Besluit tot vaststelling van de algemene regels, nadere regels en verplichtingen, behorende bij de keur Waterschap Rijn en IJssel 2023

Het college van dijkgraaf en heemraden;

 

gelet op artikel 2.1, 3.1, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9 en artikel 3.14 van de Keur Waterschap Rijn en IJssel 2023;

 

besluit tot vaststelling van de algemene regels, nadere regels en verplichtingen, bijlage bij de keur Waterschap Rijn en IJssel 2023.

 

Begripsomschrijvingen

In deze verordening gelden de begripsomschrijvingen zoals deze zijn vastgesteld in artikel 1.1 van de Keur Waterschap Rijn en IJssel 2023.

 

Afdeling I: Verplichtingen en algemene regels afrasteringen (artikel 2.1 keur)

Artikel 1 Verplichting tot afrastering

De eigenaren van gronden die gebruikt worden voor het houden van dieren en welke gelegen zijn langs oppervlaktewaterlichamen en primaire en regionale waterkeringen, met uitzondering van de regionale waterkeringen in de Rijnstrangen, zijn verplicht een afrastering aan te brengen, die:

  • -

    maximaal 1.25 meter hoog is;

  • -

    afdoende kerend is;

  • -

    geen gecreosoteerd hout mag bevatten.

Artikel 2 Wijze van plaatsing van afrasteringen langs oppervlaktewaterlichamen

De afrasteringen dienen te worden geplaatst:

  • a.

    in geval onderhoudsstroken aanwezig zijn, waarvan het waterschap eigenaar is en waarvan de breedte 1.80 of meer bedraagt: op 0,05 meter buiten de eigendomsgrens van het waterschap;

  • b.

    in geval onderhoudsstroken aanwezig zijn, waarvan het waterschap eigenaar is en waarvan de breedte minder dan 1.80 meter bedraagt: op 0.30 meter uit de eigendomsgrens van het waterschap;

  • c.

    in het geval het betreft onderhoudsstroken, waarvan het waterschap geen eigenaar is: op 0,30 meter uit de insteek;

  • d.

    in geval het betreft oppervlaktewaterlichamen met daarlangs gelegen kaden: op een afstand van 0,30 meter uit de eigendomsgrens van de kade.

Artikel 3 Wijze van plaatsing van afrasteringen langs waterkeringen

De afrasteringen dienen te worden geplaatst:

  • a.

    op een afstand van 1 meter uit de teen van de waterkering;

  • b.

    op de eigendomsgrens indien deze op een grotere afstand van de teen is gelegen.

Toelichting Afdeling I

 

De inhoud van deze afdeling is bedoeld vee te weren, zonder daarbij het onderhoud aan waterstaatswerken te bemoeilijken.

Voor onderhoudsstroken langs oppervlaktewaterlichamen dient de afrastering op 30 centimeter uit de insteek te worden geplaatst. Het waterschap kent beschermingszones tot 5 meter uit de insteek, bedoeld voor het doelmatig kunnen onderhouden van de oppervlaktewaterlichamen, waarbij de onderhoudsmachine achter de afrastering langs rijdt.

Afdeling II: Algemene regels en nadere regels handelingen in het watersysteem (artikel 3.1 van de keur)

1. Handelingen in bergingsgebieden

Artikel 1 Vrijstelling vergunningplicht

In bergingsgebieden met uitzondering van de daarbij behorende kaden en daarin gelegen waterstaatswerken bestaande uit oppervlaktewaterlichamen is alleen het bepaalde in artikel 3.1, eerste lid, sub a en vijfde lid, sub a van toepassing voor zover het betreft werken, die het bergend vermogen van het bergingsgebied doen afnemen.

 

2. Het leggen en behouden van kabels en leidingen in of onder een oppervlaktewaterlichaam

Artikel 2a vrijstelling vergunningplicht

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 lid 1 sub a, c en d en lid 5 sub a en c van de Keur, voor het aanleggen of vervangen van een kabel of leiding voor zover deze:

  • 1.

    een buitendiameter heeft van maximaal 0,30 meter;

  • 2.

    voor kabels: niet wordt aangelegd binnen de kernzone en/of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade, tenzij de kade wordt gekruist;

    voor leidingen: niet wordt aangelegd binnen de kernzone en/of beschermingszone en/of buitenbeschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade, tenzij de kade wordt gekruist

  • 3.

    niet door een damwand, een bestaande duiker of inspectieput wordt aangelegd;

  • 4.

    op meer dan 10,00 meter van een bestaand of geprojecteerd kunstwerk wordt aangelegd;

  • 5.

    niet parallel wordt aangelegd aan een oppervlaktewaterlichaam die met de functie HEN, SED of natte EVZ is aangegeven in het Waterbeheerplan van Waterschap Rijn en IJssel;

  • 6.

    een oppervlaktewaterlichaam of kade kruist op een diepte van minimaal 1 meter onder het leggerprofiel (gemeten vanaf de bovenzijde van de kabel/ leiding) en minimaal 1 meter onder de vaste bodem van het oppervlaktewaterlichaam.

  • 7.

    een duiker kruist op minimaal 1 meter onder de binnenonderkant van de duiker.

  • 8.

    een bestaande duiker aan de bovenzijde kruist met een tussenliggende gronddekking van minimaal 0,2 meter en een gronddekking van 0,5 meter op de kabel / leiding;

  • 9.

    in de parallelrichting van een oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd:

    • -

      op minimaal 1 meter van de insteek van een oppervlaktewaterlichaam;

    • -

      met minimaal 0,7 meter gronddekking.

NB: het inblazen/ doorvoeren van een kabel of leiding in een bestaande mantelbuis is vrijgesteld van de vergunning- en meldingsplicht, indien het intrede- en uittredepunt buiten de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam ligt en voldaan wordt aan artikel 2, lid 2.

Artikel 2b Voorschriften

Degene die op grond van artikel 2a is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanleggen of vervangen van een kabel of leiding:

  • 1.

    mag een kruisende kabel of leiding niet middels open ontgraving aanleggen, tenzij de kabel of leiding een duiker aan de bovenzijde kruist;

  • 2.

    moet een kruising van een kabel of leiding met een oppervlaktewaterlichaam of kade zo haaks mogelijk aanleggen, dwars op de as van het oppervlaktewaterlichaam of kade;

  • 3.

    indien een haakse kruising niet mogelijk is, moet dit bij de melding onderbouwd worden;

  • 4.

    moet een kruisende kabel of leiding over een duiker voorzien van een mantelbuis;

  • 5.

    mag geen markeringsbordjes binnen de kernzone en/of beschermingszone van het oppervlaktewaterlichaam plaatsen;

  • 6.

    zet de werkzaamheden, eenmaal gestart, onafgebroken voort;

  • 7.

    verdicht de sleuf en/of het in- en uittredepunt na de werkzaamheden onmiddellijk en werkt deze in oorspronkelijke staat af;

  • 8.

    herstelt gedurende één jaar na gereedmelding van de werkzaamheden in overleg met het waterschap beschadigingen en verzakkingen aan het oppervlaktewaterlichaam, taluds, onderhoudsstroken en/of (kunst)werken, voor zover deze beschadigingen en verzakkingen het gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden;

  • 9.

    meldt een breuk, beschadiging of lekkage van een leiding direct (alle dagen, ook buiten kantooruren) bij het waterschap (0314 - 369 369);

  • 10.

    treft bij breuk, beschadiging of lekkage in overleg met het waterschap maatregelen om:

    • -

      verdergaande lekkage te voorkomen;

    • -

      de gevolgen van de breuk, beschadiging of lekkage te herstellen;

  • 11.

    wijzigt of verwijdert de kabel of leiding op eerste aanzegging van het waterschap en op eigen kosten indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer- of onderhoudshandelingen of anderszins in het belang van de zorg voor het watersysteem;

  • 12.

    is verplicht een buiten gebruik gestelde kabel of leiding, zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen 1 jaar na buiten gebruik stelling, te verwijderen;

  • 13.

    is onderhoudsplichtige van de kabel of leiding en zorgt dat deze te allen tijde in goede staat van onderhoud verkeert;

  • 14.

    stuurt na uitvoering van de werkzaamheden een gereedmelding naar handhaving@wrij.nl.

Artikel 2c Meldplicht

Degene die op grond van artikel 2a is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanleggen of vervangen van een kabel of leiding:

  • 1.

    meldt dit uiterlijk 4 weken voor de geplande aanvang van de werkzaamheden aan het waterschap door het daartoe bestemde meldingsformulier volledig in te vullen en in te dienen via info@wrij.nl of postbus 148, 7000 AC Doetinchem;

  • 2.

    begint de gemelde werkzaamheden pas nadat het waterschap de ontvangst van de melding heeft bevestigd;

  • 3.

    vermeldt bij de melding de volgende gegevens:

    • -

      de naam, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van de meldingsplichtige;

    • -

      een omschrijving van de aard, de omvang, de reden en het doel van de geplande werkzaamheden;

    • -

      de wijze van het leggen van de kabel of leiding (gestuurde boring of open ontgraving);

    • -

      de ligging van de kabel/leiding (gronddekking, afstanden tot leggerprofiel en insteek);

    • -

      de start- en einddatum van de werkzaamheden;

    • -

      een situatietekening met de locatie van de aan te leggen kabel of leiding;

    • -

      de kadastrale gegevens van het perceel waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden;

    • -

      de rijksdriehoekscoördinaten (X, Y-coördinaten) van de locatie waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden;

    • -

      de buitendiameter van de kabel of leiding;

    • -

      (bij een machtiging) de naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de gemachtigde;

    • -

      indien de werkzaamheden door een ander dan de meldingsplichtige worden uitgevoerd, de naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de uitvoerder;

  • 4.

    meldt direct wijzigingen van de bovenstaande gegevens aan het waterschap.

Artikel 2d Overige bepalingen en overgangsrecht

  • 1.

    De melding vervalt één jaar na dagtekening van de melding indien niet is gestart met de uitvoering van de gemelde werkzaamheden;

  • 2.

    Indien voor een bestaande kabel of leiding zoals bedoeld in artikel 2a, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning op grond van artikel 3.1 lid 1 sub a, c en d en lid 5 sub a en c van de Keur is verleend, dan blijft deze vergunning en de daaraan verbonden voorschriften onverkort van kracht;

  • 3.

    Indien voor een kabel of leiding zoals bedoeld in artikel 2a, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beschikt, wordt die aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in artikel 2c.

 

3. Agrarische werkzaamheden in de kern- en beschermingszone van oppervlaktewaterlichamen

Artikel 3 Vrijstelling vergunningplicht

Het bepaalde in artikel 3.1, eerste lid sub c en vijfde lid sub c van de keur is niet van toepassing op agrarische werkzaamheden op gronden waarvan de eigendom niet bij het waterschap berust, vanaf de insteek in de kernzone en in de beschermingszone van oppervlaktewaterlichamen, met dien verstande dat grondbewerking niet is toegestaan in de kernzone van kaden.

 

4. Handelingen in kern- en beschermingszone van waterkeringen

Artikel 4 Vrijstelling vergunningplicht

  • 1.

