Waterschapsblad van Waterschap Brabantse Delta
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Brabantse Delta | Waterschapsblad 2024, 18533 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Brabantse Delta | Waterschapsblad 2024, 18533 | beleidsregel |
Operationeel Nautisch Beleid waterschap Brabantse Delta
Het Waterschap Brabantse Delta (WBD) is verantwoordelijk voor het nautisch beheer op +/- 80 km vaarwegen in haar beheergebied. Het doel is een betrouwbare, veilige en vlotte afwikkeling van het vaarwegverkeer met zo min mogelijk stremmingen tijdens bedieningstijden voor de gebruikers en met zo min mogelijk gevolgen voor het landverkeer. Dit Operationeel Nautisch Beleid (ONB) beschrijft hoe het Waterschap het nautisch beheer uitvoert om dit doel te bereiken.
De provincie Noord-Brabant wordt door de wetgever, op basis van de Scheepvaartverkeerswet, als nautisch beheerder aangewezen voor de vaarwegen en binnenwateren in Brabant die niet in Rijksbeheer of gemeentelijk beheer zijn. In 2014 (Statenvoorstel 30 14A Tweede wijzigingsverordening Verordening water Noord-Brabant) is door de provincie Noord-Brabant en het WBD in gezamenlijkheid besloten en bekrachtigd dat het Waterschap Brabantse Delta de taken voor het vaarwegbeheer én het nautisch beheer namens de provincie in medebewind uitvoert. Het gaat om een inspanningsverplichting.
Bij het WBD kwam het beeld naar boven dat er onvoldoende aandacht was voor het nautisch beheer en dat niet op alle vlakken sprake is van de gewenste (beleidsmatige) kwaliteit. Ook was onvoldoende duidelijk welke risico’s er zijn op gebied van nautisch beheer en wat de gevolgen voor het WBD zouden kunnen zijn.
De nautische beheertaken worden naar eer en geweten uitgevoerd, maar een beleidsmatige onderbouwing ontbreekt.
WBD loopt een risico bij het verlenen van vergunningen en toestemmingen als er geen vastgestelde beleidskaders zijn omdat niet zeker is dat alle bekende risico’s zijn afgedekt. De aansprakelijkheid die bij andere vergunningverleners voor evenementen (zoals gemeenten triatlons toestaan) geldt zou ook wel eens voor WBD kunnen gelden.
Om de kwaliteit van het nautisch beheer te vergroten en de risico’s te beheersen is een onderbouwd ONB nodig. Dit is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma (WBP) 2022-2027 “We voeren nautisch beheer professioneel en met vertrouwen uit, conform onze wettelijke taak.” Hieruit komen twee maatregelen: nieuwe nautisch beleid opstellen en implementeren, en afspraken maken met stakeholders over prestatie-indicatoren voor nautisch beheer.
Het WBD heeft als algemene visie “Waarde toevoegen aan de omgeving. Buiten Gewoon Doen!”. De waterschapstaken tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten uitvoeren, samen werken, duurzaam zijn, digitaal doen en veerkrachtig organiseren.
De waterschapstaak op het gebied van nautisch beheer richt zich op een betrouwbare, veilige en vlotte afwikkeling van het vaarwegverkeer. Betrouwbaarheid door een eenduidig beleid, vaste bedientijden en duidelijke communicatie. Veiligheid garanderen door te richten op die risico’s die het WBD daadwerkelijk kan verkleinen zodat de beschikbare middelen efficiënt worden ingezet. Vlotte afwikkeling door goed onderhouden vaarwegen die passen bij de toegelaten schepen.
Het coalitieakkoord 2023-2027 geeft aan dat het afgesproken takenpakket met de huidige inzet wordt uitgevoerd. “Als er aanpassingen nodig, dan bespreken we samen met de provincie en andere partners het gewenste ambitieniveau voor het vaarwegbeheer. Daarbij maken we afspraken over passende financiering door de provincie.”
Het WBD voert de nautisch beheertaken uit op de provinciale vaarwegen in West-Brabant. Onderstaande figuur geeft een kort overzicht van de vaarwegen en objecten waarop dit Nautisch Beleid van toepassing is (NB in hoofdstuk 3 en 4 volgt een nadere beschrijving).
Figuur 1-1: Overzicht van vaarwegen in beheer bij WBD (blauw), gemeenten (paars) en Rijkswaterstaat (groen)
In dit ONB wordt eerst kort ingegaan op de juridische en beleidsmatige kaders (H2). Hierin worden ook de raakvlakken met andere (niet nautische) beleidskaders besproken en hoe die zich verhouden tot het nautisch beleid. Daarna worden de beleidsregels gegeven voor vaarwegen (H3) de objecten (H4) en de oevers (H5).
Onderstaand een overzicht van de items en sub-items waarvoor beleidsregels zijn opgesteld.
Naast het ONB is een achtergronddocument geschreven als duiding voor het ONB.
In dit hoofdstuk worden kort de belangrijkste kaders genoemd, een uitgebreide toelichting is te vinden in het achtergronddocument.
De belangrijkste juridische kaders zijn:
Hieronder volgt een kort overzicht. De nadere analyse is gegeven in het achtergronddocument. Daarin komen ook andere kaders aan bod zoals de ADN (gevaarlijke goederen) en regeling snelle motorboten.
Het voornaamste juridisch kader is de Scheepvaartverkeerswet (Svw), deze beschrijft de juridische kaders voor een veilige en vlotte afhandeling van het scheepvaartverkeer. Het nautisch beheer is geheel gebaseerd op de Svw. De term nautisch beheer is niet wettelijk gedefinieerd, maar het is logisch aan te nemen dat het alle handelingen omvat die gericht zijn op de behartiging van de in art.3 genoemde belangen:
Voor het regelen van het verkeer op de vaarwegen is het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) opgesteld. Hierin wordt de betekenis van borden beschreven, regels omtrent toepassing van verlichting, tekens en geluidsseinen en wat de voorrangs-en uitwijkregels zijn. Dit hoort bij de vaarweggebruikers bekend te zijn en hierop kan toezicht en handhaving plaats vinden.
In de Binnenvaartwet zijn een aantal richtlijnen en wetten samengevoegd. Van belang zijn de regels aan boord van de schepen, de bevoegdheden van (opsporings)ambtenaren en de bestuurlijke boetes.
Voor het ontwerp van de vaarweg en de scheepvaartekens worden de Richtlijnen Vaarwegen (2020) en Richtlijnen Scheepvaarttekens (2023) gehanteerd. Deze bevatten een uitgebreide set aan richtlijnen voor de inrichting van de vaarwegen afhankelijk van de type schepen en de omstandigheden. Dit is van belang bij het beheer van de vaarwegen. Andersom kunnen deze richtlijnen ook worden gebruikt om bij een gegeven vaarweg te kijken welke schepen veilig kunnen varen en dus kunnen worden toegelaten op de vaarwegen (eventueel met voorwaarden).
Naast de juridische kaders zijn er ook beleidsmatige kaders die invloed hebben op het nautisch beheer. In de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is de toedeling van het beheer van de provinciale vaarweg geregeld. In artikel 4.8, lid 2 is het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta belast met het nautisch beheer over de provinciale vaarwegen, volgens de bepalingen bij of krachtens de Scheepvaartverkeerswet. In artikel 4.9 is de beheerdoelstelling vastgelegd: Waterschap Brabantse Delta legt de hoedanigheid van de wateren als vaarweg, de scheepvaartklasse als opgenomen binnen het werkingsgebied provinciale vaarweg en het profiel vast in de legger. Vervolgens is afgesproken dat WBD de nautisch beheertaken uitvoert op de provinciale vaarwegen in West-Brabant.
Doelstellingen en strategie van WBD en provincie Noord-Brabant zijn vastgelegd in het Waterbeheerprogramma (WBP) 2022-2027 en Regionaal Water en Bodem Programma (RWP) 2022-2027. De ambitie is sober, maar tegelijkertijd wordt aangegeven dat een professionaliseringslag nodig is.
Hoofdstuk 7 van het Waterbeheerprogramma (WBP) 2022-2027 gaat specifiek over vaarwegen met het doel voor nautisch beheer: “Doel voor planperiode - wat willen we in 2027 hebben bereikt: We voeren nautisch beheer professioneel en met vertrouwen uit, conform onze wettelijke taak.” Hieruit komen twee maatregelen:
Vanuit maatregel 1 wordt voorliggend document opgesteld en geïmplementeerd.
Het waterbeheer in brede zin kent meerdere beheeronderdelen, waarin vaarwater niet als primaire functie van het water wordt gezien. Niettemin worden specifieke eisen en voorwaarden aan het vaarwater gesteld. De afzonderlijke beheeronderdelen hebben veel raakvlakken maar onderscheiden zich door het verschil in doelstelling. In dit hoofdstuk worden de kaders geformuleerd waarmee het WBD invulling geeft aan het te voeren beheer. Voor een goed begrip van deze nota worden drie beheeronderdelen uiteengezet.
