U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Waterschapsverordening Hunze en Aa's

Het dagelijks bestuur van Waterschap Hunze en Aa's en het teamhoofd Data en Informatie

gelezen de tekstinhoud en bijbehorende geometrieën van ”Waterschapsverordening Hunze en Aa's” d.d. 4 juni 2024

Gelet op het bepaalde in artikel 78, eerste lid van de Waterschapswet en artikel 2.5 van de OmgevingswetOverwegende dat:

- op 1 januari 2024 de Omgevingswet en de Waterschapsverordening in werking is getreden en sindsdien is gewijzigd;- de waterschapsverordening een beleidsneutrale omzetting is van de Keur 2010 en bijbehorende algemene regels;- een aantal ondergeschikte zaken in de juridische tekst niet goed blijken te zijn omgezet;- het dagelijks bestuur, daartoe gedelegeerd door het algemeen bestuur in het Delegatiebesluit 2024, heeft besloten de waterschapsverordening voor wat betreft de juridische tekst te wijzigen om deze onvolkomenheden te repareren;- er sinds de laatste vaststelling van de geometrieën er diverse besluiten genomen zijn, zoals projectbesluiten en verleende vergunningen, die leiden tot wijzigingen en/of;- er sinds de laatste vaststelling van de geometrieën is gebleken dat er als gevolg van meetonnauwkeurigheden, digitalisatiefouten en/of onnauwkeurigheden bij de digitalisatie van gegevens kleine technische fouten zijn ontstaan in de werkingsgebieden en beperkingengebieden;- het teamhoofd Data en Informatie, daartoe gemandateerd door het dagelijks bestuur in het Mandaatbesluit 2024, heeft besloten de geometrieën van de waterschapsverordening daar waar nodig te wijzigen.

Besluit;

Artikel I

"Waterschapsverordening Hunze en Aa's" opgenomen in Bijlage A wordt vastgesteld.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking per 18‑07‑2024

Aldus vastgesteld door Waterschap Hunze en Aa's, 4 juni 2024

Jelmer Kooistra,secretaris-directeur

Geert-Jan ten Brink,dijkgraaf

Bijlage A Bijlage bij artikel I

A

Artikel 2.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.7 Meldingsplicht

  • 1.

    Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit ten minste 10 werkdagen en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

  • 2.

    Bij de melding worden de volgende gegevens en/of bescheiden verstrekt: een ontwerptekening van de steiger, inclusief de maatvoering.

B

Artikel 2.21 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.21 Algemene regel aanleg en constructie

  • 1.

    Een beschoeiing wordt aangelegd met niet uitlogend materiaal.

  • 2.

    Als er al een beschoeiing aanwezig is, wordt de nieuwe beschoeiing in vorm en maat daarop aangesloten.

  • 3 2.

    De bovenzijde van de beschoeiing wordt niet hoger gemaakt dan 0,20 m ten opzichte van het zomerpeil van de schouwsloot.

  • 4 3.

    Een beschoeiing wordt stevig verankerd, vervormt niet en helt niet voorover.

  • 5 4.

    Een beschoeiing wordt gronddicht afgewerkt, zodat geen grond of aangevuld materiaal in de schouwsloot terecht kan komen.

  • 6 5.

    De ruimte achter een beschoeiing wordt aangevuld met grond.

  • 7 6.

    Een duiker die op een beschoeiing is aangesloten, wordt verlengd tot buiten de beschoeiing met een duiker die een inwendige diameter heeft gelijk aan de bestaande duiker.

C

Na afdeling 2.7 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 2.8 Water afvoeren naar of lozen op een oppervlaktewaterlichaam

Artikel 2.40 Toepassingsbereik

Deze afdeling is van toepassing op het afvoeren naar en lozen van water op een oppervlaktewaterlichaam in het beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam met uitzondering van overige oppervlaktewaterlichamen.

Artikel 2.41 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning meer dan 60m3 water per uur af te voeren naar of te lozen op een oppervlaktewaterlichaam.

D

Afdeling 2.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 2.8 2.9 Lozen verhard oppervlak en bijbehorende voorzieningen 

Artikel 2.40 2.42 Toepassingsbereik

Deze afdeling is van toepassing op het aanbrengen van verhard oppervlak in het beheergebied van waterschap Hunze en Aa's.

Artikel 2.41 2.43 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning verhard oppervlak aan te brengen dat neerslag versneld tot afvoer brengt op een oppervlaktewaterlichaam in het beperkingengebied toekomstige ontwikkelingen.

  • 2.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning verhard oppervlak aan te brengen dat neerslag versneld tot afvoer brengt op een oppervlaktewaterlichaam, in het beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam met uitzondering van overige oppervlaktewaterlichamen als er geen voorziening met waterbergend vermogen wordt aangelegd die in verbinding wordt gebracht met het watersysteem, en als:a. in de bebouwde kom, binnen uitbreidingsplannen en in glastuinbouwgebieden meer dan 150 m2 verhard oppervlak wordt aangebracht; ofb. in overig  gebied meer dan 1.500 m2 verhard oppervlak wordt aangebracht.

Artikel 2.42 2.44 Aanwijzing algemene regels

Artikel 2.43 2.45 Meldingsplicht

  • 1.

    Het is verboden om de activiteit te verrichten, zonder dit ten minste 10 werkdagen en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

  • 2.

    Wanneer op grond van artikel 2.47 het aanleggen van een voorziening met waterbergend vermogen noodzakelijk is, worden bij de melding de volgende gegevens en/of bescheiden verstrekt:

     

    • a.

      een compensatieberekening;

    • b.

      een overzichtstekening;

    • c.

      een toelichting hoe aan de compensatieplicht zal worden voldaan.

Artikel 2.44 2.46 Algemene regel aanleg en constructie

  • 1.

    Een lozingsconstructie wordt aangelegd met niet uitlogend materiaal.

  • 2.

    Een lozingsconstructie wordt op deugdelijke wijze gefundeerd.

  • 3.

    Het oppervlaktewaterlichaam en het onderhoudspad blijven vrij bereikbaar en vrij van obstakels.

  • 4.

    Beschadigingen en verzakkingen van de lozingsvoorziening, die nadelige gevolgen voor de waterdoorvoer kunnen hebben, worden voorkomen.

  • 5.

    Schade aan een verbinding met het watersysteem, die door onderhoudswerkzaamheden van het waterschap is ontstaan, wordt hersteld door degene die de activiteit verricht of zijn rechtsopvolger.

  • 6.

    Het tweede tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing op het aanbrengen van een lozingsvoorziening in een schouwsloot.

Artikel 2.45 2.47 Algemene regel berging en doorstroming

  • 1.

    Er wordt voldaan aan de waterbergingsopgave in het watertoetsadvies die door het waterschap is berekend en is opgenomen in het omgevingsplan of projectbesluit van de gemeente.

  • 2.

    Als geen waterbergingsopgave is berekend in een watertoetsadvies, dan wordt per m2 toename van verhard oppervlak een voorziening met bergend vermogen aangebracht van 80 l.

  • 3.

    De afvoer van de voorziening met bergend vermogen op het watersysteem wordt tot maximaal 1,2 l/s/ha vertraagd.

  • 4.

    Drijfvuil wordt verwijderd.

Artikel 2.46 2.48 Algemene regel verharding langs hoofdwatergangen

  • 1.

    Een verharding wordt op maaiveld aangelegd op ten minste 4 m uit de insteek van een hoofdwatergang.

  • 2.

    Een verharding langs een hoofdwatergang watert af aan landszijde.

E

Afdeling 2.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 2.9 2.10 Kabels en leidingen

Artikel 2.47 2.49 Toepassingsbereik

Deze afdeling is van toepassing op het aanleggen, behouden en verwijderen van kabels en leidingen in het beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van overige oppervlaktewaterlichamen.

Artikel 2.48 2.50 Specifieke zorgplicht kabels en leidingen

De specifieke zorgplicht, bedoeld in artikel 1.8, houdt voor het aanleggen, behouden en verwijderen van kabels en leidingen in ieder geval in dat:

  • a.

     tijdens het aanleggen of verwijderen van een kabel of leiding de stabiliteit van een talud of van een onderhoudspad niet negatief beïnvloed wordt;

  • b.

     de afmetingen van de sleuf en werkputten zo klein mogelijk worden gehouden;

  • c.

     na het aanleggen een ontgraving direct wordt aangevuld en verdicht, zodat er geen verzakkingen optreden;

  • d.

     de aanvoer en afvoer van water niet belemmerd wordt;

  • e.

     het onderhoudspad onbelemmerde doorgang houdt voor onderhoudsmaterieel; en

  • f.

     een te kruisen oppervlaktewaterlichaam niet wordt afgedamd, tenzij het bestuur dat bij maatwerkvoorschrift heeft toegestaan.

Artikel 2.49 2.51 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen, te behouden of te verwijderen in het beperkingengebied waterkering.

  • 2.

    Wanneer in het beperkingengebied waterkering het achterliggende maaiveld gelijk of bijna gelijk is aan de hoogte van de waterkering, kan het bestuur bepalen dat bij het aanleggen, behouden of verwijderen van de kabel of leiding een melding voldoende is.

  • 3.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in het beperkingengebied toekomstige ontwikkelingen.

Artikel 2.50 2.52 Aanwijzing algemene regels

Artikel 2.51 2.53 Meldingsplicht

  • 1.

    Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit tenminste tien werkdagen en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

  • 2.

