Waterschapsblad van Waterschap Hollandse Delta
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Hollandse Delta | Waterschapsblad 2023, 7082 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Hollandse Delta | Waterschapsblad 2023, 7082 | beleidsregel |
De beleidsnota Wegen geeft regels voor het gebruik van alle wegen buiten de bebouwde kom, in beheer en gelegen in het beheersgebied van waterschap Hollandse Delta (WSHD). De nota is een aanvullend instrument op de Keur van waterschap Hollandse Delta (2014) en de door WSHD genomen verkeersbesluiten inzake het instellen van ge- of verboden op wegen in zijn beheer. De bepalingen over wegen zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van de Keur en in de verschillende door WSHD vastgestelde verkeersbesluiten, zijn gefundeerd op de Wegenwet en Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994).
In deze beleidsnota worden regels gegeven die betrekking hebben op de wijze waarop bestaande bevoegdheden door WSHD worden uitgeoefend. De beleidsregels dienen als toetsingskader voor het nemen van besluiten en de daaraan te verbinden voorschriften. Voor de motivering van een besluit kan door WSHD worden volstaan met een verwijzing naar de van toepassing zijnde beleidsregels zoals opgenomen in deze nota.
1.2. Algemene juridische aspecten
Op grond van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) hebben waterschappen als wegbeheerder de bevoegdheid om:
Om de wegenbelangen van alle wegen in beheer bij WSHD te kunnen waarborgen zijn in hoofdstuk 5 van de Keur van waterschap Hollandse Delta, algemene regels opgenomen die betrekking hebben op het gebruik van wegen. De Keur is een verordening die regels (algemeen verbindende voorschriften) bevat met betrekking tot het bij WSHD in beheer zijnde watersysteem en de bij WSHD in beheer zijnde wegen. In de Keur zijn onder andere ge- en verbodsbepalingen opgenomen ten behoeve van de aan WSHD opgedragen ‘natte’ en ‘droge’ waterstaatkundige taken. Deze bepalingen hebben als doel de bescherming van de watersysteembelangen en wegenbelangen en richten zich tot derden. Wanneer een bepaalde handeling of gedraging niet is toegestaan, is er sprake van een verbod. Wanneer een bepaalde handeling of gedraging juist verplicht is gesteld of moet worden geduld, dan is er sprake van een gebod.
Naast de algemene regels voor het gebruik van wegen in de Keur, heeft WSHD tevens diverse verkeersbesluiten genomen, waarbij ten aanzien van bepaalde wegen ge- of verboden zijn ingesteld.
1.3. Wegenvergunning, ontheffing en voorschriften
De meeste van de in de Keur opgenomen geboden en verboden zijn niet absoluut. Het dagelijks bestuur heeft op grond van de Keur de bevoegdheid om vergunning te verlenen van de verbodsbepalingen die zijn opgenomen in de Keur. Ten aanzien van de wegen in beheer bij WSHD heeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid om een wegenvergunning te verlenen.
Ook de ge- en verboden opgenomen in verkeersbesluiten zijn niet absoluut. Op grond van artikel 87 van het RVV 1990 heeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van de in verkeersbesluiten opgenomen verboden.
Het verlenen van een vergunning of ontheffing houdt in dat, ondanks WSHD een bepaalde handeling of gedraging bij verordening of verkeersbesluit verbiedt, in een individueel geval een uitzondering op de vastgestelde regel wordt gemaakt. Het kan immers voorkomen dat een verboden activiteit, die in algemene zin een nadelige invloed kan hebben op de wegen, in een concreet geval die nadelige invloed niet heeft.
Een vergunning of ontheffing betekent dat WSHD in ieder individueel geval bekijkt of de verboden activiteit in een bepaalde situatie kan worden toegestaan. In het kader van de vergunning- en/of ontheffingverlening voor wegen dient WSHD een belangenafweging te maken tussen de belangen van degene die de vergunning heeft aangevraagd, eventuele derde belanghebbenden en de wegenbelangen zoals deze door de Keur of het betreffende verkeersbesluit worden beschermd. Een wegenvergunning of een ontheffing van een verkeersbesluit wordt alleen verleend indien de wegenbelangen zich hiertegen niet verzetten en voldoende blijven gewaarborgd.