Het watersysteembeheer is gericht op het beheer van het oppervlaktewater zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen:
De toepassing van deze wet is mede gericht op andere doelstellingen dan genoemd in het eerste lid, voor zover dat elders in deze wet is bepaald.
Per 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. De Waterwet wordt samen met 25 andere wetten hierin ondergebracht. Dit zal een aantal veranderingen tot gevolg hebben:
De huidige watervergunning (incl. ‘keurvergunning’) uit de Waterwet gaat onder de Omgevingswet omgevingsvergunning (voor een wateractiviteit) heten. Uitgangspunt is dat de vergunningplicht alleen wordt voorgeschreven wanneer: (a) dit vanuit het internationaal recht noodzakelijk is of (b) het onderwerp niet doelmatig of doeltreffend via algemene regels kan worden geregeld.
Het watersysteembeheer omvat alle handelingen en activiteiten voor een goed functionerend watersysteem. Daarbij houdt het naast veiligheid, kwantiteit en kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater rekening met de maatschappelijke functie van het watersysteem. Dit geldt ook voor de vaarwegen waar Brabantse Delta beheerder van is.
Het vaarwegbeheer omvat de zorg voor en de aanleg en instandhouding van infrastructurele voorzieningen die nodig zijn voor het gebruik van het water door de scheepvaart. Dat wil zeggen dat het water toegankelijk moet zijn voor de vaartuigen die gebruik mogen maken van het betreffende water. In het watersysteembeheer wordt rekening gehouden met maatgevende vaartuigen die er moeten kunnen varen.
Andersom stelt het watersysteem eisen aan de maximale afmetingen en het gebruik van het water door vaartuigen. Het profiel van het water moet de juiste afmetingen hebben en op voldoende diepte zijn (bakprofiel). Concreet hebben we het dan over het baggeren, het onderhouden van de oeverbescherming en het vrijhouden van de vaarweg. De bruggen over het vaarwater hebben een belangrijk raakvlak met het vaarweg beheer. Als de brug enkel óver het vaarwater gaat, bepaalt de doorvaarthoogte het gebruik en kunnen ook zichtlijnen een rol spelen. Vaak bevinden zich delen van de brug in het vaarwater (pijlers, remmingwerken) en ook de bebording op en nabij de brug dient afgestemd te worden met de rest van het vaarwater.
Het nautisch beheer richt zich op de veiligheid van het scheepvaartverkeer en omvat de verkeersregels die gelden op het water. Het nautisch beheer betreft het regelen van de scheepvaart door middel van borden, regelgeving en toezicht/handhaving, met het oog op de veiligheid van de scheepvaart en het beschermen van de vaarweg, oevers en waterkeringen. Daarnaast richt nautisch beheer zich ook op het oplossen van calamiteiten.
Het WBD stelt de gebruiksregels vast voor het varen op de wateren in haar beheergebied en maakt zo duidelijk hoe het vaarwegbeheer wordt geïntegreerd in het watersysteembeheer. Hierdoor schept zij duidelijkheid omtrent het gebruik van het water als vaarwater en kan het waterschap optreden indien risico’s optreden in de verkeersveiligheid of het waterstaatsbelang.
De inhoud van dit operationeel nautisch beleid raakt aan een aantal andere beleidsstukken van WBD, zoals de beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater en het recreatief medegebruik. Daarnaast raakt het ook aan andere operationele plannen zoals bijvoorbeeld het Deelbestrijdingsplan Scheepvaart.
In samenhang met het vaarwegbeheer worden met lokale overheden gecoördineerde afspraken gemaakt over het nautisch beheer. In de praktijk hebben gemeenten en havenbeheerders soms regels en verkeersbesluiten vastgesteld, de formele bevoegdheid voor de vaarweg berust bij WBD en is altijd leidend.
Het toepassingsgebied van het nautisch beheer van WBD betreft de doorgaande provinciale vaarwegen in het beheergebied van het WBD te weten;
Zie de volgende pagina voor een overzichtskaart.
Onderstaand zijn de vaarwegen die NIET onder het nautisch beheer van WBD vallen. Het WBD is wel waterkwaliteitsbeheerder van deze vaarwegen maar het nautisch beheer en vaarwegbeheer ligt bij een andere beheerder (lijst is niet limitatief).
Aangrenzend aan vaarwegen onder nautisch beheer WBD:
Niet aangrenzend aan vaarwegen onder nautisch beheer WBD:
Hieronder is de indeling in CEMT-klasse, recreatieklasse en de maximale toegestane afmetingen gegeven. Daarbij wordt opgemerkt dat de maximale toegestane afmetingen vaak niet overeenkomen met de maximale afmetingen van de schepen in de CEMT-klasse. De maximale toegestane afmetingen zijn leidend. Maximale toegestane afmetingen kunnen groter of kleiner zijn en komen voort uit lokale omstandigheden van het vaarwater.
1 BM (ontsluitingswater motorboten) op traject Dintel tot aansluiting Roosendaalsche Vliet en CM (ontsluitingswater motorboten met doorvaartbeperking) vanaf aansluiting Roosendaalsche Vliet tot Roosendaal
2 Op basis van kaart WBD is een lengte van 15m aangehouden. Volgens tabel 9 van RVW is de lengte voor CM 14m.
3 Alle waarden op basis van kaart WBD
4 Op basis van aanliggende vaarweg. Geen specifieke info gegeven op vaarweginformatie.nl
6 Het Markkanaal valt onder het nautisch beheer van RWS maar wordt hier toch benoemd omdat dit kanaal een belangrijke toegang is tot de vaarwegen die wel onder beheer van WBD staan.
7 CEMT klasse en maximaal toegestane afmetingen voor dit traject conform figuur in § 3.1 aangezien Vaarweginformatie.nl geen onderscheid maakt voor dit traject.
8 CEMT klasse conform figuur in § 3.1. Volgens Vaarweginformatie.nl zou dit IV zijn is niet in overeenstemming met de afmetingen van de vaarweg op dit traject. In tegenstelling tot wat vaarweginformatie.nl aangeeft is Roodevaart Zuid een klasse 0 vaarweg met een toegestane afmeting L 15, B 4 en D 1,4 en is dus geen klasse IV vaarweg.
9 Volgens figuur in § 3.1 is voor bestemming scheepvaartreparatiebedrijven een lengte van 80m en breedte 7m toegestaan.
Conform BPR (2017) mag een motorboot niet sneller dan 20 km per uur varen. Vaarwegen of gedeelten daarvan kunnen worden aangewezen waarop dit verbod overdag niet van toepassing is, of waar een andere maximumsnelheid van toepassing is. Binnen het beheergebied van WBD is dit nu het geval op het Oude Maasje waar een deel is aangewezen als snelvaar- en waterskigebied (van km 1,60 tot km 3,06 en van km 3,75 tot km 4,75).
3.4 Vergunningen op of langs de vaarweg
Voor vaarbewegingen, werkzaamheden of andere activiteiten op of langs de vaarweg die niet vallen binnen het normaal toegestane gebruik van de vaarwegen, kan bij incidentele gebeurtenissen of individuele schepen een vergunning worden verleend. Ook dan dient de vlotte en veilige scheepvaart te worden gegarandeerd.
De procedure staat beschreven in § 3.4.2.
Langs de vaarweg houdt in activiteiten op of aan de oevers die effect kunnen hebben op het vlot en veilig gebruik van de vaarweg zelf. Hoe ver dit reikt hangt af van de activiteit af, hier zijn geen specifieke regels voor. Als voorbeeld kan genoemd worden hijswerkzaamheden met een kraan naast de vaarweg waarbij de kraan of de last in de vaarweg kan vallen; afhankelijk van hoe groter de kraan is wordt de zone langs de vaarweg ook groter.
Bij het beoordelen van een aanvraag voor een scheepvaartvergunning wordt ook gekeken naar aspecten voorkomend uit het watersysteembeheer, waterkeringbeheer en vaarwegbeheer (zoals bijvoorbeeld instandhouding doorstroomprofiel, ecologie, zaken uit de Keur).
Naast een scheepvaartvergunning kunnen voor vaarbewegingen, werkzaamheden of andere activiteiten op of langs de vaarweg ook andere vergunningen noodzakelijk zijn.
3.4.1 Beoordeling vergunningen en voorwaarden
Een vergunning kan worden verleend voor het afwijken van A1) de maximaal toegestane scheepsafmetingen, A2) de maximaal toegestane snelheid, A3) bij tijdelijke werkzaamheden, A4) bij evenementen of A5) om af te wijken van het ankerverbod. Het gaat hierbij om incidentiele gebeurtenissen of individuele schepen.
Een vergunning wordt enkel verleend indien de vlotte en veilige doorvaart van de (overige)scheepvaart kan worden gegarandeerd. Een aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de Scheepvaartverkeerswet en het Binnenvaartpolitiereglement. Er mag geen (of zo min mogelijk) vervuiling of schade worden veroorzaakt aan de natuur, oevers, dijken en bruggen.