    Bij de melding worden de volgende gegevens en/of bescheiden verstrekt: een overzichtstekening van het gehele tracé van de aan te leggen of te verwijderen kabel of leiding.

Artikel 2.52 2.54 Algemene regel diepteligging en afstanden

  • 1.

    Een kabel of leiding boven of onder een duiker wordt:

    • a.

       minimaal 0,5 m boven een duiker in een openbare weg gelegd; of

    • b.

       minimaal 1 m onder alle andere duikers, behalve duikers in dammen van watergangen parallel langs openbare wegen.

  • 2.

    De vereiste diepteligging van een kabel of leiding onder de waterbodem en de vereiste afstand tot een talud is:

    • a.

       bij een waterlijn kleiner dan 3 m, minimaal 1,5 m;

    • b.

       bij een waterlijn tussen 3 m en 10 m, minimaal 2 m;

    • c.

       bij een waterlijn breder dan 10 m, minimaal 2,5 m.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid is de diepteligging van een kabel of leiding onder de waterbodem en de vereiste afstand tot een talud in een vaarweg minimaal 3 m. 

  • 4.

    Een kabel of leiding wordt minimaal 0,8 m onder een onderhoudspad of een beschermingszone van een hoofdwatergang gelegd.

  • 5.

    Een kruisende kabel of leiding wordt op minimaal 10 m van een brug of remmingswerk aangelegd.

  • 6.

    Een langsliggende kabel of leiding in een wegberm van een openbare weg wordt:

    • a.

       zo dicht mogelijk tegen de wegverharding aangelegd en minimaal 1,5 m vanaf de insteek aangelegd; of

    • b.

       minimaal 3,5 m vanaf de insteek aangelegd.

Artikel 2.53 2.55 Algemene regel aangelegde kabel of leiding

  • 1.

    Als een kabel of leiding is aangelegd, wordt een afsluiter, een kathodisch beschermpaaltje of een ander obstakel buiten de beschermingszone geplaatst.

  • 2.

    Een kabel of leiding voldoet aan de geldende Standaard RAW bepalingen en aan de geldende NEN normen 3650 deel 1 tot en met deel 5, NEN 3651 en NPR 3659.

Artikel 2.54 2.56 Algemene regel onstaneontstane schade

  • 1.

    Bij een breuk of lekkage worden maatregelen genomen om verdergaande lekkage te voorkomen.

  • 2.

    Gevolgen van een openbarsting worden direct en volledig hersteld.

  • 3.

    Als door onderhoudswerkzaamheden van het waterschap schade aan de kabel of leiding is ontstaan, wordt de schade door degene die de kabel of leiding heeft aangelegd of zijn rechtsopvolger hersteld.

Artikel 2.55 2.57 Algemene regel kabel of leiding verwijderen

Als een kabel of leiding buiten gebruik wordt gesteld, wordt de kabel of leiding verwijderd en wordt het waterstaatswerk teruggebracht op afmetingen volgens het oorspronkelijk profiel.

Artikel 2.56 2.58 Maatwerkvoorschriften

  • 1.

    Bij maatwerkvoorschrift kan worden bepaald een kabel of leiding te wijzigen of te verwijderen als:

    • a.

       dat noodzakelijk is voor het beheer of onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam; of

    • b.

       dat anderszins in het belang is van de zorg voor het watersysteem.

  • 2.

    Het wijzigen of verwijderen gebeurt op eigen kosten van de eigenaar van de kabel of leiding, tenzij dat niet billijk is. 

F

Afdeling 2.10 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 2.10 2.11 Dammen met duiker

Artikel 2.57 2.59 Toepassingsbereik

Deze afdeling is van toepassing op het aanleggen, behouden en verwijderen van een dam met duiker in het beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam met uitzondering van overige oppervlaktewaterlichamen.

Artikel 2.58 2.60 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in het beperkingengebied toekomstige ontwikkelingen.

Artikel 2.59 2.61 Aanwijzing algemene regels

Artikel 2.60 2.62 Meldingsplicht

  • 1.

    Het is verboden een dam met duiker aan te leggen of te verwijderen in het  zonder dit ten minste tien werkdagen en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

  • 2.

    Bij de melding worden de volgende gegevens en/of bescheiden verstrekt:

     

    • a.

      een afbeelding met de exacte locatie;

    • b.

      de afmetingen van de dam.

Artikel 2.61 2.63 Algemene regel aanleg en constructie

  • 1.

    Een dam met duiker wordt alleen aangelegd als dit noodzakelijk is vanwege het gebruik en de toegang tot het naastgelegen perceel.

  • 2.

    In stedelijk gebied wordt niet meer dan één dam met duiker per kadastraal perceel aangelegd.

  • 3.

    Een onderhoudspad wordt alleen gebruikt door deze loodrecht te kruisen.

  • 4.

    Een dam met duiker wordt aangelegd van doelmatig materiaal, kwaliteit en klasse.

  • 5.

    Een duiker wordt zonder knikpunten of bochten en met de as in het midden van een oppervlaktewaterlichaam geplaatst.

  • 6.

    Verbindingen tussen duikerelementen worden voorzien van een waterdichte afdichting.

  • 7.

    Een dam met duiker wordt op minimaal 10 m van een ander werk aangelegd.

  • 8.

    Een duiker wordt aangelegd op de vaste waterbodem.

  • 9.

    In stedelijk gebied heeft een dam met duiker een maximale buislengte van 6 m.

  • 10.

    Buiten stedelijk gebied heeft een dam met duiker:

    • a.

       een maximale buislengte van 26 m; en

    • b.

       een bovenbreedte van niet meer dan tweederde van de perceelsbreedte.

  • 11.

    Een talud van een dam met duiker wordt strak opgezet met:

    • a.

      zoden vanuit de vaste waterbodem tot aan de bovenkant van een duiker en daarboven tot aan het maaiveld met schone grond; en

    • b.

      een helling van 1:1,5.

  • 12.

    Een dam wordt aangevuld met droge grond of zand.

  • 13.

    Een duiker wordt verlengd met een duiker met dezelfde diameter, materiaal, type en model.

  • 14.

    De waterbodem aan weerszijden van de dam met duiker wordt over een afstand van 5 m ontdaan van slib en bagger.

  • 15.

    Een duiker die uitkomt in een hoofdwatergang wordt gelijk met het talud afgeschuind.

  • 16.

    De uiteinden van een duiker worden beschermd tegen beschadiging als gevolg van mechanisch onderhoud.

  • 17.

    Er wordt zo snel mogelijk gezorgd voor een gesloten groene grasmat op een talud van een dam met duiker.

Artikel 2.62 2.64 Algemene regel wateraanvoer en waterafvoer

  • 1.

    Een duiker in een schouwsloot wordt aangelegd met een minimale breedte van 0,3 m. Als een duiker een grotere breedte nodig heeft dan 0,3 m ter voorkoming van wateroverlast of een tekort aan water dan wordt dat met een maatwerkvoorschrift bepaald.

  • 2.

    Met een maatwerkvoorschrift wordt bepaald met welke diameter een diepteligging een duiker in een hoofdwatergang wordt aangelegd.

  • 3.

    Als bij de aanleg van een duiker een oppervlaktewaterlichaam tijdelijk wordt afgedamd, worden pompen van voldoende capaciteit ingezet om de wateraanvoer en waterafvoer te garanderen.

  • 4.

    Een dam met duiker veroorzaakt geen wateroverlast of watertekort.

Artikel 2.63 2.65 Algemene regel onderhoud

  • 1.

    Een dam met duiker met inbegrip van het doorstroomprofiel wordt onderhouden door degene die de activiteit verricht of zijn rechtsopvolger, behalve het doorstroomprofiel van een dam met duiker in een oppervlaktewaterlichaam dat bij het waterschap in eigendom, beheer en onderhoud is

  • 2.

    Schade aan een dam met duiker die door onderhoudswerkzaamheden van het waterschap is ontstaan, wordt hersteld door degene die de activiteit verricht of zijn rechtsopvolger.

Artikel 2.64 2.66 Algemene regel vervangen, verwijderen en wijzigen

  • 1.

    Een dam met duiker wordt bij gehele of gedeeltelijke vervanging aangelegd op dezelfde plaats en met dezelfde diameter, materiaal, type en model, waarbij de te vervangen onderdelen volledig worden verwijderd.

  • 2.

    Bij het verwijderen van een dam met duiker wordt het oppervlaktewaterlichaam teruggebracht op de afmetingen volgens het oorspronkelijk profiel.

Artikel 2.65 2.67 Maatwerkvoorschrift

  • 1.

    Bij maatwerkvoorschrift kan worden bepaald een dam met duiker te wijzigen of verwijderen als:

    • a.

       dat noodzakelijk is voor het beheer of onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam; of

    • b.

       dat anderszins in het belang is van de zorg voor het watersysteem.

  • 2.

    Het wijzigen of verwijderen gebeurt op eigen kosten van de eigenaar van de dam met duiker, tenzij dat niet billijk is. 

G

Afdeling 2.11 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 2.11 2.12 Dempen

Artikel 2.66 2.68 Toepassingsbereik

Deze afdeling is van toepassing op het dempen van een oppervlaktewaterlichaam in het beheergebied van waterschap Hunze en Aa's.

Artikel 2.67 2.69 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning:

Artikel 2.68 2.70 Aanwijzing algemene regels

Bij het dempen van een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.692.71 tot en met 2.712.73 als het gaat om dempingen binnen het beperkingengebied dempingen.