Indien een vergunning of ontheffing wordt verleend, worden aan die vergunning of ontheffing (technische) voorschriften of beperkingen verbonden ter bescherming van de wegen.
Om zowel WSHD als de ingelanden van het beheersgebied van WSHD zoveel mogelijk inzicht en duidelijkheid te geven over de wijze waarop WSHD zijn bevoegdheden uitoefent is de beleidsnota Wegen opgesteld. Het doel van de beleidsnota Wegen is om aan te geven hoe het dagelijks bestuur van WSHD omgaat met zijn bevoegdheid om vergunning c.q. ontheffing te verlenen van de verbodsbepalingen die in de Keur of in verkeersbesluiten zijn opgenomen. Om te voorkomen dat bij het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning of ontheffing steeds weer een volledige belangenafweging dient plaats te vinden, heeft het dagelijks bestuur in deze nota beleidsregels vastgelegd, wanneer wel en wanneer niet gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot vergunning- of ontheffingverlening: de beleidsnota Wegen bevat randvoorwaarden en toetsingcriteria voor de behandeling van vergunning- en ontheffingsaanvragen.
1.5. Binding van beleidsregels
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bindt een beleidsregel het bestuursorgaan in die zin dat er rekening moet worden gehouden met de betreffende beleidsregel. Dit betekent dat WSHD in overeenstemming met het vastgestelde beleid dient te handelen. Op grond van het vastgestelde beleid mag de burger er op vertrouwen dat de besluitvorming plaatsvindt in overeenstemming met de in het beleid opgenomen beleidsregels. De burger mag er op vertrouwen dat WSHD consistent en voorspelbaar (zoals neergelegd in het beleid) handelt. Door de rechter wordt aan een beleidsregel getoetst indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit dat is genomen op grond van het vastgestelde beleid.
Ondanks dat WSHD in overeenstemming met de vastgestelde beleidsregels dient te handelen, is de binding aan het vastgestelde beleid niet absoluut. In bijzondere omstandigheden kan er van beleidsregels worden afgeweken. Dit wordt de inherente afwijkingsbevoegdheid genoemd. Indien van de inherente afwijkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt dient aan twee voorwaarden te zijn voldaan:
de bijzondere omstandigheden moeten met zich meebrengen dat de nadelige of voordelige gevolgen van het handelen in overeenstemming met de beleidsregel, onevenredig zouden zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Wanneer het volgen van de vastgestelde beleidsregel dus onevenredige gevolgen heeft voor een of meerder belanghebbenden, moet van de beleidsregel worden afgeweken
(in die zin is er eigenlijk sprake van een afwijkingsplicht).
In de Keur is bepaald dat de wegenvergunning kan worden vervangen of worden aangevuld door algemene regels. Aan het dagelijks bestuur is in de Keur de bevoegdheid gegeven algemene regels te stellen met als gevolg dat Keurbepalingen een ruimere strekking krijgen (vrijstelling van de vergunningplicht), dan wel juist geen toepassing vinden (algeheel /absoluut verbod).
Vrijstelling van de vergunningplicht
WSHD heeft diverse algemene regels opgesteld waarbij sprake is van een vrijstelling van de vergunningplicht. Het doel van deze algemene regels is het eenvoudiger reguleren van handelingen/activiteiten die een gering risico zijn voor de belangen die door de Keur worden beschermd. WSHD heeft voor een aantal handelingen/ activiteiten algemene regels opgesteld die duidelijk aangeven onder welke voorwaarden deze activiteiten zijn toegestaan zonder dat daarvoor een vergunningsprocedure dient te worden gevolgd, maar kan worden volstaan met een melding. Ten aanzien van alle wegen in beheer bij WSHD zijn algemene regels opgesteld voor de volgende activiteiten.
WSHD heeft als wegbeheerder op grond van de Wegenwet een zorgplicht voor het in goede staat houden van de bij hen in beheer zijnde wegen1. Deze zorgplicht richt zich vooral op de instandhouding en bruikbaarheid van het wegennet met als doel een optimale ontsluiting van het gebied. Het wegbeheer van WSHD omvat de zorg voor alle openbare wegen buiten de bebouwde kom, voor zover niet in beheer bij Rijk of provincie. De provincie Zuid-Holland ziet er op toe dat WSHD voldoet aan zijn beheer- en onderhoudsplicht.