    Het bepaalde in artikel 3.1, vijfde lid, sub c is niet van toepassing op agrarische werkzaamheden in de beschermingszone langs waterkeringen met dien verstande dat grondbewerking niet is toegestaan in de zone tot één meter uit de teen van de waterkering.

  • 2.

    Het bepaalde in artikel 3.1, eerste lid sub b, d, e, f en g en derde lid sub a en c van de keur is niet van toepassing in de kernzone van de regionale waterkeringen in de Rijnstrangen.

  • 3.

    Het bepaalde in artikel 3.1, vijfde lid sub b van de keur is niet van toepassing in de beschermingszone van de regionale waterkeringen in de Rijnstrangen.

  • 4.

    Het bepaalde in artikel 3.1, eerste lid sub d, e, f en g en derde lid sub a en c van de keur is niet van toepassing in de kernzone van zomerkades.

5. Handelingen in de buitenbeschermingszone 1 van waterkeringen

Artikel 5 Vrijstelling vergunningplicht

Het bepaalde in artikel 3.1, zevende lid sub b van de keur is niet van toepassing voor het plaatsen en hebben van werken met overdruk, als de berekende verstoring die optreedt bij een beschadiging of calamiteit:

  • a.

    buiten de beschermingszone blijft en

  • b.

    buiten de zone blijft van 15 meter horizontaal gemeten vanuit de teen van de waterkering en vanaf hier met een helling van 1 op 5 dalend uit de richting van de waterkering.

6. Varen Oude IJssel en Aastrang

Artikel 6 Vrijstelling vergunningplicht

Het bepaalde in artikel 3.1, tweede lid, sub c van de keur is niet van toepassing op de Oude IJssel:

  • a.

    vanaf Doesburg met inbegrip van het sluizencomplex aldaar tot aan de brug in de Slingerparallel ter hoogte van kilometerpaal 16,8 in de gemeente Oude IJsselstreek;

  • b.

    vanaf de brug in de Slingerparallel ter hoogte van kilometerpaal 16.8 in de gemeente Oude IJsselstreek tot aan de stuw in Ulft indien en voor zover de vaarsnelheid van 9 kilometer per uur niet wordt overschreden;

  • c.

    vanaf de stuw in Ulft en op de Aastrang tot aan de Duitse grens voor boten van ten hoogste 4.50 meter lengte en 1.50 meter breedte indien en voor zover de vaarsnelheid van 7 kilometer per uur niet wordt overschreden.

7. Het verwijderen van werken en beplanting nabij een oppervlaktewaterlichaam

Artikel 7 Vrijstelling vergunningplicht

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 lid 1 sub a, b en c en lid 5 sub a, b en c van de keur, voor het verwijderen van een of meerdere kunstwerken, (bouw)werken en/of beplanting en bomen, voor zover:

  • 1.

    deze niet worden verwijderd binnen de zoneringen van een waterkering;

  • 2.

    de te verwijderen kunstwerken of (bouw)werken geen onderdeel zijn van de onderhoudsroute van het waterschap;

  • 3.

    het oppervlaktewaterlichaam niet (gedeeltelijk) wordt afgedamd;

  • 4.

    het te verwijderen kunstwerk geen peilregulerend kunstwerk is;

  • 5.

    het te verwijderen kunstwerk, (bouw)werk of beplanting alleen door of namens de onderhoudsplichtige of (kadastraal) eigenaar wordt verwijderd.

Artikel 7a Voorschriften

Degene die op grond van artikel 7 is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het verwijderen van een of meerdere kunstwerken, (bouw)werken en/of beplanting:

  • 1.

    verwijdert deze volledig uit de kernzone en/of beschermingszone van het oppervlaktewaterlichaam of kade, inclusief bijbehorende of ondersteunende werken zoals landhoofden, funderingen of wortels;

  • 2.

    zet de werkzaamheden, eenmaal gestart, onafgebroken voort;

  • 3.

    meldt een calamiteit direct (alle dagen, ook buiten kantooruren) bij het waterschap (0314 - 369369);

  • 4.

    zorgt dat het leggerprofiel van het oppervlaktewaterlichaam niet wijzigt;

  • 5.

    werkt het oppervlaktewaterlichaam ter plaatse van het verwijderde kunstwerk, (bouw)werk of beplanting zodanig af dat deze aansluit op het aanliggende profiel;

  • 6.

    waarborgt tijdens de uitvoering van de werkzaamheden de doorstroming van het oppervlaktewaterlichaam;

  • 7.

    vult ontstane gaten in de grond met grond dat voldoet aan het Besluit bodemkwaliteit en verdicht de aangebrachte grond gelijkmatig;

  • 8.

    Werkt taluds erosiebestendig af, bijvoorbeeld door middel van graszoden;

  • 9.

    herstelt gedurende één jaar na de gereedmelding van de werkzaamheden in overleg met het waterschap beschadigingen en verzakkingen aan het oppervlaktewaterlichaam, taluds, onderhoudspaden en/of kunstwerken, voor zover deze beschadigingen en verzakkingen het gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden;

  • 10.

    is verantwoordelijk voor eventuele vervolghandelingen die als gevolg van de werkzaamheden ontstaan;

  • 11.

    stuurt na uitvoering van de werkzaamheden een gereedmelding naar handhaving@wrij.nl.

Artikel 7b Meldplicht

Degene die op grond van artikel 7 is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het verwijderen van een of meerdere kunstwerken, (bouw)werken en/of beplanting:

  • 1.

    meldt dit uiterlijk 4 weken voor de geplande aanvang van de werkzaamheden aan het waterschap door het daartoe bestemde meldingsformulier volledig in te vullen en in te dienen via info@wrij.nl of postbus 148, 7000 AC Doetinchem;

  • 2.

    begint de gemelde werkzaamheden pas nadat het waterschap de ontvangst van de melding heeft bevestigd;

  • 3.

    vermeldt bij de melding de volgende gegevens:

    • -

      de naam, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van de meldingsplichtige;

    • -

      een omschrijving van de aard, de omvang, de reden en het doel van de geplande werkzaamheden;

    • -

      de start- en einddatum van de werkzaamheden;

    • -

      een situatietekening waarop duidelijk de locatie staat afgebeeld van het te verwijderen kunstwerk, (bouw)werk en/of beplanting;

    • -

      de kadastrale gegevens van het perceel waar de werkzaamheden plaatsvinden;

    • -

      de rijksdriehoekscoördinaten (X, Y-coördinaten) van de locatie waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden;

    • -

      (bij een machtiging) de naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de gemachtigde;

    • -

      indien de werkzaamheden door een ander dan de meldingsplichtige worden uitgevoerd, de naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de uitvoerder;

  • 4.

    meldt direct aan het waterschap wijzigingen van de bovenstaande gegevens.

Artikel 7c Overige bepalingen en overgangsrecht

  • 1.

    De melding vervalt één jaar na dagtekening van de melding indien niet is gestart met de uitvoering van de werkzaamheden;

  • 2.

    Indien voor het verwijderen van een of meerdere kunstwerken, (bouw)werken en/of beplanting, bedoeld in artikel 7, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning op grond van artikel 3.1 lid 1 sub a, b en c en/of lid 5 sub a, b en c van de keur is verleend, blijft deze vergunning en de daaraan verbonden voorschriften onverkort van kracht;

  • 3.

    Indien voor het verwijderen van een of meerdere kunstwerken, (bouw)werken en/of beplanting, bedoeld in artikel 7, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beschikt, wordt die aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in artikel 7b.

 

8. Recreatieve activiteiten in, op en nabij een oppervlaktewaterlichaam of waterkering

Artikel 8 Vrijstelling vergunningplicht

Er geldt een vrijstelling van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 lid 1 sub a en e en lid 5 sub a en d van de keur, voor het houden van een recreatieve activiteit in de kern- en beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam en/of de zoneringen waterkering, voor zover:

  • 1.

    de activiteit plaatsvindt tussen zonsopgang en zonsondergang;

  • 2.

    er geen gebruik wordt gemaakt van gemotoriseerde voertuigen of vaartuigen;

  • 3.

    er geen beroepsmatige hondentrainingen worden gehouden;

  • 4.

    de activiteit niet plaatsvindt op het deel van de Oude IJssel van Doesburg tot aan de stuw Ulft

  • 5.

    de activiteit plaatsvindt op opengestelde dijkvakken;

  • 6.

    de activiteit niet plaatsvindt buiten de verharde onderhoudsstroken en wegen op de waterkering;

  • 7.

    de activiteit niet plaatsvindt in, op of nabij een oppervlaktewaterlichaam die met de functie HEN, SED of natte EVZ is aangegeven in het Waterbeheerplan van Waterschap Rijn en IJssel;

  • 8.

    er op het moment van de geplande activiteit geen (onderhouds)werkzaamheden aan het oppervlaktewaterlichaam en/of waterkering en aanliggende kunstwerken plaatsvinden.

Artikel 8a Voorschriften

Algemeen

Degene die op grond van artikel 8 is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het houden van een recreatieve activiteit:

  • 1.

    leeft de verbodsborden op waterkeringen en langs oppervlaktewaterlichamen na;

  • 2.

    voorkomt schade aan waterstaatswerken;

  • 3.

    zorgt direct na afloop van de activiteit voor het opruimen en afvoeren van alle afval en gebruikte materialen;

  • 4.

    houdt tijdens de activiteit rekening met het medegebruik van de onderhoudsstroken door derden;

  • 5.

    gebruikt het waterstaatswerk of de onderhoudsstroken niet als parkeerplaats;

  • 6.

    meldt schade aan waterstaatkundige voorzieningen en/of verstoring van de waterhuishouding als gevolg van de recreatieve activiteit onmiddellijk (alle dagen, ook buiten kantooruren) aan het waterschap via het telefoonnummer 0314 - 369369.

Voorschriften voor recreatieve activiteiten in of nabij een oppervlaktewaterlichaam

  • 7.

    zorgt dat op aanzegging van het waterschap direct alle objecten ten behoeve van de activiteit worden verwijderd en/of alle deelnemers het water verlaten;

  • 8.

    waarborgt tijdens de activiteit te allen tijde de doorstroming van het oppervlaktewaterlichaam;

  • 9.

    verwijdert na de activiteit eventueel bevestigde of ingegraven werken en/of objecten uit de zoneringen van het oppervlaktewaterlichaam, herstelt gegraven gaten en brengt de waterstaatswerken in originele staat;

  • 10.

    maakt, om stuwen te passeren en om in en uit het water te stappen, zo veel mogelijk gebruik van de daarvoor bestemde in- en uitstapplaatsen;

  • 11.

    bij het ontbreken van in- en uitstapplaatsen:

    • -

      moet schade aan taluds moet worden voorkomen;

    • -

      moet verstoring van de flora en fauna in de oeverzone worden voorkomen.

  • 12.

    houdt minimaal 50 meter afstand van een stuw of overlaat;

  • 13.

    zorgt, bij aanwezigheid van een ballenlijn in het water, dat deze niet wordt gepasseerd.

Voorschriften voor recreatieve activiteiten in of nabij een waterkering

  • 14.

    mag niet buiten verharde wegen fietsen, wandelen of met rij- en lastdieren buiten verharde wegen rijden of wandelen;

  • 15.

    bevestigt en/of plaatst geen werken en/of objecten in de zoneringen van een waterkering;

  • 16.

    graaft geen gaten en beschadigt geen dijkbekleding.