Artikel 2.69 2.71 Meldingsplicht

  • 1.

    Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit ten minste tien werkdagen en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

  • 2.

    Bij de melding worden de volgende gegevens en/of bescheiden verstrekt: een tekening of afbeelding van de locatie van het te dempen oppervlaktewaterlichaam.

  • 3.

    Wanneer de demping op grond van artikel 2.72 gecompenseerd moet worden, worden bij de melding ook de volgende gegevens en/of bescheiden verstrekt:

     

    • a.

      een tekening of afbeelding van de locatie van de te verbreden of nieuw te graven sloot;

    • b.

      een compensatieberekening.

Artikel 2.70 2.72 Algemene regel compensatie

  • 1.

    In een bebouwd gebied wordt het dempen vooraf volledig gecompenseerd in hetzelfde gebied door:

    • a.

      vooraf een nieuw oppervlaktewaterlichaam te graven; of

    • b.

      vooraf een bestaand oppervlaktewaterlichaam te verbreden. 

  • 2.

    In een gebied waar de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) minder dan 1 m  is ten opzichte van het maaiveld wordt het dempen volledig gecompenseerd in hetzelfde gebied door:

    • a.

       vooraf een nieuw oppervlaktewaterlichaam te graven; of

    • b.

       vooraf een bestaand oppervlaktewaterlichaam te verbreden.

  • 3.

    In een gebied waar de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) 1 m of meer is beneden het maaiveld wordt het dempen van een schouwsloot breder dan 2 m of een overig oppervlaktewaterlichaam breder dan 2 m, gemeten op de oorspronkelijke waterlijn bij winterpeil, gecompenseerd door:

    • a.

       vooraf een nieuw oppervlaktewaterlichaam te graven; of

    • b.

       vooraf een bestaand oppervlaktewaterlichaam te verbreden.

  • 4.

    In een natuurgebied wordt het dempen van een schouwsloot breder dan 2 m of een overig oppervlaktewaterlichaam breder dan 2 m, gemeten op de oorspronkelijke waterlijn bij winterpeil, gecompenseerd door:

    • a.

       vooraf een nieuw oppervlaktewaterlichaam te graven; of

    • b.

       vooraf een bestaand oppervlaktewaterlichaam te verbreden.

  • 5.

    Een oppervlaktewaterlichaam dat als compenserende waterberging is gegraven wordt niet gedempt zonder nieuwe compenserende waterberging.

  • 6.

    Compenseren gebeurt op een waterstaatkundig verantwoorde wijze, in hetzelfde peilgebied of in het aangrenzende benedenstrooms gelegen peilgebied, met behoud van een open verbinding met het watersysteem.

  • 7.

    Een compenserend oppervlaktewaterlichaam heeft ten minste hetzelfde oppervlak en hetzelfde bergingsvolume.

  • 8.

    Een oppervlaktewaterlichaam dat niet ouder is dan één jaar kan als compenserend oppervlaktewaterlichaam worden aangemerkt.

Artikel 2.71 2.73 Algemene regel aanleg en constructie

  • 1.

    In een natuurgebied wordt voorkomen dat de maatgevende afvoer in de nieuwe situatie groter is dan de bestaande maatgevende afvoer.

  • 2.

    Dempen en compenseren beïnvloedt de grondwaterstand in en om een natuurgebied niet nadelig.

  • 3.

    Voorafgaand aan de demping worden slib en baggerspecie van het profiel verwijderd.

  • 4.

    Een demping wordt uitgevoerd met grond of zand vanuit één richting.

  • 5.

    Als het nodig is, wordt in het te dempen oppervlaktewaterlichaam op deugdelijke wijze een duiker aangelegd:

    • a.

       van voldoende buisdiameter, maar ten minste 0,3 m;

    • b.

       van voldoende kwaliteit en met de binnenonderkant op de vaste slootbodem;

    • c.

       zonder bochten of knikpunten; en

    • d.

       met de as van de duiker in het midden van het oppervlaktewaterlichaam.

  • 6.

    Als bij het dempen een duiker langer dan 30 m wordt aangelegd, worden goed bereikbare ontstoppingsstukken geplaatst.

  • 7.

    Bij dempen wordt het oppervlaktewaterlichaam niet afgesloten van het watersysteem.

  • 8.

    Het nieuw gegraven oppervlaktewaterlichaam wordt aangesloten op het watersysteem.

  • 9.

    Een nieuw gegraven oppervlaktewaterlichaam wordt alleen op een hoofdwatergang aangesloten:

    • a.

      dat in beheer en onderhoud van het waterschap is;

    • b.

      met een dam met een bovenbreedte van ten minste 5 m; en

    • c.

      met een buisdiameter van ten minste 0,3 m.

  • 10.

    Er ontstaat geen verbinding tussen verschillende peilgebieden.

H

Afdeling 2.12 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 2.12 2.13 Beplanting

Artikel 2.72 2.74 Toepassingsbereik

Deze afdeling is van toepassing op het plaatsen of behouden van opgaande beplanting en op het beschadigen of verwijderen van beplanting:

Artikel 2.73 2.75 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

I

Afdeling 2.13 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 2.13 2.14 Werken plaatsen

Artikel 2.74 2.76 Toepassingsbereik

Deze afdeling is van toepassing op het plaatsen van werken, anders dan bedoeld in de afdelingen 2.2 tot en met 2.122.13:

Artikel 2.75 2.77 Vergunningplicht beperkingengebied waterstaatswerk

J

Afdeling 2.14 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 2.14 2.15 Overige activiteiten bij waterstaatswerken

Artikel 2.76 2.78 Toepassingsbereik

Deze afdeling is van toepassing op het verrichten van activiteiten, anders dan bedoeld in de afdelingen 2.2 tot en met 2.132.14 in het beheergebied van waterschap Hunze en Aa's.

Artikel 2.77 2.79 Vergunningplicht schepen

Artikel 2.78 2.80 Vergunningplicht waterpeil

Het is verboden zonder omgevingsvergunning in het beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam met uitzondering van overige oppervlaktewaterlichamen de waterstand op een peil te brengen of te houden, anders dan het peil dat daarvoor in het peilbesluit is opgenomen of dat normaal wordt aangehouden.

Artikel 2.79 2.81 Vergunningplicht waterstaatswerk

Artikel 2.80 2.82 Vergunningplicht hoofdwatergang en waterkering

Het is verboden zonder omgevingsvergunning in het beperkingengebied hoofdwatergang en het beperkingengebied waterkering:

  • a.

     werken te plaatsen of te behouden; 

  • b.

     afgravingen en seismische onderzoeken te verrichten;

  • c.

     explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te plaatsen en te hebben;

  • d.

     boringen te verrichten; of

  • e.

     ploegvoren open te laten binnen 0,5 m uit het onderhoudspad of de insteek.

K

Na artikel 3.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.7 Analysemethode afvalwater RWZI’s

In afwijking van artikel 4.608a van het Bal zal voor het afvalwater dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam vanuit de rioolwaterzuiveringsinstallaties in ons beheergebied, de emissiegrenswaarde voor chemisch zuurstofverbruik (CZV) gelijkgesteld worden aan drie keer de gemeten waarde van totaal organisch koolstof (TOC). Voor de analyse van TOC wordt gebruik gemaakt van NEN ISO 20236.

L

Artikel 3.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.7 3.8 Informeren over een ongewoon voorval

  • 1.

    Het dagelijks bestuur van het waterschap wordt onverwijld geïnformeerd over een ongewoon voorval.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet voor lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam en lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk afkomstig van:

    • a.

      een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en

    • b.

      wonen.

M

Artikel 3.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.8 3.9 Gegevens en bescheiden bij een ongewoon voorval

  • 1.

    Zodra de volgende gegevens en bescheiden bekend zijn, worden ze verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap:

    • a.

      informatie over de oorzaken van het ongewoon voorval en de omstandigheden waaronder het ongewoon voorval zich heeft voorgedaan;

    • b.

      informatie over de vrijgekomen stoffen en hun eigenschappen;

    • c.

      andere gegevens die nodig zijn om de aard en de ernst van de gevolgen voor de fysieke leefomgeving te kunnen inschatten; en

    • d.

      informatie over de maatregelen die zijn getroffen of worden overwogen om de nadelige gevolgen van het ongewoon voorval te voorkomen als bedoeld in artikel 19.1, eerste lid, van de Omgevingswet.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet voor lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam en lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk afkomstig van:

    • a.

      een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en

    • b.

      wonen.

N

Afdeling 3.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.2 Lozen van grondwater bij saneringen of ontwatering

Artikel 3.9 3.10 Lozen van grondwater bij saneringen

  • 1.

    Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan grondwater afkomstig van een bodemsanering of grondwatersanering of een onderzoek voorafgaand aan een grondwatersanering, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.

  • 2.

    Voor het lozen van dat grondwater in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 3.1, gemeten in een steekmonster.

    Tabel 3.1 Emissiegrenswaarden bij lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam

    Stof

    Emissiegrenswaarden in μg/l of mg/l

    Naftaleen

    0,2 μg/l

    PAK’s

    1 μg/l

    BTEX

    50 μg/l

    Vluchtige organohalogeen- verbindingen uitgedrukt als chloor

    20 μg/l

    Aromatische organohalogeen- verbindingen

    20 μg/l

    Minerale olie

    500 μg/l

    Cadmium

    4 μg/l

    Kwik

    1 μg/l

    Koper

    11 μg/l

    Nikkel

    41 μg/l

    Lood

    53 μg/l

    Zink

    120 μg/l

    Chroom

    24 μg/l

    Onopgeloste stoffen

    50 mg/l

  • 3.

