Nota reserves en voorzieningen 2024

 

Bekendmaking

De Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 15 mei 2024 de Nota reserves en voorzieningen 2024 vastgesteld. In deze nota is het beleid over reserves en voorzieningen van het Hoogheemraadschap van Rijnland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op het Waterschapsbesluit en het Besluit beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen.

 

Ook is de datum uitwerkingtreding van de Nota reserves en voorzieningen 2017 vastgesteld.

 

Besluit

De Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Rijnland,

 

gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden van 26 maart 2024, kenmerk 24.024587,

 

en gelet op het Waterschapsbesluit, artikelen 4.52 en 4.54,

 

besluit:

 

  • 1.

    Vast te stellen de Nota reserves en voorzieningen 2024 en deze in werking te laten treden met terugwerkende kracht op 1 januari 2024;

  • 2.

    In te stellen de reserve projectgebonden eigen bijdrage HWBP met als doel tekorten dan wel overschotten ten opzichte van de 10% projectgebonden eigen bijdrage (PGEB) te egaliseren en overschotten beschikbaar te houden voor de subsidiabele kosten van HWBP-projecten;

  • 3.

    In te stellen de reserve kapitaallasten in te stellen met als doel hoge stijgingen van kapitaallasten in bepaalde jaren op te kunnen vangen;

  • 4.

    Op te heffen de reserve baggerwerken op termijn als deze uitgeput is;

  • 5.

    Op te heffen de voorziening sanering Kwakkelwei en de voorziening deelname baggerdepot Meergrond;

  • 6.

    De reserve schuldreductie te voeden met de opbrengsten van vastgoedverkopen;

  • 7.

    Vast te stellen de datum uitwerkingtreding nota reserves en voorzieningen 2017 met terugwerkende kracht op 1 januari 2024.

 

1. Inleiding

 

Voor de financiële stabiliteit van het waterschap zijn risicomanagement, reserves en voorzieningen van groot belang. Daarom zijn hierover regels opgenomen in het waterschapsbesluit en het besluit beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen (BBVW). Hierin staan de wettelijke voorschriften waar een waterschap op het terrein van financiën aan moet voldoen.

 

Rijnland kan aanvullende regels stellen en doet dit ook, namelijk in de verordening beleids- en verantwoording hoogheemraadschap van Rijnland en in deze nota reserves en voorzieningen.

 

Als algemene uitgangspunten hanteren we dat het beleid en de regels eenvoudig hanteerbaar, consequent en uitlegbaar zijn. Verder vinden we een bestendige gedragslijn in de tijd belangrijk.

 

In dit document leest u in hoofdstuk 2 wat de regels over reserves, voorzieningen en risicomanagement op landelijk niveau en bij Rijnland zijn. Hoofdstuk 3 beschrijft kort wat reserves en voorzieningen zijn en wat het verschil is. Hoofdstuk 4 en 5 geeft een opsomming en beschrijving van de aanvullende Rijnlandse regels voor reserves en voorzieningen. Hoofdstuk 6 beschrijft ons risicomanagementbeleid.

 

De ingangsdatum van de nota is 1 januari 2024.

 

2. Regels over weerstandsvermogen, risico’s, reserves en voorzieningen

2.1 Landelijke wetgeving

In het (landelijk geldende) waterschapsbesluit is al veel bepaald over reserves, voorzieningen en risicomanagement (zie bijlage 1).

 

De regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen vloeit voort uit het waterschapsbesluit en wordt momenteel herzien. Hierin staat voorgeschreven op welke manier de informatie over weerstandsvermogen, risico’s, reserves en voorzieningen opgenomen moet worden in de begroting en rekening.

 

2.2 Rijnlandse regels

Daarnaast hebben we in onze eigen verordening beleids- en verantwoording Rijnland het volgende bepaald (zie ook bijlage 2):

 

Het nader in te vullen beleid omtrent reserves en voorzieningen omvat in ieder geval:

  • a.

    de vorming en besteding van reserves;

  • b.

    de vorming en besteding van voorzieningen;

  • c.

    de berekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen conform het gestelde in de nota vaste activabeleid Rijnland en nota beleid reserves en voorzieningen Rijnland.

