Waterschapsblad van Waterschap De Dommel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap De Dommel | Waterschapsblad 2024, 12546 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap De Dommel | Waterschapsblad 2024, 12546 | overige overheidsinformatie |
Beleid Referentie voor schade aan landbouwgewassen
Het waterschap beoogt met de watertransitie effecten zoals hogere grondwaterpeilen en ruimte voor water. Dit met grondgebruik dat daar duurzaam op is afgestemd (teelt volgt waterpeil).
Als in de toekomst niet meer ‘alles overal’ kan, welke aanpassing helpt dan om in lijn met de watertransitie te gaan werken? Uit het beleid volgt dat het nodig is de manier waarop rechtmatige schade wordt bepaald, aan te passen. Met als resultaat dat de schade die het gevolg is van de overstap naar een gevoeligere en/ of kapitaalintensievere teelt, niet meer vergoed wordt.
Dat kan door het huidige landbouwkundige gebruik te markeren in de tijd. Naast een peildatum voor voorzienbaarheid zijn daarvoor een referentie voor het gewas, een referentiejaar en een definitie van het begrip ‘trendbreuk’ nodig.
Het beleid ‘Referentie voor schade aan landbouwgewassen’ gaat meteen na bekendmaking in.
Voor eventuele vragen over deze bekendmaking kunt u contact op nemen met Marc Strikker via telefoonnummer 0411618618 of email mstrikker@dommel.nl
1. Inleiding en probleemstelling
Schadebepaling bij aanpassingen aan het watersysteem
Het waterschap neemt besluiten over vergunningen of projectplannen die als doel hebben bepaalde effecten te bereiken1. Deze effecten zijn het gevolg van aanpassingen in het watersysteem (bijvoorbeeld voor beekherstel en natte natuurparels).
Naast het gewenste effect kan ook een ongewenst effect ontstaan, bijvoorbeeld wanneer een ondernemer schade lijdt door een verminderde gewasopbrengst. Deze schade2 heeft een directe relatie met het besluit over de aanpassing in het watersysteem, en moet gecompenseerd worden. Bij het bepalen van de schade wordt gekeken naar de gewassen die op de percelen van de betrokken ondernemer staan en recent hebben gestaan.
Daar is geen peildatum bij betrokken.
Hoofdstuk 4 gaat dieper in op de manier waarop het waterschap op dit moment schade bepaalt en compenseert.
Relatie watersysteem en teeltkeuze
De teelt van landbouwgewassen laat de afgelopen 15 jaar in het volledige beheergebied een verschuiving zien naar teelten die een relatief grote drooglegging nodig hebben. Dit speelt ook in de de van oorsprong nattere gebieden zoals de beekdalen. Illustratief is dat in de afgelopen 18 jaar vrijwel overal in het beheergebied aardappelen hebben gestaan. Dat is een teelt die een relatief grote drooglegging vereist en geen overstroming verdraagt.
Afb.1 Ruimtelijke verdeling van de percelen waar sinds 2005 minimaal één keer aardappelen hebben gestaan.
Dat er steeds minder relatie is tussen watersysteem en teeltkeuze verenigt zich niet met de verandering die beleidsmatig is ingezet. Want een belangrijke pijler van de watertransitie is juist dat functies zich aanpassen aan het veranderende bodem- en watersysteem; functie volgt waterpeil.
Het uiteindelijke doel van het waterschap is dat grondwaterstanden en duurzaam grondgebruik op termijn op elkaar zijn afgestemd. Het waterschap wil vanuit de watertransitie tot 2030 met verleiden en stimuleren bereiken dat eigenaren en gebruikers van gronden een beweging maken in de gewenste richting door zich aan te passen aan de veranderende omstandigheden.
Relatie schadebepaling en watertransite
Zoals hierboven uitgelegd, gebruikt het waterschap bij schadebepaling geen peildatum. Daardoor schuift het moment van schadebepaling mee in de tijd. De consequentie is dat het risico van schade aan gevoeliger en/ of kapitaalintensiever gewas volledig door het waterschap wordt gedragen. Terwijl de schade (deels) het gevolg kan zijn van een keuze voor een kapitaalintensievere teelt.
Dat beantwoordt niet aan ‘functie volgt waterpeil’. Bovendien is het moeilijk uit te leggen dat het waterschap hulp biedt bij extensivering in gebieden waar dat nodig is en in hetzelfde gebied schade vergoedt die veroorzaakt is door een overschakeling naar een teelt die gevoeliger is voor natte omstandigheden en/ of een grotere schadekans heeft.