    Voor het lozen van dat grondwater in een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 3.2, gemeten in een steekmonster.

    Tabel 3.2 Emissiegrenswaarden

    Stof

    Emissiegrenswaarden in μg/l of mg/l

    Naftaleen

    0,2 μg/l

    PAK’s

    1 μg/l

    Minerale olie

    50 μg/l

    Cadmium

    0,4 μg/l

    Kwik

    0,1 μg/l

    Koper

    1,1 μg/l

    Nikkel

    4,1 μg/l

    Lood

    5,3 μg/l

    Zink

    12 μg/l

    Chroom

    2,4 μg/l

    Onopgeloste stoffen

    20 mg/l

    Benzeen

    2 μg/l

    Tolueen

    7 μg/l

    Ethylbenzeen

    4 μg/l

    Xyleen

    4 μg/l

    Tetrachlooretheen

    3 μg/l

    Trichlooretheen

    20 μg/l

    1,2-dichlooretheen

    20 μg/l

    1,1,1-trichloorethaan

    20 μg/l

    Vinylchloride

    8 μg/l

    Som van de vijf hier bovenstaande stoffen

    20 μg/l

    Monochloorbenzeen

    7 μg/l

    Dichloorbenzenen

    3 μg/l

    Trichloorbenzenen

    1 μg/l

     

Artikel 3.10 3.11 Lozen van grondwater bij ontwatering

  • 1.

    Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan grondwater bij ontwatering worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als dat grondwater:

    • a.

      niet afkomstig is van een bodemsanering, een grondwatersanering of een onderzoek voorafgaand aan een bodemsanering of grondwatersanering; en

    • b.

      geen drainagewater als bedoeld in paragraaf 4.77 van het Besluit activiteiten leefomgeving is.

  • 2.

    Voor het te lozen grondwater is de emissiegrenswaarde voor onopgeloste stoffen 50 mg/l, gemeten in een steekmonster.

  • 3.

    Het tweede lid is niet van toepassing op het lozen van grondwater bij wonen.

Artikel 3.11 3.12 Meet- en rekenbepalingen

  • 1.

    Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.

  • 2.

    Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.

  • 3.

    Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is van toepassing:

    • a.

      voor BTEX: NEN-EN-ISO 15680;

    • b.

      voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen: NEN-EN-ISO 17993;

    • c.

      voor tetrachlooretheen, trichlooretheen, 1,2-dichlooretheen, 1,1,1-trichloorethaan, vinylchloride, de som van de vijf hiervoor genoemde stoffen, monochloorbenzeen, dichloorbenzeen, trichloorbenzenen: NEN-EN-ISO 10301 of NEN-EN-ISO 15680, waarbij voor vinylchloride enkel NEN-EN-ISO 15680 gebruikt kan worden;

    • d.

      voor minerale olie: NEN-EN-ISO 9377-2;

    • e.

      voor cadmium, koper, nikkel, lood, zink en chroom: NEN 6966 of NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN- EN-ISO 11885, waarbij de elementen worden ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN- ISO 15587-2;

    • f.

      voor kwik: NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 12846 of NEN-EN-ISO 17852, waarbij kwik wordt ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2; en

    • g.

      voor onopgeloste stoffen: NEN-EN 872.

Artikel 3.12 3.13 Gegevens en bescheiden

  • 1.

    Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 3.93.10 en 3.103.11, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:

    • a.

      de aard en omvang van de lozing; en

    • b.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit.

  • 2.

    Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid gelden niet voor het lozen van grondwater bij ontwatering, als:

    • a.

      het lozen niet langer dan 48 uur duurt; of

    • b.

      het lozen plaatsvindt bij wonen.

  • 4.

    In afwijking van het eerste en tweede lid worden de gegevens en bescheiden ten minste vijf werkdagen voor het begin van het lozen van grondwater afkomstig van ontwatering verstrekt, als het lozen langer duurt dan 48 uur maar niet langer dan 8 weken.

O

Afdeling 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.3 Lozen van afvloeiend hemelwater dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening

Artikel 3.13 3.14 Lozen van afvloeiend hemelwater

  • 1.

    Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvloeiend hemelwater worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als dat hemelwater:

    • a.

      niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening;

    • b.

      geen drainagewater als bedoeld in paragraaf 4.77 van het Besluit activiteiten leefomgeving is; en

    • c.

      geen overig afvalwater van een kas als bedoeld in paragraaf 4.78 van dat besluit is.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt afvloeiend hemelwater afkomstig van buiten de bebouwde kom gelegen rijkswegen en provinciale wegen, alleen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam geloosd als lozen op of in de bodem redelijkerwijs niet mogelijk is.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid wordt afvloeiend hemelwater afkomstig van buiten de bebouwde kom gelegen rijkswegen en provinciale wegen, alleen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam geloosd als lozen op of in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam of in een schoonwaterriool redelijkerwijs niet mogelijk is.

Artikel 3.14 3.15 Gegevens en bescheiden

  • 1.

    Ten minste zes maanden voor de voorgenomen aanleg van buiten de bebouwde kom gelegen rijkswegen en provinciale wegen en daarbij behorende bruggen, viaducten en andere kunstwerken, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:

    • a.

      de aard en omvang van de lozing van afvloeiend hemelwater; en

    • b.

      de verwachte datum van het begin van de lozingsactiviteit.

  • 2.

    Ten minste zes maanden voor het veranderen van de lozingsactiviteit door een reconstructie of ingrijpende wijziging van die wegen en daarbij behorende bruggen, viaducten en andere kunstwerken, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.

P

Afdeling 3.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.4 Lozen van huishoudelijk afvalwater

Artikel 3.15 3.16 Lozen van huishoudelijk afvalwater

  • 1.

    Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam wordt huishoudelijk afvalwater alleen op een oppervlaktewaterlichaam geloosd als het lozen plaatsvindt buiten een bebouwde kom of binnen een bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater wordt geloosd met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 inwonerequivalenten, en de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk waarop kan worden aangesloten meer bedraagt dan:

    • a.

      40 m bij niet meer dan 10 inwonerequivalenten;

    • b.

      100 m bij meer dan 10 maar minder dan 25 inwonerequivalenten;

    • c.

      600 m bij 25 of meer inwonerequivalenten maar minder dan 50 inwonerequivalenten;

    • d.

      1.500 m bij 50 of meer inwonerequivalenten maar minder dan 100 inwonerequivalenten; en

    • e.

      3.000 m bij 100 of meer inwonerequivalenten.

  • 2.

    De afstand, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend:

    • a.

      vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het huishoudelijk afvalwater vrijkomt; en

    • b.

      langs de kortste lijn waarlangs de afvoerleidingen zonder overwegende bezwaren kunnen worden aangelegd.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, aanhef en onder a, wordt de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk bij voortzetting van het lozen van huishoudelijk afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam dat voor 1 maart 1997 al plaatsvond, berekend vanaf het gedeelte van het gebouw dat zich het dichtst bij een vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk bevindt.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid kan huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd:

    • a.

      vanuit een spoorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet; of

    • b.

      op militaire oefenterreinen in het kader van militaire oefeningen.

Artikel 3.16 3.17 Zuiveringsvoorziening huishoudelijk afvalwater

  • 1.

    Met het oog op het beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam wordt huishoudelijk afvalwater dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, geleid via een zuiveringsvoorziening.

  • 2.

    Voor dat afvalwater zijn de emissiegrenswaarden bij het lozen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam de waarden, bedoeld in tabel 3.3.

    Tabel 3.3 Emissiegrenswaarden bij lozen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam

    Stof

    Emissiegrenswaarden in mg/l

     

    Representatief etmaalmonster

    Steekmonster

    Biochemisch zuurstofverbruik

    30 mg/l

    60 mg/l

    Chemisch zuurstofverbruik

    150 mg/l

    300 mg/l

    Onopgeloste stoffen

    30 mg/l

    60 mg/l

  • 3.

    Voor dat afvalwater zijn de emissiegrenswaarden bij het lozen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam de waarden, bedoeld in tabel 3.4.

    Tabel 3.4 Emissiegrenswaarden bij lozen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam

    Stof

    Emissiegrenswaarden in mg/l

     

    Representatief etmaalmonster

    Steekmonster

    Biochemisch zuurstofverbruik

    20 mg/l

    40 mg/l

    Chemisch zuurstofverbruik

    100 mg/l

    200 mg/l

    Totaal stikstof

    30 mg/l

    60 mg/l

    Ammoniumstikstof

    2 mg/l

    4 mg/l

    Onopgeloste stoffen

    30 mg/l

    60 mg/l

    Fosfor totaal

    3 mg/l

    6 mg/l

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing als het huishoudelijk afvalwater minder dan zes inwonerequivalenten bevat en voor vermenging met ander afvalwater door een septictank wordt geleid:

    • a.

      met een nominale inhoud van 6 m3 of meer, volgens NEN-EN 12566-1, en met een hydraulisch rendement van niet meer dan 10 g, volgens annex B van NEN-EN 12566-1; of

    • b.

      die is geplaatst voor 1 januari 2009 en is afgestemd op de hoeveelheid afvalwater dat wordt geloosd.

  • 5.