 

Voor voorzieningen en reserves die niet zijn bedoeld voor tariefsegalisatie is het verplicht om de aard, reden en gewenste omvang te vermelden.

 

Het beleid omtrent het weerstandsvermogen, risicomanagement omvat in ieder geval:

  • 1.

    een beschrijving van de risico´s die het waterschap loopt;

  • 2.

    de weerstandscapaciteit van het waterschap, zijnde de middelen en mogelijkheden van het waterschap om niet begrote kosten te dekken;

  • 3.

    het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, reserves, de weerstandscapaciteit of anderszins.

 

Het dagelijks bestuur geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van het jaarverslag:

  • de risico’s van materieel belang weer;

  • een beeld van de risico’s die het waterschap loopt en actualiseert de risico’s;

  • wat de weerstandscapaciteit is;

  • in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

 

3. Wat zijn reserves en voorzieningen?

 

Reserves en voorzieningen worden vaak met elkaar verward. Dat is ook logisch aangezien het in beide gevallen gaat om geld dat “apart” is gezet op de balans en dat op een later moment beschikbaar komt. Toch bestaat er tussen beide een groot verschil.

 

Over reserves kan een waterschap vrij beschikken. Weliswaar zijn reserves ingesteld met een bepaald doel maar als de VV een ander doel vaststelt of de reserve opheft, komen de middelen weer vrij en zijn deze inzetbaar voor iets anders.

 

Anders is dat bij een voorziening. Tegenover een voorziening staat geen algemeen doel dat aangepast kan worden als dat nodig of wenselijk is. Tegenover een voorziening staat een (juridische) verplichting tot een uitgave aan een persoon of bedrijf in de toekomst. Ook kan het zijn dat er een vastgesteld plan aan ten grondslag ligt zoals bij de beheerplannen. Een voorziening is dus geld dat op een bepaald moment in de toekomst aan een persoon of partij uitbetaald moet worden.

 

De belangrijkste verschillen tussen reserves en voorzieningen zijn als volgt:

 

 

Reserve

Voorziening

Behoort tot:

Eigen vermogen

Vreemd vermogen

Bestemmingswijziging

Mogelijk

Niet mogelijk

Aanwending vrij?

Ja (VV besluit verplicht)

Nee, slechts voor betreffende doel

Financiële onderbouwing

Wenselijk maar niet verplicht

Verplicht

Verantwoordelijkheid

Het instellen, doteren, onttrekken of opheffen van een reserve is de bevoegdheid van de VV

Het college van D&H is bevoegd voor de besteding van een voorziening, er is geen beleidsvrije ruimte in de besteding

Opbouw (dotatie)

Resultaatbestemmend***, het resultaat* van de lasten en baten bepaalt of er gestort in of onttrokken wordt uit een reserve.

Resultaatbepalend**, de dotatie aan een voorziening is een last voor de begroting. Meestal wordt een voorziening in één keer ingesteld t.l.v. het resultaat*.

Onttrekking

Via de exploitatie

Wordt direct in mindering gebracht op de voorziening

 

*Resultaat

Voor iedere taak wordt het resultaat bepaald. Dit resultaat bestaat uit de netto kosten, het bedrag voor onvoorzien, de bedragen die voor kwijtschelding en oninbaar worden geraamd, verwachte dividenden en overige algemene opbrengsten.

 

** Resultaatbepaling

De uitkomsten van de exploitatierekening worden de resultaatbepaling genoemd.

 

* * * Resultaatbestemming

Na de resultaatbepaling wordt aangegeven hoe het resultaat zal worden bestemd (in geval van een overschot) of zal worden gedekt (in geval van een tekort). Mutaties van reserves maken geen onderdeel uit van de exploitatierekening. Deze worden afzonderlijk in de begroting en jaarrekening zichtbaar gemaakt. Het ‘nog te bestemmen resultaat’ wordt afzonderlijk in de jaarrekening weergegeven en behoort tot het eigen vermogen. De verenigde vergadering beslist over de bestemming.