Artikel 8b Meldplicht

Degene die op grond van artikel 8 is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het houden van een recreatieve activiteit in de kern- of beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam of in de zoneringen van een waterkering:

  • 1.

    meldt dit uiterlijk 4 weken voor de geplande aanvang van de activiteiten aan het waterschap door het daartoe bestemde meldingsformulier volledig in te vullen en in te dienen via info@wrij.nl of postbus 148, 7000 AC Doetinchem;

  • 2.

    begint de gemelde activiteit pas nadat het waterschap de ontvangst van de melding heeft bevestigd;

  • 3.

    vermeldt bij de melding de volgende gegevens:

    • -

      de naam, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van de meldingsplichtige;

    • -

      een omschrijving van de aard, de omvang en de reden van de geplande activiteiten;

    • -

      een situatietekening met de locatie en adres van de geplande activiteit;

    • -

      de start- en einddatum van de activiteit;

    • -

      bij een machtiging de naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de gemachtigde;

  • 4.

    meldt direct wijzigingen van de bovenstaande gegevens aan het waterschap.

Artikel 8c Overige bepalingen en overgangsrecht

  • 1.

    Indien voor een activiteit zoals bedoeld in artikel 8, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning op grond van artikel 3.1 lid 1 sub a en e, lid 4 sub a van de keur is verleend, blijft deze vergunning en de daaraan verbonden voorschriften onverkort van kracht;

  • 2.

    Indien voor een activiteit zoals bedoeld in artikel 8, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beschikt, wordt die aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in artikel 8b.

 

9. Bruggen

Artikel 9 Vrijstelling vergunningplicht

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 lid 1 sub a, c en d en lid 5 sub a en c van de Keur, voor het aanleggen of vervangen van een brug over een oppervlaktewaterlichaam voor zover:

  • 1.

    deze voldoet aan de volgende maatvoeringen:

     

    onderdeel brug

    beschrijving / maatvoering

    breedte brug

    maximaal 4 meter

    onderzijde brugconstructie

    niet lager dan maaiveld

     

  • 2.

    deze niet wordt aangelegd over een oppervlaktewaterlichaam die met de functie HEN, SED of natte EVZ is aangegeven in het Waterbeheerplan van Waterschap Rijn en IJssel;

  • 3.

    deze niet wordt aangelegd binnen de kernzone en/of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade;

  • 4.

    deze wordt aangelegd op een afstand van minimaal 10 meter van een bestaand of geprojecteerd (kunst)werk, een kruising of T-kruising met een ander oppervlaktewaterlichaam of het begin van een bocht in het oppervlaktewaterlichaam;

  • 5.

    deze niet wordt aangelegd in een oppervlaktewaterlichaam waar het onderhoud varend wordt uitgevoerd;

  • 6.

    de landhoofden van de brug buiten de insteek van het oppervlaktewaterlichaam worden aangelegd;

  • 7.

    deze geen belemmering vormt voor bestaand varend (recreatief) medegebruik;

  • 8.

    de brug wordt aangelegd op een kadastraal perceel waar nog geen brug(gen) aanwezig zijn;

  • 9.

    er geen pijlers worden toegepast

  • 10.

    het oppervlaktewaterlichaam niet (gedeeltelijk) wordt afgedamd.

Artikel 9a Voorschriften

Degene die op grond van artikel 9 is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanleggen of vervangen van een brug:

  • 1.

    zet de werkzaamheden, eenmaal gestart, onafgebroken voort;

  • 2.

    wijzigt het leggerprofiel niet;

  • 3.

    tast met de landhoofden de stabiliteit van de taluds niet aan;

  • 4.

    waarborgt tijdens de uitvoering van de werkzaamheden de doorstroming van het oppervlaktewaterlichaam ter plaatse;

  • 5.

    brengt aan weerszijden van het oppervlaktewaterlichaam, onder de aan te leggen brug taludverdediging aan tot de waterbodem en tot 2 meter uitstekend aan weerszijden van de brug; de taludverdediging bestaat uit beton of betonblokkenmat (minimaal 0,15 meter dikte) op geotextiel;

  • 6.

    vult direct na het aanleggen van de brug de ontgravingen aan;

  • 7.

    houdt de onderhoudsstroken, gelegen langs het oppervlaktewaterlichaam, obstakelvrij voor onderhoudsmaterieel van het waterschap;

  • 8.

    zorgt dat de breedte van de onderhoudsstroken gewaarborgd blijft en sluit onderhoudsstroken vloeiend aan op het brugdekniveau met een maximale helling van 1:8;

  • 9.

    gebruikt geen uitlogende materialen;

  • 10.

    herstelt gedurende één jaar na de gereedmelding van de werkzaamheden in overleg met het waterschap beschadigingen en verzakkingen aan het oppervlaktewaterlichaam, taluds, onderhoudsstroken en/of (kunst)werken, voor zover deze beschadigingen en verzakkingen het gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden;

  • 11.

    wijzigt of verwijdert de brug op eerste aanzegging van het waterschap en op eigen kosten indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer- of onderhoudshandelingen of anderszins in het belang van de zorg voor het watersysteem;

  • 12.

    verwijdert een buiten gebruik gestelde brug pas nadat hij een melding op grond van de algemene regel Het verwijderen van werken en beplanting nabij een oppervlaktewaterlichaam heeft ingediend bij het waterschap en het waterschap deze heeft bevestigd;

  • 13.

    is onderhoudsplichtige van de brug en de daarbij behorende taludverdediging en zorgt dat deze te allen tijde in goede staat van onderhoud verkeren;

  • 14.

    stuurt na uitvoering van de werkzaamheden een gereedmelding naar handhaving@wrij.nl.

Artikel 9b Meldplicht

Degene die op grond van artikel 9 is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanleggen of vervangen van een brug:

  • 1.

    meldt dit uiterlijk 4 weken voor de geplande aanvang van de werkzaamheden aan het waterschap door het daartoe bestemde meldingsformulier volledig in te vullen en in te dienen via info@wrij.nl of postbus 148, 7000 AC Doetinchem;

  • 2.

    begint de gemelde werkzaamheden pas nadat het waterschap de ontvangst van de melding heeft bevestigd;

  • 3.

    vermeldt bij de melding de volgende gegevens:

    • -

      de naam, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van de meldingsplichtige;

    • -

      een omschrijving van de aard, de omvang, de reden en het doel van de geplande werkzaamheden;

    • -

      de start- en einddatum van de werkzaamheden;

    • -

      een situatietekening met de locatie van de brug;

    • -

      de kadastrale gegevens van het perceel waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden;

    • -

      de rijksdriehoekscoördinaten (X, Y-coördinaten) van de locatie waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden;

    • -

      het materiaal en de afmetingen van de brug;

    • -

      (bij een machtiging) de naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de gemachtigde;

    • -

      indien de werkzaamheden door een ander dan de meldingsplichtige worden uitgevoerd, de naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de uitvoerder;

  • 4.

    meldt direct aan het waterschap wijzigingen van de bovenstaande gegevens.

Artikel 9c Overige bepalingen en overgangsrecht

  • 1.

    De melding vervalt na één jaar na dagtekening van de melding indien niet is gestart met de uitvoering van de gemelde werkzaamheden;

  • 2.

    Indien voor een bestaande brug zoals bedoeld in artikel 9, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning op grond van artikel 3.1 lid 1 sub a, c en d en lid 5 sub a en c van de Keur is verleend, dan blijft deze vergunning en de daaraan verbonden voorschriften onverkort van kracht;

  • 3.

    Indien voor een brug zoals bedoeld in artikel 9 direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beschikt, wordt die aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in artikel 9b.

 

10. Uitstroomvoorzieningen

Artikel 10 Vrijstelling vergunningplicht

Er geldt een vrijstelling van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 lid 1 sub a en c en lid 5 sub a en c van de Keur, voor het aanleggen, wijzigen en behouden van een uitstroomvoorziening in een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:

  • 1.

    deze niet binnen de kernzone en/of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade wordt gelegd;

  • 2.

    deze niet wordt uitgevoerd met een uitstroombak;

  • 3.

    deze voldoet aan de volgende maatvoeringen en afwerkingen:

     

    diameter buis

    taludafwerking

    ≤ 125 mm

    taludgoot (zie voorschrift 5)

    of betonnen afwerking (zie voorschrift 6)

    > 125 mm

    betonnen afwerking (zie voorschrift 6)

    diameter buis in natuurvriendelijke oever of verflauwd talud (flauwer dan 1:3) of in een oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of natte EVZ

    taludafwerking

    ≤ 125 mm

    taludgoot (zie voorschrift 5)

    of steenbestorting (zie voorschrift 7)

    > 125 mm

    steenbestorting (zie voorschrift 7)

Artikel 10a Voorschriften

Degene die op grond van artikel 10 is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanleggen, wijzigen en behouden van een uitstroomvoorziening in een oppervlaktewaterlichaam:

  • 1.

    zet de werkzaamheden, eenmaal gestart, onafgebroken voort;

  • 2.

    wijzigt het leggerprofiel van de oppervlaktewaterlichaam niet;

  • 3.

    tast met de uitstroomvoorziening de stabiliteit van het talud niet aan;

  • 4.

    werkt de uitstroomvoorziening schuin af in het talud, overeenkomstig de helling van het talud en zodanig dat deze niet uitseekt buiten het talud;

  • 5.

    legt een taludgoot als volgt aan: de taludgoot moet:

    • -

      tot op de bodem van het oppervlaktewaterlichaam worden aangelegd;

    • -

      in het talud of de bodem zijn verankerd.

  • 6.

    legt een betonnen afwerking rond de uitstroomvoorziening als volgt aan: de betonnen afwerking moet:

    • -

      ten minste een dikte hebben van 0,15 meter;

    • -

      tot 0,5 meter aan weerszijden van de uitstroombuis (bovenstrooms en benedenstrooms) worden aangelegd;

    • -

      tot 0,3 meter boven de uitstroombuis worden aangelegd;

    • -

      tot de bodem van het oppervlaktewaterlichaam worden aangelegd.

  • 7.

    legt de steenbestorting rond de uitstroomvoorziening als volgt aan: de steenbestorting moet:

    • -

      bestaan uit breuksteen in een sortering van 90 - 250 mm;

    • -

      worden aangelegd op geotextiel;

    • -

      tot 0,5 meter aan weerszijden van de uitstroombuis (bovenstrooms en benedenstrooms) worden aangelegd;

    • -

      tot 0,3 meter boven de uitstroombuis worden aangelegd;

    • -

      tot de bodem van het oppervlaktewaterlichaam worden aangelegd.