Artikel 5.2, onder d, van de Keur bepaalt dat onder wegen moet worden verstaan:
‘Openbare wegen zoals bedoeld in de Wegenwet in beheer bij het waterschap alsmede feitelijk in aanleg zijnde openbare wegen, waarvan het beheer bij het waterschap zal berusten’.
WSHD heeft in totaal de zorg over ruim 1.600 km wegen op de Zuid-Hollandse Eilanden. Een actueel overzicht is te vinden op de website van het waterschap: www.wshd.nl/wegbeheer.
Wat behoort tot de (openbare) weg?
Op grond van de Wegenwet behoren tot de wegen: voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik en bruggen.
Naast de in de Wegenwet gegeven opsomming behoren eveneens tot de weg: de bermen, taluds, tussenstroken bij twee of meer rijbanen, stoepen, glooiingen, duikers, geluidswerende voorzieningen en andere zich in die wegen bevindende of daarmee rechtstreeks verbonden werken.
Voor wegen die zijn gelegen buiten de bebouwde kom van gemeenten wordt, op grond van de Wegenwet een ‘wegenlegger’ opgemaakt. In de wegenlegger is vastgelegd:
Het opmaken van de wegenlegger is een gemeentelijke taak. Het vaststellen van de legger is een taak van Gedeputeerde Staten. Per gemeente verschilt de actualiteit van deze wegenleggers. Te allen tijde kan wel informatie worden gevonden over de openbaarheid van de buiten de bebouwde kom gelegen wegen in een gemeente.
Het waterschap maakt onderscheid in het type weg en de functie van de verschillende wegen. Daarbij worden de richtlijnen van het CROW gehanteerd.
Het waterschap maakt onderscheid in de volgende typen wegen2:
Het waterschap maakt onderscheid in twee functies / gebruiksmogelijkheden van wegen:
2.4. Inhoud en uitgangspunten beleidsnota
In deze beleidsnota worden beleidsregels gegeven voor het gebruik van wegen in beheer van WSHD. De uitgangspunten waarop de in deze beleidsnota opgenomen beleidsregels zijn gebaseerd, vallen binnen de kaders van hoger strategisch beleid op het gebied van wegen. Dit strategisch beleid is vastgelegd in onder andere:
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) gaat niet alleen over infrastructuur en ruimte, maar ook over niet-infrastructurele aspecten van bereikbaarheid en geeft ook een visie op milieu en leefbaarheid. De SVIR vervangt vrijwel alle rijksnota’s op het beleidsterrein van het ministerie van IenM, zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit en de MobiliteitsAanpak. De scope is 2040, met tot 2028 concrete maatregelen (pakketten). Primair staat een nieuwe rolverdeling. Er zijn 13 nationale belangen gedefinieerd. Ook heeft het Rijk de regels rond ruimtelijke ordening en infrastructuur vereenvoudigd. Het Rijk verwacht daarbij dat mede-overheden dit proces doorzetten op hun eigen beleidsniveaus.
3. Beleidsregels voor het gebruik van wegen
Om het verkeer waarvoor de weg bedoeld is goed en veilig gebruik te laten maken van de weg, moet de weg op grond van de WVW 1994 voldoen aan de eisen voor berijdbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Bijzonder of oneigenlijk gebruik van wegen kan afbreuk doen aan de instandhouding en bruikbaarheid van wegen en daarmee aan de vrije, veilige en vlotte afwikkeling van het verkeer.
In Hoofdstuk 5 van de Keur zijn daarom verschillende verbodsbepalingen opgenomen met betrekking tot het gebruik van wegen. Naast de verbodsbepalingen in de Keur, heeft WSHD ook diverse verkeersbesluiten genomen, waarbij ten aanzien van bepaalde wegen ge- of verboden zijn ingesteld. Doel van de regelgeving voor het gebruik van wegen is om de veiligheid op de weg, de instandhouding van de weg, de bruikbaarheid van de weg, de vrijheid van het verkeer en de bescherming/verkeersveiligheid van de weggebruikers (de wegenbelangen) zoveel mogelijk te garanderen.