 

4. Aanvullend beleid over reserves

 

De verordening geeft aan dat D&H aanvullende regels op moet stellen over de vorming en besteding van reserves én over de rentetoerekening. Deze aanvullende regels zijn:

 

  • 1.

    De VV stelt reserves in en heft ze op als deze niet meer nodig zijn, of de functie ervan wijzigt.

 

  • 2.

    Het instellen, doteren, onttrekken of opheffen van een reserve is de bevoegdheid van de VV.

 

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • het specifieke doel van de reserve

    • de voeding en besteding van de reserve

    • de functie van de reserve

 

  • 4.

    Bij elke reserve wordt de functie van de reserve opgenomen. Dit kan zijn:

    • Bufferfunctie;

    • Egalisatiefunctie;

    • Bestedingsfunctie;

    • Financieringsfunctie;

    • Inkomensfunctie.

  • Een uitleg van de functies van reserves is hieronder opgenomen.

 

  • 5.

    Aan reserves wordt geen rente toegevoegd.

 

  • 6.

    Reserves worden gevormd door dotaties vanuit de exploitatie. Onttrekkingen lopen ook via de exploitatie.

 

  • 7.

    De onttrekking aan een reserve is een incidenteel dekkingsmiddel en dient dus uitsluitend om incidentele lasten te dekken. Uitgaven mogen niet structureel ten laste van een reserve komen. Structurele uitgaven behoren binnen de exploitatie met structurele middelen te worden gedekt.

 

  • 8.

    Hierop geldt één uitzondering. In het geval van investeringen is het toegestaan om de kapitaallasten geheel of gedeeltelijk te dekken met een onttrekking uit de reserve gedurende de afschrijvingstermijn van het actief.

 

4.1 Functies van reserves

 

We onderscheiden de volgende functies van reserves:

 

  • Bufferfunctie

De algemene reserves hebben geen specifieke bestemming maar dienen als buffer. De belangrijkste functie is de bufferfunctie om risico’s op te vangen of om in te zetten bij bepaalde onvoorziene omstandigheden.

 

Rijnland kent een beperkt aantal bestemmingsreserves, dat zijn reserves die een specifiek doel dienen. We onderscheiden daarin de volgende functies:

 

  • Egalisatiefunctie

Reserves kunnen gevormd worden om baten en lasten over de jaren heen gelijkmatig te verdelen. Extreme pieken en dalen in de exploitatie kunnen zo worden vermeden. Rijnland kent met name bestemmingsreserves voor tariefsegalisatie die in het leven zijn geroepen om ongewenste schommelingen op te vangen in de belastingtarieven.

 

  • Bestedingsfunctie

De reserve is, al dan niet verplicht, in het leven geroepen om besteed te worden aan een van tevoren bepaald doel. De besteding hiervan heeft per definitie een incidenteel karakter.

 

  • Financieringsfunctie

De financiering van kapitaaluitgaven kan enerzijds geschieden door het gebruiken van de reserves en voorzieningen als financieringsmiddel (interne financiering) of anderzijds door het aantrekken van vaste geldleningen (vaste financiering). Bij gebruik van reserves en voorzieningen behoeft voor dat deel geen beroep te worden gedaan op de geld- en kapitaalmarkt waardoor dat rentelasten scheelt.

 

  • Inkomensfunctie

Er is sprake van een inkomensfunctie als er structureel gelden aan reserves worden onttrokken ter dekking van structurele lasten, zoals kapitaallasten.

 

4.2 Rentetoerekening

Voor de toerekening van rente wordt het principe van totaalfinanciering gehanteerd. Dit betekent dat niet voor iedere investering een aparte geldlening wordt aangetrokken maar dat het geheel van alle investeringen wordt gefinancierd door middel van de inzet van reserves en voorzieningen en geldleningen.

