U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Waterschapsverordening Hunze en Aa's

Het dagelijks bestuur van Waterschap Hunze en Aa's

gelezen de tekstinhoud van ”Waterschapsverordening Hunze en Aa's” d.d. 13 februari 2024

Gelet op het bepaalde in artikel 78, eerste lid van de Waterschapswet en artikel 2.5 van de Omgevingswet

Overwegende dat:- op 1 januari 2024 de Omgevingswet en de Waterschapsverordening in werking is getreden- de waterschapsverordening een beleidsneutrale omzetting is van de Keur 2010 en bijbehorende algemene regels- een aantal ondergeschikte zaken niet goed blijken te zijn omgezet- het dagelijks bestuur, daartoe gedelegeerd door het algemeen bestuur in het Delegatiebesluit 2024, heeft besloten de waterschapsverordening te wijzigen om deze onvolkomenheden te repareren

Besluit;

Artikel I

"Waterschapsverordening Hunze en Aa's" opgenomen in Bijlage A wordt vastgesteld.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking per 18‑04‑2024

Aldus vastgesteld door Waterschap Hunze en Aa's, 13 februari 2024

Harm Küpers,secretaris-directeur

Geert-Jan ten Brink,dijkgraaf

Bijlage A Bijlage bij artikel I

Artikel 2.33 Algemene regel waterafvoerdrainage en beschermen talud en bodem

A

Het opschrift van artikel 2.33 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

B

Artikel 2.49 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.49 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

C

Artikel 2.50 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.50 Aanwijzing algemene regels

D

Artikel 2.73 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.73 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

E

Artikel 2.75 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.75 Vergunningplicht beperkingengebied waterstaatswerk

F

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Overzicht Informatieobjecten

aangewezen oppervlaktewaterlichaam

/join/id/regdata/ws0646/2023/5fef8e3655144fa79a45a0970f19616f/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/5fef8e3655144fa79a45a0970f19616f/nld@2024‑04‑09;10055511

beheergebied van waterschap Hunze en Aa's

/join/id/regdata/ws0646/2023/282a04f7a8e7482b92ce129c37e6a64c/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/282a04f7a8e7482b92ce129c37e6a64c/nld@2024‑04‑09;10055511

beheergebied van waterschap Hunze en Aa's zonder het Zeehavenkanaal

/join/id/regdata/ws0646/2023/eefe45b5cafd4adca842b7b69b7c0931/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/eefe45b5cafd4adca842b7b69b7c0931/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied dempingen

/join/id/regdata/ws0646/2023/b33127cb628f4dc9b1f3235ab184dda5/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/b33127cb628f4dc9b1f3235ab184dda5/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied hoofdwatergang

/join/id/regdata/ws0646/2023/fd0b540ee56748fb84864fd276e339a0/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/fd0b540ee56748fb84864fd276e339a0/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied hoofdwatergang binnen een door de provincies Groningen of Drenthe aangewezen NNN-gebied

/join/id/regdata/ws0646/2023/f87ea8afd464474780dc2808a2dcb67c/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/f87ea8afd464474780dc2808a2dcb67c/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied hoofdwatergang binnen het beperkingengebied waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/4060d35b42fe4ad8a23f1c8a5f57b254/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/4060d35b42fe4ad8a23f1c8a5f57b254/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied hoofdwatergang buiten een door de provincies Groningen of Drenthe aangewezen NNN-gebied

/join/id/regdata/ws0646/2023/82470ca851664ba79f08d2749610ac61/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/82470ca851664ba79f08d2749610ac61/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied hoofdwatergang buiten het beperkingengebied waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/aac8144805b144d1aa8632dbfe9e95b1/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/aac8144805b144d1aa8632dbfe9e95b1/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied hoofdwatergang en het beperkingengebied waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/5c097904ffb14f0facafd624b2dea3f7/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/5c097904ffb14f0facafd624b2dea3f7/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam met uitzondering van overige oppervlaktewaterlichamen

/join/id/regdata/ws0646/2023/286061e799d843f99d9c714a0612a8e8/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/286061e799d843f99d9c714a0612a8e8/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied primaire waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/4119c1d7a1bc4b4cbdf40dd6e6f9dc57/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/4119c1d7a1bc4b4cbdf40dd6e6f9dc57/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied schouwsloot

/join/id/regdata/ws0646/2023/63672bbf731c4e1f9d92f1c1c9effee1/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/63672bbf731c4e1f9d92f1c1c9effee1/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied schouwsloot buiten het beperkingengebied waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/9d4ca5b2a6d448eda1d7e64ed56e7987/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/9d4ca5b2a6d448eda1d7e64ed56e7987/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied toekomstige ontwikkelingen

/join/id/regdata/ws0646/2023/6becc88a34aa40b3953c5230f5568786/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/6becc88a34aa40b3953c5230f5568786/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/f8174f05014e49e2b8e908651b578f0b/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/f8174f05014e49e2b8e908651b578f0b/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van overige oppervlaktewaterlichamen

/join/id/regdata/ws0646/2023/99df35defebd49e98988b5e635f35312/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/99df35defebd49e98988b5e635f35312/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van overige oppervlaktewaterlichamen buiten een primaire waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/a8b29915718c497b9b628e34331f66c0/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/a8b29915718c497b9b628e34331f66c0/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van schouwsloten en overige oppervlaktewaterlichamen

/join/id/regdata/ws0646/2023/2ce670b233e44b0d9ff94be7ac8b37a4/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/2ce670b233e44b0d9ff94be7ac8b37a4/nld@2024‑04‑09;10055511

binnen beperkingengebied drinkwaterbron Drentsche Aa

/join/id/regdata/ws0646/2023/5af277b2fffb4cdd83aa6bd184cf4aec/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/5af277b2fffb4cdd83aa6bd184cf4aec/nld@2024‑04‑09;10055511

binnen een afstand van 200 m van de Witte Molen in Haren

/join/id/regdata/ws0646/2023/6cc04a36e99742ec88dc47e5ee110061/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/6cc04a36e99742ec88dc47e5ee110061/nld@2024‑04‑09;10055511

binnen een afstand van 200 m van molen de Biks in Onnen

/join/id/regdata/ws0646/2023/a614307078fe4d8bafc1fdeab9bc0f1b/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/a614307078fe4d8bafc1fdeab9bc0f1b/nld@2024‑04‑09;10055511

buiten beperkingengebied drinkwaterbron Drentsche Aa

/join/id/regdata/ws0646/2023/37df0896fec841f2913ae84bbc52e42b/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/37df0896fec841f2913ae84bbc52e42b/nld@2024‑04‑09;10055511

filterdieptegebied 1

/join/id/regdata/ws0646/2023/07649397c2f941299e1e56c89a68a8d7/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/07649397c2f941299e1e56c89a68a8d7/nld@2024‑04‑09;10055511

filterdieptegebied 2

/join/id/regdata/ws0646/2023/91fb4eb73245442ebb7047eefde3c9a4/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/91fb4eb73245442ebb7047eefde3c9a4/nld@2024‑04‑09;10055511

filterdieptegebied 3

/join/id/regdata/ws0646/2023/be3ab3e6a50d4515bcbbffc0b424134e/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/be3ab3e6a50d4515bcbbffc0b424134e/nld@2024‑04‑09;10055511