Onderstaande beoordelingsaspecten en voorwaarden zijn niet limitatief, er kunnen bij een aanvraag dus ook andere aspecten worden beoordeeld en andere voorwaarden worden gesteld. Beoordelingsaspecten en voorwaarden kunnen per vergunningsaanvraag verschillen.
Bij de beoordeling wordt uitgegaan van risico = kans x gevolg. Alleen als kans en gevolg voldoende klein zijn kan een vergunning worden gegeven. Indien dat niet het geval is worden voorwaarden gesteld om kans en/of gevolg voldoende klein te maken. Wanneer het niet mogelijk is met voorwaarden om het risico voldoende klein te maken wordt geen vergunning verleend.
De volgende voorwaarden kunnen worden verbonden aan het verlenen van een vergunning:
Stremmen van de (overige)scheepvaart; indien de veiligheid niet kan worden gegarandeerd in combinatie met (overige)scheepvaart is het onder omstandigheden mogelijk om de (overige)scheepvaart te stremmen. Of een stremming wordt toegestaan en de duur van de stremming is afhankelijk van het traject, de aard van de activiteit waarvoor een vergunning wordt aangevraagd en de te verwachten hinder op het moment van de stremming. Zie § 3.5.1 voor nadere uitwerking van stremmingen;
Informeren middels bebording en scheepvaartberichten (bij stremmingen altijd scheepvaartberichten). Bebording afhankelijk van de situatie: oploopverbod, ontmoetingsverbod, snelheidsbeperking, afstand houden, geen hinderlijke golfbewegingen maken etc. Borden altijd conform de Richtlijn Scheepvaarttekens (RST). Aanvrager dient een bebordingsplan te maken. Vooraf informeren en duiding geven middels Dynamische Route Informatie Panelen (DRIP’s) is aan te bevelen. Ook kunnen sluis/brugwachters de scheepvaart informeren;
Scheepvaartbegeleiding voorschrijven. Indien scheepvaartbegeleiding is gericht op informeren van de (overige)scheepvaart of begeleiden van de activiteit kan dit met ‘eigen mensen’ mits die zich uiteraard aan de geldende regels houden. Indien er aanwijzingen moeten worden gegeven aan de (overige)scheepvaart dient dit enkel door daarvoor bevoegde en opgeleide mensen te worden uitgevoerd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke personen bevoegd zijn (conform art. 9 van de scheepvaartverkeerswet).
NB de aanvrager is verantwoordelijk voor het nemen en betalen van alle acties voortkomend uit de voorwaarden. Behalve het uitdoen van scheepvaartberichten, wat wordt gedaan door de nautisch beheerder WBD.
3.4.2 Procedure voor vergunningen
Om gebruik te maken van de vaarwegen in beheer bij WBD met vaartuigen die groter zijn dan de toegestane afmetingen, het afmeren van schepen in de vaarweg en ander gebruik van de vaarweg dat de onbelemmerde doorvaart belemmert is een schriftelijke vergunning van WBD nodig. Om deze vergunning te krijgen moet een verzoek hiertoe worden gericht aan de afdeling vergunningen van het waterschap. Het aanvraagformulier Scheepvaartvergunning kan worden gedownload via https://www.brabantsedelta.nl/scheepvaartvergunning-aanvragen en ingediend via vergunningen@brabantsedelta.nl;
De behandeltermijn van een vergunning bedraagt 8 weken na ontvangst van de complete aanvraag (NB de termijn start wanneer alle documenten zijn ontvangen). Een vergunning dient dus minimaal 8 weken voor de gebeurtenis aangevraagd te worden. Het WBD is niet aansprakelijk voor gevolgen van het niet verlenen van een vergunning. Indien er sprake is van stremmingen dient ook rekening te worden gehouden met de aanmelding bij de nautisch beheerder en berichten aan de scheepvaart die na het verlenen van de vergunning moeten worden verstuurd. Bij stremmingen dient de aanvraag dus eerder dan 8 weken voor aanvang ingediend te worden (zie § 3.5.1).
De aanvraag wordt beoordeeld door het team vergunningverlening van WBD en getoetst aan de hand van de beleidsregels. Daarbij wordt beoordeeld of de vaarweg veilig en toegankelijk blijft voor scheepvaartverkeer en of het gebruik van de vaarweg geen (of zo min mogelijk) vervuiling of schade veroorzaakt aan natuur, oevers, dijken, bruggen en sluizen. Aan een vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden waaronder het gebruik van de vaarweg is toegestaan.
Het besluit van het waterschap over de vergunning wordt gedeeld met de aanvrager en gemeld bij het team toezicht en handhaving van WBD.
Voor een standaard aanvraag scheepvaartvergunning brengt het waterschap geen kosten in rekening, omdat dit onder het drempelbedrag valt conform de legesverordening. In het geval dat de aanvraag externe advisering benodigd, bedragen de kosten € 750,-.
A1 Vergunning voor het afwijken van de maximaal toelaatbare afmetingen (hoofdstuk 3.2)
De aanvraag voor de vergunning dient te omvatten:
A2 Vergunning voor het afwijken van de maximaal toelaatbare snelheid (hoofdstuk 3.3)
De aanvraag voor de vergunning dient te omvatten:
A3 Vergunning voor het uitvoeren van tijdelijke (onderhouds)werkzaamheden (hoofdstuk 3.5.2)
De aanvraag voor de vergunning dient te omvatten:
A4 Stremmingen bij evenementen (hoofdstuk 3.5.1)
De aanvraag voor de vergunning dient te omvatten:
A5 Vergunning voor af te mogen wijken van het ankerverbod (hoofdstuk 0)
De aanvraag voor de vergunning dient te omvatten:
Zoals aangegeven in § 3.4 dient een vergunning te worden aangevraagd voor vaarbewegingen, werkzaamheden of andere activiteiten op of langs de vaarweg die niet vallen binnen het normaal toegestane gebruik van de vaarwegen. Het WBD als nautisch beheerder toetst deze vergunningsaanvraag en plaatst bij goedkeuring een melding aan de Waterkamer. De Waterkamer plaatst alle meldingen op de site www.vaarweginformatie.nl en verstuurt alle meldingen naar geregistreerde gebruikers.
Indien er sprake is van stremmingen dient rekening te worden gehouden met de beoordelingstermijn van 8 weken voor de vergunning plus de termijn van aanmelding bij de nautisch beheerder conform onderstaande tabel. Zodat de nautisch beheerder voldoende tijd heeft voor afstemming en publicatie voor de scheepvaart. Voorbeeld: voor een stremming van 7 dagen dient de vergunningaanvraag 16 weken voor de stremming volledig te zijn ingediend.
Voor onderhoudswerkzaamheden met een spoedeisend karakter geldt de publicatietermijn niet. Er dient dan wel z.s.m. een scheepvaartbericht geplaatst te worden.
Aanleg en onderhoudswerkzaamheden
Voor een stremming voor aanleg- en onderhoudswerkzaamheden wordt conform § 3.4 een vergunning aangevraagd bij de nautisch beheerder. Dit geldt ook voor onderhoudswerkzaamheden die WBD zelf uitvoert. Bij het plannen van onderhoudswerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de aard van de vaarweg, de duur van de stremming en de te verwachten hinder. Daarbij wordt gestreefd naar minimale hinder en zo kort mogelijke stremmingen. Ook worden onderhoudswerkzaamheden zoveel mogelijk gebundeld uitgevoerd zodat de hinder wordt beperkt. WBD als nautisch beheerder en vergunningverlener coördineert afzonderlijke stremmingen.
Voor het houden van een evenement op of langs de vaarweg wordt conform § 3.4 een vergunning aangevraagd bij de nautisch beheerder. De aanvrager dient bij de aanvraag ook de nut en noodzaak aan te geven voor het houden van het evenement op of langs de vaarweg. In de vergunning kunnen specifieke voorwaarden worden gesteld. Uitgangspunt is dat het WBD geen werkzaamheden uitvoert of voorzieningen treft ten behoeve van het evenement. In het stroomschema op de volgende pagina is de beoordelingsprocedure voor vergunning bij evenementen gegeven.
De categorie indeling voor evenementen is als volgt:
Aantal stremmingen voor evenementen:
Om de overlast voor de reguliere vaarweggebruikers te beperken wordt het aantal stremmingen als gevolg van evenementen beperkt. Richtlijn is dat er maximaal 6x per jaar een stremming is voor evenementen en dat het maximaal 3x op dezelfde vaarroute voorkomt. Bij meerdere aanvragen:
Het aantal stremmingen is een richtlijn. In uitzonderlijke gevallen kan WBD hiervan afwijken. De volgende vaarroutes worden onderscheiden: Manderssluis-Roosendaal, Manderssluis-Markanaal. Markkanaal-Breda, Bendensas-Markvlietkanaal.