    Het eerste tot en met derde lid gelden niet voor het lozen van huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam:

    • a.

      vanuit een spoorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet; of

    • b.

      op militaire oefenterreinen in het kader van militaire oefeningen.

Artikel 3.17 3.18 Meet- en rekenbepalingen

  • 1.

    Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.

  • 2.

    Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.

  • 3.

    Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is van toepassing:

    • a.

      voor biochemisch zuurstofverbruik: NEN-EN-ISO 5815-1/2;

    • b.

      voor chemisch zuurstofverbruik: NEN-ISO 15705;

    • c.

      voor nitrietstikstof en nitraatstikstof: NEN-EN-ISO 13395 of NEN-ISO 15923-1;

    • d.

      voor organisch stikstof: NEN-ISO 5663 of NEN 6646;

    • e.

      voor ammoniumstikstof: NEN 6646, NEN-EN-ISO 11732 of NEN-ISO 15923-1; en

    • f.

      voor totaal fosfor: NEN-EN-ISO 15681-1, NEN-EN-ISO 15681-2, NEN-EN-ISO 6878, NEN-EN-ISO 11885 of NEN-EN-ISO 17294-2.

Artikel 3.18 3.19 Gegevens en bescheiden

  • 1.

    Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 3.153.16, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:

    • a.

      het aantal inwonerequivalenten dat wordt geloosd;

    • b.

      de wijze van behandeling van het afvalwater; en

    • c.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit.

  • 2.

    Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid gelden niet voor het lozen van huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam:

    • a.

      vanuit een spoorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet; of

    • b.

      op militaire oefenterreinen in het kader van militaire oefeningen.

Q

Afdeling 3.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.5 Lozen van koelwater

Artikel 3.19 3.20 Koelwater

  • 1.

    Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan koelwater dat niet afkomstig is van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.

  • 2.

    Aan het te lozen koelwater worden geen chemicaliën toegevoegd.

  • 3.

    De warmtevracht van het te lozen koelwater is niet meer dan 1000 kJ/s bij het lozen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam.

  • 4.

    De warmtevracht van het te lozen koelwater is niet meer dan 10 kJ/s bij het lozen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 3.20 3.21 Gegevens en bescheiden

  • 1.

    Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 3.193.20, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:

    • a.

      de maximale warmtevracht; en

    • b.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit.

  • 2.

    Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.

R

Afdeling 3.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.6 Lozen bij reiniging, conserveren, bouwen, renoveren, of slopen van bouwwerken

Artikel 3.21 3.22 Bij reinigen en conserveren geen afvalwater lozen

Afvalwater afkomstig van het reinigen of conserveren van bouwwerken wordt niet geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, tenzij het gaat om:

  • a.

    afvalwater afkomstig van het afwassen met water; of

  • b.

    afvalwater afkomstig van het schoonspuiten met water onder een druk van ten hoogste 200 bar.

Artikel 3.22 3.23 Werkinstructie bij reinigen en conserveren

  • 1.

    Met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam bij het reinigen of conserveren van bouwwerken:

    • a.

      is een werkinstructie opgesteld; en

    • b.

      wordt voor het deel van het bouwwerk dat boven de waterspiegel ligt een hulpconstructie voor de opvang van stoffen gebruikt die is afgestemd op de gebruikte techniek, de gebruikte stoffen en de stoffen die kunnen vrijkomen.

  • 2.

    In de werkinstructie is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      welke technieken worden toegepast;

    • b.

      welke stoffen kunnen vrijkomen; en

    • c.

      welke stoffen worden gebruikt.

  • 3.

    Als een hulpconstructie wordt gebruikt, is in de werkinstructie ook opgenomen:

    • a.

      op welke manier de vloer, de zijwanden en de bovenzijde van de hulpconstructie zijn uitgevoerd;

    • b.

      wat de omvang van het bouwwerk dat wordt gereinigd of geconserveerd is en wat de omvang van de hulpconstructie is;

    • c.

      of de constructie een afzuiging met permanente onderdruk heeft;

    • d.

      op welke manier afvalwater wordt opgevangen, als natte technieken worden gebruikt; en

    • e.

      welke aanvullende maatregelen worden getroffen als wordt gewerkt bij een windsnelheid van meer dan 8 m/s.

Artikel 3.23 3.24 Werkinstructie bij bouwen en slopen

Met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam bij het bouwen, renoveren of slopen van bouwwerken is er een werkinstructie opgesteld, waarin in ieder geval is opgenomen:

  • a.

    op welke manier wordt gebouwd, gerenoveerd of gesloopt; en

  • b.

    welke maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat stoffen die worden gebruikt of die kunnen vrijkomen, in het oppervlaktewaterlichaam terechtkomen.

Artikel 3.24 3.25 Beperken stof in het oppervlaktewaterlichaam

Met het oog op het voorkomen of beperken van de verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam bij het afzuigen van lucht vanuit een hulpconstructie, is voor de emissie in de lucht de emissiegrenswaarde voor stof 10 mg/Nm3, gemeten in een eenmalige meting.

Artikel 3.25 3.26 Meet- en rekenbepalingen

Op het meten van stof bij het afzuigen van lucht vanuit een hulpconstructie is NEN-EN 13284-1 van toepassing.

Artikel 3.26 3.27 Gegevens en bescheiden

  • 1.

    Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in de artikelen 3.213.22 tot en met 3.233.24, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      voor het lozen afkomstig van reinigen of conserveren van een bouwwerk: de werkinstructie, bedoeld in artikel 2.24 3.23; of

    • b.

      voor het lozen afkomstig van het bouwen of slopen van een bouwwerk: de werkinstructie, bedoeld in artikel 2.25 3.24.

  • 2.

    Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid gelden niet voor reinigingswerkzaamheden die periodiek worden uitgevoerd en waarbij alleen vuilafzetting wordt verwijderd.

S

Afdeling 3.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.7 Lozen bij opslaan en overslaan van inerte goederen

Artikel 3.27 3.28 Inerte goederen

Voor de toepassing van deze afdeling worden in ieder geval de volgende goederen als inerte goederen beschouwd, voor zover deze niet verontreinigd zijn:

  • a.

    bouwstoffen als bedoeld in paragraaf 4.123 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

  • b.

    grond en baggerspecie als bedoeld in paragraaf 4.124 van het Besluit activiteiten leefomgeving;  

  • c.

    A-hout en ongeshredderd B-hout;

  • d.

    snoeihout;

  • e.

    banden van voertuigen;

  • f.

    autowrakken waaruit alle vloeistoffen zijn afgetapt bij een autodemontagebedrijf en wrakken van tweewielige motorvoertuigen waaruit alle vloeistoffen zijn afgetapt bij een demontagebedrijf voor tweewielige motorvoertuigen;

  • g.

    straatmeubilair;

  • h.

    tuinmeubilair;

  • i.

    aluminium, ijzer en roestvrij staal;

  • j.

    kunststof anders dan lege, ongereinigde verpakkingen van voedingsmiddelen, smeerolie, verf, lak of drukinkt, gewasbeschermingsmiddelen, biociden of gevaarlijke stoffen;

  • k.

    kunststofgeïsoleerde kabels anders dan oliedrukkabels, gepantserde papier-loodkabels en papiergeïsoleerde grondkabels;

  • l.

    papier en karton;

  • m.

    textiel en tapijt; en

  • n.

    vlakglas.

Artikel 3.28 3.29 Lozen bij opslaan van inerte goederen

Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater, dat in contact is geweest met opgeslagen inerte goederen, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 3.29 3.30 Lozen bij overslaan van inerte goederen

  • 1.

    Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan bij het overslaan van inerte goederen in de buitenlucht worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.

  • 2.

    Bij het overslaan van die goederen in de buitenlucht wordt zo veel mogelijk voorkomen dat goederen op een oppervlaktewaterlichaam geraken.

  • 3.

    Aan het tweede lid wordt bij het laden en lossen van schepen in ieder geval voldaan als:

    • a.

      de afstand tussen wal en schip zo klein mogelijk is, en in ieder geval niet groter is dan 5 m; of 

    • b.

      het schip waarin of waaruit wordt overgeslagen, met de wal wordt verbonden door een ponton of een morsklep.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op het overslaan van inerte goederen bij wonen.

T

Afdeling 3.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.8 Lozen bij opslaan of overslaan van andere dan inerte goederen

Artikel 3.30 3.31 Lozen bij opslaan van goederen die kunnen uitlogen

  • 1.

    In aanvulling op artikel 4.1058, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving kan, met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater te lozen afvalwater afkomstig van het opslaan van goederen waaruit stoffen kunnen uitlogen, worden geloosd op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam, als de afstand tot een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk waarop kan worden aangesloten of geloosd meer dan 40 m is, gerekend vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt.

  • 2.

    Voor het te lozen afvalwater zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 3.5, gemeten in een steekmonster.

    Tabel 3.5 Emissiegrenswaarden

    Stof

    Emissiegrenswaarde in μg/l of mg/l

    Som van de metalen arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink

    1 mg/l

    Minerale olie

    20 mg/l

    Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

    50 μg/l

    Onopgeloste stoffen

    100 mg/l

    Som van stikstofverbindingen

    10 mg/l

    Som van fosforverbindingen

    2 mg/l

    Chemisch zuurstofverbruik

    200 mg/l

Artikel 3.31 3.32 Meet- en rekenbepalingen

  • 1.

    Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.

  • 2.

    Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.

  • 3.

    Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is van toepassing:

    • a.

      voor onopgeloste stoffen: NEN-EN 872;

    • b.

      voor chemisch zuurstofverbruik: NEN-ISO 15705;

    • c.

      voor olie: NEN-EN-ISO 9377-2;

    • d.

      voor arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink: NEN 6966 of NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN- EN-ISO 11885, waarbij de elementen worden ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN- ISO 15587-2;

    • e.

      voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen: NEN-EN-ISO 17993;

    • f.

      voor nitrietstikstof en nitraatstikstof: NEN-EN-ISO 13395 of NEN-ISO 15923-1;

    • g.

      voor organisch stikstof: NEN-ISO 5663 of NEN 6646;

    • h.

      voor ammoniumstikstof: NEN 6646, NEN-EN-ISO 11732 of NEN-ISO 15923-1; en

    • i.

      voor de som van fosforverbindingen: NEN-EN-ISO 15681-1, NEN-EN-ISO 15681-2, NEN-EN-ISO 6878, NEN-EN-ISO 11885 of NEN-EN-ISO 17294-2.

Artikel 3.32 3.33 Lozen bij overslaan van niet-inerte goederen

  • 1.

    Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam bij:

    • a.

      het bedrijfsmatig overslaan van niet-inerte goederen;

    • b.

      het overslaan van zout voor het strooien op wegen;

    • c.

      het overslaan van niet-inerte goederen die vrijkomen bij een werk; en

    • d.

      het overslaan van niet-inerte goederen die nodig zijn in een werk.

  • 2.

    Bij het overslaan van die goederen in de buitenlucht wordt zo veel mogelijk voorkomen dat goederen op een oppervlaktewaterlichaam geraken.

  • 3.

    Aan het tweede lid wordt bij het laden en lossen van schepen in ieder geval voldaan als:

    • a.

      de afstand tussen wal en schip zo klein mogelijk is, en in ieder geval niet groter is dan 5 m; of

    • b.

      het schip waarin of waaruit wordt overgeslagen, met de wal wordt verbonden door een ponton of een morsklep.

Artikel 3.33 3.34 Gegevens en bescheiden

  • 1.

    Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in de artikelen 3.303.31 en 3.323.33, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:

    • a.

      de stoffen die worden opgeslagen of overgeslagen; en

    • b.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit.

  • 2.

    Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op het overslaan van:

    • a.

      zout voor het strooien op wegen;

    • b.

      niet-inerte goederen die vrijkomen bij een werk; en

    • c.

      niet-inerte goederen die nodig zijn in een werk.

U

Afdeling 3.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.9 Lozen uit gemeentelijke voorzieningen voor inzamelen en transport van afvalwater

Artikel 3.34 3.35 Lozen van afvalwater vanuit gemeentelijke rioolstelsels

Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan het afvalwater afkomstig uit een openbaar ontwateringsstelsel, een openbaar hemelwaterstelsel of een openbaar vuilwaterriool worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als dat stelsel of dat riool voorkomt op het in het gemeentelijk rioleringsplan of een gemeentelijk rioleringsprogramma opgenomen overzicht van voorzieningen en maatregelen als bedoeld in artikel 2.16, eerste lid, onder a, onder 1° tot en met 3°, van de Omgevingswet, en dat stelsel of dat riool volgens dat plan of programma is uitgevoerd en wordt beheerd.

Artikel 3.35 3.36 Lozen van huishoudelijk afvalwater vanuit andere systemen

Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan huishoudelijk afvalwater afkomstig uit een systeem als bedoeld in artikel 2.16, derde lid, van de Omgevingswet, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als dat systeem voorkomt op het in het gemeentelijk rioleringsplan of een gemeentelijk rioleringsprogramma opgenomen overzicht van die systemen en volgens dat plan of programma is uitgevoerd en wordt beheerd.

V

Afdeling 3.10 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.10 Lozen bij ontgravingen, baggerwerkzaamheden en werkzaamheden door de waterbeheerder op een oppervlaktewaterlichaam

Artikel 3.36 3.37 Lozen bij ontgravingen en baggerwerkzaamheden

Met het oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen kunnen stoffen die vrijkomen bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd op dat oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 3.37 3.38 Werkinstructie bij verontreinigde waterbodem

Met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam is bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een waterbodem met de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’, bedoeld in artikel 25d, derde lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit, een werkinstructie opgesteld, waarin in ieder geval is opgenomen:

  • a.

    de toe te passen baggertechniek, en

  • b.

    de bij het gebruik van die techniek gehanteerde werkwijze.

Artikel 3.38 3.39 Lozen bij werkzaamheden door de waterbeheerder

Met het oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen kunnen stoffen die vrijkomen bij andere werkzaamheden dan bedoeld in artikel 3.363.37 op een oppervlaktewaterlichaam en worden verricht door of namens de waterbeheerder in het kader van het waterbeheer, worden geloosd op dat oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 3.39 3.40 Lozen van algen en bacteriën

Met het oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen kunnen algen en bacteriën uit een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd op een ander oppervlaktewaterlichaam dat in beheer is bij dezelfde waterbeheerder, als die werkzaamheden plaatsvinden door of namens de beheerder in het kader van het beheer van dat oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 3.40 3.41 Gegevens en bescheiden

  • 1.

    Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 3.363.37, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      de kwaliteit van de te ontgraven of te baggeren waterbodem;

    • b.

      als de waterbodem de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’, bedoeld in artikel 29, derde lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit, heeft: de werkinstructie, bedoeld in artikel 3.373.38; en

    • c.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit.

  • 2.

    Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing als de ontgraving of baggerwerkzaamheden plaatsvinden door de beheerder of ter uitvoering van een onderhoudsverplichting als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.

W

Artikel 3.41 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.41 3.42 Lozen van reinigingswater drinkwaterleidingen

  • 1.

    Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater dat vrijkomt bij het schoonmaken en in gebruik nemen van de middelen voor opslag, transport en distributie van drinkwater of warm tapwater als bedoeld in artikel 1 van de Drinkwaterwet, of van huishoudwater als bedoeld in artikel 1 van het Drinkwaterbesluit, op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd.

  • 2.

    Aan het water dat voor het schoonmaken en in gebruik nemen wordt gebruikt, worden geen chemicaliën toegevoegd.

X

Afdeling 3.12 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.12 Lozen bij calamiteitenoefeningen

Artikel 3.42 3.43 Lozen bij calamiteitenoefeningen

Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater dat vrijkomt bij een calamiteitenoefening, anders dan afvalwater afkomstig van een permanente voorziening voor het oefenen van brandbestrijdingstechnieken als bedoeld in artikel 3.259 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd.

Artikel 3.43 3.44 Gegevens en bescheiden

Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 3.423.43, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a.

    of er blusschuim bij de oefening wordt gebruikt; en

  • b.

    welke stoffen dat blusschuim bevat.

Y

Afdeling 3.13 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.13 Lozen bij telen, kweken, spoelen of sorteren van gewassen

Artikel 3.44 3.45 Lozen vanuit andere gebouwen dan een kas

  • 1.

    In aanvulling op artikel 4.795, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving kan, met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater, te lozen afvalwater afkomstig van het telen of kweken van gewassen in een gebouw, anders dan een kas, ook op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd, als het perceel waar het afvalwater vrijkomt niet is aangesloten op een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk waarop kan worden geloosd, en de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool waarop kan worden aangesloten en geloosd, meer dan 40 m is.

  • 2.

    Voor het te lozen afvalwater zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 3.6, gemeten in een steekmonster.

    Tabel 3.6 Emissiegrenswaarden

    Stof

    Emissiegrenswaarde in mg/l

    Onopgeloste stoffen

    100 mg/l

    Biochemisch zuurstofverbruik

    60 mg/l

    Chemisch zuurstofverbruik

    300 mg/l

  • 3.

    De afstand, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend:

    • a.

      vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt, en

    • b.

      langs de kortste lijn waarlangs de afvoerleidingen zonder overwegende bezwaren kunnen worden aangelegd.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid, aanhef en onder a, wordt de afstand bij voortzetting van het lozen dat voor 1 januari 2013 al plaatsvond, berekend vanaf de plaats waar het afvalwater vrijkomt.

Artikel 3.45 3.46 Lozen bij spoelen van biologisch geteelde gewassen

  • 1.

    In aanvulling op artikel 4.761, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving kan, met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater, te lozen afvalwater afkomstig van het spoelen van biologisch geteelde gewassen ook op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd, als het perceel waar het afvalwater vrijkomt niet is aangesloten op een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk, waarop kan worden geloosd, en de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool waarop kan worden aangesloten en geloosd, meer dan 40 m is.

  • 2.

    Voor het te lozen afvalwater is de emissiegrenswaarde voor onopgeloste stoffen 100 mg/l, gemeten in een steekmonster.

  • 3.

    De afstand, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend:

    • a.

      vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt, en

    • b.

      langs de kortste lijn waarlangs de afvoerleidingen zonder overwegende bezwaren kunnen worden aangelegd.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid, aanhef en onder a, wordt de afstand bij voortzetting van het lozen dat voor 1 januari 2013 al plaatsvond, berekend vanaf de plaats waar het afvalwater vrijkomt.

Artikel 3.46 3.47 Lozen bij sorteren van biologisch geteelde gewassen

  • 1.

    In aanvulling op artikel 4.773, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, kan, met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater, te lozen afvalwater afkomstig van het sorteren van biologisch geteelde gewassen ook op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd.

  • 2.

    Voor het te lozen afvalwater zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 3.7, gemeten in een steekmonster.

