Vaststelling wijziging van de Beleidsregel Instellen onttrekkingsverboden uit oppervlaktewaterlichamen en van de beleidsregel onttrekken uit oppervlaktewater

Het dagelijks bestuur van Waterschap Limburg maakt bekend dat het in zijn vergadering van 20 augustus 2024 de wijziging van de beleidsregel Instellen onttrekkingsverboden uit oppervlaktewaterlichamen en van de beleidsregel Onttrekken uit oppervlaktewater heeft vastgesteld. Tegen dit besluit kan geen rechtsmiddel worden aangewend.

 

Beleidsregel 3. Onttrekken van water uit een oppervlaktewater:

  • -

    meer dan 100 m3 water per uur uit een op oppervlaktewater dat is aangegeven op kaart 2, genaamd ‘kaart onttrekken uit oppervlaktewater 2’

  • -

    dat niet is aangegeven op kaart 2, genaamd ‘kaart onttrekken uit oppervlaktewater 2’

Artikel 3.1 Inleiding

Het onttrekken van water uit een oppervlaktewater dat is aangegeven op de ‘kaart onttrekken uit oppervlaktewater 2’ is vergunningplichtig wanneer meer dan 100 m3 per uur wordt onttrokken. Voor oppervlaktewateren die niet op de ‘kaart onttrekken uit oppervlaktewater 2’ zijn opgenomen geldt dat elke onttrekking vergunningplichtig is.

Dit betekent dat de handeling niet zonder meer mag worden uitgevoerd. In de uitvoeringregel is toegelicht waarom hiervoor een vergunningplicht geldt.

In deze paragraaf leest u wat ons beleid is waaraan wij een vergunningaanvraag toetsen.

 

De mogelijkheid bestaat om vooroverleg aan te vragen zodat u samen met het waterschap tot een goede aanvraag komt. Geadviseerd wordt hiervan gebruik te maken. U kunt hiervoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving en Plantoetsing van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

Na afweging van alle relevante belangen kan al dan niet een vergunning worden verleend.

 

Hoe u een vergunning bij het waterschap aanvraagt, kunt u vinden op de site van het waterschap, www.waterschaplimburg.nl.

3.2 Afwegingskader

Van geval tot geval moet worden bekeken of de handeling kan worden toegestaan door voorschriften aan de vergunning te verbinden waarmee eventueel nadelige effecten van de handeling kunnen worden weggenomen. Daarnaast moet ook altijd aan de zorgplicht worden voldaan als bepaald in artikel 1.12 van de Waterschapsverordening.

 

Bij de beoordeling van een aanvraag voor het onttrekken van water uit een oppervlaktewater houden wij rekening met de volgende aspecten:

 

  • a)

    Het voorkomen van (versnelde) droogval van het oppervlaktewater.

  • b)

    Het beschermen van de ecologische kwaliteit en waarde van het oppervlaktewater.

Dit afwegingskader is uitgewerkt in deze beleidsregel:

 

Ad a: het voorkomen van (versnelde) droogval van het oppervlaktewater

Onttrekkingen groter dan 100 m3 per uur kunnen tot gevolg hebben dat oppervlaktewateren (versneld) droogvallen. Dat geldt ook voor de grotere oppervlaktewateren waar onttrekkingen van maximaal 100 m3 per uur toelaatbaar zijn vanwege het beperkte risico op (versnelde) droogval als gevolg van onttrekkingen. Om die reden geldt voor deze onttrekkingen een vergunningplicht, zodat per individueel geval kan worden afgewogen of de onttrekking kan worden toegelaten en zo ja, onder verbinding van welke voorschriften.

Bij de beoordeling van de aanvraag speelt de normale afvoer van het oppervlaktewater en de functie van het oppervlaktewater in het waterbeheerplan een belangrijke rol. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt ook het effect van reeds aanwezige onttrekkingen betrokken (cumulatief effect).