Aangezien het gebruik van wegen c.q. het verrichten van handelingen op en nabij wegen om diverse redenen toch noodzakelijk kan zijn, geeft de Keur aan dat door het dagelijks bestuur vergunning kan worden verleend waarbij handelingen in strijd met de verboden, onder voorwaarden, kunnen worden toegestaan. Ook in de door WSHD genomen verkeersbesluiten zijn ontheffingsmogelijkheden opgenomen3.
Meerdere vergunningen voor een werk
Voor het gebruik van wegen zijn in sommige gevallen meerdere vergunningen of ontheffingen verplicht. De mogelijkheid bestaat dat voor het gebruik van een weg (realiseren van een werk) of het verrichten van werkzaamheden op of nabij een weg, eveneens een omgevingsvergunning noodzakelijk is.
In deze beleidsnota zijn beleidsregels geformuleerd voor het gebruik van wegen in beheer van WSHD. Deze beleidsregels zullen worden gehanteerd in het kader van de vergunningverlening op grond van de Keur en/of de ontheffingverlening van door WSHD genomen verkeersbesluiten.
In hoofdstuk 3 worden beleidsregels gegeven ten behoeve van de vergunning- en/of ontheffingverlening van de volgende soorten van gebruik van wegen in beheer van WSHD:
Objecten nabij wegen kunnen afbreuk doen aan de instandhouding en bruikbaarheid van de weg en kunnen de verkeersveiligheid van de weggebruikers aantasten. Vooral de verkeersveiligheid kan nadelig worden beïnvloed door de plaatsing van objecten in en nabij wegen. Verkeer kan worden afgeleid door bijvoorbeeld reclame-uitingen, voorlichtingsborden of bijzondere objecten. Objecten zoals afrasteringen en beplantingen kunnen het zicht beperken. Al deze objecten vormen mogelijk ook een obstakel als verkeer van de rijbaan afraakt. Vooral op drukke punten vormt dat een extra veiligheidsrisico.
Naast de verkeersveiligheid speelt ook het zogenaamde profiel van vrije ruimte een belangrijke rol. Objecten in de wegbermen moeten buiten dat profiel van vrije ruimte blijven om geen belemmering te vormen voor het verkeer dat van de weg gebruik maakt. Tevens kunnen objecten in of nabij wegen indirect fungeren als een fysieke belemmering bij het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
Anderzijds kunnen objecten zoals verwijs- en voorlichtingsborden, leiden tot minder zoekende weggebruikers of kunnen deze objecten weggebruikers bewust maken van onveilig gedrag. Objecten zoals lichtmasten, verkeersborden, bewegwijzering en verkeerstekens, zijn juist noodzakelijk in verband met het goed functioneren van wegen en bevorderen juist de verkeersveiligheid.
De Keur verbiedt het aanbrengen van objecten nabij wegen omdat objecten een negatieve invloed kunnen hebben op de verkeersveiligheid en de instandhouding en bruikbaarheid van de weg. WSHD wil de wegbermen daarom zo veel mogelijk vrij houden van objecten. Sommige objecten zijn echter noodzakelijk voor het goed functioneren van wegen. Ook kunnen private belangen een rol spelen. Het plaatsen van objecten nabij wegen mag echter geen belemmering zijn voor de instandhouding/bruikbaarheid van de weg en de verkeersveiligheid van de weggebruikers. In het kader van de vergunningverlening is het daarom noodzakelijk dat in het geval van het plaatsen van objecten nabij wegen wordt voldaan aan de in deze beleidsregel opgenomen criteria, zodat het functioneren van de weg en daarmee de wegenbelangen gewaarborgd blijven.
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op onder of boven, naast of langs wegen:
Deze beleidsregel is van toepassing op alle wegen in beheer van WSHD die zijn gelegen buiten de bebouwde kom.
Een vergunningaanvraag voor het aanbrengen van objecten nabij wegen wordt aan de volgende criteria getoetst:
Vergunning wordt verleend voor handelingen die plaatshebben door of in opdracht van het bestuur van het waterschap ten behoeve van aan het waterschap op grond van de Waterschapswet en het reglement van het Waterschap opgedragen wegenbeheer.