Het is nodig het bepalen van schade zodanig aan te passen dat het ondersteunend wordt aan watersysteemherstel en de watertransitie.
De watertransitie is een belangrijke koerswijziging. Om te zorgen dat in 2050 de waterhuishouding duurzaam op orde is, ontwikkelt het waterschap beleid, besluiten en regelgeving die al voor 2030 effecten veroorzaken in het beheergebied.
Een belangrijke eerste stap in het WBP5 is het verbieden van ontwikkelingen die leiden tot een achteruitgang van de waterhuishouding en het grondwater. Denk daarbij aan ontwikkelingen die leiden tot meer afvoer van water uit het beheergebied en/ of afname van de kwel. Dit is noodzakelijk om te komen tot watersysteemherstel.
In het door meerdere partijen ondertekende grondwaterconvenant (december 2021) erkennen de partijen dat de grondwatervoorraad in Brabant al lange tijd onder druk staat en dat zij samen willen werken aan herstel van de grondwaterbalans in Brabant. Het streven is om in 2027 de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand - ten opzichte van 2002 - 10 cm hoger te hebben in de lagere, peilgestuurde en in sommige gevallen nu al natte delen van Brabant, tot zeker 35 cm op de hoger gelegen infiltratiegebieden.
Nota handelingsperspectieven watertransitie
De nota handelingsperspectieven watertransitie (februari 2023) beschrijft een aantal principes die nodig zijn voor een duurzaam watersysteem in 2050. Tot het omslagpunt in 2030 geldt nog verleiden en stimuleren. Iedereen krijgt tijd zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Vanaf 2030 is onder meer door het aanpassen van het juridisch instrumentarium, strakkere regelgeving van kracht.
Het waterschap wil niet voorschrijven waar welke teelt moet plaatsvinden, maar beïnvloedt op termijn indirect het grondgebruik door de principes uit het Handelingsperspectief door te voeren. Daardoor veranderen de gebruiksmogelijkheden van gronden.
Maximaal infiltreren op de hoge koppen moet ertoe leiden dat grondwaterpeilen stijgen en dat de kwelstroom zich herstelt. En klimaatverandering dwingt ons pieken in het watersysteem op te vangen om overlast op een andere plek te voorkomen. Met name in de beekdalen gaat watersysteemherstel op termijn zorgen voor hogere grondwaterstanden, meer kwel en toenemende inundatie. De waterfunctie in het beekdal wordt leidend, met grondgebruik dat inspeelt op natte omstandigheden, zoals grasland, natte teelten of natuur.
Een deel van de gronden wordt te nat voor het huidige (landbouwkundige) gebruik.
Het waterschap beoogt met de watertransitie effecten zoals hogere grondwaterpeilen en ruimte voor water. Dit met grondgebruik dat daar duurzaam op is afgestemd (teelt volgt waterpeil). Dat heeft consequenties voor de waarde van gronden en toe te passen teelten.
Concrete aanpassingen aan het watersysteem in de toekomst, vinden altijd een grondslag in een besluit door het bestuur. Daarbij is zo nodig ook compensatie van schade aan gewasssen en herwaardering van gronden aan de orde.
Uit de inleiding van dit document volgt dat het nodig is de schadebepaling zodanig aan te passen dat het ondersteunend wordt voor watersysteemherstel en watertransitie. Zodat ondernemers die kiezen voor een intensivering van het grondgebruik – door over te schakelen naar een kapitaalintensievere of kwetsbaardere teelt - daarvan zelf het risico dragen.
Dat maakt het nodig de huidige landbouwkundige situatie te markeren in de tijd, met een referentie voor de geteelde gewassen én een referentiejaar.
4. Hoe compenseert het waterschap op dit moment schade?
Om duidelijk te maken wat nodig is om schade op een andere manier te bepalen, is het goed te weten hoe het bepalen van schade op dit moment in zijn werk gaat. Er is onderscheid te maken in ‘schade vooraf’ en ‘schade achteraf’ (nadeelcompensatie).
In de realisatieprojecten werkt het waterschap aan herinrichting en herstel van watergangen met groenblauwe opgaven zoals KRW en natte natuurparels. Deze herinrichting leidt tot gewenste effecten op grondwaterstand en inundatie, maar soms ook tot negatieve effecten (schade) aan andere gebruiksfuncties, zoals landbouw en wonen.