Voor een publicatie gelden de volgende termijnen:
Voor de aspecten waarop moet worden beoordeeld en de mogelijke voorwaarden zie § 3.4.1.
Ook ongeplande stremmingen zoals hieronder aangegeven worden door de nautisch beheerder gemeld aan de Waterkamer. De Waterkamer plaatst alle meldingen op de site www.vaarweginformatie.nl en verstuurt alle meldingen naar geregistreerde gebruikers. Bij ongeplande stremmingen dient de melding zo snel als mogelijk is te worden gedaan.
Bij extreem weer (wind, slecht zicht, hoogwater, droogte) wordt de bediening van de sluizen en bruggen tijdelijk gestaakt. De situaties waarbij dit voorkomt staan beschreven in § 4.4.2. De vaarweg tussen de bruggen en sluizen is niet direct gestremd maar het doorgaande verkeer op de vaarwegen zal wel gestremd zijn.
Bewegende delen in sluiscomplexen worden ijsvrij gehouden zodat het kunstwerk zo lang mogelijk operationeel blijft. Het waterschap levert gegevens over de ijsdikten en de bevaarbaarheid aan de Waterkamer van Rijkswaterstaat. De Waterkamer publiceert deze gegevens op een landelijke site. Schippers kunnen deze informatie raadplegen via http://www.vaarweginformatie.nl/fdd/main/berichtgeving/ijskaart.
Het verloop van de vaarmogelijkheden bij ijsvorming is vastgelegd in ‘Specialistische informatie over het voorkomen en bestrijden van calamiteiten m.b.t. scheepvaart en ijsvorming d.d. 15-12-2015’ en is als volgt.
Zodra er sprake is van de ijsvorming van 8 tot 12 cm dikte kan een vaarverbod worden ingesteld.
De afweging bij het instellen van een vaarverbod betreft schade aan kunstwerken/oevers vs. het economische belang van de scheepvaart vs. schaatsrecreatie. Een ontheffing van het verbod is niet mogelijk.
De bevoegdheid tot het weer intrekken van het vaarverbod is gemandateerd aan de manager bedienen van WBD. Bij afwezigheid is een WAT-voorzitter gemandateerd voor het intrekken van het vaarverbod, bij voorkeur manager proces Onderhouden.
Deze is ook bevoegd om het vaarverbod gedeeltelijk in te trekken voor een bepaald traject zodat daar toch gevaren kan worden. (Ontheffing is niet mogelijk.)
Inzet van ijsbreker op vaarwegen
WBD heeft als beleid dat er door het waterschap zelf geen ijsbreker ingezet wordt om de vaarwegen bevaarbaar te houden en is daar ook niet toe verplicht. Het inzetten van een ijsbreker kan gedaan worden op verzoek van één of meerdere bedrijven en wordt van geval tot geval beoordeeld. De criteria bij het (laten) inzetten van een ijsbreker zijn dezelfde als de criteria voor het plaatselijk intrekken van een vaarverbod (zie paragraaf intrekken vaarverbod).
Roode Vaart inlaat, Stuw Roode Vaart Zuid, Inlaat Oosterhout, Spuisluis de Vierlingh worden ingesteld op de weerssituatie.
In geval van calamiteiten waarbij er sprake is van (gedeeltelijke)stremming wordt dit zo snel mogelijk door medewerkers van het WBD gemeld aan de nautisch beheerder en doorgegeven aan de waterkamer. Bij afwezigheid van nautische beheerder of buiten kantoortijden wordt gemeld aan de Operationele Wacht. Medewerkers van het WBD kunnen ter plaatse ook aanwijzingen geven aan de scheepvaart. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke personen bevoegd zijn (conform art. 9 van de scheepvaartverkeerswet).
Stremmingen en aanwijzingen zijn erop gericht om de situatie veilig te stellen. Deze dienen altijd zo kort mogelijk te duren. Zodra de situatie weer veilig is worden de stremmingen en aanwijzingen weer ingetrokken. Ook dit wordt gemeld aan en doorgegeven door de waterkamer. Buiten werktijd kunnen berichten doorgegeven worden op mailadres cmij@rws.nl zodat deze direct kunnen worden gepubliceerd. Vaarweggebruikers kunnen de informatie volgen via de site www.vaarweginformatie.nl en teletekst.
Calamiteiten kunnen worden gemeld op het algemene nummer van WBD 076 564 10 00. Buiten kantoortijden en in het weekend krijg je een keuzemenu te horen: toets 1.
Naast stremmingen kan er ook hinder optreden voor de overige scheepvaart als gevolg van vaarbewegingen, werkzaamheden of andere activiteiten op of langs de vaarweg die niet vallen binnen het normaal toegestane gebruik. Bij hinder valt te denken aan snelheidsbeperking, diepgangsbeperking, versmalling van de vaarweg, voorkomen hinderlijke golfslag, oplopende wachttijden bij bruggen of sluizen, afname capaciteit wacht en opstelplaatsen of afmeervoorzieningen etc.
Indien er sprake is van hinder dient rekening te worden gehouden met de beoordelingstermijn van 8 weken voor de vergunning plus de termijn van aanmelding bij de nautisch beheerder conform onderstaande tabel. Zodat de nautisch beheerder voldoende tijd heeft voor afstemming en publicatie voor de scheepvaart.
Verbod op ankeren of gebruik van spudpalen:
Er geldt op de vaarwegen geen algemeen verbod op ankeren of het gebruik van spudpalen. Enkel daar waar dit middels bebording is aangegeven en boven aangegeven kabels en leidingen is het verboden te ankeren of spudpalen te gebruiken. Bij ankeren of gebruik van spudpalen dient men zich te houden aan artikel 7.02 van het BPR (o.a. niet onder een brug of hoogspanningsleiding, niet in een engte of wanneer een engte ontstaat, niet waar een andere vaarweg of haven uitmondt, niet in traject van veerpont, niet in een route van een aanlegplaats, niet in een keervak etc.).
Verbod op ankeren kan voor vaarwegen worden geregeld in het BPR-bijlage 14a maar dat is niet het geval voor vaarwegen in beheergebied van WBD (dit is bijvoorbeeld wel het geval voor het Markkanaal dat aansluit op het beheergebied van WBD).
Verbod watersport zonder schip (zwemmen):
Er geldt een algemeen verbod op zwemmen op de vaarwegen conform § 8.08 van het BPR. WBD kan hier een vrijstelling of vergunning (als zijnde evenement) voor verlenen, in dat geval wordt dat specifiek aangegeven eventueel met voorwaarden.
Brugspringen valt ook onder het verbod op zwemmen. Brugspringen levert gevaarlijke situaties op, niet alleen door het springen maar ook aangezien de situatie bij bruggen voor de scheepvaart vaak minder overzichtelijk is.
Het verbod op varend ontgassen wordt internationaal geregeld in het Scheepsafvalstoffen verdrag (CDNI). Zodra dit is geratificeerd en geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving is het verboden om varend te ontgassen. Het verbod op varend ontgassen zal in Nederland uiterlijk op 1 juli 2024 van kracht worden.
Het meeste onderhoud vindt plaats in het kader van het vaarwegbeheer. Onderhoud binnen het nautisch beheer betreft enkel het onderhoud aan de bebording langs de vaarweg. Bebording is vastgelegd in een bebordingsplan.
Onderhoud aan de bebording richt zich op:
Het plaatsen of verwijderen van borden (of andere verkeerstekens) wordt vastgelegd door middel van een verkeersbesluit conform het Besluit Administratieve Bepalingen Scheepvaartverkeer (BABS)
Borden die in beheer zijn van derden (bijvoorbeeld brugbeheerders) moeten wel worden opgenomen in verkeersbesluiten van WBD. Het onderhoud aan borden in beheer van derden dient ook door die derden zelf uitgevoerd te worden.
Toezicht en handhaving op de toegestane afmetingen vindt op twee manieren plaats:
Schepen die bij de ingang niet blijken te voldoen aan de maximaal toegestane afmetingen en geen vergunning hebben worden niet toegelaten. Zij worden geïnformeerd over de voorwaarden en mogelijkheden om een vergunning aan te vragen.
Schepen die op de vaarweg blijken niet te voldoen worden daarop aangesproken en dienen het vaargebied via de veiligste route te verlaten. Tevens worden zij geïnformeerd over de voorwaarden en mogelijkheden voor een vergunning. Deze schepen worden geregistreerd. Bij herhaling zal een bestuurlijke boete worden opgelegd.
Toezicht en handhaving op de toegestane snelheid wordt direct op de vaarweg uitgevoerd door daartoe bevoegde en opgeleide ambtenaren. Zij leggen direct bestuurlijke boetes op.
Onderstaand worden de gegevens vermeld van de bruggen en sluizen die door het WBD worden beheerd inclusief de bedientijden. Zie ook https://www.brabantsedelta.nl/ voor meest actuele bedientijden. Daarnaast zijn actuele wijzigingen te vinden op kanaal 721 en Fairway Information Services (vaarweginformatie.nl).