Het gaat hierbij onder andere om:
Voor handelingen die niet bedoeld zijn in relatie tot het wegenbeheer geldt dat voor het plaatsen nabij wegen aan de objecten eisen worden gesteld om de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid te waarborgen. Ook worden de gevolgen voor onderhoud door WSHD meegenomen.
Dergelijke objecten dienen onder een van de volgende categorieën te vallen:
vrijhouden van de beoogde verkeersruimte:
Objecten dienen buiten de verkeersruimte van een weg te worden geplaatst. Deze verkeersruimte wordt bepaald vanuit de richtlijnen van het CROW en is gebaseerd op het profiel van vrije ruimte van de maatgevende voertuigen en de uitwijkstrook. Dit leidt tot de volgende maatvoering:
(*) Op Gebiedsontsluitingswegen wordt de objectafstand gemeten vanaf de verkeerskant van de kantstreep. Bij Erftoegangswegen wordt de rand van de verharding aangehouden. Bij verbredingen van de verharding wordt de breedte van de denkbeeldige rijloper aangehouden.
Een object wordt als obstakel aangemerkt als een voorwerp, beplantingselement of
dwarsprofielelement dat bij een aanrijding ernstige schade aan een voertuig en/of (dodelijk) letsel aan de inzittenden kan veroorzaken. Hiervoor wordt ook het begrip ‘niet-botsvriendelijk’ gebruikt: het materiaal buigt niet mee danwel breekt niet af wanneer het in botsing komt met motorvoertuigen waardoor het voertuig abrupt tot stilstand komt.
In het geval het toch noodzakelijk is obstakels in de obstakelvrije ruimte te plaatsen dienen voldoende mitigerende maatregelen te worden getroffen om de botsvriendelijkheid van de obstakels te kunnen waarborgen/de nadelige gevolgen tot een minimum te beperken. De beoordeling daarvan is aan het waterschap.
Bij deze algemene eisen speelt naast het type weg (zoals gebiedsontsluitingsweg, erftoegangsweg I of II of fietspad) ook de aanwezige bermbreedte een belangrijke rol. In bestaande situaties is er soms (nagenoeg) geen berm aanwezig, bijvoorbeeld in geval van tuinen die direct grenzen aan de rijbaan. Bij een gebrek aan voldoende bermbreedte moet allereerst het profiel van vrije ruimte worden vrijgehouden. Het is vervolgens ter beoordeling aan het waterschap of een object, in afwijking van de algemene eisen, binnen de beschikbare bermruimte geplaatst kan worden. Criteria daarbij zijn de verkeersveiligheid en Bereikbaarheid.
Figuur 2: Objectvrije zone bij kruisingen voor hoge en ondoorzichtige objecten
(bebouwing, doorgaande beplanting, aaneengesloten hekwerk enzovoort).
Objecten ter bescherming van eigendommen
Objecten ter bescherming van eigendommen dienen te voldoen aan de criteria voor de verkeersveiligheid en bereikbaarheid. Daarvoor moeten deze onder andere minimaal 50 cm. uitsteken boven het maaiveld en van voldoende reflecterende materialen zijn voorzien. Ook mag geen sprake zijn van scherpe of uitstekende delen. Indien het waterschap dat noodzakelijk acht kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld aan de vorm en het gebruik van de toe te passen objecten.
Een bijzondere situatie geldt voor wegen op waterkeringen. Op zulke wegen is ook het daarvoor geldende beleid voor waterkeringen van toepassing. Bij tegenstrijdige belangen gaat het waterkeringbelang boven het wegenbelang. Bij aanwezigheid van wegsloten moet ook rekening worden gehouden met de regels voor werken nabij watergangen.
Disclaimer bestaande situatie:
Voor objecten welke binnen de objectvrije zone staan welke voor de inwerkingtreding van de keur rechtmatig tot stand zijn gebracht, wordt geacht een vergunning ingevolge de Keur te zijn verleend.