  • 8.

    legt de uitstroombuis haaks aan op het oppervlaktewaterlichaam, dwars op de as van het oppervlaktewaterlichaam;

  • 9.

    de afvoerbuis kent een minimale gronddek van 50 cm in het onderhoudspad;

  • 10.

    legt de uitstroomvoorziening zodanig aan dat er geen uitspoeling plaatsvindt van de bodem en/of de talud(s);

  • 11.

    verwijdert drijfvuil en zand- en slibafzettingen;

  • 12.

    herstelt gedurende één jaar na de gereedmelding van de werkzaamheden in overleg met het waterschap beschadigingen en verzakkingen aan het oppervlaktewaterlichaam, taluds, onderhoudsstroken en/of (kunst)werken, voor zover deze beschadigingen en verzakkingen het gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden;

  • 13.

    zorgt dat de uitstroomvoorziening te allen tijde in goede staat van onderhoud verkeert;

  • 14.

    wijzigt of verwijdert de uitstroomvoorziening op eerste aanzegging van het waterschap en op eigen kosten indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer- of onderhoudshandelingen of anderszins in het belang van de zorg voor het watersysteem;

  • 15.

    is verplicht een buiten gebruik gestelde uitstroomvoorziening, zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen 1 jaar na buiten gebruik stelling, te verwijderen;

  • 16.

    stuurt na uitvoering van de werkzaamheden een gereedmelding naar handhaving@wrij.nl.

Artikel 10b Meldplicht

Degene die op grond van artikel 10 is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanleggen van een uitstroomvoorziening in een oppervlaktewaterlichaam:

  • 1.

    meldt dit uiterlijk 4 weken voor de geplande aanvang van de werkzaamheden aan het waterschap door het daartoe bestemde meldingsformulier volledig in te vullen en in te dienen via info@wrij.nl of postbus 148, 7000 AC Doetinchem;

  • 2.

    begint de gemelde werkzaamheden pas nadat het waterschap de ontvangst van de melding heeft bevestigd;

  • 3.

    vermeldt bij de melding de volgende gegevens:

    • -

      de naam, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van de meldingsplichtige;

    • -

      een omschrijving van de aard, de omvang, de reden en het doel van de geplande werkzaamheden;

    • -

      de start- en einddatum van de werkzaamheden;

    • -

      een situatietekening met de locatie van de uitstroomvoorziening;

    • -

      de kadastrale gegevens van het perceel waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden;

    • -

      de rijksdriehoekscoördinaten (X, Y-coördinaten) van de locatie waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden;

    • -

      het materiaal en de afmetingen van de uitstroomvoorziening;

    • -

      (bij een machtiging) de naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de gemachtigde;

    • -

      indien de werkzaamheden door een ander dan de meldingsplichtige worden uitgevoerd, de naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de uitvoerder;

  • 4.

    meldt direct aan het waterschap wijzigingen van de bovenstaande gegevens.

Artikel 10c Overige bepalingen en overgangsrecht

  • 1.

    De melding vervalt na één jaar na dagtekening van de melding indien niet is gestart met de uitvoering van de gemelde werkzaamheden;

  • 2.

    Indien voor werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 10, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning op grond van artikel 3.1 lid 1 sub a en c en lid 5 sub a en c van de Keur is verleend, blijft deze vergunning en de daaraan verbonden voorschriften onverkort van kracht;

  • 3.

    Indien voor een activiteit zoals bedoeld in artikel 10, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beschikt, wordt die aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in artikel 10b.

 

11. Werken, beplantingen, bomen en werkzaamheden in de kernzone (KZ), beschermingszone (BZ) en het profiel van vrije ruimte (PVVR) van de waterkering

LET OP: Deze algemene regel is bedoeld voor tuininrichtingen voor particulier gebruik, niet voor commerciële of publieke werken.

 

Kernzone en beschermingszone waterkering

Artikel 11a Vrijstelling vergunningplicht

Er geldt een vrijstelling van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 lid 1 sub a, b en c en lid 5 sub a, b en c van de keur voor groene en/of verholen waterkeringen en aan binnendijkse zijde van de waterkering:

  • 1.

    Voor het aanbrengen en verwijderen van tuininrichtingen op minimaal 5 meter uit de binnenteen van de waterkering, waarbij grondroering plaatsvindt tot maximaal een halve meter beneden maaiveld. Mits minimaal 5 meter uit de binnenteen van de waterkering obstakelvrij wordt gehouden, geen holle ruimten ontstaan en de ontgraving direct opgevuld wordt met grond tot minimaal het peil van het omliggende maaiveld en met eenzelfde draagkracht en samenstelling als de omliggende grond;

  • 2.

    Voor het aanbrengen en verwijderen van erfafscheidingen op minimaal 5 meter uit de binnenteen van de waterkering en tot maximaal een meter beneden maaiveld. Mits geen holle ruimten ontstaan en de ontgraving direct opgevuld wordt met grond of massieve betonfundering tot minimaal het peil van het omliggende maaiveld en met eenzelfde draagkracht en samenstelling als de omliggende grond;

  • 3.

    Voor het aanleggen en verwijderen van kabels ten behoeve van de tuininrichting op minimaal 5 meter uit de binnenteen van de waterkering, tot een halve meter beneden het maaiveld. Mits de ontgraving direct opgevuld wordt met grond tot minimaal het peil van het omliggende maaiveld en met eenzelfde draagkracht en samenstelling als de omliggende grond;

  • 4.

    Voor het aanleggen en verwijderen van leidingen met een maximale diameter van 25 mm en een maximale druk van 3 bar ten behoeve van de tuininrichting op minimaal 20 meter uit de binnenteen van de waterkering, tot een halve meter beneden het maaiveld. Mits de ontgraving direct opgevuld wordt met grond tot minimaal het peil van het omliggende maaiveld en met eenzelfde draagkracht en samenstelling als de omliggende grond;

  • 5.

    Voor het aanplanten en verwijderen van bomen, op minimaal 20 meter uit de binnenteen van de waterkering. Mits de ontgraving direct opgevuld wordt met grond tot minimaal het peil van het omliggende maaiveld en met eenzelfde draagkracht en samenstelling als de omliggende grond;

  • 6.

    Voor het uitvoeren van werkzaamheden waarbij grondroering plaatsvindt, tot maximaal een halve meter beneden maaiveld en minimaal 1 meter uit de binnenteen van de waterkering. Mits de grond na grondroering dezelfde draagkracht heeft als voorheen en er geen permanente verlaging van het maaiveld plaatsvindt.

Profiel van vrije ruimte van een waterkering

Artikel 11b Vrijstelling vergunningplicht

Er geldt een vrijstelling van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 lid 9 sub a en b van de keur voor groene en/ of verholen waterkeringen en aan binnendijkse zijde van de waterkering:

  • 1.

    Voor het aanbrengen en verwijderen van tuininrichtingen op minimaal 5 meter uit de binnenteen van de waterkering, waarbij grondroering plaatsvindt tot maximaal een halve meter beneden maaiveld. Mits minimaal 5 meter uit de binnenteen van de waterkering obstakelvrij wordt gehouden, geen holle ruimten ontstaan en de ontgraving direct opgevuld wordt met grond tot minimaal het peil van het omliggende maaiveld en met eenzelfde draagkracht en samenstelling als de omliggende grond;

  • 2.

    Voor het aanbrengen en verwijderen van erfafscheidingen op minimaal 5 meter uit de teen van de waterkering en tot maximaal een meter beneden maaiveld. Mits geen holle ruimten ontstaan en de ontgraving direct opgevuld wordt met grond of massieve betonfundering tot minimaal het peil van het omliggende maaiveld en met eenzelfde draagkracht en samenstelling als de omliggende grond;

  • 3.

    Voor het aanleggen en verwijderen van kabels ten behoeve van de tuininrichting op minimaal 5 meter uit de binnenteen van de waterkering, tot een halve meter beneden het maaiveld. Mits de ontgraving direct opgevuld wordt met grond tot minimaal het peil van het omliggende maaiveld en met eenzelfde draagkracht en samenstelling als de omliggende grond;

  • 4.

    Voor het aanleggen en verwijderen van leidingen met een maximale diameter van 25 mm en een maximale druk van 3 bar ten behoeve van de tuininrichting op minimaal 20 meter uit de binnenteen van de waterkering, tot een halve meter beneden het maaiveld. Mits de ontgraving direct opgevuld wordt met grond tot minimaal het peil van het omliggende maaiveld en met eenzelfde draagkracht en samenstelling als de omliggende grond;

  • 5.

    Voor het aanplanten en verwijderen van bomen, op minimaal 20 meter uit de binnenteen van de waterkering. Mits de ontgraving direct opgevuld wordt met grond tot minimaal het peil van het omliggende maaiveld en met eenzelfde draagkracht en samenstelling als de omliggende grond;

Artikel 11c Meldplicht

Degene die op grond van artikel 11 a en b is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanbrengen en verwijderen van tuininrichtingen, erfafscheidingen, kabels en leidingen en bomen in de kernzone, beschermingszone en/of het profiel van vrije ruimte van de waterkering en het uitvoeren van werkzaamheden in de kernzone en/of beschermingszone van de waterkering is tevens vrijgesteld van de meldplicht van artikel 3.8 van de Keur en artikel 1 afdeling V van de algemene regels behorende bij de Keur Waterschap Rijn en IJssel 2023.

Artikel 11d Zorgplicht

De initiatiefnemer zorgt ervoor dat:

  • 1.

    de stabiliteit en erosiebestendigheid van de waterkering gewaarborgd wordt;

  • 2.

    de waterkering toegankelijk blijft voor inspectie, beheer en onderhoud door het waterschap;

  • 3.

    schade aan waterstaatswerken wordt voorkomen;

  • 4.

    schade aan waterstaatkundige werken onmiddellijk wordt gemeld (alle dagen, ook buiten kantooruren) aan het waterschap via het telefoonnummer 0314 - 369369.

Artikel 11e Overige bepalingen en overgangsrecht

  • 1.

    De melding vervalt na één jaar na dagtekening van de melding indien niet is gestart met de uitvoering van de gemelde werkzaamheden;

  • 2.

    Indien voor de werkzaamheden/ werken, zoals bedoeld in artikel 11 a en b, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning op grond van artikel 3.1 lid 1 sub a, b, c, lid 5 sub a, b, c, lid 9 sub a en b van de keur is verleend, blijft deze vergunning en de daaraan verbonden voorschriften onverkort van kracht;

  • 3.

    Indien voor de werkzaamheden/ werken, zoals bedoeld in artikel 11 a en b, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beschikt, wordt die aanvraag buiten behandeling gesteld omdat er geen vergunningplicht of meldplicht geldt.

 

12. Werken, beplantingen, bomen en werkzaamheden in de kernzone (KZ) en beschermingszone (BZ) van de kade

Artikel 12a vrijstelling vergunningplicht

Er geldt een vrijstelling van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 lid 1 sub a, b en c van de Keur in de kernzone van de kade voor:

  • 1.

    Het aanbrengen van beplanting (geen bomen), waarbij een maximale ontgraving plaatsvindt van 30 cm beneden maaiveld.

  • 2.

    Het uitvoeren van reguliere tuinwerkzaamheden, waaronder groenonderhoud.

Artikel 12b Voorwaarden

  • 1.

    Er mogen geen permanente maaiveldverlagingen plaatsvinden.

  • 2.

    Het werk wordt in 1 handeling, ononderbroken, uitgevoerd.

  • 3.

    De werkzaamheden worden niet uitgevoerd bij een aanwezige of te verwachten verhoogde waterstand.

  • 4.

    De onderhoudspaden van het waterschap moeten obstakelvrij blijven.

  • 5.

    Er mogen geen holle ruimtes ontstaan.

  • 6.