filterdieptegebied 4

/join/id/regdata/ws0646/2023/535b1607da794fc6b8d9cfdf7822a97b/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/535b1607da794fc6b8d9cfdf7822a97b/nld@2024‑04‑09;10055511

grondwaterdeelgebied 1

/join/id/regdata/ws0646/2023/8dc11d98a37c4cd5956537cb1e5b3af2/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/8dc11d98a37c4cd5956537cb1e5b3af2/nld@2024‑04‑09;10055511

grondwaterdeelgebied 2

/join/id/regdata/ws0646/2023/638952502f0b46368f207fccc2fb4a7a/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/638952502f0b46368f207fccc2fb4a7a/nld@2024‑04‑09;10055511

grondwaterdeelgebied 3

/join/id/regdata/ws0646/2023/1006158ba6df4edbb2af8c595ee943ba/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/1006158ba6df4edbb2af8c595ee943ba/nld@2024‑04‑09;10055511

niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam

/join/id/regdata/ws0646/2023/a661f12863f24cf1923efa64cee61266/nld@2023‑11‑09;1

/join/id/regdata/ws0646/2023/a661f12863f24cf1923efa64cee61266/nld@2024‑04‑09;10055511

Toelichting

G

Het opschrift van toelichting wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Algemene toelichting

H

Het opschrift van algemenetoelichting wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

I

Artikelsgewijze Toelichting wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikelsgewijze Toelichting

Artikel 1.8 Specifieke zorgplicht

Een geplaatst werk dien goed onderhouden te worden. Voor bijvoorbeeld een steiger betekent dit dat de steiger, inclusief een daaronder en daarboven gelegen waterstaatswerk en een strook van 2m. naast de steiger worden onderhouden. Dit houdt in ieder geval in dat drijfvuil binnen die strook wordt verwijderd.

Artikel 1.10 Artikel 1.10 Algemene gegevens bij een melding of informatieverplichting

In sommige afdelingen in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 van deze waterschapsverordening, is het doen van een melding voorgeschreven. Een melding vindt primair digitaal plaats via het DSO, het Digitaal Stelsel Omgevingsrecht. Daarnaast kan een melding zowel schriftelijk als digitaal worden ingediend, waarbij gebruik kan worden gemaakt van door het waterschap beschikbaar gestelde formulieren. Deze formulieren zijn te vinden op onze website onder “vergunningen en meldingen”. Meldingen dienen ten minste 10 werkdagen voordat met de werkzaamheden wordt begonnen in het bezit te zijn van het waterschap. Op de melding volgt binnen 10 werkdagen een reactie van het waterschap. Dat kan zijn een akkoordverklaring, een verzoek om aanvulling van ontbrekende gegevens of een bericht dat alsnog een vergunning moet worden aangevraagd, omdat de werken en werkzaamheden niet onder de algemene regels vallen. Het waterschap is bereid in het kader van de melding desgewenst of zonodig advies te geven over de uit te voeren werken en werkzaamheden. Hiermee kunnen problemen worden voorkomen. Indien er bij de werken die vallen onder de algemene regels de meldplicht van toepassing is, dienen deze werken binnen één jaar te worden uitgevoerd. Deze termijn is opgenomen omdat er na verloop van tijd veranderingen in de waterhuishouding kunnen ontstaan. In bepaalde situaties kunnen deze veranderingen conflicteren met de dan alsnog te realiseren werken.

Artikel 1.13 Algeheel verbod bij calamiteiten

In dit artikel worden regels gesteld in geval zich calamiteiten voordoen. Het dagelijks bestuur kan bijvoorbeeld verbieden water af te voeren of water te onttrekken, zoals een beregeningsverbod. Er wordt dan afgeweken van de normaal geldende regels, welke afwijking tijdelijk is en waarvoor geen vergunning nodig is en ook geen algemene regels gelden. De bekendmakingen als bedoeld in het tweede lid worden in een dag-of huis-aan-huisblad gedaan. Bij een beperkte groep belanghebbenden behoort ook een persoonlijke kennisgeving tot de mogelijkheden. 

Artikel 2.4 Toepassingsbereik

Het aanleggen, behouden of verwijderen van een steiger heeft gevolgen voor de inrichting en het onderhoud van het watersysteem. Door een steiger kan het talud van een waterstaatswerk bijv. moeilijker bereikbaar worden of de stabiliteit van een waterstaatswerk worden aangetast. Ook de breedte van een vaarweg wordt versmald. Het blijft daarom van belang dat er eisen worden gesteld.

Artikel 2.5 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

De aanleg van een steiger in primaire waterkeringen en langs natuurvriendelijke oevers moet van geval tot geval worden afgewogen via vergunningverlening in verband met het belang en de mogelijk nadelige gevolgen ervan voor die waterkeringen en de kwetsbaarheid van de natuur ter plaatse van daarvoor ingerichte natuurvriendelijke oevers. Dat geldt ook voor te plaatsen steigers in het gebied waar het waterschap in de toekomst natuurvriendelijke oevers aan gaat leggen of ander ontwikkelingen plaats gaan vinden. Daar te plaatsen steigers vallen dan ook niet onder de algemene regel.

Artikel 2.6 Aanwijzing algemene regels

Voor oppervlaktewaterlichamen die breder zijn dan 5 m (gemeten op de waterlijn bij winterpeil) en als de steiger niet langer is dan 5 m, is de steiger niet als een obstakel te verwachten bij onderhoud vanaf het water en kan volstaan worden met algemene regels. 

Artikel 2.7 Meldingsplicht

De aanleg of verwijdering van een steiger moet goed worden uitgevoerd. Het is noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden. Mede hierom is de meldplicht in deze algemene regels opgenomen. Een steiger wordt in het geografisch informatiesysteem van het waterschap vastgelegd. Zie ook de toelichting bij artikel 1.10 Algemene gegevens bij een melding of een informatieverplichting.

Artikel 2.8 Algemene regel aanleg en constructie

Om ervoor te zorgen, dat een steiger geen overlast veroorzaakt zijn enkele voorschriften nodig. In dit artikel zijn o.a. geregeld de maximale afmetingen , de afstand tot andere werken en het voorkomen van beschadigingen. Dit om de instandhouding en het efficiënte gebruik van de waterstaatswerken te waarborgen.

Artikel 2.10 Algemene regel verwijdering

Bij noodzakelijke werkzaamheden door het waterschap moet degene die een steiger heeft aangelegd of zijn rechtsopvolger zorgen voor wijziging of verwijdering en eventuele herplaatsing ervan. In principe is dat voor rekening van degene, die de steiger heeft aangelegd of zijn rechtsopvolger, tenzij dat aantoonbaar onbillijk zou zijn.

Artikel 2.12 Toepassingsbereik

Het aanleggen van een vlonder naast of in een schouwsloot heeft gevolgen voor de inrichting van het detail-watersysteem. Een vlonder wordt meestal gebruikt als terras boven het talud en het water. Door een vlonder kan het talud moeilijker bereikbaar worden of de stabiliteit ervan worden verminderd. Het blijft daarom van belang dat er eisen worden gesteld .

Artikel 2.13 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het risico bestaat dat het vrijgeven van vlonderaanleg in bijvoorbeeld watergangen van het waterschap de efficiënte uitvoering van onderhoudswerkzaamheden te zeer belemmert.

Artikel 2.14 Aanwijzing algemene regels

Op grond van dit artikel gelden er voor vlonders langs of over een schouwsloot algemene regels. Particuliere tuinen grenzen met name daaraan. 

