeheerplan.

 

2.2.3 Bestemmingsplan Landelijk gebied 2013

 

Voor het gehele plangebied was ten tijde van het ter inzage leggen van het projectplan het bestemmingsplan “Landelijk gebied’ vigerend dat is vastgesteld op 27 juni 2013. Zoals te zien is in figuur 14, is het grootste gedeelte van het plangebied aangewezen met de enkelbestemming “Natuur”. Daarnaast zijn in het plangebied de volgende enkelbestemmingen aanwezig:

  • Water.

  • Agrarisch met waarden – Natuur en landschap.

  • Wonen.

  • Verkeer.

  • Gemengd – Schaapskooi.

Ook liggen er verschillende dubbelbestemmingen over (delen van) het plangebied, namelijk: Archeologie, Attentiegebied ehs, Extensiveringsgebied, reserveringsgebied waterberging en wervingsgebied.

 

Figuur 14 Uitsnede bestemmingsplan Landelijk gebied 2013 -Gemeente Schijndel (Meierijstad)

 

Op basis van het bestemmingsplan dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden voor de voorgenomen werkzaamheden. Daarnaast dient voor enkele percelen waar nieuwe natuur wordt ontwikkeld de bestemming te worden gewijzigd van ‘agrarisch met waarden’ naar ‘natuur’. Waterschap Aa en Maas is voornemens deze bestemmingswijzing te realiseren. Verder vormt het bestemmingsplan geen obstakel voor het beoogde project.

 

2.2.4 Landschapsvisie

 

In 2021 is voor het gebied Wijboschbroek een landschapsvisie opgesteld. In overleg met provincie Noord-Brabant, Staasbosbeheer en Bosgroep-Zuid is in 2023 de landschapsvisiekaart geactualiseerd (zie Bijlage 9). Op hoofdlijnen is aan de hand van de visie het plangebied op te delen in 4 deelgebieden, namelijk Bos West, Bos Oost, het Coulisselandschap en het Kampenlandschap.

 

De landschapsvisie is geen vastgesteld beleidsstuk, maar is opgesteld ter ondersteuning voor het projectplan Waterwet. In de landschapsvisiekaart is het landschap in en rondom Wijboschbroek in beeld gebracht ter ondersteuning van ontwerpkeuzes in het projectgebied. De voorgestelde hydrologische- en ecologische maatregelen in het onderhavige projectplan zijn daarom met in achtneming van de landschapsvisie opgesteld en passen binnen deze landschapsvisie. Daarmee is het projectplan in lijn met de landschapsvisie. De landschapsvisiekaart heeft geen invloed op de omgeving rondom Wijboschbroek.

2.3 Verantwoording van de keuzen in het project

Gedurende het proces zijn er een aantal keuzes gemaakt. Hieronder wordt kort uiteengezet waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt.

 

Splitsing van ‘korte termijn’- en ‘lange termijn’-maatregelen

In het onderzoek ‘Onderzoek Watersysteem Natte Natuurparel Wijboschbroek’ (Sweco, 2021) is er onderscheid gemaakt tussen een set ‘korte termijn’-maatregelen en een set ‘lange termijn’-maatregelen. In dit projectplan zijn alleen de ‘korte termijn’-maatregelen meegenomen. Gedurende de werkateliers die hebben plaatsgevonden is er getracht zo veel mogelijk ‘lange termijn’-maatregelen naar voren te halen. Echter is het niet mogelijk om alle maatregelen in één keer uit te voeren

(dus zowel de ‘korte termijn’-maatregelen als ook de ‘lange termijn’-maatregelen). Dit omdat het gebied te kwetsbaar is en de ‘korte termijn’-maatregelen eerst gemonitord dienen te worden alvorens er een aanvullende set ‘lange termijn’-maatregelen wordt uitgevoerd.