 

Het toegestaan om rente toe te rekenen aan reserves als een intern dekkingsmiddel, Rijnland kiest er voor om dat niet te doen. Mocht het geraamde rentepercentage voor aan te trekken langgeldleningen in de begroting van enig jaar boven de 3% uitkomen, dan kan het niet meer toerekenen van rente aan de reserves eventueel in heroverweging worden genomen.

 

In bijlage 3 zijn de reserves die er nu bij Rijnland zijn toegelicht.

 

5. Aanvullend beleid over voorzieningen

 

 

Het grote verschil tussen reserves en voorzieningen is de vrijheid van besteding. Voorzieningen zijn, in tegenstelling tot reserves, niet vrij te besteden. Zij moeten worden ingesteld om aan een reeds bekende financiële verplichting te kunnen voldoen. De hoogte van deze verplichting is van tevoren vast te stellen. Omdat voorzieningen niet vrij te besteden zijn, horen zij tot het vreemd vermogen (verplichtingen of schulden) van het waterschap.

 

Voor voorzieningen laat het Waterschapsbesluit en de verordening nagenoeg geen ruimte voor eigen beleid. In het waterschapsbesluit staat opgesomd in welke gevallen het waterschap een voorziening moet treffen, en welke informatie over voorzieningen moet worden gegeven. Bij Rijnland zijn in deze nota reserves en voorzieningen nog enkele aanvullende zaken geregeld:

 

  • De vorming van een voorziening komt voort uit een verplichting. Het college van D&H is bevoegd voor de besteding van een voorziening. Er is geen beleidsvrije ruimte in de besteding.

 

  • Aangezien de instelling van de voorziening verplicht is, moet de voorzieningen worden opgeheven als het doel niet meer bestaat of is veranderd.

 

  • Van elke voorziening moet een financiële onderbouwing aanwezig zijn. Dit bevat in ieder geval de onderbouwde omvang en de wijze van stortingen en bestedingen (structureel of incidenteel).

 

In bijlage 4 zijn de voorzieningen die er nu bij Rijnland zijn toegelicht.

 

6. Nota reserves en voorzieningen over weerstandsvermogen, weerstandscapaciteit, risico’s

 

In dit hoofdstuk lichten we toe hoe we om gaan met risicomanagement en welk kader de VV hierin vast stelt.

 

6.1 Weerstandsvermogen

De definitie van weerstandsvermogen is de mate waarin de organisatie in staat is middelen vrij te maken (weerstandscapaciteit) om onverwachte financiële tegenvallers (risico’s) op te vangen. Het weerstandsvermogen geeft een maat voor de financiële gezondheid van de organisatie en geeft aan hoe solide de financiële positie van het waterschap is. Dit is o.a. van belang om tegen gunstige voorwaarden gelden te kunnen lenen.

 

Om het weerstandsvermogen te kunnen beoordelen is er inzicht nodig in de omvang en achtergronden van de risico’s en in de omvang van de aanwezige weerstandscapaciteit. Een goed weerstandsvermogen kan voorkomen dat iedere financiële tegenvaller direct leidt tot hogere lasten. Het weerstandsvermogen is onderdeel van het bredere risicomanagement. Het vormt als ’beheersmaatregel’ het sluitstuk van risicomanagement, een laatste vangnet om de kosten van restrisico’s op te vangen.

 

Het weerstandsvermogen wordt mede bepaald door Rijnlands risicomanagementbeleid. In onderstaande afbeelding staat de maatbeker voor het weerstandsvermogen en gaan de ‘overgebleven’ risico’s de trechter in.

 

 

6.2 Weerstandscapaciteit

De weerstandscapaciteit wordt gevormd door de omvang van de middelen en mogelijkheden waarover het waterschap beschikt of kan beschikken waarmee tegenvallers eventueel bekostigd kunnen worden. De weerstandscapaciteit wordt gevormd door:

  • 1.

    de algemene reserve;

  • 2.

    de bestemmingsreserves waarvoor (nog) geen concrete verplichtingen zijn aangegaan;

  • 3.

    de mogelijkheid extra belastingopbrengsten te genereren c.q. de tarieven te verhogen.