Zowel gewenste effecten als schade worden voorafgaand aan de uitvoering van het project in beeld gebracht. En vervolgens met de belanghebbende in een overeenkomst afgehandeld. De manier waarop dat gebeurt, is beleidsmatig vastgelegd in het Juridisch instrumentarium bij schade door beekontwikkeling en andere waterdoelen’. Link:
https://dedommel.embracecloud.nl/umbraco/media/2835/instrumentarium-bij-schade-door-beekontwikkeling-en-andere-waterdoelen-aangepast-na-db-10-mei-2016.pdf
Bij het compenseren van schade vóór de uitvoering van een project heeft het waterschap op dit moment de beschikking over
De eenmalige afkoop is gebaseerd op de teelt(wisseling) die plaatsvindt tijdens de voorbereiding van het project.
Het voorafgaand aan het projectbesluit vastleggen van afspraken over compensatie van schade, voorkomt dat een betrokkene beroep moet doen op nadeelcompensatie nadat het waterstaatswerk is gerealiseerd (tenzij de effecten groter blijken dan verwacht).
Als na uitvoering van een project blijkt dat de effecten groter zijn dan vooraf voorzien en iemand ondervindt hiervan schade, dan kan deze een beroep doen op nadeelcompensatie (art 7.14 WW, wordt art. 15.1 OW lid 1 onder L). Bij een verzoek om nadeelcompensatie wordt beoordeeld of de schade verband houdt met de door het waterschap uitgevoerde of vergunde maatregelen.
Om de hoogte van de schade te bepalen gaat men uit van een gemiddelde van de jaaromzet van 3 jaar voorafgaand aan de schade. Dat wordt vergeleken met de omzet van het jaar waarin de schade plaatsvond.
5. Referentie voor het bepalen van schade aan landbouwgewassen
Als in de toekomst niet meer ‘alles overal’ kan, welke aanpassing helpt dan om in lijn met de watertransitie te gaan werken? Uit hoofdstuk 3 van dit beleid volgt dat het nodig is de manier waarop rechtmatige schade wordt bepaald, aan te passen. Met als resultaat dat de schade die het gevolg is van de overstap naar een gevoeligere en/ of kapitaalintensievere teelt, niet meer vergoed wordt.
Dat kan door het huidige landbouwkundige gebruik te markeren in de tijd. Naast een peildatum voor voorzienbaarheid zijn daarvoor een referentie voor het gewas, een referentiejaar en een definitie van trendbreuk nodig.
Onderstaand volgt een stapsgewijze uitleg van de te hanteren werkwijze.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 de betekenis en werkwijze voor het bepalen van schade en compensatie op termijn uitgelegd.
5.1 Peildatum 1: voorzienbaarheid
De eerste peildatum is de peildatum die voorzienbaarheid geeft. Die wordt belangrijk op het moment dat een ondernemer bij het nemen van een wezenlijke investeringsbeslissing (zie uitleg onder 4.4 trendbreuk), er op basis van kenbare en concrete informatie vanuit de overheid, rekening mee had kunnen houden dat de situatie voor hem zodanig zou veranderen, dat de rendementen uit deze investeringsbeslissing in de toekomst onder druk zouden komen te staan.
in het Handelingsperspectief is beschreven dat reguleren en afdwingen deel uitmaakt van de watertransitie. Het noemen van een omslagpunt (2030) maakt duidelijk dat het op termijn anders moet en dat er minder ruimte blijft voor vrijblijvendheid. Deze aspecten maken het Handelingsperspectief dusdanig concreet dat op basis daarvan voorzienbaarheid kan worden aangenomen.
In samenwerking met adviesbureau Aequator Groen+Ruimte is een methode ontwikkeld voor het bepalen van een referentie voor de teelt op perceelsniveau. De methode is gebaseerd op de gebruikelijke teeltplannen per bedrijfstype. De methode houdt rekening met vruchtwisseling3, zoals die op de meeste percelen plaatsvindt.
De methode werkt, in het kort, als volgt: Eerst is gekeken welke gewassen de afgelopen 18 jaar op alle percelen binnen het beheergebied hebben gestaan, conform de gegevens van de Basis Registratie Percelen (BRP)4. Het gaat om 355 verschillende gewassen. Op basis daarvan zijn clusters van gewassen bepaald, zoals die voorkomen in onder meer veehouderij, akkerbouw, grove tuinbouw en boomteelt.
Vervolgens is tussen 2009 en 2022 voor telkens een periode van 5 jaar, per kadastraal perceel beoordeeld binnen welk cluster het gewas past. Bijvoorbeeld: bij 2022 als referentiejaar, is 2018-2022 de referentieperiode.
Het overwegende gewascluster binnen die periode bepaalt de referentie.
In bijlagen 1 en 2 is een uitleg (kort resp. uitgebreid) over de methodiek opgenomen.
