Stimuleringsregeling Regionaal Partnerschap voor Water en Bodem

Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,

 

Gelet op artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet, artikel 1.3 van de Algemene subsidieverordening De Stichtse Rijnlanden, titel 4.2 van de Algemene wet Bestuursrecht

en

Waterbeheerprogramma ‘Stroomopwaarts 2022-2027’ van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, Deltaprogramma Klimaatadaptatie en Deltaprogramma Zoetwater en de maatregelenlijst van het Bestuurlijke Overleg Open Teelten en Veehouderij

en

Artikel 14 van de EU Verordening 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag, betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard. (Pb L. 327), zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie van 21 dec 2022, L327/27 (de Landbouwvrijstellingsverordening).

 

besluit de volgende subsidieregeling vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Aanvrager: Een lid of vertegenwoordiger van de doelgroep, zoals is opgenomen in artikel 3 a, b, c, d;

  • 2.

    Agrariër: Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren en die zijn aan te merken als kleine, middelgrote of micro- ondernemingen als bedoeld in artikel 2 van bijlage 1 bij de LVV;

  • 3.

    Agrarisch waterplan: Integraal plan ter bevordering van waterbewust boeren. Onderdeel van de subsidieaanvraag. Inhoudelijk beschreven onder artikel 5 lid 3;

  • 4.

    Algemeen bestuur: Het algemeen bestuur van het waterschap;

  • 5.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • 6.

    BOOT lijst: Lijst met maatregelen die kunnen worden getroffen om de waterkwaliteit, waterkwantiteit of bodemkwaliteit te verbeteren zoals vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg Open Teelten en Veehouderij (http://agrarischwaterbeheer.nl/document/boot-lijst-maatregelen-agrarisch-waterbeheer) en ook als bijlage bij deze regeling is toegevoegd;

  • 7.

    Collectief: Een (gecertificeerd) agrarisch samenwerkingsverband in de vorm van een (coöperatieve) vereniging in een (zelfgekozen) begrensd gebied dat bestaat uit agrariërs en andere grondgebruikers (beheerders met gebruiksrecht van de grond) in een gebied die zich op vrijwillige basis hebben verenigd voor het uitvoeren van agrarisch natuur-en landschapsbeheer. Rijn, Vecht en Venen, Utrecht-Oost, Lopikerwaard, of Rijn & Gouwe Wiericke;

  • 8.

    College: Het college van dijkgraaf en hoogheemraden belast met het dagelijks bestuur van het waterschap;

  • 9.

    DAW: Deltaplan Agrarisch Waterbeheer;

  • 10.

    KRW: Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van Europa van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen over het waterbeleid;

  • 11.

    Klimaatadaptatie: het tijdig en effectief aanpassen aan het actuele of verwachte klimaat. Daardoor kan schade of ongewenste situaties door klimaatverandering worden beperkt

  • 12.

    LVV: Landbouwvrijstellingsverordening (Verordening EU-nummer 2022/2472);

  • 13.

    Niet-productieve maatregel: een maatregel die geen aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van de onderneming van de agrariër tot gevolg heeft;

  • 14.

    Productieve maatregel: Een maatregel die een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van de onderneming van de agrariër tot gevolg heeft;

  • 15.

    Subsidieverordening: Algemene Subsidieverordening De Stichtse Rijnlanden, in werking getreden op 1 januari 2017;

  • 16.

    Waterschap: Waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;

  • 17.

    Watersysteem: Samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.

Artikel 2 Doelen

Het doel van de regeling is om agrariërs te stimuleren om bovenwettelijke maatregelen te treffen, welke een positief effect hebben op de waterkwaliteit van water en bodem en structurele verbeteringen van het oppervlaktewatersysteem om meer weerbaar te zijn bij klimaatveranderingen (extreem weer, langdurige droogte, wateroverlast bij piekbuien).

Deze maatregelen zijn gericht op integraal waterbeheer en worden vastgelegd in regionale, agrarische waterplannen over waterbeheer en/of kennisoverdracht. Het subsidieprogramma draagt ook bij aan bewustwording bij agrariërs.

Artikel 3 Doelgroep subsidieregeling

  • 1.