 

Ad b: Het beschermen van de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater

De ecologische kwaliteit van een oppervlaktewater is één van de belangen die het waterschap op grond van de Kaderrichtlijn Water (KRW) moet beschermen en, waar mogelijk, moet ontwikkelen. Dit belang wordt beoordeeld in het kader van de aanvraag voor een vergunning. De bestaande en beoogde ecologische waarde van het ontvangende oppervlaktewater ligt aan de basis van de beoordeling. Een verslechtering daarvan als gevolg van de onttrekking dient te worden voorkomen. De in het waterbeheerplan opgenomen waterhuishoudkundige functie van het oppervlaktewater is hiervoor een graadmeter. Onttrekkingen uit bronbeken (zie kaart 1 bronbeken) worden in beginsel niet toegestaan vanwege de het grote effect van onttrekkingen op zowel de waterafvoer als op de ecologische kwaliteit en waarde van de bronbeek. Alleen in zeer bijzondere situaties, waarbij zwaarwegende maatschappelijke belangen noodzaken tot de onttrekking, kan vergunning worden verleend. In elk geval dient dan duidelijk te zijn dat de onttrekking noodzakelijk is. Aan een te verlenen vergunning zullen voorschriften worden verbonden gericht op het beperken van het effect van de onttrekking op de ecologische kwaliteit en waarden van de bronbeek. Hierbij kan worden gedacht aan het zoveel mogelijk beperken van de te onttrekken hoeveelheid per uur en aan de duur van de onttrekking. Ook de periode van onttrekking (droge periode of natte periode van het jaar) wordt betrokken bij beoordeling van de aanvraag.

 

Voorschriften

Aan een te verlenen vergunning worden in elk geval voorschriften gesteld ten aanzien van de maximaal te onttrekken hoeveelheid water.

 

In de vergunningen voor het onttrekken van oppervlaktewater ten behoeve van landbouwkundige doeleinden open teelt (beregening) wordt het voorschrift opgenomen dat het alleen toegestaan is van de vergunning gebruik te maken als het in het te beregenen perceel aanwezige systeem van drainage of peilregulering via een stuw of ander peilregulerend werk in overeenstemming met par. 4.2.1 Waterschapsverordening (Draineren van gronden) of par. 2.1.15 Waterschapsverordening (Stuwen en andere peilregulerende werken in een oppervlaktewater) is ingesteld.

Waterconservering is een belangrijk instrument om de onttrekkingsnoodzaak te beïnvloeden. Indien de waterconserveringsmaatregelen niet correct toegepast worden (niet omgebouwd tot peilgestuurd systeem of peilgestuurd systeem niet op de juiste manier ingesteld), dan is het effect van de maatregelen niet of nauwelijks aanwezig en is eerder en meer onttrekking nodig dan bij een correcte toepassing van de maatregelen het geval zou zijn.

 

Vergunningen ten behoeve van het onttrekken van oppervlaktewater aan de categorie 1 beken met grote gevoeligheid voor droogval en hoge ecologische waarden (Vlootbeek, Putbeek, Bosbeek, Postbeek, Eyserbeek, Aalsbeek (monding), Lingsforterbeek, Gelders Nierskanaal, Milse Beeck, zie ook onderstaand kaartbeeld) bevatten het voorschrift dat geen oppervlaktewater uit deze beken onttrokken mag worden in de periode 1 april – 1 oktober. Met deze beperking wordt beoogd het moment van droogval van de betreffende beken in de zomerperiode te vertragen met het oog op de aanwezige hoge ecologische waarden.

 

Tot slot kunnen beperkingen aan de onttrekking worden gesteld in een situatie van (dreigende) ernstig tekort aan oppervlaktewater. Het dagelijks bestuur kan op grond van artikel 1.17 van de Waterschapsverordening onttrekkingen uit oppervlaktewater beperken of zelf geheel verbieden in een situatie van (dreigend) ernstig tekort aan oppervlaktewater.

 

Beken in Klasse 1 Droogtegevoeligheid: Vlootbeek, Putbeek, Bosbeek, Postbeek Eyserbeek, Aalsbeek (monding), Lingsforterbeek, Gelders Nierskanaal, Milse Beeck

 

Beken in Klasse 3 Droogtegevoeligheid: Roer, Niers, Swalm & Geleenbeek (benedenstrooms van meetpunt Brommelen)

Het dagelijks bestuur van Waterschap Limburg

Ir. E.J.M Keulers MMO, secretaris-directeur

S.M.M. Borgers, dijkgraaf

Naar boven