3.3. Bijzonder gebruik van wegen
Uitgangspunt van de Wegenverkeerswetgeving is dat een weg alleen mag worden gebruikt door het verkeer waarvoor de weg bedoeld is. Bijzonder gebruik of oneigenlijk gebruik van een weg, door ander verkeer dan waarvoor de weg is bedoeld zoals het gebruik van de weg voor evenementen, intensief verkeer (bv. bouwverkeer), of bijzondere transporten, kan afbreuk doen aan de instandhouding en bruikbaarheid van de weg en kan de verkeersveiligheid van de weggebruikers aantasten.
In het kader van het bijzonder gebruik van wegen wordt onderscheid gemaakt tussen de regelgeving op grond van de Keur en de door WSHD vastgestelde verkeersbesluiten waarmee voor bepaalde wegen ge- of verboden zijn ingesteld of gewijzigd.
Bijzonder of oneigenlijk gebruik van wegen is verboden omdat dit een negatieve invloed kan hebben op de instandhouding en bruikbaarheid van de weg en daarmee op de verkeersveiligheid van weggebruikers. Op grond van maatschappelijke en economische belangen kan het echter noodzakelijk zijn om bijzonder of oneigenlijk gebruik van wegen toe te staan. Dat kan zijn voor evenementen, intensief verkeer, (weg)werkzaamheden, of bijzondere transporten. Het bijzonder of oneigenlijk gebruik van wegen mag echter geen belemmering zijn voor de instandhouding/bruikbaarheid van de weg en de verkeersveiligheid van de weggebruikers. In het kader van de vergunningverlening op grond van de Keur en de ontheffingverlening van verkeersbesluiten, is het daarom noodzakelijk dat in het geval van bijzonder of oneigenlijk gebruik van wegen wordt voldaan aan de in deze beleidsregel opgenomen criteria, zodat het functioneren van de weg en daarmee de wegenbelangen gewaarborgd blijven.
Betrokken Regelgeving/ Keurartikelen
Door het bevoegd gezag kan ontheffing worden verleend van verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan in overeenstemming met de publieke functie daarvan.
Deze beleidsregel is van toepassing op alle wegen in beheer van WSHD die zijn gelegen buiten de bebouwde kom.
Voor de toetsingscriteria in het kader van het bijzonder gebruik van wegen wordt onderscheid gemaakt tussen de regelgeving op grond van het RVV 1990 en de op grond daarvan door WSHD genomen verkeersbesluiten en de Keur.
Het gebruik van gesloten verklaarde wegen door gemotoriseerd verkeer moet zoveel mogelijk worden beperkt. Een geslotenverklaring wordt aangegeven met de borden C1, C2, C4, C6 tot en met C21, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3 en F7 (zie bijlage) en geschiedt ingevolge een door WSHD genomen verkeersbesluit.
Ontheffing van een verkeersbesluit inhoudende een geslotenverklaring, kan worden verleend op grond van artikel 87 van het RVV 1990. Een aanvraag voor een ontheffing van een door WSHD genomen verkeersbesluit inhoudende een geslotenverklaring van een weg, wordt aan de volgende criteria/eisen getoetst:
Het berijden van wegen die gesloten zijn verklaard voor motorvoertuigen.
Het gebruik van de weg mag niet in strijd mag zijn met de intenties van het verkeersbesluit op grond waarvan de betreffende weg gesloten is verklaard. Dat is bijvoorbeeld het geval als een gedeeltelijke geslotenverklaring bedoeld is om sluipverkeer tegen te gaan. Verkeer met een bestemming in de nabijheid van de afgesloten weg, valt niet onder die noemer. Dat geldt in het bijzonder voor de toegankelijkheid van percelen bij tijdelijke afsluitingen.
Het gebruik van de weg mag niet strijdig zijn met het verwachtingspatroon van de normale weggebruikers. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een gedeeltelijke geslotenverklaring. Bij een incidenteel gebruik weegt dat minder zwaar, maar worden wel aanvullende voorwaarden gesteld, zoals stapvoets rijden of verkeersbegeleiding.
Ontheffing wordt alleen verleend indien een perceel niet te bereiken is via wegen die voor alle verkeer toegankelijk zijn. Hierbij kunnen nadere voorwaarden worden gesteld wat betreft afmetingen en gewicht. Indien percelen te bereiken zijn via wegen die voor alle verkeer toegankelijk zijn, wordt geen ontheffing verleend van de borden C2, C3 en C4.