    De subsidie voor maatregelen onder artikel 4 worden uitsluitend verstrekt aan agrariërs.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende bovenwettelijke activiteiten binnen het beheergebied van het waterschap te weten: productieve en niet-productieve investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op landbouw-, water-, bodem en klimaatdoelen, die voorkomen op de BOOT-lijst in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW):

 

  • 1.

    Niet-productieve maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit bestaan uit:

    • I.

      Plaatsen drinkbakken én afrastering om vertrapping slootkanten en uitspoeling van nutriënten te voorkomen (maatregel B22 BOOT-lijst);

    • II.

      Aanschaf van erfveegmachines;

    • III.

      Inrichting zuiveringssystemen drainagewater/uitstroom greppels (bijvoorbeeld met ijzerzand) (maatregel B32 en B41 BOOT-lijst);

    • IV.

      Maatregelen ter voorkoming van erfafspoeling op basis van een bedrijfsscan (maatregel B42 t/m B47 BOOT-lijst);

    • V.

      Aanleg natuurvriendelijke oevers en/of waterbergingsoever, natte bufferstroken, (maatregel B37, B38 BOOT-lijst);

    • VI.

      Aanleg droge bufferstroken (breder dan wettelijk voorgeschreven mest- en spuitvrij) (maatregel B36 BOOT-lijst).

  • 2.

    Productieve maatregelen ten behoeve van waterkwaliteit bestaan uit:

    • I.

      Investeringen in precisiebemesting (maatregel B16 BOOT-lijst);

    • II.

      Investeringen voor spuitapparatuur of – technieken die verdergaand dan wettelijk verplicht (maatregel B24, B25 BOOT-lijst);

    • III.

      Investeringen die de verdichting van de bodem voorkomen, zoals aanleg vaste rijpaden op het perceel of de aanschaf van GPS/materieel; (maatregel B48 BOOT lijst);

    • IV.

      Uitvoeren bodemscan, aanschaf bodemvochtmeter en andere investeringen ten behoeve van ‘verbeterde goede landbouwpraktijk (maatregelen Categorie C BOOT-lijst);

    • V.

      Investeringen in beslissingsondersteunende systemen (BOS) op basis van bodemonderzoek aangevuld met beschikbare meetresultaten (maatregel A9 BOOT-lijst).

  • 3.

    Productieve maatregelen ten behoeve klimaatadaptatie: verbeteren van het oppervlaktewatersysteem, landschap en gebruik van oppervlaktewater. Prioriteiten uit de BOOT-lijst zijn:

    • I.

      Investeringen in waterbesparende maatregelen, waaronder druppelirrigatie;

    • II.

      Aanpassen landschap om regenwater vast te houden en te infiltreren in de bodem;

    • III.

      Aanpassen watersysteem met structuren, waaronder aanleg greppels, infiltratievoorzieningen;

    • IV.

      Water vasthouden door aanleg stuwen;

    • V.

      Maatregelen om de bodem te verbeteren met als doel het bevorderen van infiltratie van regenwater, langer vasthouden van water in de bodem om droogteproblemen tegen te gaan.

    • VI.

      In overleg met het waterschap: andere maatregelen dan I-V uit de BOOT-lijst

Artikel 5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor subsidie wordt ingediend met een aanvraagformulier. Dit formulier en hulpformats zijn te vinden op de website van het waterschap, Subsidieregeling Regionaal partnerschap voor water en bodem - HDSR.

  • 2.

    De aanvraag wordt ingediend door een lid van de doelgroep. De aanvrager kan een derde machtigen om de aanvraag namens hem te doen

  • 3.

    Met uitzondering van aanvragen die betrekking hebben op de aanschaf van een drinkbak (artikel 4.1.I) bevat een subsidieaanvraag voor maatregelen zoals vermeld in artikel 4 naast het aanvraagformulier;

     

    • a.

      Een agrarisch waterplan waarin tenminste is opgenomen:

       

      • I.

        Een beschrijving van de aanleiding van het project/de wateropgave in het gebied;

      • II.

        Een beschrijving van de doelstellingen en ligging van het project;

      • III.

        Een beschrijving van de activiteiten en investeringen die benodigd zijn het waterplan en het project uit te voeren;

      • IV.

        De verwachte resultaten van het project;

      • V.

        De verwachte realisatietermijn van het project;

      • VI.

        Een beschrijving hoe de resultaten worden geborgd.

    • b.