    Ontgravingen worden direct opgevuld met grond dat voldoet aan het Besluit bodemkwaliteit, tot minimaal het peil van het omliggende maaiveld.

Werken, beplantingen, bomen en werkzaamheden in de beschermingszone van de kade

Artikel 12c Vrijstelling vergunningplicht

Er geldt een vrijstelling van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 lid 5 sub a, b en c van de keur in de beschermingszone van een kade voor:

  • 1.

    Het oprichten van semi-permanente (bouw)werken waarbij geen tijdelijke maaiveldverlaging plaatsvindt.

  • 2.

    Het aanplanten van bomen en het aanbrengen van beplanting.

  • 3.

    Het uitvoeren van reguliere tuinwerkzaamheden, waaronder groenonderhoud.

  • 4.

    Het bewerken van grond voor agrarische doeleinden, met een maximale grondroering van 25 cm beneden maaiveld.

Artikel 12d Voorwaarden

  • 1.

    Er mogen geen permanente maaiveldverlagingen plaatsvinden.

  • 2.

    Het werk wordt in 1 handeling, ononderbroken, uitgevoerd.

  • 3.

    De werkzaamheden worden niet uitgevoerd bij een aanwezige of te verwachten verhoogde waterstand.

  • 4.

    De onderhoudspaden van het waterschap moeten obstakelvrij blijven.

  • 5.

    Er mogen geen holle ruimtes ontstaan.

  • 6.

    Ontgravingen worden direct opgevuld met grond dat voldoet aan het Besluit bodemkwaliteit, tot minimaal het peil van het omliggende maaiveld.

Artikel 12e Meldplicht

Degene die op grond van artikel 12 a en c is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanbrengen van werken, beplantingen, bomen en het uitvoeren van werkzaamheden in de kernzone en beschermingszone van de kade is tevens vrijgesteld van de meldplicht van artikel 3.8 van de Keur en artikel 1 afdeling V van de algemene regels behorende bij de Keur Waterschap Rijn en IJssel 2023.

Artikel 12f Zorgplicht

De initiatiefnemer zorgt ervoor dat:

  • 1.

    De kerende functie van de kade niet in het geding komt;

  • 2.

    De stabiliteit en erosiebestendigheid van de kade gewaarborgd wordt;

  • 3.

    De kade toegankelijk blijft voor inspectie, beheer en onderhoud door het waterschap;

  • 4.

    Schade aan waterstaatswerken wordt voorkomen;

  • 5.

    Schade aan waterstaatswerken onmiddellijk wordt gemeld (alle dagen, ook buiten kantooruren) aan het waterschap via het telefoonnummer 0314 - 369369.

Artikel 12g Overige bepalingen en overgangsrecht

  • 1.

    De melding vervalt na één jaar na dagtekening van de melding indien niet is gestart met de uitvoering van de gemelde werkzaamheden;

  • 2.

    Indien voor de werkzaamheden/ werken, zoals bedoeld in artikel 12 a en b, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning op grond van artikel 3.1 lid 1 sub a, b, c, lid 5 sub a, b, c van de Keur is verleend, blijft deze vergunning en de daaraan verbonden voorschriften onverkort van kracht;

  • 3.

    Indien voor de werkzaamheden/ werken, zoals bedoeld in artikel 12 a en b, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beschikt, wordt die aanvraag buiten behandeling gesteld omdat er geen vergunningplicht of meldplicht geldt.

 

13. Werken en werkzaamheden in en aan bestaande permanente bebouwing in de kernzone (KZ), beschermingszone (BZ) en het profiel van vrije ruimte (PVVR) van de waterkering

Werkzaamheden in de kernzone van een waterkering

Artikel 13a Vrijstelling vergunningplicht

Er geldt een vrijstelling van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 lid 1 sub c van de keur:

  • 1.

    Voor het verrichten van dagelijkse werkzaamheden en onderhoudswerkzaamheden aan de binnenzijde of buitenzijde van bestaande permanente bebouwing, mits voor het uitvoeren van de werkzaamheden geen (tijdelijke) ontgravingen nodig zijn.

Werken en werkzaamheden in de beschermingszone van een waterkering

Artikel 13b Vrijstelling vergunningplicht

Er geldt een vrijstelling van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 lid 5 sub a en c van de keur:

  • 1.

    Voor het aanbrengen of verwijderen van werken aan de binnenzijde of buitenzijde van bestaande permanente bebouwing onder de hierna genoemde voorwaarden.

  • 2.

    Voor het verrichten van dagelijkse werkzaamheden en onderhoudswerkzaamheden aan de binnenzijde of buitenzijde van bestaande permanente bebouwing onder de hierna genoemde voorwaarden.

Artikel 13c Voorwaarden

  • 1.

    Het werk mag geen explosiegevaarlijke inrichting betreffen;

  • 2.

    Het werk mag niet bestaan uit het aanbrengen van leidingen met een maximale druk hoger dan 3 bar en/of met een grotere diameter dan 110 mm;

  • 3.

    Leidingen met een maximale druk hoger dan 3 bar en/of met een grotere diameter dan 110 mm zijn alleen toegestaan als deze worden gebruikt voor industriële doeleinden en mits aangetoond wordt dat wordt voldaan aan de daarvoor geldende NEN normen;

  • 4.

    Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het bestaande bouwoppervlak;

  • 5.

    Boven bestaand maaiveld en aan de buitenzijde van bestaande bebouwing mag een werk alleen worden bevestigd aan of op de constructie van de bebouwing;

  • 6.

    Beneden bestaand maaiveld mogen geen doorgaande gaten of doorvoeren door bestaande (kelder)wanden en (kelder)vloeren worden aangebracht;

  • 7.

    Er mogen geen (tijdelijke) ontgravingen plaatsvinden.

     

Werken in het profiel van vrije ruimte

Artikel 13d Vrijstelling vergunningplicht

Er geldt een vrijstelling van het verbod, bedoeld in artikel 3.1 lid 9 sub a van de keur:

  • 1.

    Voor het aanbrengen van werken aan de binnenzijde of buitenzijde van bestaande permanente bebouwing onder de hierna genoemde voorwaarden.

Artikel 13e Voorwaarden

  • 1.

    Het werk mag geen explosiegevaarlijke inrichting betreffen;

  • 2.

    Het werk mag niet bestaan uit het aanbrengen van leidingen met een maximale druk hoger dan 3 bar en/of met een grotere diameter dan 110 mm;

  • 3.

    Leidingen met een maximale druk hoger dan 3 bar en/of met een grotere diameter dan 110 mm zijn alleen toegestaan als deze worden gebruikt voor industriële doeleinden en mits aangetoond wordt dat wordt voldaan aan de daarvoor geldende NEN normen;

  • 4.

    Er mag geen uitbreiding plaats vinden van het bestaande bouwoppervlak;

  • 5.

    Boven bestaand maaiveld en aan de buitenzijde van bestaande bebouwing mag een werk alleen worden bevestigd aan of op de constructie van de bebouwing;

  • 6.

    Beneden bestaand maaiveld mogen geen doorgaande gaten of doorvoeren door bestaande (kelder)wanden en (kelder)vloeren worden aangebracht;

  • 7.

    Er mogen geen (tijdelijke) ontgravingen plaatsvinden.

Artikel 13df Meldplicht

Degene die op grond van artikel 13 a, b en d is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanbrengen van werken in de beschermingszone en/of het profiel van vrije ruimte van de waterkering en/of het uitvoeren van werkzaamheden in de kernzone en/of beschermingszone van de waterkering is tevens vrijgesteld van de meldplicht van artikel 3.8 van de Keur en artikel 1 afdeling V van de algemene regels behorende bij de Keur Waterschap Rijn en IJssel 2023.

Artikel 13g Zorgplicht

De initiatiefnemer zorgt ervoor dat:

  • 1.

    de stabiliteit en erosiebestendigheid van de waterkering gewaarborgd wordt;

  • 2.

    de waterkering toegankelijk blijft voor inspectie, beheer en onderhoud door het waterschap;

  • 3.

    schade aan waterstaatswerken wordt voorkomen;

  • 4.

    schade aan waterstaatkundige werken onmiddellijk wordt gemeld (alle dagen, ook buiten kantooruren) aan het waterschap via het telefoonnummer 0314 - 369369.

Artikel 13h Overige bepalingen en overgangsrecht

  • 1.

    Indien voor de werken en/of werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 13 a, b en c, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning op grond van artikel 3.1 lid 1 sub c, lid 5 sub a en c, lid 9 sub a van de keur is verleend, blijft deze vergunning en de daaraan verbonden voorschriften onverkort van kracht;

  • 2.

    Indien voor de werkzaamheden/ werken, zoals bedoeld in artikel 13 a, b en c, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beschikt, wordt die aanvraag buiten behandeling gesteld omdat er geen vergunningplicht of meldplicht geldt.

 

Toelichting Afdeling II

 

Algemeen

Op grond van artikel 3.1 lid 1 sub a, b en c en lid 5 sub a, b en c van de Keur Waterschap Rijn en IJssel 2023 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kernzone en/of beschermingszone van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken aan te brengen of te verwijderen, werkzaamheden te verrichten of opgaande (hout)beplantingen aan te brengen of te hebben, dan wel aanwezige (hout)beplanting te beschadigen of te verwijderen. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden, moet rekening worden gehouden met de bepalingen uit de Wet natuurbescherming en overige wet- en regelgeving.

 

De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels.

 

  • 1.

    Handelingen in bergingsgebieden

Artikel 1 Vrijstelling vergunningplicht

De vrijstelling houdt in dat in bergingsgebieden en de beschermingszone daarvan het aanbrengen van werken aan de vergunningplicht is onderworpen, voor zover deze het bergend vermogen doen afnemen. Dit betekent onder andere dat het leggen van kabels en leidingen in de grond aldaar niet vergunningplichtig is. Aan de te verlenen vergunning kan voor wel vergunningplichtige werken o.a. als voorschrift worden verbonden dat het werk in omvang wordt beperkt dan wel op een bepaalde hoogte wordt aangebracht. De vrijstelling geldt niet voor in de bergingsgebieden gelegen oppervlaktewaterlichamen en de kaden rondom bergingsgebieden.

 

  • 2.

    Kabels en leidingen

Artikel 2 Vrijstelling vergunningplicht

Op grond van artikel 3.1 lid 1 sub a, c en d en lid 5 sub a en c van de Keur Waterschap Rijn en IJssel 2023, is het verboden zonder vergunning gebruik te maken van de kernzone en/of beschermingszone van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken aan te brengen, werkzaamheden te verrichten, of stoffen of voorwerpen te brengen of te hebben op andere dan de daarvoor bestemde plaatsen.

 

Op grond van artikel 3.14 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

 

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regel. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

  • geprojecteerd kunstwerk: nog niet gerealiseerd kunstwerk dat op grond van een onderliggend besluit geagendeerd staat om te worden gerealiseerd;

  • gestuurde boring: een sleufloze boortechniek, persing of boogzinker waarbij obstakels zoals oppervlaktewaterlichamen of wegen onder de waterbodem of maaiveld worden gepasseerd;

  • HEN, SED, natte EVZ: hoogste ecologische niveau, specifiek ecologische doelstelling en natte ecologische verbindingszone;

  • kabels en leidingen: alle kabels, leidingen en mantelbuizen die geen lozingswerk zijn;

  • leggerprofiel: het in de legger vastgelegde theoretische dwarsprofiel van een oppervlaktewaterlichaam, inclusief de maatvoeringen;

  • mantelbuis: een buis bestemd voor de doorvoer en bescherming van een kabel of leiding; een mantelbuis is te beschouwen als een drukloze leiding;

  • open ontgraving: het opengraven van de grond om een kabel of leiding te kunnen aanleggen.