Bij bijzondere transporten of het uitladen van materialen kan een gedeeltelijke of gehele afsluiting van de weg nodig zijn.
Bij volledige afsluiting van een drukke weg of anderszins belangrijke verkeersroute (gebiedsontsluitingswegen en enkele erftoegangswegen), moet minimaal twee maanden voor aanvang van de werkzaamheden een omleidingsroute ter goedkeuring aan WSHD worden voorgelegd. Voor overige wegen geldt een termijn van minimaal twee weken voor aanvang van de afsluiting.
In het geval van een tijdelijk verhoogde frequentie van groot of zwaar verkeer als gevolg van bouwwerkzaamheden geldt dat indien het bouwverkeer voldoet aan de wettelijke afmetingen en het toegestane gewicht, er geen ontheffing nodig is. Toch kunnen zo extra onveilige situaties ontstaan. Ook kan de weg schade oplopen. Met het plaatsen van verwijs- of waarschuwingsborden, zoals bij mogelijke gladheid op landbouwwegen tijdens de oogsttransporten of tijdelijk bouwverkeer gebeurt, is de kans op ongelukken te verkleinen. Ook kan WSHD vooraf een opname van de weg maken.
Medegebruik busbanen en busstroken
Het medegebruik van busbanen en busstroken is voorbehouden aan andere vormen van collectief vervoer, zoals gecombineerd personenvervoer voor bedrijven en instellingen. Als voorwaarde geldt dat geen aanvullende verkeersvoorzieningen nodig zijn om het medegebruik mogelijk te maken. Het hiervoor vermelde is niet van toepassing op lijnbusbanen en lijnbusstroken.
T enaamstelling ontheffing Ontheffingen van verkeersbesluiten worden op naam gesteld, met uitzondering van exceptioneel transport waarvan de ontheffing op kenteken wordt gesteld. Voor werkverkeer van bedrijven bestaat de mogelijkheid om een ontheffing te krijgen voor het wagenpark dat op naam staat van het bedrijf.
Om het verkeer waarvoor de weg bedoeld is goed en veilig gebruik te laten maken van de weg moet deze voldoen aan de eisen voor berijdbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Het opbreken van de wegverharding kan afbreuk doen aan deze vereisten doordat het graven in wegen leidt tot een zwakkere verhardingsconstructie die langdurig merkbaar kan zijn en tijdens de werkzaamheden de weg beperkt bruikbaar is.
Het graven in wegen c.q. het opbreken van wegverhardingen kan dus afbreuk doen aan de bruikbaarheid van de weg en daarmee de verkeersveiligheid van de weggebruikers aantasten
De Keur verbiedt het graven in een weg c.q. het opbreken van gesloten wegverhardingen, omdat dit een negatieve invloed kan hebben op de instandhouding/ bruikbaarheid van de weg en op de verkeersveiligheid van de weggebruikers. Op grond van maatschappelijke en economische belangen kan het echter noodzakelijk zijn om het opbreken van wegverhardingen toe te staan. Dat kan bijvoorbeeld zijn in verband met het verrichten van werkzaamheden in waterkeringen, de aanleg of vervanging van een duiker, of (nood)reparaties aan onder de weg gelegen bestaande rioleringen of kabels en leidingen. De noodzaak van het opbreken van een wegverharding bestaat eveneens bij de situatie dat er onvoldoende ruimte is voor het uitvoeren van een boring.
Het opbreken van wegverhardingen mag echter geen belemmering zijn voor de instandhouding/ bruikbaarheid van de weg en de verkeersveiligheid van de weggebruikers. In het kader van de vergunningverlening op grond van de Keur is het daarom noodzakelijk dat wordt voldaan aan de in deze beleidsregel opgenomen criteria, zodat het functioneren van de weg en daarmee de wegenbelangen gewaarborgd blijven.
Betrokken Regelgeving/ Keurartikelen
Het is verboden zonder vergunning van het bestuur een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, de aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Deze beleidsregel is van toepassing op alle wegen in beheer van WSHD die zijn gelegen buiten de bebouwde kom.