De bedientijden van bruggen zijn vastgelegd in verkeersbesluiten. De actuele bedientijden zijn te vinden op website van WBD.
Beweegbare ophaalbrug die op afstand wordt bediend vanuit de Manderssluis (marifoonkanaal 20). De bediening van de brug is in beheer bij het waterschap.
Doorvaartopening is 12,2m breed tussen de remmingwerken en bij geopende brug 11,4m op hoogte Kanaalpeil (KP)+18,4m. In gesloten toestand is de doorvaarthoogte 2,8m t.o.v. KP.
Beweegbare ophaalbrug die op afstand wordt bediend vanuit de Manderssluis (marifoonkanaal 22). De bediening van de brug is in beheer bij het waterschap.
Doorvaartopening is 7,4m breed. In gesloten toestand is de doorvaarthoogte 1,6m t.o.v. KP.
Brug over bovenhoofd Nieuw-Bovensas
Vaste brug. Doorvaartopening is 8,0m breed. Doorvaarthoogte 3,0m t.o.v. KP
Fietsbrug over het buitenhoofd Benedensas
Over het buitenhoofd van het Benedensas is een rolbrug die bediend kan worden door voetgangers, na start duurt het ca. 3 min. eer de brug gesloten is. De brug staat als regel open (totale tijd openen en sluiten ca. 15 min. en is volautomatisch). De bediening van de brug is in beheer bij de gemeente Steenbergen.
Doorvaartopening is 8,0m breed. In gesloten toestand is de doorvaarthoogte 2,7m t.o.v. KP.
Onderstaande sluizen zijn in beheer bij het WBD. In het gebied van WBD zijn nog meer sluizen maar deze worden niet beheerd en/of bediend door WBD.
De bedientijden zijn vastgelegd in verkeersbesluiten. De actuele bedientijden zijn te vinden op website van WBD.
Staat in het algemeen open, doorvaart wordt d.m.v. lichten geregeld. Gaat in bedrijf bij stroomsnelheden boven 75 cm/s. In de zomermaanden kan i.v.m. waterkwaliteits- en of kwantiteitsmaatregelen een schutregeling van toepassing zijn. Het is toegestaan in de kolk de auto af te zetten (schepen mogen in de sluis afmeren en hun auto van of aan boord zetten en daarna weer doorvaren binnen bedientijden). Sluis is 12,0m breed en 110,0m lang. Bediening op de sluis zelf (marifoonkanaal 20).
Sluis is 7,5m breed (dit is de breedte van de hoofden de kolk zelf is breder) en 87,0m lang
Sluis wordt op afstand bediend vanuit de Manderssluis (marifoonkanaal 22).
Nieuw-Bovensas of Roosendaalsche Sas (sluis Bovensas)
Sluiskolk is 8,0m breed en 66,8m lang. Sluis staat in de regel open.
Sluis is 8,0m breed (dit is de breedte van de hoofden de kolk zelf is breder) en 73,0m lang. Sluis staat in de regel open. Als de fietsbrug over het buitenhoofd wordt bediend is de sluis gesloten voor scheepvaart.
De toegestande afmetingen zijn conform de vaarweg:
De breedte van de sluis is 12m en de lengte 115m. De kolk voldoet daarmee net niet aan de minimale nuttige afmetingen van 12,5m x 125-150m voor klasse Va volgens RVW § 4.3.2. De maximaal toegestane afmetingen direct achter de sluis zijn met 96x11,5m kleiner dan de maximale afmetingen voor klasse Va schepen (135x11,4). Het bereikbare vaargebied voor schepen van deze afmetingen is beperkt tot aan de Prinslandsebrug. Na de Prinselandsebrug zijn de maximaal toegestane afmetingen nog kleiner namelijk 86x9,6m. De afmetingen van de sluis zijn daarmee passend bij de maximaal toegestane afmetingen van het vaargebied achter de sluis. De sluis staat in de regel open; in die situaties vormt de lengte van de sluis geen fysieke beperking.
De toegestane afmetingen zijn conform de vaarweg:
De breedte van de doorvaartopening is 12,2m en voldoet daarmee aan de gewenste doorvaartbreedte van 12,0m voor klasse IV enkelstrooksprofiel volgens RVW § 5.6.3. Voor hoge schepen is de doorvaartbreedte door de vorm van de brug op grotere hoogte beperkt bij geopende brug namelijk 11,4m op hoogte KP+18,4m.
Sluis Roodevaart en Roodevaartbrug
De toegestane afmetingen zijn conform de vaarweg:
De breedte van de doorvaartopening van de Roodevaartbrug is 7,4m en voldoet daarmee niet aan de gewenste doorvaartbreedte van 8,5m voor klasse II enkelstrooksprofiel volgens RVW § 5.6.3. De doorvaartbreedte van de brug is dus krap zeker voor 7m brede schepen die zijn toegestaan naar scheepvaartreparatiebedrijven. Gezien het beperkte aantal schepen door het korte vaargebied achter de brug wordt dit acceptabel geacht.
De breedte van de Roodevaartsluis is 7,5m en de lengte 87m. De kolk voldoet daarmee aan de minimale nuttige afmetingen van 7,5m x 60m voor klasse Va volgens RVW § 4.3.2. De kolk afmetingen zijn ook voldoende voor de 7x80m schepen naar de scheepvaartreparatiebedrijven.
Op verzoek kan de hefdeur in het buitenhoofd van de Roodevaartsluis worden geheven tot NAP+14,60m. Sluis en brug staan daarmee een grotere doorvaarthoogte toe dan de maximaal toegestane hoogte van 7,0m.
Nieuw-Bovensas en Brug over bovenhoofd
De toegestane afmetingen zijn conform de vaarweg:
De doorvaartopening van de sluis en brug is 8,0m breed en is voldoende voor te toegestane breedte van 4,0m. De kolklengte is 66.8m en daarmee ook ruim voldoende. Bovendien staat de sluis in de regel open.
Benedensas en Fietsbrug over het buitenhoofd
De toegestane afmetingen zijn conform de vaarweg:
De doorvaartopening van de sluis en de brug is 8,0m en voldoet daarmee niet aan de gewenste brugdoorvaartbreedte van 8,5m voor klasse II enkelstrooksprofiel volgens RVW § 5.6.3. De doorvaartbreedte is dus krap. De kolkbreedte voldoet wel aan de minimale nuttige kolkbreedte van 7,5m voor klasse II volgens RVW § 4.3.2. Het betreft een monumentale sluis dus de beperkte doorvaartbreedte wordt acceptabel geacht. Ook aangezien er niet of nauwelijks beroepsvaart gebruik maakt van deze vaarweg.
De sluis is 73m lang en daarmee voldoet deze aan de minimale nuttige kolklengte van 60m voor klasse II RVW § 4.3.2.
4.3 Vergunningen bij sluizen en bruggen
Om de vlotte en veilige scheepvaart te garanderen dient een vergunning te worden aangevraagd bij overschrijding van de maximaal toegestane afmetingen of afwijking van reguliere bedientijden. Hoe de aanvraag wordt beoordeeld en welke voorwaarden kunnen worden gesteld staat beschreven in § 4.3.1. De procedure staat beschreven in § 4.3.2.
Bij het beoordelen van een aanvraag voor een scheepvaartvergunning wordt ook gekeken naar aspecten voorkomend uit het watersysteembeheer en het vaarwegbeheer.
Naast een scheepvaartvergunning kunnen voor vaarbewegingen, werkzaamheden of andere activiteiten op of langs de vaarweg ook andere vergunningen noodzakelijk zijn.
4.3.1 Beoordeling vergunningen en voorwaarden
Een scheepvaartvergunning kan worden verleend voor het afwijken van B1) de maximaal toegestane scheepsafmetingen, B2) afwijking van de reguliere bedieningstijden. Het gaat hierbij om incidentiele gebeurtenissen of individuele schepen.
Een scheepvaartvergunning voor afwijken van de maximaal toegestane scheepsafmetingen voor bruggen of sluizen gaat meestal samen met vergunning voor de vaarweg. Deze kunnen gezamenlijk in één vergunning worden aangevraagd.
Een vergunning wordt enkel verleend indien de vlotte en veilige doorvaart van de (overige)scheepvaart kan worden gegarandeerd. Een aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de Scheepvaartverkeerswet en het Binnenvaartpolitiereglement. Er mag geen (of zo min mogelijk) vervuiling of schade worden veroorzaakt aan de natuur, oevers, dijken en bruggen.
Onderstaande beoordelingsaspecten en voorwaarden zijn niet limitatief, er kunnen bij een aanvraag dus ook andere aspecten worden beoordeeld en andere voorwaarden worden gesteld. Beoordelingsaspecten en voorwaarden kunnen per vergunningsaanvraag verschillen.