Deze algemene regel is van toepassing op het aanleggen en vervangen van kabels, leidingen en mantelbuizen langs, onder of over oppervlaktewaterlichamen en bij een kruising met een kade. Hieronder vallen tevens bergingsgebieden. Voor kabels en leidingen die vallen onder artikel 2 van deze algemene regel, gelden de criteria in artikel 2a. In deze algemene regel wordt tevens gesproken over mantelbuizen. Deze zijn te beschouwen als drukloze leidingen en vallen daarmee ook onder de werkingssfeer van deze algemene regel.

Het aanleggen of vervangen van een kabel of leiding die niet onder artikel 2 valt, is vergunningplichtig.

 

Het leggen of vervangen van kabels en leidingen langs, over en onder oppervlaktewaterlichamen, kades, bergingsgebieden en hun beschermingszones komt veel voor en betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

De aanleg van kabels en leidingen kan leiden tot verstoring van de afvoer van oppervlaktewaterlichamen en aantasting van voorzieningen en waarden in en om de oppervlaktewaterlichamen, zoals beschoeiingen, taluds, bomen en struiken. Daarom geldt deze algemene regel niet wanneer de kabel of leiding het oppervlaktewaterlichaam kruist door middel van een open ontgraving. In dat geval geldt de vergunningplicht. Tenzij een duiker aan de bovenzijde wordt gekruist.

 

Kabels en leidingen met een buitendiameter groter dan 0,30 meter vallen niet onder deze algemene regel. Hiervoor geldt de vergunningplicht.

Deze algemene regel geldt niet indien de kabel wordt aangelegd binnen de kern-, en of beschermingszone van een kering of kade (tenzij de kade wordt gekruist) en bij leidingen indien de leiding wordt aangelegd binnen de kern-, beschermings- en/of buitenbeschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade (tenzij de kade wordt gekruist). Kabels en leidingen in of nabij een waterkering moeten in verband met risico’s voor de veiligheid van de waterkering zoveel mogelijk worden voorkomen. In deze gevallen geldt altijd de vergunningplicht.

 

Het is onder de algemene regel niet toegestaan een kabel of leiding aan te leggen waarbij een damwand, een bestaande duiker of inspectieput wordt doorboord. Deze waterstaatswerken mogen niet worden aangetast.

 

Het leggen of vervangen van kabels en leidingen in, parallel aan een oppervlaktewaterlichaam met een natuurfunctie (HEN/SED/natte EVZ), zoals aangegeven in het Waterbeheerplan Waterschap Rijn en IJssel valt vanwege mogelijke verstoring van de ecologie niet onder deze algemene regel. Bij deze wateren moet ruimte blijven bestaan voor toekomstige ontwikkelingen, zoals de aanleg van een plas- drasoever of (her)meandering. Deze ontwikkelingen kunnen belemmerd worden door de aanwezigheid van een ondergrondse kabel of leiding. Voor deze oppervlaktewaterlichamen geldt dan ook de vergunningplicht.

 

Om te voorkomen dat het waterschap of derden schade kunnen toebrengen aan een kabel of leiding, bijvoorbeeld tijdens het uitvoeren van onderhoud aan een oppervlaktewaterlichaam, moeten kabels en leidingen die in de lengterichting langs een oppervlaktewaterlichaam worden gelegd, met minimaal 0,7 meter gronddekking worden aangelegd. De afstand tot de insteek van het oppervlaktewaterlichaam moet minimaal 1 meter bedragen. Tenslotte moet bij het leggen van een kabel of leiding over een bestaande duiker een minimale gronddekking van 0,5 meter worden gehanteerd.

 

Om zettingsverschillen te voorkomen moet het aanvullen en verdichten van de sleuf gelijktijdig en gelijkmatig worden uitgevoerd met zoveel mogelijk dezelfde dichtheid als de omringende niet geroerde grond.

 

Het inblazen of doorvoeren van een kabel of leiding in een bestaande mantelbuis is vrijgesteld van de meldplicht indien het intrede- en uittredepunt buiten de zoneringen van het oppervlaktewaterlichaam liggen. Er zijn bij deze werkzaamheden geen risico`s te verwachten voor het watersysteem, want de werkzaamheden worden buiten het oppervlaktewaterlichaam uitgevoerd.

 

Het verwijderen van bestaande kabels en leidingen is vergunningplichtig. Onder voorwaarden kan volstaan worden met een melding op grond van de algemene regel Verwijderen van werken en beplanting nabij een oppervlaktewaterlichaam. Ook indien op aanzegging van het waterschap een kabel of leiding verwijderd moet worden, moet eerst toestemming verkregen worden in de vorm van een vergunning of bevestiging melding, voordat met de werkzaamheden kan worden gestart.

 

Op het aanleggen of vervangen van een kabel of leiding kunnen naast het gestelde in deze algemene regel ook bepalingen gelden vanuit andere wet- en regelgeving.

 

Artikel 2a Voorschriften

Indien de aan te leggen kabel of leiding onder artikel 2 van deze algemene regel valt, is hieraan een aantal voorschriften verbonden.

 

De meldingsplichtige is verplicht om verzakkingen te herstellen, die zijn ontstaan binnen een jaar na de gereedmelding van de werkzaamheden. Deze verplichting geldt één jaar, zodat het waterschap kan beoordelen of het werk onder alle seizoenen onveranderd blijft.

 

Markeringsbordjes die de ligging van de kabel of leiding aanduiden, zijn niet zonder meer toegestaan in de kern- en/of beschermingszone van het oppervlaktewaterlichaam omdat deze door onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam beschadigd kunnen worden. Hiervoor moet een vergunning worden aangevraagd.

 

Wanneer de aangelegde kabel of leiding in de toekomst een obstakel vormt voor het door het waterschap uit te voeren beheer en/of onderhoud of anderszins de zorg voor het watersysteem belemmert, moet de meldingsplichtige de kabel of leiding op eigen kosten verwijderen. Deze bepaling ligt in lijn met het gestelde in artikel 6.22 van de Waterwet.

 

Als de kabel of leiding zijn functie heeft verloren, moet de meldingsplichtige deze (laten) verwijderen. Hiervoor gelden de bepalingen uit de algemene regel Het verwijderen van werken en beplanting nabij een oppervlaktewaterlichaam.

 

Artikel 2b Meldplicht

Het is van belang dat de werkzaamheden in en nabij het oppervlaktewaterlichaam op de juiste wijze worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de werkzaamheden. Daarom is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen. Het is aan te raden om mogelijke belanghebbenden, voorafgaand aan de werkzaamheden, daarvan in kennis te stellen.

 

  • 3.

    Agrarische werkzaamheden oppervlaktewaterlichamen

Artikel 3 Vrijstelling vergunningplicht

Dit artikel garandeert dat onderhoudsstroken, die geen eigendom zijn van het waterschap beschikbaar blijven voor normaal agrarische werkzaamheden. Voor zover het gaat om kaden in de kernzone mag daarin geen grondbewerking (ploegen en spitten) plaatsvinden, omdat daardoor de kaden te veel worden beschadigd.

 

  • 4.

    Agrarische werkzaamheden waterkeringen

Artikel 4 Vrijstelling vergunningplicht

Het eerste lid komt hierop neer dat in de zone langs waterkeringen agrarische werkzaamheden gewoon kunnen plaatsvinden. Met het oog op de stabiliteit van de waterkering mag in de zone van één meter uit de teen van de waterkering echter geen grondbewerking plaatsvinden (ploegen en spitten), dit met het oog op de instandhouding van de grasmat. Het tweede lid betekent dat de verboden in de kernzone van de regionale waterkeringen in de Rijnstrangen beperkt worden tot het aanbrengen van werken, het verrichten van werkzaamheden en het beschadigen van de dijkbekleding. Het derde lid komt er op neer dat het in de beschermingszone van de regionale waterkeringen in de Rijnstrangen verboden is werken aan te brengen en andere dan agrarische werkzaamheden te verrichten (met uitzondering van grondbewerking in de zone van één meter uit de teen van de waterkering). Het vierde lid beperkt de verboden in de kernzone van zomerkaden tot het aanbrengen van werken, het aanbrengen van opgaande houtbeplantingen, het verrichten van werkzaamheden en het beschadigen van de bekleding van de kaden.

 

  • 5.

    Werken met overdruk

Artikel 5 Vrijstelling vergunningplicht

Dit artikel regelt dat het verbod op grond van artikel 3.1, zevende lid, sub b om in de buitenbeschermingszone 1 werken met een overdruk te plaatsen en te hebben, alleen geldig is als de schade die bij een beschadiging van het werk met overdruk optreedt (de krater, die volgens de berekeningen kan ontstaan) tot in de beschermingszone reikt. De beschermingszone bestaat uit een horizontaal deel en een deel dat schuin wegloopt in de ondergrond (bij waterkering uit grond op basis van de 1:5 lijn en bij constructies op basis van de 1:1 lijn).

 

  • 6.

    Varen Oude IJssel

Artikel 6 Vrijstelling vergunningplicht

In artikel 3.1, tweede lid, sub c is het verboden in oppervlaktewaterlichamen te varen met voer- of vaartuigen, die door mechanische middelen worden aangedreven. Dit verbod geldt niet voor het gedeelte van de Oude IJssel dat door de provincie Gelderland als vaarweg is aangewezen, het daarop volgende gedeelte van de Oude IJssel tot aan de stuw in Ulft en voor kleinere boten in het traject van de Oude IJssel vanaf de Stuw Ulft tot aan de Duitse grens en in de Aastrang tot aan de Duitse grens.

 

  • 7.

    Verwijderen werken, bomen en beplantingen

Artikel 7 Vrijstelling vergunningplicht

Op grond van artikel 3.1 lid 1 sub a, b en c en lid 5 sub a, b en c van de keur Waterschap Rijn en IJssel 2023 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kernzone en/of beschermingszone van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken aan te brengen of te verwijderen, werkzaamheden te verrichten of opgaande (hout)beplantingen aan te brengen of te hebben, dan wel aanwezige (hout)beplanting te beschadigen of te verwijderen.

 

Op grond van artikel 3.14 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

 

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regel. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

  • beplanting: in de aarde wortelende struiken en planten;

  • bomen: beplanting met opgaande stam(men) van hout;

  • (bouw)werk: een door menselijk toedoen ontstane of gemaakte constructie met toebehoren. Dit betreft bijvoorbeeld gebouwen, kunstwerken en objecten;

  • leggerprofiel: het in de legger vastgelegde theoretische dwarsprofiel van een oppervlaktewaterlichaam, inclusief de maatvoeringen;

  • onderhoudsroute: de route die het waterschap aflegt voor het uitvoeren van onderhoud waarbij oppervlaktewaterlichamen kunnen worden gekruist middels kunstwerken (duiker, brug etc.).