Bij het wijzigen naar een teelt buiten het vastgestelde gewascluster van de referentie, is sprake van een wezenlijke investeringsbeslissing ofwel trendbreuk. Dan past het geregistreerde gewas niet in de vastgestelde bedrijfsvoering binnen de referentieperiode.
Een dergelijke investeringsbeslissing kan bestaan uit het aangaan van een pachtovereenkomst of de aankoop of het (voor het eerst) in gebruik nemen van agrarische grond. Maar ook uit het wezenlijk veranderen van de teelt op grond die al in eigendom, pacht of gebruik is. Dat is bijvoorbeeld wanneer overgestapt wordt van veehouderij naar boomteelt of naar een andere teelt die een grotere kans geeft op schade.
Het risico van trendbreuk – met een grotere kans op frequentere en/ of grotere schade - ligt bij de ondernemer. Het overschakelen naar de teelt van een gewas dat niet past in de bedrijfsvoering van het referentiejaar heeft overigens niet meteen gevolgen. Dat is pas op het moment dat het waterschap een besluit neemt over een aanpassing in het watersysteem dat schade zal veroorzaken.
Mogelijk ten overvloede: een (gebruikelijke) wisseling zoals die bestaat binnen een zgn. gewascluster van teelten wordt niet aangemerkt als trendbreuk.
5.5 Peildatum 2: besluit dat schade veroorzaakt.
Een tweede peildatum treedt op bij een (toekomstig) besluit door het waterschap, over een aanpassing in het watersysteem, dat schade veroorzaakt. Te denken valt aan een projectbesluit, een vergunning en/of feitelijke handelingen/ aanpassingen in de waterhuishouding.
Het gaat hier dus om een datum (ruim) na de peildatum van voorzienbaarheid.
Als gevolg van het besluit moet zoals in hoofdstuk 4 is uitgelegd, de omvang van de schade worden bepaald.
In de toekomst wordt de aard en omvang van de schade– net als nu - bepaald aan de hand van een vergelijking tussen de teelt/ opbrengsten na het schadeveroorzakende besluit én de teelt/ opbrengsten in de jaren direct voorafgaand aan de schadeoorzaak.
Maar er is één wezenlijk verschil. In toekomstige situaties wordt ook beoordeeld of het grondgebruik binnen het vastgestelde gewascluster van het referentiejaar past.
Zo niet, dan is er sprake van trendbreuk. In dat geval wordt vergeleken met de opbrengsten/ teelt in de jaren vóór de trendbreuk, inclusief een indexering van het schadebedrag vanaf trendbreuk naar het jaar van het schadeveroorzakende besluit. Gelet op de eerder genoemde voorzienbaarheid, blijft het deel van de schade dat voorkomen of beperkt had kunnen worden, voor rekening van de benadeelde. Dit is in lijn met de algemeen geldende schadebeperkingsplicht.
Ook kan soms de conclusie getrokken worden dat niets van de schade die aan het besluit kan worden toegerekend, voor vergoeding in aanmerking komt. Dat is bijvoorbeeld wanneer tussen beide peildata een perceel in pacht is genomen of van eigenaar is veranderd.
Onderstaande casussen geven een voorbeeld van de betekenis van de twee peildata, trendbreuk en de onderlinge wisselwerking.
In dit voorbeeld is de ondernemer het perceel op een wezenlijk andere manier gaan gebruiken ná het bekend worden van het nieuwe beleid, bijvoorbeeld met een omschakeling van akkerbouw naar boomteelt. Zodat er sprake is van trendbreuk.
In dit voorbeeld is de ondernemer het perceel op een wezenlijk andere manier gaan gebruiken ná het bekend worden van het nieuwe beleid, bijvoorbeeld met een omschakeling van akkerbouw naar boomteelt. Zodat er sprake is van trendbreuk.
Een toekomstig verzoek om nadeelcompensatie kan worden afgewezen omdat de benadeelde na de bekendmaking van het nieuwe beleid, is overgegaan op een wezenlijk andere teelt. De ondernemer had rekening kunnen houden met de beleidswijziging.
Het verzoek om nadeelcompensatie wordt afgewezen op basis van voorzienbaarheid. Wel vindt compensatie plaats op basis van teelt/ omzet in de jaren vóór de trendbreuk, met een indexering van het schadebedrag naar 2028.
In dit geval wordt een toekomstig verzoek om nadeelcompensatie niet afgewezen vanwege voorzienbaarheid. De aankoop van het perceel heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de peildatum van voorzienbaarheid.