    Tabel 3.7 Emissiegrenswaarden

    Stof

    Emissiegrenswaarde in mg/l

    Onopgeloste stoffen

    100 mg/l

    Biochemisch zuurstofverbruik

    60 mg/l

    Chemisch zuurstofverbruik

    300 mg/l

Artikel 3.47 3.48 Lozen bij omgekeerde osmose en ionenwisselaars

  • 1.

    Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater afkomstig van het zuiveren van water door omgekeerde osmose of ionenwisselaars voor agrarische activiteiten, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.

  • 2.

    Voor het te lozen afvalwater zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 3.8, gemeten in een steekmonster.

    Tabel 3.8 Emissiegrenswaarden

    Stof

    Emissiegrenswaarde in mg/l

    Chloride

    200 mg/l

    IJzer

    2 mg/l

  • 3.

    De artikelen 4.801 en 4.804 van het Besluit activiteiten leefomgeving zijn niet van toepassing.

Artikel 3.48 3.49 Lozen bij ontijzeren grondwater

  • 1.

    Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater afkomstig van het ontijzeren van grondwater voor agrarische activiteiten, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam als het perceel waar het afvalwater vrijkomt niet is aangesloten op een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk waarop kan worden geloosd en de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool waarop kan worden aangesloten en geloosd, meer dan 40 m is.

  • 2.

    Voor het te lozen afvalwater is de emissiegrenswaarde voor ijzer 5 mg/l, gemeten in een steekmonster.

  • 3.

    De afstand, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend:

    • a.

      vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt, en

    • b.

      langs de kortste lijn waarlangs de afvoerleidingen zonder overwegende bezwaren kunnen worden aangelegd.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid, aanhef en onder a, wordt de afstand bij voortzetting van het lozen dat voor 1 januari 2013 al plaatsvond, berekend vanaf de plaats waar het afvalwater vrijkomt.

Artikel 3.49 3.50 Meet- en rekenbepalingen

  • 1.

    Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.

  • 2.

    Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.

  • 3.

    Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is van toepassing:

    • a.

      voor chloride: NEN-EN-ISO 15682;

    • b.

      onopgeloste stoffen: NEN-EN 872;

    • c.

      voor biochemisch zuurstofverbruik: NEN-EN-ISO 5815-1/2;

    • d.

      voor chemisch zuurstofverbruik: NEN-ISO 15705; en

    • e.

      voor ijzerverbindingen: NEN-EN-ISO 17294-2.

Artikel 3.50 3.51 Gegevens en bescheiden

  • 1.

    Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in de artikelen 3.443.45 tot en met 3.483.49, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      de aard en omvang van de lozing; en

    • b.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit.

  • 2.

    Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.

Z

Artikel 3.51 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.51 3.52 Uitzondering voorgeschreven lozingsroute

Als in het omgevingsplan voor afvalwater afkomstig van het reinigen van installaties en voorzieningen voor het maken van betonmortel, het inwendig reinigen van voertuigen waarin betonmortel is vervoerd of het uitwassen van beton een andere lozingsroute is toegestaan, wordt, in afwijking van de artikelen 4.140, eerste lid, en 4.158, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, het te lozen afvalwater, bedoeld in die artikelen, geloosd op een oppervlaktewaterlichaam of via die andere route.

AA

Afdeling 3.15 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.15 Lozen bij niet-industriële voedselbereiding

Artikel 3.52 3.53 Afbakening met Besluit activiteiten leefomgeving

Deze afdeling is niet van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van de voedingsmiddelenindustrie, bedoeld in artikel 3.128 van het Besluit activiteiten leefomgeving met uitzondering van het lozen van afvalwater afkomstig van het bereiden van voedingsmiddelen voor personen die werken op de locatie waarop de activiteit wordt verricht.

Artikel 3.53 3.54 Lozen bereiden van voedingsmiddelen

  • 1.

    Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater afkomstig van het bereiden van voedingsmiddelen worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als het bereiden plaatsvindt met:

    • a.

      grootkeukenapparatuur;

    • b.

      één of meer bakkerijovens die chargegewijs worden beladen; of

    • c.

      één of meer bakkerijovens die continu worden beladen met een nominaal vermogen of een aansluitwaarde van ten hoogste 100 kilowatt. 

  • 2.

    Het afvalwater wordt alleen gezamenlijk met huishoudelijk afvalwater geloosd, en wordt alleen geloosd voor zover de voorzieningen voor het zuiveren van huishoudelijk afvalwater zijn berekend op het zuiveren van het afvalwater afkomstig van het bereiden van voedingsmiddelen en daarmee samenhangende activiteiten.

Artikel 3.54 3.55 Gegevens en bescheiden

  • 1.

    Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 3.533.54, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      de aard en omvang van de lozing; en

    • b.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit.

  • 2.

    Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.

BB

Afdeling 3.16 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.16 Lozen van spuiwater uit recreatieve visvijvers

Artikel 3.55 3.56 Lozen van spuiwater uit recreatieve visvijvers

Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan spuiwater uit recreatieve visvijvers worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 3.56 3.57 Gegevens en bescheiden

  • 1.

    Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 3.553.56, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      de aard en omvang van de lozing; en

    • b.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit.

  • 2.

    Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.

CC

Artikel 3.57 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.57 3.58 Lozen van spoelwater

Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kunnen de volgende afvalwaterstromen afkomstig van een vaartuig of ander drijvend werktuig, op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd:

  • a.

    afvalwater dat vrijkomt bij het spoelen van zeezand tijdens het transport daarvan met een vaartuig of werktuig; en

  • b.

    afvalwater dat vrijkomt bij het op dat vaartuig of werktuig scheiden van zand of grind.

DD

Artikel 3.58 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.58 3.59 Asverstrooiing

Het op een oppervlaktewaterlichaam individueel verstrooien van as door de nabestaande die de zorg voor de asbus heeft, bedoeld in artikel 66a, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging, is toegestaan.

EE

Afdeling 3.19 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.19 Andere lozingen

Artikel 3.59 3.60 Vangnetvergunningplicht lozen op oppervlaktewater

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, als daarbij stoffen of warmte worden geloosd.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor:

    • a.

      het lozen van stoffen of warmte op een oppervlaktewaterlichaam afkomstig van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in artikel 3.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

    • b.

      het lozen, bedoeld in de afdelingen 3.2 tot en met 3.18;

    • c.

      het lozen van water dat afkomstig is uit dat oppervlaktewaterlichaam en waaraan geen stoffen zijn toegevoegd; en

    • d.

      het lozen van stoffen of warmte afkomstig van wonen.

Artikel 3.60 3.61 Vangnetvergunningplicht lozen op zuiveringtechnisch werk

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk te verrichten.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor het lozen van stoffen, water of warmte op een zuiveringtechnisch werk afkomstig van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in artikel 3.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

FF

Afdeling 3.20 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.20 Aanvraagvereisten, beoordelingsregels en voorschriften omgevingsvergunning lozingsactiviteit 

Artikel 3.61 3.62 Aanvraagvereisten aanvraag omgevingsvergunning lozingsactiviteit

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a.

    het debiet in kubieke meters per uur van het te lozen afvalwater;

  • b.

    de regelmaat waarmee lozingen plaatsvinden;

  • c.

    een aanduiding of de lozing continu of niet-continu plaatsvindt;

  • d.

    een riooltekening;

  • e.

    de locaties van de lozingspunten;

  • f.

    de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van het lozen en de verwachte duur ervan;

  • g.

    een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de lozingen te voorkomen of te beperken;

  • h.

    een onderbouwing van de noodzaak om te lozen;

  • i.

    de samenstelling van het afvalwater dat wordt geloosd;

  • j.

    de resultaten van de bepaling van de waterbezwaarlijkheid van de stoffen die worden geloosd, verricht volgens de Algemene BeoordelingsMethodiek, bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • k.

    de resultaten van de immissietoets voor de te lozen stoffen, verricht volgens het Handboek Immissietoets, bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving; en

  • l.

    een beschrijving van de wijze waarop de lozing wordt vastgesteld en geregistreerd en de wijze waarop over de lozing wordt gerapporteerd.

Artikel 3.62 3.63 Beoordelingsregel omgevingsvergunning lozingsactiviteit

Op het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk is artikel 8.88 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.63 3.64 Voorschriften omgevingsvergunning lozingsactiviteit

Op het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk zijn de artikelen 8.92 en 8.93 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.

GG

Artikel 4.26 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.26 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor grondwatersanering als:

  • a.

     er meer dan 50.000 m3 grondwater per aaneengesloten periode van dertig dagen wordt ontrokkenonttrokken; of

  • b.

     er meer dan 200.000 m3 grondwater per jaar wordt onttrokken.

HH

Artikel 4.32 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.32 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in grondwaterdeelgebied 1, als er:

    • a.

      meer dan 10 m3 grondwater per uur wordt onttrokken voor beregening en bevloeiing en de grondwateronttrekking nog niet bestond op 1 april 1994 en nog niet als zodanig bekend en geregistreerd was bij de provincie Drenthe en het grondwater niet word ontrokkenwordt onttrokken voor beregening en bevloeiing van hoogsalderende gewassen en vollegrondse tuinbouw;

    • b.

      meer dan 60 m3 grondwater per uur wordt onttrokken voor beregening en bevloeiing en de grondwateronttrekking al bestond op 1 april 1994 en als zodanig bekend en geregistreerd was bij de provincie Drenthe; of

    • c.

      meer dan 60 m3 grondwater per uur wordt onttrokken voor beregening en bevloeiing van hoogsalderende gewassen en vollegrondse tuinbouw. 