Deze algemene regel is van toepassing op het verwijderen van kunstwerken, (bouw)werken of beplanting in de kern- en/of beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam of kade. Deze algemene regel geldt niet voor het verwijderen van kunstwerken, (bouw)werken of beplanting in de kernzone en/of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering of zomerkade. De risico’s op schade aan waterkeringen zijn te groot om te reguleren middels algemene regels. Daarom geldt voor het verwijderen van werken nabij een waterkering de vergunningplicht.

 

Daarnaast geldt deze algemene regel alleen indien de verwijdering plaatsvindt door of namens de onderhoudsplichtige, zoals vastgelegd in de legger/ het beheerregister van het waterschap, of door de (kadastraal) eigenaar. Dit laatste geldt indien het werk, object of beplanting niet is opgenomen in de legger.

 

Het verwijderen van deze werken heeft in het algemeen een positief effect op de waterhuishouding en het doelmatige onderhoud door of vanwege het waterschap. Het aantal obstakels zal als gevolg van de verwijdering afnemen waardoor de doorstroming van het oppervlaktewaterlichaam verbetert. Het belang van het waterschap bij het verwijderen van een of meerdere kunstwerken, (bouw)werken en/of beplanting is er in gelegen dat het oppervlaktewaterlichaam na het verwijderen in goede staat wordt hersteld en dat de doorstroming gewaarborgd blijft. De risico's bij het verwijderen van een (kunst)werk, object en/of beplanting zijn dusdanig gering dat kan worden volstaan met een algemene regel.

 

Om mogelijke negatieve invloeden op de waterhuishouding te voorkomen vallen peilregulerende kunstwerken (bijvoorbeeld (knijp)stuwen, vaste overlaten of overige knijpconstructies) of kunstwerken die onderdeel uitmaken van een onderhoudsroute (veelal dammen met duikers of bruggen) niet onder deze algemene regel. Hiervoor geldt altijd de vergunningplicht.

 

Artikel 7a Voorschriften

Indien de werkzaamheden onder artikel 7 van deze algemene regel vallen, is hieraan een aantal voorschriften verbonden. De meldingsplichtige is bijvoorbeeld verplicht om verzakkingen van de taluds te herstellen, die zijn ontstaan tijdens de werkzaamheden of binnen één jaar na de gereedmelding van de werkzaamheden. Het waterschap kan op deze manier beoordelen of het werk onder alle seizoenen onveranderd blijft.

 

De meldingsplichtige is ook verantwoordelijk voor eventuele vervolghandelingen als gevolg van het verwijderen van een werk. Daarbij kan worden gedacht aan kabels en leidingen die bloot komen te liggen door het verwijderen van een dam met duiker. Deze kabels en leidingen moeten in dat geval in de bodem worden gebracht met voldoende gronddekking en de juiste afwerking.

 

Om zettingen te voorkomen moet het aanvullen en verdichten van de grond gelijkmatig worden uitgevoerd waarbij de aan te brengen grond zoveel mogelijk dezelfde dichtheid heeft als de omringende niet geroerde grond.

 

Op het verwijderen van werken en/of beplanting kunnen naast het gestelde in deze algemene regel ook bepalingen gelden vanuit andere wet- en regelgeving.

 

Artikel 7b Meldplicht

Het is van belang dat de werkzaamheden in en nabij het oppervlaktewaterlichaam op de juiste wijze worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de werkzaamheden. Daarom is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen. Het is aan te raden om mogelijke belanghebbenden, voorafgaand aan de werkzaamheden, in kennis te stellen van de voorgenomen werkzaamheden.

 

  • 8.

    Recreatieve activiteiten

Artikel 8 Vrijstelling vergunningplicht

Op grond van artikel 3.1 lid 1 sub a en e, lid 5 sub a van de keur Waterschap Rijn en IJssel 2023, is het verboden zonder watervergunning gebruik te maken van de kern- en beschermingszone van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder recreatieve activiteiten te houden op andere dan de daarvoor aangewezen plaatsen.

 

Op grond van artikel 3.14 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

 

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regel. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

  • HEN, SED, natte EVZ: hoogste ecologische niveau, specifiek ecologische doelstelling of natte ecologische verbindingszone.

Deze algemene regel is van toepassing op recreatieve activiteiten in de kern- en beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam en/of zoneringen van een waterkering. Het houden van recreatieve activiteiten is vanuit waterhuishoudkundig perspectief of vanuit veiligheidsoogpunt een relatief eenvoudige en veel voorkomende activiteit. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

 

Deze algemene regel geldt voor alle waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen binnen het beheergebied van Waterschap Rijn en IJssel behalve het deel van de Oude IJssel van Doesburg tot aan de stuw Ulft. Voor activiteiten op dit deel van Oude IJssel geldt vanwege beroepsvaart een vergunningplicht.

 

Recreatieve activiteiten op en/of nabij waterkeringen die zich beperken tot de verharde onderhoudsstroken en wegen op de waterkering zijn toegestaan. Bepaalde dijkvakken zijn niet voor toegang opengesteld, dit is met verbodsborden aangegeven. Deze verbodsborden moeten worden nageleefd.

 

Recreatieve activiteiten in een oppervlaktewaterlichaam met een natuurfunctie (HEN/SED/natte EVZ), zoals aangegeven in het Waterbeheerplan Waterschap Rijn en IJssel vallen vanwege mogelijke verstoring van de ecologie niet onder deze algemene regel. Hiervoor geldt de vergunningplicht.

 

Het varen met motorisch aangedreven voer- of vaartuigen is niet toegestaan vanwege eventuele beschadigingen aan de taluds van het oppervlaktewaterlichaam.

 

Het houden van beroepsmatige hondentrainingen is eveneens uitgesloten van deze algemene regel vanwege de kans op schade en verstoring van de ecologie.

Daarnaast geldt dat de onderhoudsstroken langs waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen niet als parkeerplaats mogen worden gebruikt.

 

Op het houden van een recreatieve activiteit kunnen naast het gestelde in deze algemene regel ook bepalingen gelden vanuit andere wet- en regelgeving.

 

Artikel 8a Voorschriften

Indien de recreatieve activiteiten voldoen aan de criteria van deze algemene regel, is hieraan een aantal voorschriften verbonden.

 

In het algemeen geldt dat schade aan de waterkering of het oppervlaktewaterlichaam als gevolg van de voorbereiding of uitvoering van de recreatieve activiteit, moet worden voorkomen.

 

Degene die de activiteiten organiseert, zorgt voor het opruimen en afvoeren van afval en alle gebruikte materialen. Dit moet direct na afloop van de activiteit gebeuren.

 

Het aanbrengen of ingraven van (tijdelijke) werken en/of objecten in of nabij een oppervlaktewaterlichaam (in de waterbodem, de taluds of de onderhoudsstroken) is toegestaan, mits de gegraven gaten worden hersteld na de activiteit.

 

De doorstroming van een oppervlaktewaterlichaam moet tijdens de activiteit gewaarborgd blijven. Het aanbrengen van objecten of werken die de doorstroming van het oppervlaktewaterlichaam kunnen belemmeren, is niet toegestaan.

 

De dijkbekleding (erosiebestendige grasmat of steenbekleding) van een waterkering mag niet worden beschadigd. Het aanbrengen of ingraven van (tijdelijke) werken en/of objecten in of nabij een waterkering is daarom niet toegestaan. Het aanbrengen van objecten aan aanwezige palen is wel toegestaan.

 

Er mogen geen objecten in de waterkering of (de waterbodem van) het oppervlaktewaterlichaam worden aangebracht. Het voldoen aan de bepalingen in deze algemene regel sluit niet uit dat bij gebruik van eigendommen of percelen van derden mogelijk privaatrechtelijke toestemming van de eigenaren nodig is.

 

Recreatieve activiteiten die plaatsvinden nabij een stuw of overlaat zijn gevaarlijk. Deelnemers en publiek moeten daarom minimaal 50 meter afstand houden van een stuw. Aanwezige ballenlijnen in het oppervlaktewaterlichaam mogen niet worden gepasseerd.

 

Het houden van een georganiseerde fiets- of mountainbiketocht op onverharde wegen bij een waterkering is niet toegestaan vanwege mogelijke schade aan de dijkbekleding. Het rijden of wandelen met rij- of lastdieren buiten verharde wegen bij waterkeringen is eveneens niet toegestaan. Paardrijden, slipjachten en crosswedstrijden bij waterkeringen blijven vergunningplichtig omdat deze activiteiten over het algemeen een negatief effect hebben op de grasmat van de waterkering.

 

Degene die de activiteit organiseert is zelf verantwoordelijk om vooraf te bekijken of het oppervlaktewaterlichaam of waterkering toegankelijk is voor de geplande recreatieve activiteit op dat moment. Het waterschap voert (onderhouds-)werkzaamheden uit aan waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen. Daarom kan niet worden gegarandeerd dat de gewenste locatie op dat moment (goed) toegankelijk is.

 

het oppervlaktewaterlichaam of waterkering kan op het moment van de geplande activiteit ook gebruikt worden voor een andere recreatieve activiteit waarvoor een melding is gedaan bij het waterschap. Degene die een melding indient bij het waterschap voor het houden van een recreatieve activiteit is zelf verantwoordelijk dat beide recreatieve activiteiten zonder hinder gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd.

 

Naast deze algemene regel geldt op grond van artikel 3.13 van de keur Waterschap Rijn en IJssel 2023 ook de algemene zorgplichtbepaling. Er mag geen schade optreden aan het waterstaatswerk als gevolg van de activiteit. Wanneer wel schade ontstaat dan is de melder verantwoordelijk om de schade te herstellen.

 

Op het houden van recreatieve activiteiten kunnen naast het gestelde in deze algemene regel ook bepalingen gelden vanuit andere wet- en regelgeving.

 

Artikel 8b Meldplicht

Het is van belang dat de activiteiten in en nabij het oppervlaktewaterlichaam of waterkering op de juiste wijze worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de activiteiten. Daarom is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.

 

  • 9.

    Bruggen

Artikel 9 Vrijstelling vergunningplicht

Op grond van artikel 3.1 lid 1 sub a, c en d en lid 5 sub a en c van de Keur Waterschap Rijn en IJssel 2023, is het verboden zonder vergunning gebruik te maken van de kernzone en/of beschermingszone van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken aan te brengen, werkzaamheden te verrichten, of stoffen of voorwerpen te brengen of te hebben op andere dan de daarvoor bestemde plaatsen.

 

Op grond van artikel 3.14 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

 

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regel. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

  • brug: werk over een oppervlaktewaterlichaam met de functie percelen over een oppervlaktewaterlichaam te ontsluiten of met elkaar te verbinden of wegen over een oppervlaktewaterlichaam aan te kunnen leggen;

  • geprojecteerd kunstwerk: nog niet gerealiseerd kunstwerk dat op grond van een onderliggend besluit geagendeerd staat om te worden gerealiseerd;

  • HEN, SED, natte EVZ: hoogste ecologische niveau, specifiek ecologische doelstelling of natte ecologische verbindingszone;

  • landhoofd: steunpunt van een brug buiten de insteek van een oppervlaktewaterlichaam;

  • pijler: een verticaal ondersteunend deel van een brug op plaatsen waar een brug niet op een landhoofd rust;

  • leggerprofiel: het in de legger vastgelegde theoretische dwarsprofiel van een oppervlaktewaterlichaam, inclusief de maatvoeringen;

Deze algemene regel is van toepassing op het aanleggen of vervangen van een brug over een oppervlaktewaterlichaam. Het aanleggen of vervangen van een brug die niet onder artikel 9 valt, is een vergunningplichtige activiteit.