De aanleg en verwijdering van een vlonder langs of boven een schouwsloot hoeft niet te worden gemeld. Het onderhoud van de schouwsloot is een zaak van de eigenaar ervan en niet van het waterschap. 

Artikel 2.15 Algemene regel aanleg en constructie

Om ervoor te zorgen, dat een vlonder geen overlast veroorzaakt zijn enkele algemene regels nodig. In dit artikel zijn onder andere geregeld de minimale afstand tot de naast gelegen perceelgrens en het voorkomen van beschadigingen. Dit om de instandhouding en het efficiënte gebruik van de schouwsloot te waarborgen. Om de toestand van de schouwsloot te kunnen beoordelen is een ruimte tussen vlonder en perceelgrens nodig en moet de ruimte eronder bereikbaar zijn voor inspectie en het eventueel doen van werkzaamheden aan het talud.

Artikel 2.17 Algemene regel verwijdering

Bij verwijdering dient de schouwsloot weer in de oorspronkelijke staat terug gebracht te worden.

Artikel 2.18 Toepassingsbereik

Het aanbrengen of vervangen van beschoeiing in een schouwsloot grijpt in op de inrichting van het detail-watersysteem, b.v. voor wat betreft mogelijke gevolgen voor afmeting, vorm en constructie van de schouwsloot, waarin de (nieuwe) beschoeiing wordt aangebracht. Het kan in die zin negatieve gevolgen hebben. Daarom is het van belang dat er eisen gesteld worden aan beschoeiing. 

Artikel 2.19 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Voor een beschoeiing in een hoofdwatergang is een afweging van geval tot geval via vergunningverlening nodig, in verband met de uiteenlopende situaties, verschillende belangen en grotere risico’s, die daar aan de orde kunnen zijn. Bovendien zorgt het waterschap in de eigen watergangen in principe zelf voor beschoeiing e.d. daar waar dat nodig is. Langs wegen kan dat ook gedaan worden door de wegbeheerder

Artikel 2.20 Aanwijzing algemene regels

Voor beschoeiing in een schouwsloot gelden algemene regels. Het aanbrengen of vervangen van beschoeiing in een schouwsloot hoeft niet bij het waterschap te worden gemeld. De beschoeiing wordt niet verwerkt in de geografische informatieobjecten of een ander gegevenssysteem van het waterschap. Ook is het waterschap niet belast met het onderhoud ervan.

Artikel 2.21 Algemene regel aanleg en constructie

Om er voor te zorgen, dat een aan te brengen beschoeiing in een schouwsloot geen overlast veroorzaakt zijn enkele voorschriften nodig. Opgenomen zijn o.a. eisen t.a.v. de plaatsing, uitvoering en de constructie.In de voorschriften is niet opgenomen, dat bij langere beschoeiingen een mogelijkheid moet worden gecreëerd voor uittreding van wild, omdat dat in formele voorschriften lastig van geval tot geval is te concretiseren. Het behoort wel tot de zorg van degene die het werk uitvoert.

Artikel 2.24 Toepassingsbereik

Het aanbrengen of vervangen van een damwand in een schouwsloot grijpt in op de inrichting van het detail-watersysteem, b.v. voor wat betreft mogelijke gevolgen voor afmeting, vorm en constructie van de schouwsloot, waarin de (nieuwe) damwand wordt aangebracht. Het kan in die zin negatieve gevolgen hebben. Daarom is het van belang dat er eisen gesteld worden aan damwanden. 

Artikel 2.25 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Voor een damwand in een hoofdwatergang, is een afweging van geval tot geval via vergunningverlening nodig, in verband met de uiteenlopende situaties, verschillende belangen en grotere risico’s, die daar aan de orde kunnen zijn. Bovendien zorgt het waterschap in de eigen watergangen in principe zelf voor damwanden e.d. daar waar dat nodig is. Langs wegen kan dat ook gedaan worden door de wegbeheerder.

Artikel 2.26 Aanwijzing algemene regels

Voor een damwand in een schouwsloot gelden algemene regels. Het aanbrengen of vervangen van een damwand in een schouwsloot hoeft niet bij het waterschap te worden gemeld. De damwand wordt niet verwerkt in de geografische informatieobjecten of een ander gegevenssysteem van het waterschap. Ook is het waterschap niet belast met het onderhoud ervan.

Artikel 2.27 Algemene regel aanleg en constructie

Om er voor te zorgen, dat een aan te brengen damwand in een schouwsloot geen overlast veroorzaakt zijn enkele voorschriften nodig. Opgenomen zijn o.a. eisen t.a.v. de plaatsing, uitvoering en de constructie.In de voorschriften is niet opgenomen, dat bij langere damwanden een mogelijkheid moet worden gecreëerd voor uittreding van wild, omdat dat in formele voorschriften lastig van geval tot geval is te concretiseren. Het behoort wel tot de zorg van degene die het werk uitvoert.

Artikel 2.30 Toepassingsbereik

Voorkomen moet worden dat drainagemiddelen c.a. uit het talud steken of op een andere manier een obstakel vormen bij onderhoudswerkzaamheden door het waterschap aan de watergang. Ook moet beschadiging van het waterstaatswerk worden voorkomen. Het blijft daarom van belang dat er eisen worden gesteld aan het aanleggen van drainage, die zonder omgevingsvergunning mag worden aangelegd.Het waterschap acht zich niet aansprakelijk voor eventuele schade doordat de drainage-uitmondingen door peilfluctuaties of toekomstige peilwijzigingen niet goed meer werken. Dat geldt ook voor verminderde werking van het drainagesysteem als de uitmondingen worden beschadigd door b.v. onderhoudswerkzaamheden aan het talud.

Artikel 2.31 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Voor het aanleggen van drainagemiddelen in waterkeringen, blijft in verband met de grotere risico’s daarvan een omgevingsvergunning nodig. Daarin kunnen de te beschermen waterbelangen van geval tot geval worden afgewogen. Ook voor het aanleggen van drainage in aangewezen natuurgebieden door de provincies Groningen en Drenthe is een omgevingsvergunning nodig. Vanuit het algemeen belang is geïnvesteerd in de natuurbelangen en daarvoor nodige hogere grondwaterstanden. Het actief verlagen van de grondwaterstand door middel van drainage kan nadelige gevolgen hebben voor de waterkwantiteit. Ook hier blijft dus een vergunning nodig, waarin de drainagemogelijkheden worden afgewogen. Voor Groningen gaat het om de gebieden, die als NNN-gebied (land) met groen zijn aangegeven op kaart 4 bij de Omgevingsverordening, vastgesteld op 20 maart 2013 dan wel actuelere versies van die kaart. In Drenthe staan de gebieden aangegeven op de NNN kaart 2014 (dan wel herzieningen daarvan). Drainage in de zogenaamde NNN-beheergebieden valt wel onder deze Algemene regel. Bij twijfel kan het waterschap informatie verstrekken over de begrenzing van de bedoelde NNN-gebieden. 

Artikel 2.32 Aanwijzing algemene regels

Voor een drainagemiddel in een beschermingszone en in een onderhoudspad of (talud van) een oppervlaktewaterlichaam van het waterschap (hoofdwatergang) gelden algemene regels. Drainages in schouwsloten komen weinig voor en hoeven niet te worden gereguleerd. 