Reguliere vruchtwisselingen zijn toegestaan en vormen dus geen reden de schade niet te vergoeden. De schade wordt berekend per peildatum oktober 2028. En bestaat uit een vergelijking tussen de teelt/opbrengsten direct voorafgaand aan oktober 2028 en de toegestane (aanname: minder renderende) teelt/opbrengsten na oktober 2028.
De benadeelde partij heeft het perceel verworven na het bekend worden van het nieuwe beleid. De ondernemer had rekening kunnen houden met de beleidswijziging; het verzoek om nadeelcompensatie wordt afgewezen op basis van voorzienbaarheid (actieve risicoaanvaarding).
In dit voorbeeld gaat het om een perceel dat zich in 2023 kenmerkt als veehouderij (bv grasland, voederbieten en maïs). De ondernemer gaat het perceel in 2025, dus ná het bekend worden van dit beleid, op een wezenlijk andere manier gebruiken door om te schakelen naar akkerbouw (bv uien, aardappelen). Er is daarmee sprake van trendbreuk.
In 2028 besluit het waterschapsbestuur in een bepaald gebied (waarin het perceel ligt) de stuwinstellingen jaarrond te verhogen door het stuwregime te wijzigen. De te veroorzaken schade aan landbouwgewassen die in beeld is, wordt op voorhand vergoed. De hoogte van de vergoeding is daarbij gebaseerd op schade aan de gewassen die op het perceel stonden in de jaren vóór de trendbreuk (2025), met een indexering naar 2028.
Maar in een beperkt deel van het gebied blijken daarna de grondwaterpeilen hoger dan voorzien, waardoor meer schade ontstaat. Er is een verband aangetoond met de nieuwe stuwinstellingen.
De ondernemer uit dit voorbeeld dient een verzoek in om nadeelcompensatie. Er is immers (rechtmatige) schade die vooraf niet werd berekend. Ook de nadeelcompensatie wordt in dit geval gebaseerd op schade aan de gewassen die op het perceel stonden in de jaren vóór de trendbreuk (2025), eveneens met een indexering naar het jaar waarin de schade werd geconstateerd (bijvoorbeeld 2029).
Het deel van de schade dat voorkomen of beperkt had kunnen worden blijft voor rekening van deze ondernemer. Het is immers zijn keuze geweest om in 2025 om te schakelen naar akkerbouw nadat het beleid (gebruik van referentie) is bekendgemaakt.
Bijlage 1: methodiek voor het vaststellen van een referentie voor gewassen
In samenwerking met het waterschap heeft adviesbureau Aequator Groen+Ruimte een methode ontwikkeld voor het bepalen van een referentie voor de teelt per kadastraal perceel.
Voor het vaststellen van een referentie voor de teelt op een bepaald kadastraal perceel is het nodig een nul-situatie vast te stellen. Daarbij is het belangrijk te kijken naar meerdere jaren. Want landbouwbedrijven werken doorgaans aan de hand van een teeltplan met vruchtwisseling5. Hierdoor kan het gewas per jaar variëren. Een momentopname met louter een specifiek gewas in een willekeurig jaar, geeft dus geen goed beeld van het reguliere gebruik van een perceel.
In eerste instantie is beoordeeld welke gewassen tussen 2005 en 2022 op alle landbouwpercelen binnen het beheergebied van het waterschap hebben gestaan. Daarvoor is gebruik gemaakt van de gegevens van de Basis Registratie Percelen (BRP)6. Het gaat om 355 verschillende gewassen/ teelten.
Met als uitgangspunt een vruchtwisseling van 5 jaar is gekozen gewassen te clusteren op basis van bedrijfsvoering, waarbij 9 sectoren (of gewasclusters) te onderscheiden zijn:
Sommige gewassen, zoals groenbemesters, aardappelen of mais, passen in vruchtwisselingen van verschillende typen sectoren. Onderstaand overzicht laat zien dat deze gewassen – met een zelfde kleur aangegeven - daarom ook in meerdere clusters voorkomen.
Vervolgens is tussen 2009 en 2021 voor telkens een periode van 5 jaar, per kadastraal perceel beoordeeld binnen welk gewascluster het perceel past. Bijvoorbeeld: bij 2017 als referentiejaar, is 2013-2017 de referentieperiode. Het overwegende gewascluster binnen een referentieperiode vormt de referentie van een bepaald perceel.
Deze methode geeft een beeld van wijzigingen in het landbouwkundige gebruik in de tijd. Door het toepassen van een gewascluster per perceel binnen een te kiezen periode is een eventuele trendbreuk aan te duiden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2024-12546.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.