Bij de beoordeling wordt uitgegaan van risico = kans x gevolg. Alleen als kans en gevolg voldoende klein zijn kan een vergunning worden gegeven. Indien dat niet het geval worden voorwaarden gesteld om kans en/of gevolg voldoende klein te maken. Wanneer het niet mogelijk is met voorwaarden om het risico voldoende klein te maken wordt geen vergunning verleend.
De volgende voorwaarden kunnen worden verbonden aan het verlenen van een vergunning:
Stremmen van de (overige)scheepvaart; indien de veiligheid niet kan worden gegarandeerd in combinatie met (overige)scheepvaart is het onder omstandigheden mogelijk om de (overige)scheepvaart te stremmen. Of een stremming wordt toegestaan en de duur van de stremming is afhankelijk van het object, en de te verwachten hinder op het moment van de stremming. Zie § 4.4.1 en 4.4.2 voor nadere uitwerking van stremmingen;
Scheepvaartbegeleiding voorschrijven. Indien scheepvaartbegeleiding is gericht op informeren van de (overige)scheepvaart kan dit met ‘eigen mensen’ mits die zich uiteraard aan de geldende regels houden. Indien er aanwijzingen moeten worden gegeven aan de (overige)scheepvaart dient dit enkel door daarvoor bevoegde en opgeleide mensen te worden uitgevoerd.
4.3.2 Procedure voor vergunningen
Om gebruik te maken van de bruggen en sluizen in de vaarwegen in beheer bij WBD met vaartuigen die groter zijn dan de toegestane afmetingen en/of op tijdstippen afwijkend van de reguliere bedieningstijden is een schriftelijke vergunning van WBD nodig. Om deze vergunning te krijgen moet een verzoek hiertoe worden gericht de afdeling vergunningen van het waterschap. Het aanvraagformulier Scheepvaartvergunning kan worden gedownload via https://www.brabantsedelta.nl/scheepvaartvergunning-aanvragen en ingediend via vergunningen@brabantsedelta.nl;
De behandeltermijn van een vergunning bedraagt 8 weken na ontvangst van de complete aanvraag. Een vergunning dient dus minimaal 8 weken voor de gebeurtenis aangevraagd te worden. Het WBD is niet aansprakelijk voor gevolgen van het niet verlenen van een vergunning. Voor afwijkende bedieningstijden worden kosten in rekening gebracht bij de aanvrager.
De aanvraag wordt beoordeeld door het team vergunningverlening van WBD. Daarbij wordt beoordeeld of de vaarweg toegankelijk blijft voor scheepvaartverkeer en of het gebruik van de vaarweg geen (of zo min mogelijk) vervuiling of schade veroorzaakt aan natuur, oevers, dijken, bruggen en sluizen. Aan een vergunning kunnen voorwaarden verbonden worden waaronder de passage van de betreffende bruggen en sluizen is toegestaan.
Het besluit van het waterschap over de vergunning wordt gedeeld met de aanvrager en gemeld bij het team toezicht en handhaving van WBD.
B Vergunningen bruggen en Sluizen
B1 Vergunningen voor afwijken van de maximaal toegestane afmetingen (hoofdstuk 4.2)
De aanvraag voor de vergunning omvat:
B2 Vergunning voor het eenmalig afwijken van de reguliere bedieningstijden (hoofdstuk 4.5).
De aanvraag voor de vergunning omvat:
Net als voor de vaarwegen dient voor geplande stremmingen een vergunning te worden aangevraagd. Het WBD als nautisch beheerder toetst deze vergunningsaanvraag en plaatst bij goedkeuring een melding aan de Waterkamer. De Waterkamer plaatst alle meldingen op de site www.vaarweginformatie.nl en verstuurt alle meldingen naar geregistreerde gebruikers.
Indien er sprake is van stremmingen dient rekening te worden gehouden met de beoordelingstermijn van 8 weken voor de vergunning plus de termijn van aanmelding bij de nautisch beheerder conform onderstaande tabel. Zodat de nautisch beheerder voldoende tijd heeft voor afstemming en publicatie voor de scheepvaart. Voorbeeld: voor een stremming van 7 dagen dient de vergunningaanvraag 16 weken voor de stremming volledig te zijn ingediend.
Voor onderhoudswerkzaamheden met een spoedeisend karakter geldt de publicatietermijn niet. Er dient dan wel z.s.m. een scheepvaartbericht geplaatst te worden.
Testsluitingen en testbedieningen zijn uitgesloten van vergunningsplicht. Deze zijn kortdurend en zullen bij voorkeur worden gepland zodat er geen of minimaal oponthoud of hinder is.
Aanleg en onderhoudswerkzaamheden
Voor een stremming voor aanleg- en onderhoudswerkzaamheden wordt conform § 4.3 een vergunning aangevraagd bij de nautisch beheerder. Dit geldt ook voor onderhoudswerkzaamheden die WBD zelf uitvoert. Bij het plannen van onderhoudswerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de aard van de vaarweg, de duur van de stremming en de te verwachten hinder. Daarbij wordt gestreefd naar minimale hinder en zo kort mogelijke stremmingen. Ook worden onderhoudswerkzaamheden zoveel mogelijk gebundeld uitgevoerd zodat de hinder wordt beperkt.
Evenementen mogen de werking van sluizen en bruggen niet beïnvloeden. Er worden dus normaal gesproken geen vergunningen verleend voor het stremmen van sluizen en bruggen voor evenementen. Enkel in uitzonderlijke gevallen kan dit worden overwogen. Dan geldt dezelfde procedure als beschreven in § 3.5.1. Een vergunning aanvraag voor het stremmen van sluizen of bruggen dient ruim van tevoren, minimaal 13 weken, aangevraagd te worden aangezien hier een uitzonderlijk afweging voor gemaakt dient te worden. Een stremming van sluis of brug zal altijd in combinatie zijn met een stremming voor de aangrenzende vaarweg(en).
Ook ongeplande stremmingen zoals hieronder aangegeven worden door de nautisch beheerder gemeld aan de Waterkamer. De Waterkamer plaatst alle meldingen op de site www.vaarweginformatie.nl en verstuurt alle meldingen naar geregistreerde gebruikers. Bij ongeplande stremmingen dient de melding zo snel als mogelijk is te worden gedaan.
Onder de volgende weersomstandigheden worden de sluizen en bruggen tijdelijk niet meer bediend en is de scheepvaart gestremd:
Bij windsnelheden boven de 6 bft. voor bruggen (windsnelheid > 14,0 m/s) en boven de 8 bft. voor de Manderssluis (windsnelheid > 20 m/s) wordt er niet meer bediend.
Indien het zicht op een object minder is dan 50 meter door mist of andere extreme weersomstandigheden wordt er niet meer bediend. Dit is op basis van het oordeel van de sluiswachter.
Indien er op de site https://waterinfo.rws.nl/ een bepaalde waterstand van NAP+0.50 NAP (sluiten deuren Volkerak) wordt verwacht dienen de puntdeuren van het bovenhoofd van de Manderssluis gesloten te worden en de bediening te worden gestaakt. Indien de puntdeuren van het bovenhoofd door een technisch mankement op dat moment niet kunnen sluiten, dient de noodkering of waaierdeuren gesloten te worden.
Normaal zijn de deuren van de Manderssluis aan beide zijden geopend en wordt er enkel bediend met de lichten. De lichten staan op de automaat maar kunnen door de sluiswachters worden aangepast om de scheepaart een vlottere doorgang te verlenen. Bij droogte of dreiging van blauwalg op het Volkerak wordt de Manderssluis bediend met de waaierdeuren. Dit geeft geen stremmingen maar geeft wel langere schuttijden.
Voor ijs geldt bij de sluizen en bruggen hetzelfde als voor de vaarweg zoals beschreven in § 3.5.2. Aangezien ijs zich ophoopt bij vernauwingen en om schade aan de constructies te voorkomen, is de situatie bij de sluizen en bruggen vaak maatgevend voor de vaarmogelijkheden.
In geval van calamiteiten waarbij er sprake is van (gedeeltelijke)stremming wordt dit zo snel mogelijk door medewerkers van het WBD gemeld aan de nautisch beheerder en doorgegeven aan de waterkamer. Medewerkers van het WBD kunnen ter plaatse ook aanwijzingen geven aan de scheepvaart.
Stremmingen en aanwijzingen zijn erop gericht om de situatie veilig te stellen. Deze dienen altijd zo kort mogelijk te duren. Zodra de situatie weer veilig is worden de stremmingen en aanwijzingen weer ingetrokken. Ook dit wordt gemeld aan en doorgegeven door de waterkamer. Vaarweggebruikers kunnen de informatie volgen via de site www.vaarweginformatie.nl.