 

6.3 Risico’s

Als gevolg van de BBVW dient ieder waterschap beleid te hebben waarin aangegeven staat hoe wordt omgegaan met potentiële risico’s. De basis voor dit beleid is periodiek risico’s inventariseren en deze waar nodig te beheersen. In de P&C-cyclus worden deze in beeld gebracht, bij voorkeur in driehoeksvorm met doelen, kosten en risico’s. voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in het WaterBeheerProgramma (WBP) en de buraps.

 

Risico’s, die relevant zijn in het kader van het weerstandsvermogen, zijn die risico’s die niet op een alternatieve wijze zijn ondervangen, de zogeheten restrisico’s. Voor dekking van de gevolgen van restrisico’s komt de weerstandscapaciteit in beeld. Door middel van het inschatten van de kans dat dergelijke niet-afgedekte risico’s zich voordoen en afhankelijk van het potentiële financiële gevolg, kan de benodigde weerstandscapaciteit berekend worden.

 

Binnen de planning & controlcyclus wordt meerdere keren per jaar een risicoparagraaf voor deze restrisico’s opgenomen. Het betreft o.a. de Programmabegroting, het Programmajaarverslag en de buraps.

 

6.4 Beleid

Theoretisch kader

Het weerstandsvermogen is toereikend als financiële tegenvallers kunnen worden opgevangen en het saldo van de weerstandscapaciteit minus restrisico’s positief is. De hoogte van de algemene reserves is hierbinnen eerder een bestuurlijke keuze dan een bedrijfseconomische afweging; in theorie hoeft een waterschap als autonome overheidsinstantie met een eigen belastingheffing geen algemene reserves te hebben.

 

Huidig beleid

In de nota reserves en voorzieningen heeft de verenigde vergadering al eerder de volgende criteria vastgesteld voor de hoogte van de algemene reserves:

  • 1.

    de algemene reserves moeten een ondergrens hebben die is afgeleid van de jaarlijkse exploitatiekosten;

  • 2.

    de weerstandscapaciteit moet een afgeleide zijn van de belangrijkste risico’s.

 

De ondergrens van de algemene reserves per taak is al eerder door de verenigde vergadering (op 26 september 2012) gesteld op 5 % van de netto-exploitatiekosten (vóór egalisatie). We achten dit nog steeds een verantwoorde ondergrens. Mocht uit de periodieke risicoanalyses blijken dat de ondergrens verhoogd moet worden, dan besluit de verenigde vergadering in hoeverre moet worden bijgestort vanuit het exploitatiebudget.

 

Leiden, 15 mei 2024

De verenigde vergadering

R.A.M. van der Sande, dijkgraaf

M. Middendorp, secretaris

Bijlage 1. Landelijke wetgeving: Waterschapsbesluit

Artikel 4.14

  • 1.

    In de paragraaf uiteenzetting van de financiële positie, bedoeld in artikel 4.13, tweede lid, onderdeel a, wordt ten minste afzonderlijke aandacht besteed aan:

    • b.

      het weerstandsvermogen en de risicobeheersing, waarbij tenminste ingegaan wordt op:

      • 1.

        een inventarisatie van de risico’s,

      • 2.

        een inventarisatie van de weerstandscapaciteit,

      • 3.

        het beleid omtrent de risico’s en de weerstandscapaciteit.

 

Artikel 4.49

  • 1.

    Het eigen vermogen bestaat uit de reserves en het gerealiseerde resultaat volgend uit het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde resultaat wordt afzonderlijk opgenomen als onderdeel van het eigen vermogen.

 

Artikel 4.50

  • 1.