De aanleg en verwijdering van een drainagemiddel wordt niet opgenomen in gegevensbestanden van het waterschap. Ook verder is er geen aanleiding voor een meldplicht. Het waterschap hoeft met de aanwezigheid ervan geen rekening te houden. 

Artikel 2.33 Algemene regel drainage en beschermen talud en bodem

Om er voor te zorgen, dat een drainagesysteem in het onderhoudspad en de watergang geen overlast veroorzaakt is een aantal voorschriften nodig. Opgenomen zijn b.v. enkele voorschriften ten aanzien van het voorkomen van beschadigingen, het afschuinen gelijk met het talud van de drainagemiddelen en het voorkomen van uitspoeling. Bij onderhoudswerkzaamheden aan de watergang mag geen hinder worden ondervonden. De drainage-uiteinden mogen geen beletsel vormen voor het maaien van het talud. Mochten ze toch beschadigd worden, dan moet de gebruiker ze zelf herstellen. Het waterschap is bereid over de toepassing van de voorschriften zo nodig of desgewenst advies geven.

Artikel 2.34 Toepassingsbereik

Deze afdeling heeft betrekking op het beregenen uit een oppervlaktewaterlichaam. In droge perioden gaat het in de praktijk met name om het beregenen van akker-en tuinbouwgewassen en sportvelden. Door te veel te beregenen wordt het peil van het oppervlaktewater te laag, wanneer niet genoeg water van elders kan worden aangevoerd. Verder moet worden voorkomen, dat beregeningsinstallaties de bereikbaarheid van waterstaatswerken belemmeren. Het blijft daarom van belang dat er enkele voorschriften gelden voor het beregenen en voor het plaatsen van een onttrekkingsvoorziening.

Artikel 2.36 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

In het grondwaterbeschermingsgebied Drentse Aa, dat door de provincie Drenthe is aangewezen, geldt een vergunningplicht omdat daar oppervlaktewater wordt gebruikt voor het maken van drinkwater. Met name in droge perioden met weinig wateraanvoer moet zoveel mogelijk worden voorkomen, dat het oppervlaktewaterpeil zakt en er te weinig oppervlaktewater voor drinkwaterbereiding beschikbaar is. Verder zijn de doelstellingen van de Kader Richtlijn Water moeilijk te halen als er sloten droogvallen door beregening. 

Artikel 2.38 Meldingsplicht

Het onttrekken, inclusief het plaatsen van een installatie c.a., moet op een goede manier en in de daarvoor geschikte omstandigheden worden gedaan. Het waterschap heeft behoefte aan actuele informatie over hoeveel, waar en hoe wordt beregend. Met o.a. die gegevens en de wateraanvoercapaciteit ter plekke kan het waterschap bepalen of een (lokaal) beregeningsverbod of -beperking nodig is. De melding wordt tenminste 48 uur van tevoren gedaan. Dat is voor het waterschap voldoende en voor de beregenaars nog werkbaar. De melding moet via het e-mailadres beregening@hunzeenaas.nl worden gedaan. De locatie, de hoeveelheid en de duur van de onttrekking zijn daarbij van belang.

Artikel 2.39 Algemene regel

Om er voor te zorgen, dat het beregenen of het plaatsen c.a. van de onttrekkingsvoorziening geen ongewenste gevolgen heeft, zijn enkele voorschriften opgenomen. Het is o.a. van belang, dat een onderhoudspad vrij toegankelijk blijft voor het waterschap om de watergangen en kunstwerken goed bereikbaar te houden. 

Artikel 2.40 Toepassingsbereik

Neerslag afkomstig van verhard oppervlak, dat niet infiltreert in de bodem, komt versneld tot afvoer en stroomt direct af naar het oppervlaktewater. Dit betekent dat het watersysteem door een toename van verharding te kampen krijgt met grotere piekafvoeren. Het blijft daarom nodig eisen te stellen in verband met het aanbrengen van verhard oppervlak en aan een aan te brengen voorziening met een bergend vermogen, die wordt aangesloten op het watersysteem.

Artikel 2.41 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het watertoetsproces is één van de instrumenten, die het waterschap toepast om compensatie te bereiken. Middels de watertoets adviseert het waterschap bij uitbreiding van verhard oppervlak om waterneutraal te bouwen en worden de waterbelangen meegenomen in ruimtelijke ontwikkelingen. Waterneutraal bouwen houdt in, dat de initiatiefnemer afdoende maatregelen neemt om de versnelde afvoer voor elke toename van verhard oppervlak te compenseren, zodat het watersysteem niet zwaarder wordt belast en knelpunten benedenstrooms optreden.

Voor de bebouwde kom, uitbreidingsplannen en glastuinbouwgebieden is in de waterschapsverordening een verbod opgenomen voor het aanbrengen van meer dan 150 m2 verharding en voor overige gebieden is een ondergrens aangehouden van 1.500 m2. De ondergrens van 150 m2 komt overeen met een gemiddelde verharding van een bouwkavel en dit sluit nagenoeg aan bij de minimale oppervlakte voor het doorlopen van de watertoetsprocedure. De gehanteerde norm van 80 liter waterbergend vermogen per m2 toename van verhard oppervlak is gebaseerd op de bodemopbouw en de hydrologische eigenschappen van onverhard gebied. Vanwege de duidelijkheid en ter voorkoming van interpretatieverschillen wordt niet uitgegaan van verschillende situaties met daarbij behorende normen maar van één afgeronde en gemiddelde norm van 80 liter per m2. Indien het verhard oppervlak binnen de bebouwde kom, uitbreidingsplannen en glastuinbouwgebieden toeneemt met meer dan 150 m2, bijvoorbeeld met 160 m2, dan dient voor de totale toename van verhard oppervlak -dat wil zeggen voor 160 m2 en niet voor 10 m2 -een voorziening te worden aangebracht met een bergend vermogen van 80 liter/m2.

 

Artikel 2.43 Meldingsplicht

De activiteiten en werken, die onder de algemene regels vallen moeten worden gemeld vanwege hun mogelijke impact op het watersysteem. 

Artikel 2.44 Algemene regel aanleg en constructie

De voorziening waarmee op het watersysteem wordt geloosd moet voldoen aan eisen van deugdelijke uitvoering en adequate aansluiting op het watersysteem. 

Artikel 2.45 Algemene regel berging en doorstroming

Het hemelwater vanaf verhard oppervlak, dat wordt geloosd op het watersysteem moet volgens de norm genoemd in lid 3 vertraagd tot afvoer komen. Voor het “knijpen” van de afvoer zijn verschillende mogelijkheden al naar gelang de feitelijke situatie. Desgewenst kan het waterschap hierover adviseren.

Artikel 2.46 Algemene regel verharding langs hoofdwatergangen

Verharding van de strook naast het onderhoudspad of de insteek kan, bijvoorbeeld door afstromend water, de stabiliteit van het waterstaatswerk nadelig beïnvloeden. Het is daarom van belang om eisen te stellen.

Artikel 2.47 Toepassingsbereik

Het kruisen van een oppervlaktewaterlichaam c.a. met een kabel of leiding of ligging ervan in een beschermingszone langs een oppervlaktewaterlichaam kan risico’s met zich brengen voor de instandhouding daarvan of bij de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden. Het is daarom van belang dat er eisen aan worden gesteld.