Naast stremmingen kan er bij sluizen en bruggen ook hinder optreden voor de overige scheepvaart als gevolg van vaarbewegingen, werkzaamheden of andere activiteiten die niet vallen binnen het normaal toegestane gebruik. Bij hinder valt te denken aan snelheidsbeperking, diepgangsbeperking, versmalling van de vaarweg, voorkomen hinderlijke golfslag, oplopende wachttijden bij bruggen of sluizen, afname capaciteit wacht en opstelplaatsen of afmeervoorzieningen etc.
Indien er sprake is van hinder dient rekening te worden gehouden met de beoordelingstermijn van 8 weken voor de vergunning plus de termijn van aanmelding bij de nautisch beheerder conform onderstaande tabel. Zodat de nautisch beheerder voldoende tijd heeft voor afstemming en publicatie voor de scheepvaart.
Verbod watersport zonder schip (zwemmen):
Er geldt een algemeen verbod op zwemmen op de vaarwegen conform § 8.08 van het BPR. Dit geldt zeker in, en in de buurt van sluizen en bruggen.
Niet aangedreven vaartuigen (kano’s, roeiboten etc.):
Er zijn geen speciale voorzieningen voor niet aangedreven vaartuigen om de sluizen te passeren (kano oversteekplaatsen o.i.d). Het is daarom toegestaan dat voor niet-aangedreven vaartuigen de sluizen middels het normale schutbedrijf passeren. Bij openstaande sluizen dient te worden gepasseerd zoals aangegeven met de lichten. Indien sluizen in schutbedrijf zijn dient er een aparte aanvraag te worden gedaan via de meldknoppen of marifoon zodat de bedienaar op de hoogte is en eventueel aanwijzingen kan geven wanneer en waar mee te schutten.
De volgende objecten worden bediend: Manderssluis, Prinslandsebrug, sluis Roode Vaart en de Roodevaartbrug. Alle objecten worden op afstand bediend vanuit de Manderssluis. De bediening is vastgelegd in het bedienprotocol.
De bedientijden zijn vastgelegd in verkeersbesluiten. De actuele bedientijden zijn te vinden op website van WBD.
Bij de bediening van de objecten volgt het waterschap de BPR, tenzij de bedienaar anders aangeeft ten behoeve van een goede doorstroom voor alle vaarweggebruikers.
Bruggen en sluizen kunnen bij uitzondering buiten de gebruikelijke openingstijden toch open op verzoek en tegen betaling. Verzoek indienen via website of algemeen nummer van WBD. Indien het doorvaart betreft dient door de gebruiker ook afstemming met RWS en ProRail plaats te vinden i.v.m. bediening van andere bruggen en/of sluizen.
Onderhoud van sluizen en bruggen valt onder het vaarwegbeheer. Bij het plannen van onderhoud aan sluizen en bruggen wordt getracht de hinder voor de scheepvaart zoveel mogelijk te beperken. Onderhoud waarbij stremmingen optreden worden indien mogelijk op één vaarroute gelijktijdig gepland. Onderhoud, zeker wanneer die gepaard gaan met stremmingen, worden waar mogelijk buiten het recreatie vaarseizoen en drukke periodes voor de beroepsvaart gepland.
Net als voor de vaarweg (zie § 3.7) vindt toezicht en handhaving op de toegestane afmetingen plaats op twee manieren:
De Sluis Roodevaart en de Roodevaartbrug zijn de enige toegang tot de achterliggende vaarweg. Toezicht en handhaving op toegestane afmetingen voor sluis, brug en vaarweg vallen hier dus samen. Schepen die bij de ingang niet blijken te voldoen aan de maximaal toegestane afmetingen en geen vergunning hebben worden niet toegelaten.
Bij de Manderssluis en de Prinslandebrug is dit niet het geval aangezien schepen ook via ander kanten de vaarweg binnen komen. Via de Steenbergse- en Roosendaalse Vliet zijn de vaarweg en de vaste brug over de Bovensas dusdanig klein dat via die route geen schepen kunnen komen die groter zijn dan de toegestane afmetingen voor Manderssluis en Prinsenlandebrug. De Marksluis heeft kolkafmetingen van 120x14m. Via die route kunnen schepen de sluis binnen varen die groter zijn dan de toegestane afmetingen op de Mark en Dintel. Het traject met de kleinste toegestane afmetingen is de Mark en Dintel tussen het Markkanaal en de Roodevaart Zuid; 82x8,3m. Maar ook de maximaal toegestane afmetingen voor de Manderssluis 96x11,5m en de Prinslandsebrug 86x9,6m kunnen worden overschreden door schepen die via de Marksluis binnen komen. De Markspoorbrug in Zevenbergen vormt een beperking op de breedte aangezien de doorvaartbreedte daar maar 9,0m is. Voor toezicht bij de ingang van het vaargebied wordt daarom samengewerkt met Rijkswaterstaat Zuid Nederland als beheerder van de Marksluis. Schepen die bij de ingangen (Manderssluis en Marksluis) niet blijken te voldoen aan de maximaal toegestane afmetingen en geen vergunning hebben worden niet toegelaten.
Voor de Benedensas en de Bovensas inclusief de bruggen is geen toezicht en handhaving mogelijk bij de ingang. Voor deze objecten en Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet wordt daarom enkel toezicht en handhaving op de vaarweg toegepast. Schepen die blijken niet te voldoen worden daarop aangesproken en dienen het vaargebied via de meest veilige route te verlaten. Tevens worden zij geïnformeerd over de voorwaarden en mogelijkheden voor een vergunning. Deze schepen worden geregistreerd. Bij herhaling zal een bestuurlijke boete worden opgelegd.
Het waterschap is terughoudend met het verlenen van een vergunning voor een afmeervoorziening. Alle vaarwegen in West-Brabant zijn namelijk een KRW-waterlichaam en/of onderdeel van een ecologische verbindingszone. Het belang van de chemische en ecologische kwaliteit van dit watersysteem moet worden afgewogen tegen het belang voor het aanleggen c.q. gebruiken van een afmeervoorziening. Voor de KRW is expliciet in het Waterbeheerprogramma van het waterschap een toetsingskader opgenomen in bijlage 7 (Klimaatbestendig en veerkrachtig waterlandschap (sim-cdn.nl).
Uit de toetsing aan het Waterbeheerprogramma moet blijken dat het verlenen van een vergunning voor een afmeervoorziening toelaatbaar is. Daarnaast gelden er ook andere toetsingskaders, zoals de ‘Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater’ alsmede dit operationeel nautisch beleid. Vanuit het nautisch beheer kijkt het waterschap naar de effecten van een afmeervoorziening op o.a. de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer en op het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de waterhuishouding, oevers en waterkeringen, of werken gelegen in of over scheepvaartwegen (zie artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet).
Wanneer een watervergunning voor een afmeervoorziening wordt aangevraagd dient te worden voldaan aan onderstaande voorwaarden en procedure.
5.1.1 Beoordeling vergunningen en voorwaarden
Een vergunning kan worden verleend voor C1) definitieve afmeervoorzieningen, C2) tijdelijke afmeervoorzieningen. Onderstaand is enkel de beoordeling op nautische aspecten gegeven. Voor een afmeervoorziening kan ook een beoordeling op andere beleidsaspecten (bijvoorbeeld de Keur i.v.m. waterveiligheid) plaats vinden. Daarnaast kunnen ook andere vergunningen c.q. toestemmingen van andere bevoegde instanties (gemeente) van toepassing zijn.
Een vergunning wordt enkel verleend indien de vlotte en veilige doorvaart van de (overige)scheepvaart kan worden gegarandeerd. Een aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de Scheepvaartverkeerswet en het Binnenvaartpolitiereglement. Er mag geen (of zo min mogelijk) vervuiling of schade worden veroorzaakt aan de natuur, oevers, dijken en bruggen.
Onderstaande beoordelingsaspecten en voorwaarden zijn niet limitatief, er kunnen bij een aanvraag dus ook andere aspecten worden beoordeeld en andere voorwaarden worden gesteld. Beoordelingsaspecten en voorwaarden kunnen per vergunningsaanvraag verschillen.
Bovenstaande geldt zowel voor de uiteindelijke gebruiksfase als voor de realisatiefase.
De volgende voorwaarden kunnen worden verbonden aan het verlenen van een vergunning:
Voorwaarden voor de realisatie van de afmeervoorzieningen. Voor werkzaamheden op of langs de vaarweg zie ook de voorwaarden in § 3.4.1 A3.
5.1.2 Procedure voor vergunningen
Om een afmeervoorziening te mogen aanleggen, uitbreiden of aanpassen is een schriftelijke vergunning van WBD nodig. Om deze vergunning te krijgen moet een aanvraag worden ingediend via het Omgevingsloket Online (OLO). Nadere informatie en verwijzing naar het OLO zijn te vinden via https://www.brabantsedelta.nl/watervergunning .