    In de balans worden de reserves onderscheiden naar:

    • a.

      algemene reserves;

    • b.

      bestemmingsreserves voor tariefsegalisatie, waaronder wordt verstaan reserves die dienen om ongewenste schommelingen op te vangen in de belastingtarieven;

    • c.

      overige bestemmingsreserves.

  • 2.

    Een bestemmingsreserve is een reserve waaraan het algemeen bestuur van het waterschap een bepaalde bestemming heeft gegeven.

 

Artikel 4.51

Voorzieningen worden gevormd wegens:

  • a.

    verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;

  • b.

    op de balansdatum bestaande risico's ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

  • c.

    kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.

 

Artikel 4.52

Rentetoevoegingen aan voorzieningen zijn niet toegestaan.

 

Artikel 4.62

  • 1.

    In de toelichting op de balans worden de aard en reden van elke reserve als bedoeld in artikel 4.50 en de toevoegingen en onttrekkingen daaraan toegelicht.

  • 2.

    Per reserve wordt het verloop gedurende het jaar in een overzicht weergegeven, daaruit blijkt:

    • a.

      het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b.

      de toevoegingen of onttrekkingen uit hoofde van het voorgaande begrotingsjaar;

    • c.

      de toevoegingen of onttrekkingen bij het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening;

    • d.

      de verminderingen in verband met afschrijvingen op activa waarvoor een specifieke bestemmingsreserve is gevormd;

    • e.

      het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

 

Artikel 4.63

  • 1.

    In de toelichting op de balans worden de aard en reden van elke voorziening als bedoeld in artikel 4.51 en de wijzigingen daarin toegelicht.

  • 2.

    Per voorziening wordt het verloop gedurende het jaar in een overzicht weergegeven, daaruit blijkt:

    • a.

      het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b.

      de toevoegingen;

    • c.

      ten gunste van de rekening van baten en lasten vrijgevallen bedragen;

    • d.

      de aanwendingen;

    • e.

      het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

 

Bijlage 2. Rijnlandse regels:

In de Verordening beleids- en verantwoording hoogheemraadschap van Rijnland is bepaald:

 

Artikel 13.

  • 1.

    Het beleid omtrent het weerstandsvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen omvat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de risico´s die het waterschap loopt;

    • b.

      de weerstandscapaciteit van het waterschap, zijnde de middelen en mogelijkheden van het waterschap om niet begrote kosten te dekken;

    • c.

      het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, reserves, de weerstandscapaciteit of anderszins;

    • d.

      de vorming en besteding van reserves;

    • e.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • f.

      de berekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen conform het gestelde in de nota vaste activabeleid Rijnland en nota harmonisering beleid reserves en voorzieningen Rijnland.

  • 2.

    Als element van het in het eerste lid onder d bedoelde onderdeel reserves wordt voor de reserves die onderdeel uitmaken van de algemene reserves en de bestemmingsreserves die niet zijn bedoeld voor tariefsegalisatie per reserve ingegaan op de aard, reden en gewenste omvang.

  • 3.

    Als element van het in het eerste lid onder e bedoelde onderdeel voorzieningen wordt per voorziening ingegaan op de aard, reden en gewenste omvang.

 

Artikel 17 .

  • 1.

    Het dagelijks bestuur geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van het jaarverslag weer de risico’s van materieel belang. Het dagelijks bestuur brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s die worden genoemd in het beleid bedoeld in artikel 13

  • 2.

    Het dagelijks bestuur geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van het jaarverslag aan wat de weerstandscapaciteit is en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

 

Bijlage 3. Overzicht van de reserves

In dit hoofdstuk vindt u de huidige reserves met hun functie en waarvoor deze zijn bedoeld.

 

Algemene reserves

De algemene reserves hebben geen specifieke bestemming. De belangrijkste functie is de bufferfunctie. Rijnland heeft per waterschapstaak een algemene reserve, te weten de

  • Algemene reserve watersysteembeheer en de

  • Algemene reserve zuiveringsbeheer.