      Een financieel overzicht waarin tenminste is opgenomen;

       

      • I.

        Een begroting van de activiteiten zoals beschreven in het agrarisch waterplan;

      • II.

        Een financieringsplan van de kosten van de activiteit;

      • III.

        Een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 4.

    Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend vóórdat met het project wordt gestart.

  • 5.

    Als een aanvraag onvolledig is ingediend, geeft het waterschap de aanvrager de gelegenheid de aanvraag binnen een nader te bepalen termijn aan te vullen. De dag waarop de aanvulling is ontvangen geldt dan als datum van subsidieaanvraag.

Artikel 6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    De maatregelen voldoen aan de doelstelling van deze regeling, genoemd in artikel 2.

  • 2.

    De subsidiabele kosten voor de uitvoering van de maatregelen dienen redelijk te zijn.

Artikel 7 Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden in artikel 4:35 Awb en artikel 1.7 van de Subsidieverordening kan subsidie worden geweigerd als:

  • 1.

    De aanvrager een onderneming in moeilijkheden betreft, zoals bedoeld in artikel 2, lid 14 LVV;

  • 2.

    Voor dezelfde activiteiten op grond van enige regeling reeds subsidie is verstrekt tot de op grond van de in de Landbouwvrijstellingsverordening toegestane maximale steunintensiteit;

  • 3.

    Voor dezelfde activiteiten en investeringen op grond van de regeling Regionaal partnerschap voor water en bodem in de periode 1 jan 2022 tot en met 31 december 2023 al subsidie is verstrekt;

  • 4.

    De maatregelen niet grotendeels ten goede komen aan de landbouwsector in het beheergebied van het waterschap;

  • 5.

    De maatregelen niet voldoen aan de toetsingscriteria vermeld in artikel 6;

  • 6.

    Door de verstrekking van de subsidie het in artikel 12 genoemde plafond wordt overschreden;

  • 7.

    De uitvoering van een project is gestart vóór indiening van de volledige aanvraag;

  • 8.

    Werkzaamheden in het project niet zijn toegestaan op grond van wet- en regelgeving of beleid;

  • 9.

    Het project behoort tot de reguliere projecten of werkzaamheden van de aanvrager;

  • 10.

    De aanvrager heeft in het kader van de subsidieaanvraag onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt en de verstrekking van deze gegevens zal leiden tot een onjuiste beslissing op de aanvraag;

  • 11.

    Tegen de onderneming van de aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

  • 12.

    De subsidieverstrekking anderszins in strijd zou zijn met de Landbouwvrijstellingsverordening.

Artikel 8 Hoogte van de subsidie

De hoogte van het subsidiepercentage zijn voor:

 

  • 1.

    Voor maatregelen zoals genoemd in artikel 4 lid 1 Niet productieve maatregelen: 75% van de kosten voor realisatie van concrete, eenmalige (fysieke) maatregelen: de werken en de materialen.

  • 2.

    Voor maatregelen zoals genoemd in artikel 4 lid 2 Productieve maatregelen: 40% van de kosten voor realisatie van de fysieke maatregelen: de werken en het materiaal.

  • 3.

    Voor maatregelen zoals genoemd in artikel 4 lid 3 Maatregelen voor klimaatadaptatie: 50% van de kosten voor realisatie van de fysieke maatregelen: de werken en materiaal.

  • 4.

    Het maximum-subsidiebedrag per aanvrager en per maatregel is:

    • 1.

      De aanschaf van een drinkbak, subsidiabel onder Artikel 4 lid 1 I omvat een maximaal subsidiebedrag van € 2.250,-- per drinkbak; In uitzondering op Artikel 7 lid 3 mag een aanvrager voor dit type maatregel meer dan één drinkbak aanschaffen binnen deze regeling, tot een maximum bedrag van €6.000,- per agrarisch bedrijf;

    • 2.

      Artikel 4 lid 1 II tot en met VI, niet-productieve maatregelen, en artikel 4 lid 3, productieve maatregelen gericht op verbetering van de kwaliteit van water en bodem maximaal € 6.000,-- per maatregel; indien een aanvraag betrekking heeft op de realisatie van een natuurvriendelijke oever van het type flauw talud geldt een maximum-subsidiebedrag van € 12.000,--.