Na ontvangst stuurt WBD een ontvangstbevestiging. Daarin wordt ook aangegeven wanneer er over de aanvraag wordt besloten. Wanneer de aanvraag te maken heeft met de Keur wordt de aanvraag binnen 8 weken behandeld. Wanneer de aanvraag te maken heeft met de Waterwet is de periode 6 maanden. De termijn begint op het moment dat de aanvraag en alle bijbehorende stukken volledig zijn ingediend. Het WBD is niet aansprakelijk voor gevolgen van het niet verlenen van een vergunning.
Voor de nautische beoordeling wordt gekeken naar de vlotte en veilige doorvaart van de (overige)scheepvaart, vervuiling of schade aan natuur, oevers, dijken. Het besluit van het waterschap over de vergunning wordt gedeeld met de aanvrager en gemeld bij het team toezicht en handhaving van WBD.
Vergunningen afmeervoorzieningen
C1 Vergunning voor definitieve afmeervoorzieningen
De aanvraag voor de vergunning omvat:
C1 Vergunning voor tijdelijke afmeervoorzieningen
De aanvraag voor de vergunning omvat:
Het is nergens toegestaan om oevers te gebruiken als trailerhelling. Dit om schade aan oevers en hinder voor de overige scheepvaart te voorkomen. Te water laten van kleine vaartuigen, jetski’s etc. is enkel toegestaan bij trailerhellingen in beheer bij publieke jachthavens. WBD beheert zelf geen openbare trailerhelling(en).
De bebording op en langs de vaarwegen in het vaargebied van WBD is vastgelegd in het bebordingsplan en in verkeersbesluiten. Aanpassingen en aanvullingen worden in het bebordingsplan aangegeven, in verkeersbesluiten vastgelegd en middels Berichten Aan Scheepvaart (BAS) aan de gebruikers gecommuniceerd.
Artikel 30 van de Scheepvaartverkeerswet verbiedt het onbevoegd aanbrengen of verwijderen van krachtens deze wet vastgestelde verkeerstekens en om voorwerpen van welke aard ook, die voor het scheepvaartverkeer verwarrend zouden kunnen zijn, aan te brengen. Het toepassen van niet-wettelijk vastgestelde verkeerstekens heeft geen rechtsgevolg voor de verkeersdeelnemers en zij hoeven met dergelijke tekens geen rekening te houden. Het toepassen van dergelijke niet-bestaande tekens kan zelfs een strafbaar feit opleveren.
De bebording dient te voldoen aan de geldende Richtlijn Scheepvaartekens (RST). De RST verwijst daarbij naar de belangen die worden genoemd in de Scheepvaartverkeerswet (zie § 2.1).
WBD kan niet-wettelijk vastgestelde verkeerstekens (zoals informatie borden) plaatsen indien die niet strijdig zijn met boven genoemde belangen. Een voorbeeld daarvan is het matrix bord op de Manderssluis waarmee berichten aan de scheepvaart worden gegeven.
T.b.v. het juist verwerken van de informatie in elektronische navigatiekaarten is minimale inhoud van de informatie geregeld in EU-verordening nr. 909/2013
De oevers hebben belangrijke raakvlakken met:
De oever is onderdeel van de vaarweg. Voor een veilig gebruik van de vaarweg is een stabiele en duidelijke oever nodig. De oever dient het benodigde vaarwegprofiel dat hoort bij de maximaal toegestane schepen en de specifieke omstandigheden (zoals bochten etc.) in stand te houden en bestand te zijn tegen invloeden zoals (boeg/haal)golven en schroefstraalbelastingen.
De vaarweg en daarmee de oever is ook onderdeel van het watersysteembeheer. Het afvoeren van water geeft stroming op de vaarweg met impact op de scheepvaart. Dit kan in langsrichting van de vaarweg zijn maar ook lokale dwarsstroming bij spuien of gemalen. Hier dient rekening mee te worden gehouden bij de inrichting van de vaarweg, realiseren van werken langs de vaarweg (bijvoorbeeld bij stroming bij nieuwe gemaal of uitstroomopening gelden aanvullende eisen voor het bepalen van afmetingen) en bij de bebording (spuiseinen).
Droogte heeft effect op de hoeveelheid water die wordt afgevoerd. Te weinig water kan van invloed zijn op de waterkwantiteit (te laag water) en op de waterkwaliteit.
De oever is vaak ook een onderdeel van de waterkering. Dat wil zeggen dat er vanuit de waterveiligheid ook extra eisen worden gesteld aan het in stand houden en onderhouden van de oevers. Het ontwerp van de oevers moet bijvoorbeeld voldoen aan de regelgeving voor waterveiligheid en onderhoud en werkzaamheden aan de oevers kunnen in de gesloten periode (1 oktober tot 1 april) niet worden uitgevoerd.
Een groot deel van de oevers van de vaarwegen zijn onderdeel van een Ecologische Verbinding Zone (EVZ) en spelen ook een rol in de Kader Richtlijn Water (KRW)
Dat geeft extra eisen aan de oevers vanuit het eerdergenoemde belang van het voorkomen of beperken van schade door scheepvaart aan landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden (zie § 2.1). Bijvoorbeeld voldoende afstand houden tot de oever of beperken van de vaarsnelheid om schade door boeg/haal golven of schroefstralen te voorkomen.
Bij oevers die onderdeel zijn van de EVZ zijn geen afmeervoorzieningen toegestaan.
Onderhoud van de oevers valt onder het vaarwegbeheer. De oevers dienen goed onderhouden te worden en dienen inspecteerbaar te zijn. Bij het plannen van onderhoud aan oevers wordt getracht de hinder voor de scheepvaart zoveel mogelijk te beperken. Onderhoud waarbij stremmingen optreden wordt indien mogelijk op één vaarroute gelijktijdig gepland.
Raakvlak Nautisch beheer met onderhoud
Handhaving afmeervoorzieningen
De handhaving richt zich in eerste instantie op afmeervoorzieningen die als onveilig worden beschouwd. In tweede instantie op niet vergunde afmeervoorzieningen.
Afmeervoorzieningen die als onveilig worden beschouwd leveren een gevaar op voor het scheepvaartverkeer of voor de sterkte, stabiliteit, inspecteerbaarheid, onderhoudbaarheid van de oevers. Niet vergunde onveilige afmeervoorzieningen dienen direct buiten gebruik genomen te worden en zo snel mogelijk verwijderd te worden. Vergunde afmeervoorzieningen kunnen toch onveilig zijn wanneer deze verkeerd worden gebruikt (bijvoorbeeld door te grote schepen) of wanneer er onvergunde aanpassingen aan zijn gedaan. Verkeerd gebruik dient direct te stoppen. Bij onvergunde aanpassingen dient de afmeervoorziening zo snel mogelijk in overeenstemming met de vergunning gebracht te worden en dient de oever in de originele staat teruggebracht te worden.
Bij niet vergunde afmeervoorzieningen die niet direct als onveilig worden beschouwd heeft de eigenaar twee opties:
Om het areaal aan afmeervoorzieningen op orde te krijgen zal WBD eigenaren van niet vergunde afmeervoorzieningen hierop aanspreken. Verzoeken aan eigenaren zullen zoveel mogelijk gelijktijdig worden gedaan voor afmeervoorziening op eenzelfde gedeelte van de vaarweg met vergelijkbare afmeervoorzieningen.
Indien het WBD een eigenaar aanspreekt maar de situatie niet direct als onveilig aanmerkt kan daar door de eigenaar geen enkel recht aan worden ontleend bij een eventuele vergunningaanvraag. Bij het beoordelen van de aanvraag kan de situatie alsnog als onveilig worden aangemerkt en zal de vergunning niet worden verleend.
Niet-wettelijk vastgestelde verkeerstekens die door anderen dan WBD op of langs de vaarweg zijn geplaatst en die verwarrend zijn voor de scheepvaart dienen te worden verwijderd. Indien bekend is wie de borden heeft geplaatst zal gesommeerd worden om de borden te verwijderen. Indien dit niet bekend is of wanneer er geen gehoor wordt gegeven zal WBD de borden zelf actief verwijderen en de kosten verhalen op degene die de borden geplaatst heeft.
Wanneer de borden niet verwarrend zijn maar wel lijken op wettelijke borden en bekend is wie de borden heeft geplaatst zal verzocht worden de borden te verwijderen. Wanneer dit niet bekend is of wanneer er geen gehoor wordt gegeven zal WBD de borden verwijderen op een daartoe geschikt moment (bijvoorbeeld gecombineerd met andere werkzaamheden of gelijktijdig met andere te verwijderen borden) en de kosten verhalen op degene die de borden geplaatst heeft. In uitzonderlijke gevallen kunnen niet wettelijke geplaatste borden na beoordeling door WBD worden opgenomen in verkeersbesluiten (en dus wettelijk worden gemaakt). De borden dienen dan wel aan de richtlijnen (RST) te voldoen of vervangen te worden door borden die daaraan voldoen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan borden verboden af te meren bij private afmeervoorzieningen. Beheer en onderhoud van dergelijke borden blijft de verantwoordelijkheid van de partij die de borden heeft geplaatst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2024-18533.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.