 

Bestemmingsreserves voor tariefsegalisatie

De egalisatiereserves hebben tot doel egalisering van de huidige en toekomstige tarieven en worden door de categorieën zelf gevoed. Deze dienen niet specifiek besteed te worden (art. 4.52 lid b van het Waterschapsbesluit). Het voorstel is om vanaf de begroting 2027 de incidentele opbrengsten van de kleine vastgoedverkopen te storten in deze reserve. Een maximale omvang is voor deze reserves niet te definiëren. Rijnland kent de volgende tariefsegalisatiereserves:

  • Egalisatiereserve categorie ingezetenen;

  • Egalisatiereserve categorie gebouwd;

  • Egalisatiereserve categorie ongebouwd/overige;

  • Egalisatiereserve categorie natuurterreinen;

  • Egalisatiereserve zuiveringsheffing.

 

Bestemmingsreserves met een specifiek doel

Dit zijn alle overige reserves die wel een specifieke bestemming hebben maar niet bedoeld zijn om de belastingtarieven te egaliseren. De overige bestemmingsreserves zijn:

 

Reserve subsidie aanleg natuurvriendelijke oevers (bestedingsfunctie)

De reserve is bedoeld voor de uitvoering van de ”Verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen”. Subsidie kan worden verleend aan een aanvrager die een natuurvriendelijke oever of vispaaiplaats aanlegt en daarvoor vergunning of toestemming heeft krachtens de keur van Rijnland.

 

De reserve subsidie aanleg natuurvriendelijke oevers wordt gebruikt voor subsidies die al toegezegd zijn, maar waarvan de uitbetaling nog niet heeft plaatsgevonden. Jaarlijks wordt er in de begroting vastgelegd hoeveel geld er beschikbaar is voor subsidie aanvragen voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Het kan echter voorkomen dat de subsidie pas na het begrotingsjaar wordt uitbetaald. Hierdoor is het lastig om de begroting en de uitgaven op elkaar af te stemmen. Deze reserve lost dat op. De hoogte van de reserve zegt dus niets over hoeveel er jaarlijks beschikbaar is voor aanleg natuurvriendelijke oevers, maar geeft aan voor welk bedrag eerder gedane subsidie toezeggingen nog afgewikkeld moeten worden.

 

Reserve erfgoedpanden (bestedingsfunctie)

Op 1 april 2019 zijn de erfgoedpanden Gemeenlandshuis in Leiden en Polderhuis in Hoofddorp aan Rijnland terug verkocht. Bij de liquidatie van de stichting die deze panden in eigendom hadden is een onderhoudsreserve overgedragen aan Rijnland om de twee panden in stand te kunnen houden. Het doel van deze reserve is de instandhouding van de erfgoedpanden Gemeenlandshuis in Leiden en Polderhuis in Hoofddorp.

 

Reserve frictiekosten (bestedingsfunctie)

Voor het in 2007 realiseren van organisatieaanpassingen gebaseerd op een doelmatigheidsonderzoek, is bij de bestemming van het exploitatieresultaat 2005 en 2006 een bestemmingsreserve gevormd om hieruit voortkomende incidentele kosten te dekken. Deze reserve is in 2017 omgevormd om de kosten van strategische personeelsplanning (SPP) te kunnen dekken. Om te kunnen aansluiten bij de ontwikkelingen in de omgeving werken we met SPP. Deze reserve is in de praktijk bedoeld om de frictiekosten (tijdelijke extra kosten) die hier mee gemoeid zijn te dekken.

 

Reserve vitaliteit (bestedingsfunctie)

In 2019 is deze reserve gevormd met het resterende saldo van het “hulpfonds”. Het hulpfonds vindt zijn oorsprong in 1856-1874 en is gevormd uit bijdragen van medewerkers. In 2010 is het hulpfonds opgeheven en is er besloten om het saldo in te zetten voor gezondheid bevorderende maatregelen ten behoeve van het personeel. Deze reserve is bedoeld om de kosten voor gezondheid bevorderende maatregelen te kunnen dekken.