Bij aanleg of verwijdering van een kabel of leiding onder een schouwsloot of in een beschermingszone langs een oppervlaktewaterlichaam, dus in particuliere grond, is toestemming nodig van de eigenaar. Daarbij kan ook worden gecheckt of er ter plaatse drainagemiddelen aanwezig zijn.

Artikel 2.49 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Voor de aanleg van een kabel of leiding in een onderhoudspad is een omgevingsvergunning nodig, die echter in beginsel niet wordt verleend om het doelmatig gebruik van dat pad zoveel mogelijk te waarborgen. Bij een waterkering is beoordeling van geval tot geval via een omgevingsvergunning altijd nodig gelet op de risico’s voor de veiligheid.

Artikel 2.50 Aanwijzing algemene regels

Onder de algemene regels valt de kruising van alle soorten kabels en leidingen met oppervlaktewaterlichamen, inclusief schouwsloten, voor zover er geen waterkering langs ligt en met in begrip van de bijbehorende duikers, onderhoudspaden en beschermingszones. Het in de lengte langs (een onderhoudspad van) een oppervlaktewaterlichaam zonder waterkering leggen van een kabel of leiding valt eveneens onder de algemene regels. 

Artikel 2.51 Meldingsplicht

Aangezien de algemene regels mede werken betreft, die bij het waterschap in eigendom, beheer en onderhoud zijn, is het van belang dat het waterschap op de hoogte is van het uitvoeren van de werkzaamheden. Een kabel of leiding onder een schouwsloot hoeft niet te worden gemeld.

Artikel 2.52 Algemene regel diepteligging en afstanden

Met de aangegeven diepteligging wordt redelijkerwijs gewaarborgd, dat een kabel of leiding geen obstakel is in dan wel een gevaar vormt voor de instandhouding en het gebruik van een oppervlaktewaterlichaam c.a. dan wel voor een vaarweg. Ook is de diepte voldoende voor baggerwerkzaamheden.

Artikel 2.53 Algemene regel aangelegde kabel of leiding

De werkzaamheden mogen geen nadelige invloed hebben op de waterhuishouding. Soms kan het niet anders dan dat tijdelijk enige hinder ontstaat voor de normale wateraan- en afvoer. In overleg met het waterschap moet dan worden bekeken in hoeverre dat mogelijk is. De werkzaamheden moeten zo worden uitgevoerd dat de onderhoudspaden goed berijdbaar blijven. Bovengrondse obstakels binnen 5 meter uit de insteek van de waterschapswatergangen zijn niet toegestaan in verband met de hinder die dat kan opleveren voor de onderhoudswerkzaamheden. De Standaard RAW bevat een stelsel van juridische, administratieve en technische voorwaarden voor het samenstellen van bouwcontracten voor grond-, water-, en wegenbouwwerken. NEN 3650 geeft veiligheidseisen voor de aanleg van buisleidingsystemen ter bescherming van mens, milieu en goederen. NEN 3651 geeft aanvullende veiligheidseisen voor buisleidingen te land en gelegen in of nabij belangrijke waterstaatswerken. NPR 3659 geeft de grondslagen voor de sterkteberekening van ondergrondse pijpleidingen.

Artikel 2.55 Algemene regel kabel of leiding verwijderen

Het verwijderen van een overbodig geworden kabel of leidingen is verplicht en moet door de exploitant gedaan worden. Een niet meer gebruikte kabel of leiding brengt te veel risico’s met zich mee. Het kan b.v. zijn dat de loze kabel of leiding wordt aangezien voor de echte, die even verder op blijkt te liggen en waar dan geen rekening meer mee wordt gehouden bij baggerwerkzaamheden of taludherstel. 

Artikel 2.56 Maatwerkvoorschriften

Bij noodzakelijke werkzaamheden door het waterschap moet degene, die een kabel of leiding heeft aangelegd of zijn rechtsopvolger zorgen voor verlegging of verwijdering ervan. In principe is dat voor rekening van degene, die de kabel- of leiding heeft aangelegd, tenzij dat aantoonbaar onbillijk zou zijn of er een regeling voor schadevergoeding geldt of wordt overeengekomen. 

Artikel 2.57 Toepassingsbereik

Het aanleggen van een dam met duiker kan ingrijpen op de inrichting van het watersysteem, niet alleen voor wat betreft de wateraanvoer, –afvoer en -berging. Door een dam of duiker wordt de oever onderbroken en het open water afgedekt. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de zuurstofhuishouding en voor de flora en fauna. Het blijft van belang, dat er met name in stedelijk gebied zo weinig mogelijk dammen of duikers zijn en dat er eisen gelden voor de aanleg van een dam met duiker.

Artikel 2.59 Aanwijzing algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op dammen met duikers in alle oppervlaktewaterlichamen, behalve voor overige oppervlaktewaterlichamen.

Artikel 2.60 Meldingsplicht

Ingrepen in het (hoofd)waterstaatsysteem moeten goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden. Mede hierom is de meldplicht opgenomen, voor zover het werkzaamheden betreft in een oppervlaktewaterlichaam van het waterschap. De wijzigingen worden ook in de legger vermeld. Voor schouwsloten is een melding niet nodig, gelet op de beperktere functie ervan. 

Artikel 2.61 Algemene regel aanleg en constructie

Om er voor te zorgen, dat een dam met duiker goed wordt gelegd en afgewerkt en er geen overlast tijdens of als gevolg van de werkzaamheden ontstaat, is een aantal specifieke technische voorschriften nodig. Geregeld zijn o.a. de afmeting en uitvoering van een dam met duiker, de afstand tot andere kunstwerken en de ligging. Een duiker in een oppervlaktewaterlichaam, die bij het waterschap in eigendom beheer en onderhoud is, wordt bij voorkeur gemaakt van beton. De aanwijzingen van het waterschap over de diameter en diepteligging van duikers in waterschapswatergangen moeten worden opgevolgd. Om het aantal dammen met duikers in het stedelijk gebied te beperken wordt daar per kadastraal perceel slechts één dam met duiker toegestaan. In het landelijk gebied zijn de percelen groter en hoeft het maximaal aantal dammen met duikers per perceel niet te worden voorgeschreven. Het gaat daar vaak om brede en dus kostbare dammen met duikers, die niet onnodig zullen worden gerealiseerd. De maximale breedte is voorgeschreven om te voorkomen dat de watergangen “dichtslibben” met dammen en duikers. Het stedelijk gebied is wat dat betreft kwetsbaarder en een dam met duiker mag daar ook niet zo breed zijn als in het buitengebied. Daar is in verband met doelmatig agrarisch gebruik en steeds groter wordende machines soms behoefte aan heel brede dammen. Daarom is in deze Algemene regel de maximumbreedte in het buitengebied bepaald op 26 meter.

Artikel 2.63 Algemene regel onderhoud

Gelet op het extra belang van een goede doorstroming van duikers in watergangen van het waterschap blijft het waterschap zelf verantwoordelijk voor het schoonhouden van de duiker (doorstroomprofiel) in die watergangen. 

Het onderhoud van een dam met duiker berust bij degene, die er opdracht voor heeft gegeven of bij zijn rechtsopvolger. Het betreft onderhoud van het grondlichaam en de constructie van de duiker en het doorstroomprofiel. Dat geldt ook in schouwsloten waar normaliter de onderhoudsgrens overeenkomt met de eigendomsgrens, die meestal halverwege de sloot ligt.