 

Uitkomsten B-WARE

Onderzoekcentrum B-WARE heeft een tweetal bodem- en hydrochemische onderzoeken (Onderzoek natuurpotenties ‘t Wijboschbroek, 2021 en Aanvullend bodemonderzoek natuurpotenties ’t Wijboschbroek, 2023) uitgevoerd om de natuurpotenties van en geschikte inrichtingsmaatregelen voor een aantal percelen binnen het projectgebied in kaart te brengen. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek werd voorgesteld om bij een deel van de percelen de toplaag (tussen 15-35cm, afhankelijk van de locatie) af te graven. Dit werd echter niet overal haalbaar geacht gezien de bestaande of toekomstige situatie. Op de percelen waar het wel mogelijk wordt geacht is het advies opgevolgd en is de maatregel verwerkt in het ontwerp. Voor enkele overige percelen is, in overleg met waterschap en Staatsbosbeheer, gekozen voor een alternatieve variant (uitmijnen).

 

Niet verworven percelen

In het ontwerp zijn twee percelen meegenomen (zie Bijlage 1, perceel 18 en 19) die nog niet zijn verworven. Voor de volledigheid van het plan zijn deze wel alvast meegenomen op tekening om zo het totaalbeeld te kunnen schetsen. Indien de verwerving niet lukt, komen de ingrepen te vervallen. De percelen hebben geen invloed op het hydrologisch herstel.

 

Passend binnen landschapsvisiekaart

Het ontwerp is in lijn met de landschapsvisiekaart (zie Bijlage 9). Bij de uitwerking van het ontwerp (zowel de hydrologische maatregelen als de ontwikkeling van ‘nieuwe natuur’) is rekening gehouden met de kenmerken van de verschillende deelgebieden. Niet alle rabatten worden bijvoorbeeld gedempt. Ook vindt er accentbeplanting plaats en is er in het middengebied een variatie aangebracht tussen te dempen en te verondiepen van de watergangen om het landschap te behouden.

2.4 Benodigde vergunningen en meldingen

Voor het beoogde projectplan is een vergunningenscan uitgevoerd om inzicht te krijgen in de benodigde vergunningen gedurende het proces (zie Bijlage 7). Deze is na de vaststelling van het ontwerp-projectplan Waterwet Wijboschbroek bijgewerkt op basis van de doorgevoerde wijzigingen in het ontwerp. Uit de vergunningenscan blijkt dat de volgende vergunningen bij de onderstaande gezagen dienen te worden aangevraagd voor het projectplan Waterwet Wijboschbroek:

 

Gemeente Meijerijstad:

  • Omgevingsvergunning ‘Bouwactiviteit (omgevingsplan)’ [afhankelijk van de omvang];

  • Omgevingsvergunning ‘Bouwactiviteit (technisch)’ [afhankelijk van de omvang];

  • Melding ‘Bouwwerk slopen’.

Provincie Noord-Brabant/Rijk:

  • Omgevingsvergunning Natura 2000-activiteit [indien sprake is van stikstofdepositie];

  • Omgevingsvergunning ‘Flora- en fauna-activiteit’ [indien aanvullend onderzoek uitwijst dat een vergunning nodig is];

  • Melding ‘Kappen van houtopstanden (buiten de bebouwde kom)’;

  • Vergunning voor 'Bouwwerken, werken en objecten in of bij een oppervlaktewaterlichaam, niet zijnde de Noordzee, of waterkering in beheer bij het Rijk;

  • 'Ontgraven, verplaatsen of toepassen van grond of baggerspecie in of bij een oppervlaktewaterlichaam, niet zijnde de Noordzee, of waterkering in beheer bij het Rijk'.

Waterschap Aa en Maas:

  • Vergunning voor 'Peilregulerend werk aanleggen of wijzigen';

  • Vergunning voor 'Dam met duiker aanleggen, wijzigen, behouden of verwijderen bij oppervlaktewater';

  • Vergunning voor 'Oppervlaktewaterlichaam aanleggen, wijzigen of dempen';

  • Vergunning voor 'Afrastering plaatsen, wijzigen of verwijderen.