       

      Verder geldt voor de aanleg van een natuurvriendelijke oever een maximum subsidiebedrag van € 20,-- per strekkende meter, ongeacht het type natuurvriendelijke oever;

    • 3.

      Voor maatregelen in het kader van klimaatadaptatie geldt een maximum subsidiebedrag van € 6.000,--

  • 5.

    De subsidiebedragen per maatregel mogen gestapeld worden tot een maximaal subsidiebedrag per subsidieontvanger:

     

    • I.

      Productieve en niet-productieve maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van water mogen jaarlijks gestapeld worden tot een maximaal bedrag van € 6.000,-- per agrariër per subsidieaanvraag of voor de hele looptijd van de regeling (1 jan 2024 t/m 31 dec 2027) tot een maximum van €10.000,-- per drie jaar. Als de aanvraag (mede) betrekking heeft op de realisatie van een Natuurvriendelijke oever van het type flauw talud mogen productieve en niet-productieve maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van water gestapeld worden tot maximaal € 12.000,-- per agrariër.

  • 6.

    Het subsidiebedrag wordt uitgekeerd exclusief BTW, tenzij deze bewijsbaar niet terug vorderbaar is door de subsidieontvanger.

Artikel 9 Subsidieverlening en –vaststelling

  • 1.

    Voor subsidieaanvragen die vallen onder de deelplafonds, zoals vermeld in artikel 12.2.I geldt dat subsidie op volgorde van binnenkomst dagelijks wordt toegewezen; indien op de dag dat het plafond van een deelplafond wordt bereikt er meerdere aanvragen worden ingediend, dan worden de op die dag nog resterende subsidiemiddelen via loting toegewezen aan de op die dag ontvangen aanvragen.

  • 2.

    Voor alle overige subsidieaanvragen, die betrekking hebben op maatregelen die vallen onder Artikel 4, lid 1 en Artikel 4, lid 2 geldt dat het beschikbare deelplafond, zoals genoemd in Artikel 12.2.II, toegewezen wordt aan aanvragen die op of voor 30 juni 2024 zijn ingediend. Als met de op of voor die datum ingediende aanvragen het deelplafond, zoals vermeld in artikel 12.2.II, wordt overschreden, worden de beschikbare middelen via loting toegewezen. Als met de op of voor 30 juni 2024 ingediende aanvragen genoemd deelplafond nog niet is uitgeput, worden de resterende middelen op volgorde van binnenkomst toegewezen aan aanvragen die na 30 juni 2024 worden ingediend.

  • 3.

    Bij aanvragen die vallen onder de deelplafonds, zoals vermeld in artikel 12.2.I vindt de subsidieverlening en subsidievaststelling plaats conform artikel 5, lid 1.1 van de Algemene Subsidie Verordening.

  • 4.

    Voor de overige aanvragen, die vallen onder artikel 4, lid 1 en artikel 4, lid 2 geldt, in afwijking van artikel 5 lid 1.1 en artikel 5 lid 1.2 van de Algemene Subsidie Verordening dat de subsidieontvanger bij zijn aanvraag tot vaststelling een activiteitenverslag indient voorzien van relevant beeldmateriaal alsmede een overzicht van de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten, blijkend uit een financieel verslag.

  • 5.

    Het college stelt het bedrag van de subsidie in beginsel vast in overeenstemming met de beschikking tot subsidieverlening. Als niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld in de beschikking tot subsidieverlening, wordt op de subsidieaanvraag afwijzend besloten of kan in overeenstemming met artikel 4:46 Awb de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld.

  • 6.

    Met uitzondering van aanvragen die betrekking hebben op de aanschaf van een drinkbak dan wel een erfveegmachine, zal de uitbetaling van de subsidie plaatsvinden op basis van werkelijke kosten.

Artikel 10 Intrekking en wijzigen subsidie

Voor het intrekken en wijzigen van de subsidiegelden de bepalingen uit de Awb en hoofdstuk 6 van de Subsidieverordening.

Artikel 11 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger dient de opgedane ervaringen en kennis op verzoek van het waterschap te delen, binnen de grenzen van het redelijke;

  • 2.

    De uitgevoerde maatregelen dienen minimaal 5 jaar in stand te worden gelaten;

  • 3.