Artikel 2.65 Maatwerkvoorschrift

Bij noodzakelijke werkzaamheden door het waterschap moet degene, die een dam met duiker heeft aangelegd of zijn rechtsopvolger zorgen voor wijziging of verwijdering en eventuele herplaatsing ervan. In principe is dat voor rekening van degene, die de dam met duiker heeft aangelegd, tenzij dat aantoonbaar onbillijk zou zijn. 

Artikel 2.66 Toepassingsbereik

Dempingen van schouwsloten en overige oppervlaktewaterlichamen hebben gevolgen voor de waterberging. Ze grijpen hiermee in in de waterhuishouding. De waterbelangen kunnen voldoende worden gewaarborgd door het stellen van voorschriften. Voor zover nodig moet de waterbergingsruimte, die door demping verloren gaat, worden gecompenseerd. 

Artikel 2.67 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het dempen van hoofdwatergangen  en het dempen van schouwsloten en overige oppervlaktewaterlichamen zijn niet vrijgesteld van de vergunningplicht. Het dempen daarvan maakt een te grote inbreuk op de waterhuishouding. Het waterschap moet van geval tot geval kunnen blijven beoordelen of demping van zo’n watergang toegestaan kan worden en welke specifieke voorschriften daaraan moeten worden verbonden. In die omgevingsvergunningen zullen ook compenserende maatregelen worden voorgeschreven met als uitgangspunt hetgeen in deze afdeling is bepaald. Een schouwsloot of overig oppervlaktewaterlichaam in de beschermingszone van vijf meter langs een waterkering heeft een belangrijke functie voor de afvoer van kwelwater en hemelwater, dat afkomstig is van het dijklichaam. Het is daarom niet toegestaan deze sloten zonder omgevingsvergunning te dempen. 

Artikel 2.69 Meldingsplicht

Ingrepen in het waterstaatsysteem moeten goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden en het nakomen van de compensatieplicht. Mede hierom is de meldplicht in deze afdeling opgenomen. Ook moeten de wijzigingen in het watersysteem worden bijgehouden in de gegevensbestanden van het waterschap, zoals schouwkaart en beheerregister. Zie ook de toelichting bij artikel 1.10 Algemene gegevens bij een melding of informatieverplichting voor een algemene toelichting op de meldingsplicht.

Artikel 2.70 Algemene regel compensatie

A. Bebouwd gebied

Het dempen van oppervlaktewaterlichamen, inclusief schouwsloten, en overige oppervlaktewaterlichamen kan hoge grondwaterstanden en wateroverlast veroorzaken, hetgeen ongunstig is voor de bebouwing. De oppervlaktewaterlichamen en overige oppervlaktewaterlichamen zijn indertijd niet voor niets aangelegd en hebben meestal een functie in het verlagen van hoge grondwaterstanden. In de praktijk is het bij bebouwing dan ook meestal zo dat drainage wordt aangelegd op plekken waar oppervlaktewaterlichamen en overige oppervlaktewaterlichamen worden gedempt. Dit is zeer ongunstig voor het watersysteem. Op deze manier is ruimte onttrokken aan het oppervlaktewatersysteem en wordt geen extra water geborgen in de bodem. Het gevolg is een extra belasting van het afvoersysteem. Het is daarom noodzakelijk dat er in het bebouwd gebied ook bij dempingen van schouwsloten en overige oppervlaktewaterlichamen altijd compenserende maatregelen worden getroffen.

B. Overig gebied

Hetgeen hierboven onder A staat vermeld, geldt ook voor het overig gebied met een GHG tussen maaiveld en 1 meter beneden maaiveld. Voor dit overig gebied is er nog een extra nadeel, dat het effect is van het gevoerde peilbeheer. Door het dempen van oppervlaktewaterlichamen, inclusief schouwsloten, en overige oppervlaktewaterlichamen kan door het peilbeheer minder invloed worden uitgeoefend op het gewenste grondwaterregime. Het is daarom noodzakelijk dat er in het overig gebied met GHG < 1 meter ten opzichte van het maaiveld altijd compenserende maatregelen worden getroffen.

C. Overig gebied met GHG ≥ 1m ten opzichte van het maaiveld

Deze zogenaamde “drogere” gebieden zijn gebieden met een GHG van meer dan 1 meter beneden maaiveld. In deze gebieden zal een verhoging van de grondwaterstand door het dempen van oppervlaktewaterlichamen met in begrip van schouwsloten en overige oppervlaktewaterlichamen doorgaans niet leiden tot wateroverlast. Oppervlaktewaterlichamen en overige oppervlaktewaterlichamen in deze gebieden mogen zonder compensatieplicht worden gedempt. Een uitzondering daarop geldt voor brede oppervlaktewaterlichamen. Deze hebben in perioden van extreme neerslag en bij een gestremde lozing vanwege hoge zeewaterstanden een waterbergende functie. Door het optrekken van stuwen wordt water bovenstrooms van de boezem vastgehouden. Dit is een maatregel die in het calamiteitenplan van het waterschap is opgenomen. Als deze waterlichamen worden gedempt, gaat er bergingscapaciteit verloren. Daarom mogen deze waterlichamen, met een breedte op de waterlijn van meer dan 2 meter in de winter, alleen worden gedempt indien er compenserende maatregelen worden getroffen.

D. Natuurterrein

Een natuurgebied is een terrein, waarvan de inrichting en het beheer (bijna) helemaal en duurzaam is afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterrein worden mede verstaan bos en open water. In natuurterreinen mogen schouwsloten en overige oppervlaktewaterlichamen zonder compenserende maatregelen worden gedempt. Voorwaarde is dat na het dempen de maatgevende afvoer in de nieuwe situatie niet groter is dan de huidige maatgevende afvoer en dat de grondwaterstand in de omliggende gebieden niet nadelig wordt beïnvloed. Overleg met het waterschap van tevoren hierover is wenselijk. Ook voor natuurterrein geldt er een uitzondering voor brede oppervlaktewaterlichamen die in open verbinding staan met het watersysteem. Zie hiervoor verder onder C.

Het volgende wordt nog opgemerkt:

Het waterschap kan in heel bijzondere situaties overwegen een uitzondering te maken op de compensatieplicht. Het waterschap kan in dergelijke uitzonderlijke gevallen alleen gemotiveerd en onderbouwd afwijken.

In “grensgevallen”, waarin de te dempen schouwsloot of het overige oppervlaktewaterlichaam op de kadastrale grens en de grens tussen de verschillende gekleurde gebieden ligt, geldt het strengste regime. 

Compensatie waterberging

Compensatie kan plaatsvinden door het verbreden van een bestaande watergang of sloot of door het graven van een nieuw water. Oppervlaktewaterlichamen die 1 jaar voordat de melding is ingediend, zijn gedempt of verbreed, kunnen ook meetellen als compensatie voor de waterberging, mits dit duidelijk aantoonbaar is. Onder compensatie wordt niet verstaan het verdiepen van een watergang of sloot. Deze ruimte wordt al ingenomen door (grond)water. Bij de berekening van de waterberging is de bovenbreedte bm (gemeten op maaiveldhoogte), de afstand a tussen maaiveld en waterpeil ww in de winter van de te dempen watergang bepalend. Bij de aanvraag dienen deze maten te worden meegezonden en de maten van de nieuwe of te verbreden watergang. 

Aan de hand van deze maten dient de melder de waterberging te berekenen en in te dienen bij de melding.