Het algemene uitgangspunt is dat het opbreken van wegen zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Een aanvraag voor een vergunning op grond van de Keur voor het opbreken van een wegverharding wordt aan de volgende criteria/eisen getoetst:
Het soort weg en verhardingsconstructie:
Een drukke weg of wegen met een belangrijke verkeersfunctie
Gedoeld wordt op gebiedsontsluitingswegen en enkele erftoegangswegen. De nadelen van het opbreken in deze wegen zijn dermate groot dat deze zorgvuldig moeten worden afgewogen tegen de nadelige (maatschappelijke) gevolgen van een alternatief (leiding)tracé.
Wegen met een buitengewone verhardingsconstructie,
Bedoeld worden wegen met een gewapende verharding of een zware fundatie. Ook voor deze wegen geldt dat de nadelen van het opbreken van de wegverharding dermate groot zijn, dat deze nadelen zorgvuldig moeten worden afgewogen tegen de nadelige (maatschappelijke) gevolgen van een alternatief (leiding)tracé.
De werkzaamheden duren niet langer dan strikt noodzakelijk. Voorkomen moet worden dat de weg onnodig lang openligt. Indien de werkzaamheden in meerdere niet aansluitende fasen moet worden uitgevoerd moet de weg na elke fase worden dichtgeblokt. Dat geldt ook voor perioden dat de aannemer niet werkt zoals in weekenden of vakantieperiodes.
De noodzaak van de wegopbreking
De noodzaak van de wegopbreking wordt afgewogen tegen de nadelige gevolgen en ingrijpendheid van de wegopbreking. Bij drukke wegen zoals de gebiedsontsluitings-wegen of als het gaat om technisch moeilijk te herstellen verhardingen zullen opbrekingen minder snel worden toegestaan.
Voor het opbreken van een elementenverharding of semi-verharding (klinkers, tegels, steenslag) wordt eerder vergunning verleend omdat deze in de regel minder ingrijpend zijn voor het verkeer, en het herstel eenvoudiger en sneller is uit te voeren.
Definitief herstel van de wegverharding
Gelet op de schade die een wegverharding oploopt bij een wegopbreking, moet het herstel van de verhardingsconstructie met de nodige zorgvuldigheid plaatsvinden. De gebruikstoestand van de verharding moet na het definitief herstel minimaal gelijk zijn aan de toestand voorafgaande aan het graven. Het definitieve herstel van de verharding wordt daarom door WSHD binnen één jaar na afloop van de werkzaamheden, uitgevoerd. De voorwaarden die hiervoor gelden en de vergoeding die WSHD hiervoor in rekening brengt staan in de bijgevoegde regeling ‘Herstel wegopbrekingen’( zie Bijlage 3).
Ridderkerk, 30 mei 2023
Dijkgraaf en heemraden voornoemd,
wnd. secretaris-directeur,
V. Bergsma
dijkgraaf,
J.F. Bonjer
Bijlage 2. Keuze van objectverwijzingen buiten de bebouwde kom
Bijlage 3. Regeling ‘Herstel wegopbrekingen’
Deze regeling bevat de regels voor het herstel van wegverhardingen na uitvoering van vergunde wegopbrekingen en niet-vergunningplichtige wegopbrekingen (bijvoorbeeld bij noodherstel) door derden. De voorwaarden voor de uitvoering zijn afgeleid van de standaard RAW bepalingen 2005 van de CROW.
Voor het aanbrengen van de laatste verhardingslaag of de tijdelijke klinkerverharding wordt door WSHD de totale omvang van de wegopbreking opgemeten voor afrekening volgens de bijgevoegde tarieventabel herstel van wegopbrekingen. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een door beide partijen te ondertekenen formulier.
De verdichting van de aanvulling moet gelijkwaardig zijn aan de verdichting die is gemeten voorafgaande aan het graven. De verdichting moet worden bepaald met eenzelfde sondeerapparaat als gebruikt voor de bepaling van de verdichting voorafgaande aan het graven, voorzien van een conus met dezelfde afmetingen.
Tarieventabel 2019 voor herstel van wegopbrekingen als gevolg van graafwerkzaamheden in de wegverharding:
Bijlage 4. Beschrijving borden
C1, C2, C4, C6 tot en met C21, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3 en F7
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2023-7082.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.