    Als de subsidieontvanger de gesubsidieerde materialen binnen 3 jaar na vaststelling vervreemdt, dient hij het waterschap hiervan terstond op de hoogte te stellen.

Artikel 12 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt voor de uitvoering van deze regeling een subsidieplafond vast.

  • 2.

    Voor het jaar 2024 geldt voor de uitvoering van deze regeling een totaal plafond van € 220.000,-- voor waterkwaliteitsmaatregelen en € 75.000,-- voor maatregelen voor klimaatadaptatie. Het plafond wordt als volgt verdeeld:

    • I.

      Voor het plaatsen van drinkbakken, zoals vermeld in artikel 4.1.I, geldt een deelplafond van € 33.750,--;

    • II.

      Voor alle overige maatregelen gericht op verbetering van de waterkwaliteit geldt een deelplafond van € 186.250,--.

    • III.

      Voor alle maatregelen met betrekking tot klimaatadaptatie geld een plafond van € 75.000,--.

Artikel 13 Melding onvoorziene omstandigheden

De subsidieontvanger doet melding aan het college, zodra aannemelijk is dat het project, waarvoor de subsidie is verstrekt, niet of niet geheel zal worden uitgevoerd of dat niet of niet geheel aan de verplichtingen voldaan kan worden die zijn opgelegd bij de verstrekking van de subsidie.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan van deze regeling afwijken indien toepassing in een individueel geval leidt tot onevenredige onbillijkheid.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Subsidieregeling Regionaal partnerschap voor water en bodem“.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Waterschapsblad, waarin het wordt geplaatst.

  • 3.

    De Subsidieregeling Regionaal partnerschap voor bodem en water eindigt van rechtswege op 31 december 2027.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college op 27 februari 2024

Dijkgraaf,

J.C.H. Haan

Secretaris-directeur,

C. Apeldoorn

Toelichting

De subsidieregeling Regionaal Partnerschap voor Water en Bodem is bedoeld om agrariërs in staat te stellen kleinschalige, bovenwettelijke maatregelen te nemen die de waterkwaliteit en ecologie verbeteren of helpen de bodemdaling vertragen en/of problemen door klimaatadaptatie te voorkomen (verminderen watergebruik bij droogte, voorkomen wateroverlast bij piekbuien). Tegelijkertijd beoogt de regeling om bij te dragen aan vergroting van de bewustwording onder agrariërs over de mogelijkheden die zij hebben om bij te dragen aan deze doelen.

 

De regeling bouwt voort op de regeling met dezelfde naam die in de periode 2018 – 2023 jaarlijks werd opengesteld.

 

Hieronder wordt artikelsgewijs de regeling, die vanaf 1 april 2024 tot en met 30 november 2027 wordt opengesteld, nader toegelicht. De toelichting heeft dezelfde rechtskracht als de regeling zelf.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

LVV: Landbouwvrijstellingsverordening (Verordening EU-nummer 2022/2472). Deze regeling vervangt de landbouwvrijstellingsverordening 702/2014, waarop de subsidieregeling in 2023 was gebaseerd. De voorwaarden uit de nieuwe verordening 2022/2472 met betrekking tot de openstelling zijn niet wezenlijk ten opzichte van de regeling van 2023.

 

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

 

Voor een aantal van de in artikel 4 genoemde subsidiabele activiteiten gelden aanvullende voorwaarden.

 

Drinkbakken

Voor drinkbakken geldt als aanvullende bepaling dat op het perceel waar de drinkbak wordt geplaatst, de slootkanten voorzien moeten zijn of worden van afrastering om te voorkomen dat het vee alsnog de slootkanten vertrapt.

 

Veegmachines

Veegmachines zijn bedoeld voor het regelmatig schoonvegen van het erf en dienen ook met dit doel te worden aangeschaft en gebruikt. Het schoonvegen van het erf voorkomt dat er zaken als voerresten en mest kunnen afspoelen naar het oppervlaktewater.

 

Let bij de aanschaf van een veegmachine op de volgende factoren:

  • -

    Met welke machine gaat u het erf vegen?

  • -

    Past de veegmachine op uw bestaande machine?

  • -

    Voor ideeën voor inrichtingsmaatregelen op het erf, zie kopje Herinrichting erf om erfemissies naar oppervlaktewater te verminderen

  • -

    Bij de aanvraag dient een door een watermakelaar en aanvrager ondertekend formulier worden toegevoegd.