De compenserende maatregel dient voorafgaand aan het dempen te worden gerealiseerd om te voorkomen dat het waterbergend vermogen van het watersysteem tijdelijk vermindert. De watergang of sloot, waarin het dempen wordt gecompenseerd, moet in open verbinding staan met het watersysteem om het overtollige water in het watersysteem er ook daadwerkelijk in te kunnen bergen. Het waterschap kan over het compenseren advies geven. Door het dempen mogen geen watergangen of sloten worden afgesloten van het watersysteem. Om wateroverlast of watertekort te voorkomen moet eventueel een duiker worden gelegd. Het waterschap kan hierover, al dan niet op verzoek, advies geven. Enkele specifieke technische voorschriften zijn al opgenomen. Ten behoeve van de ontsnappingsmogelijkheid van fauna moet de demping in één richting worden uitgevoerd. Indien de nieuw te graven sloot ten behoeve van de waterberging, voldoet aan de schouwcriteria van het waterschap, krijgt deze nieuwe sloot hiermee de status van schouwsloot. Het onderhoud van de aangebrachte werken berust bij de degene, die er opdracht voor heeft gegeven en bij zijn rechtsopvolger. Een duiker in een gedempte sloot moet worden onderhouden door degene, die de demping c.a. heeft laten uitvoeren. 

Artikel 2.72 Toepassingsbereik

Opgaande (hout)beplanting die over een onderhoudspad langs een oppervlaktewaterlichaam hangt, vormt een belemmering voor het doelmatig uitvoeren van machinaal onderhoud. Het is daarom van belang daar regels over te stellen.

Artikel 2.73 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Genoemde molens hebben in noodsituaties een zodanige functie, dat bescherming van hun zgn. molenbiotoop in de waterschapsverordening gerechtvaardigd is. Voorkomen moet worden dat ze onvoldoende windvang hebben

Artikel 2.74 Toepassingsbereik

Van het begrip 'werken' is in de begripsbepaling een definitie gegeven. Het vernieuwen of wijzigen wordt geacht onder het begrip “plaatsen” te vallen

Artikel 2.75 Vergunningplicht beperkingengebied waterstaatswerk

Genoemde molens hebben in noodsituaties een zodanige functie, dat bescherming van hun zgn. molenbiotoop gerechtvaardigd is. Voorkomen moet worden dat ze onvoldoende windvang hebben

Artikel 2.77 Vergunningplicht schepen

Onder ligplaats innemen valt voor de toepassing van de Waterschapsverordening ook het afmeren, laden en lossen en het ligplaats hebben. Op plaatsen waar goede (nuts)voorzieningen zijn voor het innemen van een ligplaats en die er ook op gericht zijn dat oevers niet worden beschadigd, is regulering door middel van het verlenen van een watervergunning niet nodig. Dat kan ook gelden voor ligplaatsen, die door gemeenten zijn aangewezen. Onder schepen vallen ook woonschepen.

Artikel 2.78 Vergunningplicht waterpeil

Onder omstandigheden kan het dagelijks bestuur aan ingelanden toestaan dat (tijdelijk) de waterstand op een ander peil wordt gebracht, bijvoorbeeld door onderbemaling. Dit zal over het algemeen slechts kunnen indien de betrokkene zodanige maatregelen neemt, dat geen nadelige effecten ontstaan voor het waterbeheer van het grotere gebied.

Artikel 2.79 Vergunningplicht waterstaatswerk

In het waterschapsgebied komen op kanaaldijken openbare zandpaden voor, die niet vallen onder de categorie verharde wegen, maar waarover wel gereden mag worden (openbaar). Vandaar de toevoeging openbare zandwegen in het tweede lid. 

Lid 1 onder a betreft het verbod op het verrichten van werkzaamheden. Bij het begrip, ‘werkzaamheden' moet een verband gelegd worden met verrichten van handelingen. Onder werkzaamheden vallen o.a. aanleg-, bagger-, boor-, bouw-, graaf-, demping- herstel-, onderhoud-, plantreparatie-, revisie-, sloop-, uitbreiding-, verbouw- en herbouwwerkzaamheden. Werkzaamheden betreffen zowel werkzaamheden die tot doel hebben verandering te brengen in de staat van waterstaatswerken, als werkzaamheden die dat niet tot doel hebben maar waarvan onbedoeld effect is dat verandering wordt gebracht in de staat van die werken. Onder dit verbod valt bijvoorbeeld het dempen van een sloot.

Op grond van lid 1 onder b o.a. geen dieren worden geweid op waterstaatswerken, dus ook niet op onderhoudspaden, die volgens de begripsbepalingen deel uit maken van het waterstaatswerk.

Op grond van lid 1 onder e is het verboden zich als niet-rechthebbende (iemand anders dan de eigenaar of de gebruiker) op waterstaatswerken te bevinden, inden dat vanwege het dagelijks bestuur op een voor het publiek kenbare wijze is aangegeven (bijvoorbeeld door een bord met het opschrift “Verboden toegang waterschap Hunze en Aa’s”). Daar waar de belangen van de waterstaatswerken zich er niet tegen verzetten is recreatief medegebruik zoals wandelen in de regel toegestaan. Het waterschap beveelt daarbij steeds aan honden aan te lijnen in verband met mogelijke verstoring van de fauna. 

Lid 1 onder f is een verbijzondering van het verbod om ergens voorwerpen te plaatsen, als bedoeld in lid 1 onder b van dit artikel. Een vergunning voor het (beroepsmatig) plaatsen van vistuig zal mede worden getoetst aan het visbeleid, dat is overeengekomen met de desbetreffende belangenorganisaties. 

 

Artikel 2.80 Vergunningplicht hoofdwatergang en waterkering

De vergunningplichtige activiteiten voor het profiel van vrije ruimte, de bebouwingszone en de beschermingszone van een waterstaatswerk staan in dit artikel. Als uitgangspunt voor vergunningverlening in het profiel van vrije ruimte geldt het “nee, tenzij”-principe en in de bebouwingszone en de beschermingszone geldt het “ja, mits”-principe. Het “nee, tenzij”-principe betekent dat niet mag worden vergund, tenzij er een zwaar maatschappelijk belang in het geding is en als de activiteit redelijkerwijs niet elders kan plaatsvinden. Het “ja, mits”-principe houdt in dat een vergunning kan worden verleend, mits er geen onomkeerbare ontwikkelingen plaats vinden, die nadelig kunnen zijn voor toekomstige aanpassingen van de primaire waterkeringen. 

Artikel 4.1 Toepassingsbereik

Het onttrekken van grondwater is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt tot op zekere hoogte relatief eenvoudig en gebeurt redelijk vaak. Toch grijpt het in op het grondwatersysteem. Het kan negatieve gevolgen hebben voor de grondwaterstand. Het blijft daarom van belang dat er voorschriften gelden.

Artikel 4.7 Toepassingsbereik

Het onttrekken van grondwater is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt tot op zekere hoogte relatief eenvoudig en gebeurt redelijk vaak. Toch grijpt het in op het grondwatersysteem. Het kan negatieve gevolgen hebben voor de grondwaterstand. Het blijft daarom van belang dat er voorschriften gelden.

