Bekendmaking aanpassing Beleidsnota ecologie en vis Wetterskip Fryslân

Het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân heeft op 12 juli 2022 besloten de beleidsnota ecologie en vis Wetterskip Fryslân aan te passen.

De oorsponkelijk in 2019 vastgestelde nota geeft al aan dat er ecologische ruimte is voor onderhoud aan schouwwateren. Sinds er mee gewerkt wordt komen gewenste aanpassingen naar voren en gewijzigde inzichten. Eén ervan is essentieel als kader voor de uitvoering van het KRW programma.

Aanpassing Beleidsnota ecologie en vis Wetterskip Fryslân

Het huidige 'Hoofdstuk 9 Uitgangspunten aanleg natuurvriendelijke oevers in boezemkanalen'

Het Dagelijks Bestuur heeft in 2013 gekozen om in te zetten op natuurvriendelijke inrichting van minimaal 10% van de (tweezijdige) oeverlengte van KRW-boezemkanalen. Daarnaast was het streven in regionale (KRW) boezemkanalen zonder scheepvaart en ecologisch belangrijke (boezem)kanalen naar hogere inrichtingspercentages (respectievelijk 30 en 50%).

In de praktijk blijkt de haalbare natuurvriendelijke inrichting echter vooral bepaald te worden door of er rietoevers en boezemlanden aanwezig zijn die gedeeltelijk uitgegraven kunnen worden. Dat is kosteneffectiever en leidt minder snel of niet tot weerstand van oevereigenaren. Het resulteert zelfs deels in inrichtingspercentages hoger dan 10%, maar in een aantal kanalen ook minder dan 10%.

In dit laatste geval kunnen desgewenst ook potentiële trajecten in zijkanalen tot maximaal circa 250 meter vanuit het KRW-boezemkanaal natuurvriendelijk worden ingericht.

Niet-KRW-boezemkanalen worden niet natuurvriendelijk ingericht, tenzij ze ecologisch belangrijk zijn.

Op bepaalde trajecten en in bepaalde boezemkanalen zijn al voldoende potentiële groeimogelijkheden voor drijvende en onderwaterplanten. Met name in boezemkanalen zonder of met weinig scheepvaart en in een aantal ecologisch belangrijke (boezem)kanalen. Aanleg van natuurvriendelijke oevers heeft dan geen meerwaarde.

(Potentiële) Inrichtingstrajecten

Vooralsnog is op basis van luchtfoto’s en leggergegevens in kaart gebracht waar voldoende ruimte buiten de regionale keringen is (boezemland: meer dan 5 meter gras- of rietland of ruigte) om de aanleg van natuurvriendelijke oevers mogelijk te maken. Vervolgens is en wordt middels veldbezoek nagegaan of aanleg ook daadwerkelijk mogelijk is. Deels gaat het daarbij om riet- en natuurvriendelijke oevers, van voldoende breedte, die vóór 2016 zijn aangelegd.

In totaal blijkt het om circa 200 km (potentiële) inrichtingstrajecten te gaan, die al zijn ingericht, nog ingericht kunnen worden of die door groot onderhoud weer op het gewenste profiel kunnen worden gebracht. Eind 2027 zal deze opgave zijn gerealiseerd. Het groot onderhoud ervan wordt dan een cyclisch proces dat na 2027 gemiddeld om de 12 jaar moet worden herhaald (iedere 6 jaar 100 km).

Door monitoring wordt nagegaan of de natuurvriendelijke oevers ook het gewenste resultaat opleveren. Waar dat niet lukt kan gekozen worden om ze dicht te laten groeien en als rietoever te onderhouden.

 

Wordt vervangen door het nieuwe 'Hoofdstuk 9 Uit gangspunten inrichting buiten KRW waterlichamen'

Er zijn gevallen waarin het niet mogelijk is om de gewenste KRW inrichting te realiseren in de KRW waterlichamen. Voor zowel de boezem als voor deelsysteem geldt dat de inrichting op het niveau van het watersysteem wordt beoordeeld. Uitgangspunt blijft de voor de KRW vastgelegde oppervlaktewaterlichamen (OWL). Als daar geen mogelijkheid is voor inrichting (of onhandig vanwege b.v. beschoeiing), dan mag de inrichting in de eerste orde zijkanalen plaatsvinden, mits dit hoofdwatergangen zijn en deze in open verbinding staat met het OWL. Er mag dus geen stuw, gemaal of andere barrière zijn tussen het OWL en het zijkanaal. Hiermee garanderen we dat de inrichtingsopgave op systeemniveau gehaald kan worden. Bij het beoordelen of inrichting in zijkanalen bijdraagt aan de KRW-doelen wordt de richtlijn in bijlage 9 gevolgd.

Voor de KRW boezemkanalen heeft het Dagelijks Bestuur in 2013 gekozen om in te zetten op natuurvriendelijke inrichting van minimaal 10% van de (tweezijdige) oeverlengte van KRWboezemkanalen. Daarnaast was het streven in regionale (KRW) boezemkanalen zonder scheepvaart en ecologisch belangrijke (boezem)kanalen naar hogere inrichtingspercentages (respectievelijk 30 en 50%). In de praktijk blijkt de haalbare natuurvriendelijke inrichting echter vooral bepaald te worden door of er rietoevers en boezemlanden aanwezig zijn die gedeeltelijk uitgegraven kunnen worden. Dat is kosteneffectiever en leidt minder snel of niet tot weerstand van oevereigenaren. Het resulteert zelfs deels in inrichtingspercentages hoger dan 10%, maar in een aantal kanalen ook minder dan 10%. In dit laatste geval kunnen desgewenst ook potentiële trajecten in zijkanalen tot maximaal circa 500 meter vanuit het KRW-boezemkanaal natuurvriendelijk worden ingericht.

Niet-KRW-boezemkanalen worden niet natuurvriendelijk ingericht, tenzij ze ecologisch belangrijk zijn.

Op bepaalde trajecten en in bepaalde boezemkanalen zijn al voldoende potentiële groeimogelijkheden voor drijvende en onderwaterplanten. Met name in boezemkanalen zonder of met weinig scheepvaart en in een aantal ecologisch belangrijke (boezem)kanalen. Aanleg van natuurvriendelijke oevers heeft dan geen meerwaarde.

(Potentiële) Inrichtingstrajecten

Vooralsnog is op basis van luchtfoto’s en leggergegevens in kaart gebracht waar voldoende ruimte buiten de regionale keringen is (boezemland: meer dan 5 meter gras- of rietland of ruigte) om de aanleg van natuurvriendelijke oevers mogelijk te maken. Vervolgens is en wordt middels veldbezoek nagegaan of aanleg ook daadwerkelijk mogelijk is. Deels gaat het daarbij om riet- en natuurvriendelijke oevers, van voldoende breedte, die vóór 2016 zijn aangelegd.

In totaal blijkt het om circa 200 km (potentiële) inrichtingstrajecten te gaan, die al zijn ingericht, nog ingericht kunnen worden of die door groot onderhoud weer op het gewenste profiel kunnen worden gebracht. Eind 2027 zal deze opgave zijn gerealiseerd. Het groot onderhoud ervan wordt dan een cyclisch proces dat na 2027 gemiddeld om de 12 jaar moet worden herhaald (iedere 6 jaar 100 km).

Door monitoring wordt nagegaan of de natuurvriendelijke oevers ook het gewenste resultaat opleveren. Waar dat niet lukt kan gekozen worden om ze dicht te laten groeien en als rietoever te onderhouden.

Naar boven