  • 2.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning in grondwaterdeelgebied 2:

    • a.

       meer dan 60 m3 grondwater per uur te onttrekken; of

    • b.

       tussen de 10 m3 en 60 m3 grondwater per uur te onttrekken als er voldoende oppervlaktewater van geschikte kwaliteit beschikbaar is. 

  • 3.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning meer dan 150 m3 grondwater per uur te onttrekken in grondwaterdeelgebied 3.

II

Artikel 4.34 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.34 Meldingsplicht

  • 1.

    Het is verboden de activiteit uit te voeren zonder dit ten minste viertwee weken voor het begin ervan te melden.

  • 2.

    Een melding bevat de gegevens, bedoeld in artikel 4.5.

JJ

Artikel 5.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van de Omgevingswetbekendmaking.

KK

Bijlage I wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage I Overzicht Informatieobjecten

aangewezen oppervlaktewaterlichaam

/join/id/regdata/ws0646/2023/5fef8e3655144fa79a45a0970f19616f/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/5fef8e3655144fa79a45a0970f19616f/nld@2024‑07‑15;10101191

beheergebied van waterschap Hunze en Aa's

/join/id/regdata/ws0646/2023/282a04f7a8e7482b92ce129c37e6a64c/nld@2024‑04‑09;10055511

beheergebied van waterschap Hunze en Aa's zonder het Zeehavenkanaal

/join/id/regdata/ws0646/2023/eefe45b5cafd4adca842b7b69b7c0931/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied dempingen

/join/id/regdata/ws0646/2023/b33127cb628f4dc9b1f3235ab184dda5/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/b33127cb628f4dc9b1f3235ab184dda5/nld@2024‑07‑15;10101191

beperkingengebied hoofdwatergang

/join/id/regdata/ws0646/2023/fd0b540ee56748fb84864fd276e339a0/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/fd0b540ee56748fb84864fd276e339a0/nld@2024‑07‑15;10101191

beperkingengebied hoofdwatergang binnen een door de provincies Groningen of Drenthe aangewezen NNN-gebied

/join/id/regdata/ws0646/2023/f87ea8afd464474780dc2808a2dcb67c/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/f87ea8afd464474780dc2808a2dcb67c/nld@2024‑07‑15;10101191

beperkingengebied hoofdwatergang binnen het beperkingengebied waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/4060d35b42fe4ad8a23f1c8a5f57b254/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/4060d35b42fe4ad8a23f1c8a5f57b254/nld@2024‑07‑15;10101191

beperkingengebied hoofdwatergang buiten een door de provincies Groningen of Drenthe aangewezen NNN-gebied

/join/id/regdata/ws0646/2023/82470ca851664ba79f08d2749610ac61/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/82470ca851664ba79f08d2749610ac61/nld@2024‑07‑15;10101191

beperkingengebied hoofdwatergang buiten het beperkingengebied waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/aac8144805b144d1aa8632dbfe9e95b1/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/aac8144805b144d1aa8632dbfe9e95b1/nld@2024‑07‑15;10101191

beperkingengebied hoofdwatergang en het beperkingengebied waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/5c097904ffb14f0facafd624b2dea3f7/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/5c097904ffb14f0facafd624b2dea3f7/nld@2024‑07‑15;10101191

beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam met uitzondering van overige oppervlaktewaterlichamen

/join/id/regdata/ws0646/2023/286061e799d843f99d9c714a0612a8e8/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/286061e799d843f99d9c714a0612a8e8/nld@2024‑07‑15;10101191

beperkingengebied primaire waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/4119c1d7a1bc4b4cbdf40dd6e6f9dc57/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied schouwsloot

/join/id/regdata/ws0646/2023/63672bbf731c4e1f9d92f1c1c9effee1/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/63672bbf731c4e1f9d92f1c1c9effee1/nld@2024‑07‑15;10101191

beperkingengebied schouwsloot buiten het beperkingengebied waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/9d4ca5b2a6d448eda1d7e64ed56e7987/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/9d4ca5b2a6d448eda1d7e64ed56e7987/nld@2024‑07‑15;10101191

beperkingengebied toekomstige ontwikkelingen

/join/id/regdata/ws0646/2023/6becc88a34aa40b3953c5230f5568786/nld@2024‑04‑09;10055511

beperkingengebied waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/f8174f05014e49e2b8e908651b578f0b/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/f8174f05014e49e2b8e908651b578f0b/nld@2024‑07‑15;10101191

beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van overige oppervlaktewaterlichamen

/join/id/regdata/ws0646/2023/99df35defebd49e98988b5e635f35312/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/99df35defebd49e98988b5e635f35312/nld@2024‑07‑15;10101191

beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van overige oppervlaktewaterlichamen buiten een primaire waterkering

/join/id/regdata/ws0646/2023/a8b29915718c497b9b628e34331f66c0/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/a8b29915718c497b9b628e34331f66c0/nld@2024‑07‑15;10101191

beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van schouwsloten en overige oppervlaktewaterlichamen

/join/id/regdata/ws0646/2023/2ce670b233e44b0d9ff94be7ac8b37a4/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/2ce670b233e44b0d9ff94be7ac8b37a4/nld@2024‑07‑15;10101191

binnen beperkingengebied drinkwaterbron Drentsche Aa

/join/id/regdata/ws0646/2023/5af277b2fffb4cdd83aa6bd184cf4aec/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/5af277b2fffb4cdd83aa6bd184cf4aec/nld@2024‑07‑15;10101191

binnen een afstand van 200 m van de Witte Molen in Haren

/join/id/regdata/ws0646/2023/6cc04a36e99742ec88dc47e5ee110061/nld@2024‑04‑09;10055511

binnen een afstand van 200 m van molen de Biks in Onnen

/join/id/regdata/ws0646/2023/a614307078fe4d8bafc1fdeab9bc0f1b/nld@2024‑04‑09;10055511

buiten beperkingengebied drinkwaterbron Drentsche Aa

/join/id/regdata/ws0646/2023/37df0896fec841f2913ae84bbc52e42b/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/37df0896fec841f2913ae84bbc52e42b/nld@2024‑07‑15;10101191

filterdieptegebied 1

/join/id/regdata/ws0646/2023/07649397c2f941299e1e56c89a68a8d7/nld@2024‑04‑09;10055511

filterdieptegebied 2

/join/id/regdata/ws0646/2023/91fb4eb73245442ebb7047eefde3c9a4/nld@2024‑04‑09;10055511

filterdieptegebied 3

/join/id/regdata/ws0646/2023/be3ab3e6a50d4515bcbbffc0b424134e/nld@2024‑04‑09;10055511

filterdieptegebied 4

/join/id/regdata/ws0646/2023/535b1607da794fc6b8d9cfdf7822a97b/nld@2024‑04‑09;10055511

grondwaterdeelgebied 1

/join/id/regdata/ws0646/2023/8dc11d98a37c4cd5956537cb1e5b3af2/nld@2024‑04‑09;10055511

grondwaterdeelgebied 2

/join/id/regdata/ws0646/2023/638952502f0b46368f207fccc2fb4a7a/nld@2024‑04‑09;10055511

grondwaterdeelgebied 3

/join/id/regdata/ws0646/2023/1006158ba6df4edbb2af8c595ee943ba/nld@2024‑04‑09;10055511

niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam

/join/id/regdata/ws0646/2023/a661f12863f24cf1923efa64cee61266/nld@2024‑04‑09;10055511

/join/id/regdata/ws0646/2023/a661f12863f24cf1923efa64cee61266/nld@2024‑07‑15;10101191

Artikel 2.402.42 Toepassingsbereik

LL

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.412.43 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

MM

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.432.45 Meldingsplicht

NN

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.442.46 Algemene regel aanleg en constructie

OO

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.452.47 Algemene regel berging en doorstroming

PP

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.462.48 Algemene regel verharding langs hoofdwatergangen

QQ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.472.49 Toepassingsbereik

RR

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.492.51 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

SS

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.502.52 Aanwijzing algemene regels

TT

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.512.53 Meldingsplicht

UU

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.522.54 Algemene regel diepteligging en afstanden

VV

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.532.55 Algemene regel aangelegde kabel of leiding

WW

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.552.57 Algemene regel kabel of leiding verwijderen

XX

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.562.58 Maatwerkvoorschriften

YY

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.572.59 Toepassingsbereik

ZZ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.592.61 Aanwijzing algemene regels

AAA

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.602.62 Meldingsplicht

BBB

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.612.63 Algemene regel aanleg en constructie

CCC

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.632.65 Algemene regel onderhoud

DDD

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.652.67 Maatwerkvoorschrift

EEE

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.662.68 Toepassingsbereik

FFF

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.672.69 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

GGG

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.692.71 Meldingsplicht

HHH

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.702.72 Algemene regel compensatie

III

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.722.74 Toepassingsbereik

JJJ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.732.75 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

KKK

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.742.76 Toepassingsbereik

LLL

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.752.77 Vergunningplicht beperkingengebied waterstaatswerk

MMM

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.772.79 Vergunningplicht schepen

NNN

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.782.80 Vergunningplicht waterpeil

OOO

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.792.81 Vergunningplicht waterstaatswerk

PPP

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.802.82 Vergunningplicht hoofdwatergang en waterkering

QQQ

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Naar boven