Vergunningen die nodig zijn ten behoeve van de uitvoering of volgen uit de uitvoeringsmethodiek zijn opgenomen in de bijlage van de vergunningenscan. Op basis van de resultaten van de vergunningenscan wordt geadviseerd een vooroverleg te voeren met alle bevoegde gezagen.

Hierbij kan afstemming plaatsvinden over de benodigde vergunningen en de indieningsvereisten

 

Onduidelijk is of de voorgenomen activiteiten onder de vrijstelling vallen uit art.1.12 van de Waterschapsverordening. Met het waterschap en de provincie dient besproken te worden of de voorgenomen activiteiten allemaal het gevolg zijn van taken die door de Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant aan het waterschap zijn toebedeeld. Mogelijk leidt dit overleg tot een vrijstelling van de vergunningplicht voor wateractiviteiten.

3 DEEL III RECHTSBESCHERMING

Op het projectplan Waterwet Wijboschbroek is een uitgebreide procedure van toepassing. Deze wordt in dit derde hoofdstuk beschreven.

3.1 Uitgebreide procedure conform afdeling 3.4 Awb

Het ontwerp-projectplan Waterwet Wijboschbroek is in een ontwerpbesluit vastgesteld door het bevoegd gezag. Daarna is het ontwerp 6 weken ter inzage gelegd, waarbij eenieder zienswijzen op het ontwerp kon indienen. Deze zienswijzen zijn beoordeeld en eventuele aanpassingen zijn waar nodig verwerkt. Ook eventuele ambtshalve wijzigingen zijn in deze fase verwerkt. Het projectplan wordt vervolgens beoordeeld en, indien naar tevredenheid, definitief vastgesteld door het bevoegd gezag. Hierna wordt het definitieve projectplan opnieuw 6 weken ter inzage gelegd en kan er in beroep worden gegaan bij de Rechtbank.

 

3.1.1 Zienswijzen

 

Het ontwerp-projectplan Waterwet Wijboschbroek heeft van 15 december 2023 tot en met 26 januari 2024 ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon eenieder een zienswijze indienen op het ontwerp-projectplan. Dat kon schriftelijk of mondeling. In totaal zijn er 16 zienswijzen ingediend. Ter beantwoording van de zienswijzen is een Nota van Antwoord opgesteld. Waar nodig is op basis van de zienswijze het projectplan gewijzigd.

 

3.1.2 Ambtshalve wijzigingen

 

Tegelijkertijd met het verwerken van de wijzigingen op basis van de zienswijzen zijn ook enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn door het Waterschap Aa en Maas (de opdrachtgever van dit project) aangedragen en betreffen waterstaatkundige wijzigingen met geringe effecten voor de omgeving. De volgende ambtshalve wijzigingen zijn verwerkt:

  • In watergang 2031370 is maatregel NW_1 ongeveer 100m richting het zuiden verplaatst,

  • om kortsluiting in het watersysteem te voorkomen.

  • Op drie locaties wordt het pad opgehoogd om de toegankelijkheid van deze paden te waarborgen. Het betreft één locatie ten westen van watergang 2031360 en 2031370 en twee locaties ten zuiden van perceel 2.

  • Bij perceel 4 is er een arcering aangepast. Dit heeft geen inhoudelijk effect gehad op het ontwerp.

  • Ten noorden van perceel 7 is een dam verwijderd uit het ontwerp. Middels het plan wordt in deze omgeving al beoogd een duiker te verwijderen, welke hetzelfde effect heeft op de omgeving. Dit effect zou met de dam dubbelop zijn. Daarom is de dam uit het ontwerp verwijderd.

  • Tussen de Lobbenhoef en Dinthersedijk worden nog twee bomen gekapt ten behoeve van de verlenging van de Achterdijk.

  • Ten noorden van perceel 14 en ten zuiden van de Biezenloop is een extra reservering voor een NVO opgenomen.