 

Reserve PFOS saneringen (bestedingsfunctie)

Deze reserve is bedoeld om kosten van saneringen van de PFOS verontreinigingen op Schiphol te dekken.

 

Reserve baggerwerken (egalisatiefunctie)

De reserve baggerwerken had tot doel om achterstanden in baggerwerken te financieren en om de sterk fluctuerende uitgaven door de jaren heen te egaliseren. Het beleid is om de baggerreserve af te bouwen en (zoals nu geprognosticeerd) in 2026 op te heffen omdat de kosten voor baggeren jaarlijks in de begroting en het MJP worden opgenomen. De jaarlijkse kosten voor baggeren worden vanaf 2024 in de begroting 2024-2027 opgenomen en mochten de bedragen tussen de jaren fluctueren dan kunnen deze verschillen geëgaliseerd worden door de tariefsegalisatie reserves.

 

Reserve schuldreductie (financieringsfunctie)

Met deze reserve wordt uitvoering gegeven aan het verbeteren van de schuldpositie. Tot en met medio 2023 werden eventuele meeropbrengsten uit de belastinginkomsten en uit dividendopbrengsten gestort in deze reserve en ingezet voor schuldreductie. Daarmee zijn we met het aantreden van het nieuwe bestuur in de begroting 2024 gestopt. Het voorstel is om vanaf de begroting 2025 het incidentele gedeelte van de opbrengsten van de vastgoedverkopen te storten in deze reserve. In de praktijk gaat het om de grotere verkopen van bijvoorbeeld voormalige zuiveringsterreinen. Om te waarborgen dat de reserve ingezet wordt voor de categorie waar het voordeel is ontstaan worden de stortingen en onttrekkingen per belastingcategorie bijgehouden. Het doel van deze reserve is het verkleinen van de schuld en kan ingezet worden voor schuld reducerende maatregelen.

 

Reserve projectgebonden eigen bijdrage HWBP (Hoog Water Beschermings Programma) (bestedingsfunctie)

In de Commissie Waterkeringen van de Unie van Waterschappen is afgesproken dat de waterschappen die HWBP-projecten uitvoeren een nieuwe bestemmingsreserve in hun jaarrekening opnemen. Hiermee worden tekorten dan wel overschotten ten opzichte van de 10% projectgebonden eigen bijdrage (PGEB) geëgaliseerd en blijven overschotten beschikbaar voor de subsidiabele kosten van HWBP-projecten. Vaak blijft er in de praktijk een bedrag over van de 10% eigen bijdrage. De overschotten worden niet terugbetaald aan het HWBP-programma en ook worden tekorten niet alsnog gesubsidieerd. Rijnland zal met ingang van 2024 de tekorten/overschotten via deze reserve laten lopen.

 

Reserve kapitaallasten (egalisatiefunctie en een inkomensfunctie)

In de begroting 2024 is een reserve geïntroduceerd om hele hoge stijgingen van de kapitaallasten in bepaalde jaren op te kunnen vangen. Met name voor het project Haarlem Waarderpolder verwachten we vanaf 2031 een hele grote stijging van de kapitaallasten. Om ervoor te zorgen dat de bijbehorende tariefstijging langzaam in kan groeien, is deze reserve in het leven geroepen. In de jaren vanaf 2025 wordt deze reserve gevuld en vanaf het eerste jaar van afschrijven wordt er geleidelijk uit deze reserve onttrokken.

 

Bijlage 4. Overzicht van de voorzieningen

Rijnland kent op dit moment nog één voorziening:

 

Voorziening wachtgeld- en pensioenverplichtingen DB

Wegens de Wet modernisering waterschapsbestel diende met ingang van 2009 een voorziening te worden gevormd voor wachtgeld- en pensioenverplichtingen voor (hoog)heemraden. De hoogte van de voorziening wordt elk jaar gebaseerd op actuariële berekeningen. De uitkeringen worden ten laste van deze voorziening gebracht.

Naar boven