Artikel 4.8 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Voor de onttrekkingen voor bronbemaling is een etmaalmaximum opgenomen van 5.000 m3 gedurende de eerste vijf dagen en van 3.000 m3 voor de dagen daarna. Zodoende wordt ruimte gelaten de eerste dagen meer te onttrekken om het grondwater op het gewenste niveau te krijgen. Voor de dagen daarna is alleen stabilisatie nodig en kan worden volstaan met een maximum van 3.000 m3 . Met deze maxima is de kans op schade vrijwel uitgesloten. Daarnaast blijven uiteraard de maxima per 30 dagen en per half jaar gelden.

Artikel 4.10 Meldingsplicht

Het is noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de onttrekkingen en op basis daarvan een goed beeld houdt van locatie en hoeveelheid van de onttrekking. Zo nodig kan dan regulerend worden opgetreden. De melding en meting moeten plaatsvinden zoals bepaald is in artikel 4.2.

Artikel 4.13 Toepassingsbereik

Het onttrekken van grondwater is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt tot op zekere hoogte relatief eenvoudig en gebeurt redelijk vaak. Toch grijpt het in op het grondwatersysteem. Het kan negatieve gevolgen hebben voor de grondwaterstand. Het blijft daarom van belang dat er voorschriften gelden.

Artikel 4.14 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Voor de onttrekkingen voor proeven is een etmaalmaximum opgenomen van 5.000 m3 gedurende de eerste vijf dagen en van 3.000 m3 voor de dagen daarna. Zodoende wordt ruimte gelaten de eerste dagen meer te onttrekken om het grondwater op het gewenste niveau te krijgen. Voor de dagen daarna is alleen stabilisatie nodig en kan worden volstaan met een maximum van 3.000 m3 . Met deze maxima is de kans op schade vrijwel uitgesloten. Daarnaast blijven uiteraard de maxima per 30 dagen en per half jaar gelden.

Artikel 4.16 Meldingsplicht

Het is noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de onttrekkingen en op basis daarvan een goed beeld houdt van locatie en hoeveelheid van de onttrekking. Zo nodig kan dan regulerend worden opgetreden. De melding en meting moeten plaatsvinden zoals bepaald is in artikel 4.2.

Artikel 4.19 Toepassingsbereik

Het onttrekken van grondwater is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt tot op zekere hoogte relatief eenvoudig en gebeurt redelijk vaak. Toch grijpt het in op het grondwatersysteem. Het kan negatieve gevolgen hebben voor de grondwaterstand. Het blijft daarom van belang dat er voorschriften gelden.

Artikel 4.20 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Voor de onttrekkingen voor grondsanering is een etmaalmaximum opgenomen van 5.000 m3 gedurende de eerste vijf dagen en van 3.000 m3 voor de dagen daarna. Zodoende wordt ruimte gelaten de eerste dagen meer te onttrekken om het grondwater op het gewenste niveau te krijgen. Voor de dagen daarna is alleen stabilisatie nodig en kan worden volstaan met een maximum van 3.000 m3 . Met deze maxima is de kans op schade vrijwel uitgesloten. Daarnaast blijven uiteraard de maxima per 30 dagen en per half jaar gelden.

Artikel 4.22 Meldingsplicht

Het is noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de onttrekkingen en op basis daarvan een goed beeld houdt van locatie en hoeveelheid van de onttrekking. Zo nodig kan dan regulerend worden opgetreden. De melding en meting moeten plaatsvinden zoals bepaald is in artikel 4.2.

Artikel 4.25 Toepassingsbereik

Het onttrekken van grondwater is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt tot op zekere hoogte relatief eenvoudig en gebeurt redelijk vaak. Toch grijpt het in op het grondwatersysteem. Het kan negatieve gevolgen hebben voor de grondwaterstand. Het blijft daarom van belang dat er voorschriften gelden.

Artikel 4.28 Meldingsplicht

Het is noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de onttrekkingen en op basis daarvan een goed beeld houdt van locatie en hoeveelheid van de onttrekking. Zo nodig kan dan regulerend worden opgetreden. De melding en meting moeten plaatsvinden zoals bepaald is in artikel 4.2.

Artikel 4.31 Toepassingsbereik

Het onttrekken van grondwater is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt tot op zekere hoogte relatief eenvoudig en gebeurt redelijk vaak. Toch grijpt het in op het grondwatersysteem. Het kan negatieve gevolgen hebben voor de grondwaterstand. Het blijft daarom van belang dat er voorschriften gelden.

Artikel 4.33 Aanwijzing algemene regels

Voor onttrekkingen in grondwaterdeelgebied 1 heeft beperkte gebruiksmogelijkheden om grondwateronttrekkingen te doen groter dan 10 m3 /uur voor beregening van grasland en akkerbouw, behalve voor hoogsalderende teelten en vollegrondstuinbouw. Het betreft dezelfde gebieden als tot 2010 onder vigeur van de provinciale Omgevingsverordening Drenthe. De reden voor deze beperking is de aanwezigheid van veel kwetsbare natuurwaarden in dit gebied. Tot de hoogsalderende teelten behoren bloemen, bollen, sierteelt, fruit, bomen, graszaad en graszoden, pootaardappelen, cichorei, (glas)tuinbouw en sportvelden. Deze teelten hebben op een bepaald moment in de groei absoluut water nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Geen beregening betekent verlies van oogst. Fabrieks- en consumptieaardappelen, granen, bieten en maïs behoren niet tot de hoogsalderende teelten. Deze gewassen kunnen zich na een droogteperiode vaak nog voldoende herstellen. 

Artikel 4.34 Meldingsplicht

Het is noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de onttrekkingen en op basis daarvan een goed beeld houdt van locatie en hoeveelheid van de onttrekking. Zo nodig kan dan regulerend worden opgetreden. De melding en meting moeten plaatsvinden zoals bepaald is in artikel 4.2.

Artikel 4.35 Algemene regel beregening en bevloeiing

Als op jaarbasis meer dan 1500 m3 grondwater per ha. wordt onttrokken voor beregening van akkerbouwgrond of grasland dan is wel een vergunning nodig. Van deze hoeveelheid, die overeenkomt met 150 mm/jaar gaat een stimulans uit om efficiënt te beregenen. In de praktijk blijkt deze hoeveelheid, zelfs in veel drogere gebieden, genoeg.

In de geometrische informatieobjecten is geen rekening gehouden met de wenselijke afstand tussen een onttrekking en individuele stenen gebouwen, daarom is de afstand als algemene regel opgenomen in dit artikel in lid 2.

Het slaan van de putten moet door een erkend boorbedrijf plaatsvinden om een goede werkwijze te garanderen. Dat is van belang omdat in veel gevallen geboord wordt door diverse watervoerende pakketten en scheidende lagen. Hierdoor kan uitwisseling van grondwater in de verschillende watervoerende pakketten plaatsvinden, wat ongewenst is. Het SIKB heeft het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Indien volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt uitwisseling voorkomen. De nieuwste versie van het protocol is te vinden op www.sikb.nl. 

 

Artikel 4.36 Algemene regel filterdiepte

De filters moeten voldoende diep worden geplaatst om de effecten op het ondiepe grondwater beperkt te houden. 

Artikel 4.38 Toepassingsbereik

Het onttrekken van grondwater is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt tot op zekere hoogte relatief eenvoudig en gebeurt redelijk vaak. Toch grijpt het in op het grondwatersysteem. Het kan negatieve gevolgen hebben voor de grondwaterstand. Het blijft daarom van belang dat er voorschriften gelden.

Naar boven