Natuurvriendelijke oever

We onderscheiden twee verschillende typen natuurvriendelijke oever:

  • 1.

    Flauwhellend talud (zowel boven als onder water)

  • 2.

    Plasberm

Eisen aan natuurvriendelijke oever met flauwhellend talud (type 1): Max subsidiebedrag: €12.000

  • -

    Een hellingspercentage van minimaal 1:4

  • -

    Breedte oever minimaal 3m, zodat alle zones in het profiel beschikbaar zijn en er geen scherpe overgangen zijn in het oevertalud

  • -

    Minimale lengte 50 meter

Bron: Handreiking Natuurvriendelijke oevers, 2003

 

Eisen aan plasberm (type 2): Max subsidiebedrag: €6.000

  • -

    Ondiepe plasberm: 10-50 cm diep onder het laagste waterpeil

  • -

    De minimale breedte van een plasberm is 1 m.

  • -

    Minimale lengte 50 meter.

Bron: Handreiking Natuurvriendelijke oevers, 2003

 

Locatie

Bij voorkeur wordt de natuurvriendelijke oever aan de noordoever gerealiseerd. Een west- of oostoever zijn ook toegestaan. De zuidoever is niet geschikt.

 

Eventuele aanvullende maatwerkvoorwaarden aan natuurvriendelijke oevers:

  • -

    Als de oever grenst aan een perceel met weidegang, dan moet een strook van 1,5 meter vanaf de landzijde van de natuurvriendelijke oever. De afrastering voorkomt dat in de natuurvriendelijke oever vee graast of mest. Kosten voor afrastering van de natuurvriendelijke oever zijn subsidiabel, omdat het vertrappen van de oever tegengaat.

  • -

    Bij het plaatsen van de oeverbeschoeiing om een natuurvriendelijke oever te beschermen, dient er zoveel mogelijk een natuurlijke lijn aangehouden te worden (‘losjes’ te werk gaan dus), waardoor er verschillende gradiënten ontstaan in de oever. Dit draagt niet alleen bij aan de biodiversiteit, maar ook aan het natuurlijke uiterlijk van de natuurvriendelijke oever

  • -

    Bij het plaatsen van de oeverbeschoeiing om een natuurvriendelijke oever te beschermen, moet gebruik gemaakt worden van natuurlijke materialen, zoals wilgentenen.

  • -

    In een oeverbeschoeiing dienen openingen geplaatst te worden zodat vissen en amfibieën in en uit de oever kunnen komen.

Beheer natuurvriendelijke oever

  • -

    De natuurvriendelijke oever dient niet met de rest van het perceel meegemaaid/gehooid te worden, maar als natuurvriendelijke oever beheerd te worden. Afhankelijk van de ontwikkeling van vegetatie in de natuurvriendelijke oever kan het gunstig zijn om in het najaar te maaien, dan wel van tijd tot tijd houtachtigen uit de natuurvriendelijke oever te verwijderen. Dit beheer moet minimaal vijf jaar worden uitgevoerd, gelijk aan de instandhoudingeis van de fysiek aangelegde natuurvriendelijke oever. HDSR adviseert om voor het beheer contact te zoeken met het agrarisch collectief in de regio van de aanvrager. Bij het collectief kan mogelijk een beheerpakket afgesloten worden, waarmee aanspraak gemaakt kan worden op een vergoeding voor het beheer van de natuurvriendelijke oever;

  • -

    De natuurvriendelijke oever dient niet mee-bemest en of gespoten te worden, voor zover dat vanuit betreffende regelgeving al niet verboden is;

  • -

    Eventueel dienen er één of meerdere veedrenkplaatsen in de natuurvriendelijke oever te worden aangelegd. Zodoende wordt de waterkant niet vertrapt en komen er op die manier geen extra meststoffen in het oppervlaktewater terecht;

  • -

    Met het verstrekken van de subsidie voor de aanleg van een natuurvriendelijke oever, ongeacht het type, wordt de aanvrager deelnemer aan het project Bloeiende boerensloot. Voor dit project moet in minimaal drie verschillende jaren het meetformulier Bloeiende boerensloot voor de aangelegde natuurvriendelijke oever worden ingevuld. Dit geeft inzicht in de ontwikkeling van de waarde van de natuurvriendelijke oever voor de biodiversiteit. Meer informatie over dit project is te vinden op de website https://www.hdsr.nl/werk/werken-we-samen/meten-waterkwaliteit.