  • Bij de vier stuwen in de Biezenloop zijn tekstuele toevoegingen verwerkt met betrekking tot de vispasseerbaarheid.

  • Langs de Dinthersedijk bij perceel 10 is een dam uit het ontwerp gehaald. De duiker wordt hier verwijderd, wat hetzelfde effect heeft op het gebied.

  • Ten zuiden van de Biezenloop zijn twee iconen gewijzigd (van Afsluiter naar Terugslagklep).

  • Bij de Biezenloop ten westen van de A50 is een afsluiter uit het ontwerp gehaald.

  • Bij de Zeilkampjes is een afsluiter toegevoegd en ten westen van de A50 is een extra B-watergang toegevoegd aan het ontwerp.

Deze wijzigingen hebben tezamen met de wijzigingen die voortkwamen uit de zienswijzen geleid tot het onderhavige definitieve projectplan Waterwet Wijboschbroek.

 

3.1.3 Beroep en hoger beroep

 

Na het verwerken van de wijzigingen is het aan het bevoegd gezag om het projectplan definitief vast te stellen. Als het projectplan definitief is vastgesteld, wordt dit bekend gemaakt. Het plan ligt na vaststelling gedurende zes weken ter inzage. Binnen deze periode kan beroep worden ingediend bij de rechtbank. Voor het indienen van een beroepschrift is griffierecht verschuldigd. De rechtbank zal vervolgens een uitspraak doen over het beroep. Indien de indiener ontevreden is met deze uitspraak, kan er in hoger beroep worden gegaan bij de Raad van State. Indien geen hoger beroep wordt ingediend binnen de zes weken of wanneer dit uit de uitspraak van de bestuursrechter of de Raad van State blijkt, is het projectplan onherroepelijk.

 

3.1.4 Crisis- en herstelwet

 

Op de vaststelling van een projectplan is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbenden in het beroepschrift moeten aangeven welke beroepsgronden zij aanvoeren tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Belanghebbenden wordt verzocht in het beroepschrift te vermelden dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.

 

3.1.5 Verzoek om voorlopige voorziening

 

Het projectplan treedt na vaststelling in werking, ook al wordt er een bezwaar- of beroepschrift ingediend. Dit betekent dat de maatregelen opgenomen in het projectplan kunnen worden uitgevoerd. Om dit te voorkomen kunnen belanghebbenden gelijktijdig of na het indienen van een beroepschrift een zogenaamd “verzoek voor het treffen van een voorlopige voorziening” aanvragen bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank. Ook in dat geval is griffierecht verschuldigd.

 

3.1.6 Financieel nadeel

 

Voor schade die een gevolg is van (op zichzelf rechtmatige) besluiten of rechtmatig feitelijk handelen, kunnen belanghebbenden een verzoek tot schadevergoeding bij het waterschap indienen op grond van het bepaalde in artikel 7.14 van de Waterwet. Een belanghebbende komt voor een vergoeding in aanmerking voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins verzekerd is. Het verzoek tot vergoeding van de schade dient een motivering en een onderbouwing van de hoogte van de gevraagde schadevergoeding te bevatten. Op de hierboven bedoelde verzoeken om schadevergoeding is naast artikel 7.14 van de Waterwet ook de Verordening schadevergoeding van Waterschap Aa en Maas van toepassing.

4 DEEL IV BIJLAGEN

Bijlage 1: Definitief Ontwerp en profielen

 

Bijlage 2: Hydrologische onderbouwing

 

Bijlage 3: Verkennend natuuronderzoek

 

Bijlage 4: Archeologisch bureauonderzoek

 

Bijlage 5: Historisch bodemonderzoek

 

Bijlage 6: Vooronderzoek Ontplofbare oorlogsresten

 

Bijlage 7: Vergunningenscan

 

Bijlage 8: Principeprofiel NVO

 

Bijlage 9 Landschapsvisie

 

Naar boven