Na het indienen van een aanvraag zal een medewerker van HDSR met u contact opnemen om de locatie te bekijken en met u te bespreken.

 

Herinrichting erf om erfemissies naar oppervlaktewater te verminderen

Erfwater vervuild door voer, voerresten, en mest kan in de sloot terecht komen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen perssappen (afkomstig van kuilen), percolaat (vocht uit mest en mesthopen), een hemelwaterafvoer vervuild met bijvoorbeeld voerresten of mestdeeltjes op het erf. In het Activiteitenbesluit Milieubeheer (2013) is opgenomen dat deze vuilwaterstromen niet op het oppervlaktewater geloosd mogen worden. Voor perssappen is lozing vanaf de ingang van het Activiteitenbesluit al verboden. Voor percolaat en hemelwater geldt een overgangsregeling tot 2027. In deze overgangsregeling is opgenomen dat herinrichtingsprojecten op het erf die vanaf 1 januari 2013 opgestart zijn, ingericht moeten worden op basis van de regels uit het Activiteitenbesluit.

 

Met een emissiescan of een erfemissiecoach kunt u bepalen welke maatregelen op uw erf het meest effectief zijn om afspoeling van erfwater naar de sloot te verminderen. Voor het inschakelen van een erfemissiecoach kunt u via deze regeling subsidie aanvragen. Voor beide opties geldt dat de resultaten van de erfemissiescan niet gedeeld worden met het waterschap zonder uw toestemming.

 

Veel boeren hebben ondertussen hun erf (deels) aangepast of zijn hiermee aan de slag. In de afgelopen subsidieperiode heeft een aantal boeren maatregelen genomen om schoon en vuil water op hun erf te scheiden door bijvoorbeeld een afwateringssysteem aan te leggen onder hun voerkuilen of dat een afvoersysteem voor schoon hemelwater op het erf aan te leggen en rechtstreeks af te voeren naar de boerensloot.

 

Voorwaarde om in aanmerking te komen voor subsidie voor herinrichtingsmaatregelen op het erf is dat het deel van het erf dat u wil herinrichten sinds 1 januari 2013 niet al een keer heringericht is.

Wij stellen het op prijs als u bewijs kan leveren dat u voor (het betreffende deel van) uw erf voor 2013 het laatst hebt heringericht en vragen er altijd naar.

 

GPS-apparatuur:

Er kan subsidie verstrekt worden voor de aanschaf van GPS-apparatuur voor precisiebemesting en om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen. Hierdoor neemt het risico af dat mineralen en gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater terechtkomen. Subsidie kan ook worden verleend op de aanschaf van GPS-appratuur om vaste rijpaden op percelen te gebruiken. Hierdoor blijft inklinking van de bodem beperkt tot de rijpaden, ondervindt de bodemstructuur minder schade en neemt de kans op oppervlakkige afstroming naar het oppervlaktewater af.

 

Als voorwaarde geldt daarom dat in de aanvraag onderbouwd moet worden op welke manier het gebruik van GPS-apparatuur bijdraagt aan verbetering van de waterkwaliteit.

 

Voor aanvragen die betrekking hebben op de aanleg van fertigatie, de aanleg van een natuurvriendelijke oever of de herinrichting van het erf zal na het indienen van de aanvraag een medewerker van HDSR contact opnemen met de aanvrager(s) om de locatie(s) te bekijken en het plan dat onderdeel is van de aanvraag met de aanvrager(s) te bespreken.

 

Artikel 5 Subsidieaanvraag

Voor een aantal subsidiabele activiteiten dienen aanvullende documenten bij de aanvraag te worden gevoegd.

 

Aanschaf drinkbak

  • -

    Een offerte van de aan te schaffen drinkbak

  • -

    Opgave van de kosten voor eventuele afrastering

Aanschaf veegmachine

  • -

    Een offerte van de aan te schaffen veegmachine

  • -

    De door de watermakelaar ondertekent document over het “goed-vegen” gesprek.

Aanleg natuurvriendelijke oever:

  • -

    De keuze welk type natuurvriendelijke oever u wilt aanleggen.

  • -

    De locatie van de natuurvriendelijke oever langs het perceel en de lengte van de oever

  • -

    Een schets van de beoogde natuurvriendelijke oever met breedte van de oever, het talud en bij de plasberm ook de diepte ten opzichte van de waterlijn

  • -

    Een offerte met de materialen die nodig zijn voor de oever en de werkzaamheden om de natuurvriendelijke oever aan te leggen.

  • -

    Een beknopt beheerplan voor de komende 5 jaar (zie ook kopje Beheer natuurvriendelijke oever)1

Artikel 7 Weigeringsgronden

Agrariërs aan wie in de periode 2022 tot 2023 subsidie is verleend voor een in artikel 4 genoemde subsidiabele activiteit, kunnen in deze openstelling geen aanspraak maken op subsidie voor eenzelfde subsidiabele activiteit. Als een agrariër b.v. in 2022 een subsidie heeft gekregen voor het aanleggen van gescheiden afvoer bij een mestopslag, dan kan hij/zij in deze openstelling geen beroep doen op subsidie voor gescheiden afvoer bij een mestopslag.

 

Artikel 8 Hoogte van de subsidie

De vaste subsidiebedragen voor de aanschaf van een drinkbak of een veegmachine zijn enkele honderden euro’s hoger vastgesteld dan in het jaar 2023.

Bij de stapeling van subsidies geldt wel dat voor het aanvragen van subsidie voor een drinkbak of voor een erfveegmachine afzonderlijke aanvragen moeten worden ingediend.

 

Artikel 9 Subsidieverlening en –vaststelling

Subsidieverlening

Er zijn twee afhandelingsprocedures:

  • 1.

    voor de aanvragen voor de aanschaf van een drinkbak, geldt dat aanvragen op volgorde van binnenkomst worden afgehandeld (‘wie het eerst komt, het eerst maalt’- principe). Voor de aanschaf van drinkbakken is er ruimte voor maximaal 15 aanvragen.

  • 2.

    Voor alle andere aanvragen gericht op verbetering van de waterkwaliteit is een afzonderlijk subsidieplafond vastgesteld. Voor deze aanvragen geldt een eerste aanvraagperiode van 1 april tot en met 30 juni 2024. De aanvragen worden getoetst op ontvankelijkheid en compleetheid. Indien nodig, worden aanvragers in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie in te dienen. Ook zal in de meeste gevallen een medewerker van HDSR op locatie de aanvraag doornemen. Ook dit kan leiden tot verzoeken om het verstrekken van aanvullende informatie.

Als er in deze eerste openstellingsperiode het beschikbare subsidieplafond van

€ 186.250 wordt overschreden, wordt de subsidie via loting toegewezen aan subsidiabele aanvragen. Als in de eerste openstellingsperiode het beschikbare subsidieplafond van € 186.250 nog niet is bereikt, dan volgt een tweede openstellingsronde, welke sluit op 30 november 2024. Aanvragen in deze tweede ronde worden toegewezen op volgorde van ontvangst. Als tijdstip voor ontvangst geldt het moment dat de aanvraag juist en volledig is.

 

Subsidievaststelling

Voor de aanvragen die betrekking hebben op de aanschaf van een drinkbak dat de geselecteerde aanvragen, na een toets op ontvankelijkheid en volledigheid, direct worden vastgesteld. Na vaststelling wordt het toegekend subsidiebedrag direct uitbetaald aan de aanvrager. De aanvrager hoeft geen bewijsmateriaal in de vorm van een factuur, betaalbewijs of foto’s in te sturen. Wel blijft de normale instandhoudingsplicht van 5 jaar gelden. Mocht in deze periode blijken dat er geen sprake is geweest van de aanschaf of dat de investering niet meer aanwezig is, dan zal de verleende subsidie worden teruggevorderd.

 

Voor alle andere aanvragen die bijdragen aan verbetering van de waterkwaliteit geldt dat de subsidie wordt vastgesteld aan de hand van een financieel en inhoudelijk verslag. Het financiële verslag gaat vergezeld van de bijbehorende facturen en betaalbewijzen. Uit het inhoudelijk verslag moet blijken dat de aanvraag volgens de voorwaarden is uitgevoerd. Pas na vaststelling van de aanvraag, wordt het subsidiebedrag uitgekeerd.

Naar boven