 

Het aanleggen of vervangen van een brug met een maximale breedte van 4 meter over een oppervlaktewaterlichaam, betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

 

Het aanleggen van een brug in een oppervlaktewaterlichaam waar het onderhoud varend wordt uitgevoerd valt niet onder deze algemene regel maar is vergunningplichtig. De reden hiervoor is dat het bepalen van de doorvaarthoogte maatwerk is.

 

Indien voor de aanleg van een brug een oppervlaktewaterlichaam geheel of gedeeltelijk moet worden afgedamd, is er sprake van een vergunningplichtige handeling. Dit houdt verband met de waarborging van de doorstroming van het oppervlaktewaterlichaam.

 

Het leggerprofiel moet in stand worden gehouden. Dit betekent dat er geen pijlers in het oppervlaktewaterlichaam of taluds geplaatst mogen worden. Om te voorkomen dat de brug(constructie) een obstakel vormt in de waterafvoer moet de onderzijde van de brugconstructie worden aangelegd op minimaal maaiveldniveau.

 

Op het aanleggen of vervangen van een brug kunnen naast het gestelde in deze algemene regel ook bepalingen gelden vanuit andere wet- en regelgeving.

 

Artikel 9a Voorschriften

Indien de aan te leggen of te vervangen brug onder artikel 9 van deze algemene regel valt, is hieraan een aantal voorschriften verbonden.

 

Om de doorgang van onderhoudsmachines zeker te stellen moeten onderhoudsstroken langs het oppervlaktewaterlichaam volledig vrij blijven van obstakels zoals uitstekende brugdelen, bijvoorbeeld leuningen. Daarnaast moeten de onderhoudsstroken vloeiend aansluiten op het brugdekniveau.

 

Omdat de maaikorven van de onderhoudsmachines niet reiken tot onder de brug moet taludverdediging worden aangebracht onder de brug. Deze taludverdediging moet doorlopen tot de bodem van het oppervlaktewaterlichaam en 2 meter uitsteken aan weerszijden van de brug.

 

De meldingsplichtige is verplicht om verzakkingen en schade aan het oppervlaktewaterlichaam en taluds, die zijn ontstaan na de gereedmelding van de werkzaamheden, te herstellen. Deze verplichting geldt voor een periode van één jaar, zodat het waterschap kan beoordelen of het werk onder alle seizoenen onveranderd blijft.

 

Wanneer de aangelegde brug in de toekomst een obstakel vormt voor het door het waterschap uit te voeren beheer en/of onderhoud of anderszins de zorg voor het watersysteem belemmert, moet de meldingsplichtige deze op eigen kosten verwijderen. Deze bepaling ligt in lijn met artikel 6.22 van de Waterwet.

 

Als de brug zijn functie heeft verloren, moet de meldingsplichtige deze (laten) verwijderen.

 

Artikel 9b Meldplicht

Het is van belang dat de werkzaamheden in en nabij een oppervlaktewaterlichaam op de juiste wijze worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de werkzaamheden. Daarom is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen. Het is aan te raden om mogelijke belanghebbenden, voorafgaand aan de werkzaamheden, daarvan in kennis te stellen.

 

  • 10.

    Uitstroomvoorzieningen

Artikel 10 Vrijstelling vergunningplicht

Op grond van artikel 3.1 lid 1 sub a en c en lid 5 sub a en c van de Keur Waterschap Rijn en IJssel 2023, is het verboden zonder watervergunning gebruik te maken van de kernzone en/of beschermingszone van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken aan te brengen, werkzaamheden te verrichten, of stoffen of voorwerpen te brengen of te hebben op andere dan de daarvoor bestemde plaatsen.

 

Op grond van artikel 3.14 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

 

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

  • HEN, SED, natte EVZ: hoogste ecologische niveau, specifiek ecologische doelstelling of natte ecologische verbindingszone;

  • leggerprofiel: het in de legger vastgelegde theoretische dwarsprofiel van een oppervlaktewaterlichaam, inclusief de maatvoeringen;

  • uitstroomvoorziening: een constructie in een oppervlaktewaterlichaam waarmee water wordt geloosd. De uitstroomvoorziening betreft het gezamenlijke werk van de uitstroombuis en de bijbehorende taludafwerking.

Het aanleggen van een uitstroomvoorziening betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudige en veel voorkomende activiteit in een oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.

 

Deze algemene regel is van toepassing op het aanleggen, wijzigen en behouden van een uitstroomvoorziening in de kern- en/of beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam. Deze algemene regel geldt niet voor uitstroomvoorzieningen in de kernzone en/of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade. De risico’s op schade aan waterkeringen zijn te groot om te reguleren middels algemene regels. Daarom geldt voor het aanleggen, wijzigen en behouden van een uitstroomvoorziening nabij een waterkering de vergunningplicht.

 

Een uitstroomvoorziening die wordt aangelegd volgens deze algemene regel, vormt niet of nauwelijks een belemmering voor het uit te voeren onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam. Dit houdt verband met de schuine afwerking van de uitstroombuis in het talud. Een uitstroomvoorziening met een uitstroombak valt om die reden niet onder deze algemene regel maar is vergunningplichtig. Met name de schuine afwerking van de uitstroombuis in het talud zorgt ervoor dat het onderhoud geen hinder ondervindt.

 

De uitstroomvoorziening moet een minimale gronddek van 50 cm krijgen in het onderhoudspad. Dit om te voorkomen dat schade ontstaat aan de uitstroomvoorziening door bijvoorbeeld het uitvoeren van onderhoud door het waterschap of door het uitvoeren van werkzaamheden door derden. De gronddek wijkt af van de minimale gronddek bij kabels en leidingen, omdat het om een klein traject gaat in het onderhoudspad. Het onderhoudspad zal doorgaans gekruist worden, waardoor de kans op schade kleiner is. Daarnaast zijn de belangen en de impact van beschadingingen aan een uitstroomvoorziening, kleiner. Dit in tegenstelling bij kabels en leidingen, waarbij lange trajecten parallel aan het oppervlaktewaterlichaam gelegd worden en een grote groep belanghebbenden getroffen wordt bij beschadigingen.

 

Deze algemene regel is van toepassing op alle uitstroomvoorzieningen, ongeacht de toepassing. Met uitzondering van het aansluiten van een leggerwatergang of een niet-leggerwatergang (kavelsloot, bermsloot etc.) op een leggerwatergang. Voor deze toepassing worden over het algemeen duikers gebruikt.

 

Het grootste potentiële risico van uitstroomvoorzieningen is uitspoeling van het talud. Daarom zijn in deze algemene regel de voorschriften 5, 6 en 7 opgenomen die borgen dat het risico van uitspoeling van het talud tot een minimum beperkt blijft.

 

Voor het aanleggen van een uitstroomvoorziening in een natuurvriendelijke oever of verflauwd talud, flauwer dan 1:3, of in een oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of natte EVZ moet een natuurlijke inpassing in het landschap worden gerealiseerd. Dit gebeurt onder meer door de materiaalkeuze en de afwerking van het talud zoals omschreven in voorschriften 5 en 7.

 

Deze algemene regel voorziet niet in de kwantitatieve aspecten van de lozing. Voor de kwantitatieve lozing gelden de regels uit de Keur Waterschap Rijn en IJssel 2023. Dit betekent dat er, afhankelijk van de hoeveelheid te lozen water, een melding moet worden ingediend of vergunning moet worden aangevraagd bij het waterschap. De kwaliteit van het te lozen water is evenmin geregeld in deze algemene regel. Hiervoor kunnen de regels uit het Activiteitenbesluit of Besluit lozen buiten inrichtingen gelden, of er worden maatwerkvoorschriften opgelegd.

 

Op het aanleggen, wijzigen en behouden van een uitstroomvoorziening kunnen naast het gestelde in deze algemene regel ook bepalingen gelden vanuit andere wet- en regelgeving.

 

Artikel 10a Voorschriften

Indien de activiteiten vallen onder de criteria van deze algemene regel, is hieraan een aantal voorschriften verbonden.

 

Het leggerprofiel moet in stand worden gehouden. Daarnaast mag de uitstroomvoorziening geen obstakel vormen voor het door of namens het waterschap uit te voeren onderhoud. Daarom is het belangrijk dat de uitmonding van de buis schuin wordt afgewerkt, zodat deze aansluit op de helling van het talud. Concreet betekent dit dat de buis in dezelfde hellingshoek moet worden afgezaagd en niet mag uitsteken uit de taludlijn. De uitstroomvoorziening (buis) moet haaks, dwars op de as van het oppervlaktewaterlichaam, op het oppervlaktewaterlichaam worden aangelegd. Dit heeft tot doel de uitstroomvoorziening zo kort mogelijk te houden.

 

Wanneer de aangelegde uitstroomvoorziening in de toekomst een obstakel vormt voor het door het waterschap uit te voeren beheer en/of onderhoud of anderszins de zorg voor het watersysteem belemmert, moet de meldingsplichtige de uitstroomvoorziening op eigen kosten verwijderen. Deze bepaling ligt in lijn met het gestelde in artikel 6.22 van de Waterwet.

 

Als de uitstroomvoorziening zijn functie heeft verloren, moet de meldingsplichtige deze (laten) verwijderen. Onder voorwaarden kan worden volstaan met een melding op basis van de algemene regel Het verwijderen van werken en beplanting nabij een oppervlaktewaterlichaam.

 

Artikel 10b Meldplicht

Het is van belang dat de werkzaamheden in en nabij een oppervlaktewaterlichaam op de juiste wijze worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de werkzaamheden. Daarom is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen. Het is aan te raden om mogelijke belanghebbenden, voorafgaand aan de werkzaamheden, daarvan in kennis te stellen.

 

  • 11.

    Werken, beplantingen, bomen en werkzaamheden in de kernzone (KZ), beschermingszone (BZ) en het profiel van vrije ruimte (PVVR) van de waterkering

Artikel 11 Vrijstelling vergunningplicht

 

Waterkeringen hebben de functie het achterland te beschermen tegen overstroming en vervullen daarmee vaak een regionale of zelfs bovenregionale rol. Het is daarom van groot belang dat waterkeringen hun waterkerende functie behouden.

Het waterschap heeft de taak de waterkerende functie van waterkeringen en de waterveiligheid van het gehele beheergebied te waarborgen.

 

Het algemene uitgangspunt bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor (bouw)werken, beplanting of activiteiten in, op of nabij waterkeringen is dat het waterkerend vermogen en de functie van de waterkeringen gewaarborgd blijven. Het waterschap stelt daarom eisen aan de aangevraagde activiteiten, beplanting of (bouw)werken. Deze eisen hangen samen met de invloed van de aangevraagde (bouw)werken, beplanting of activiteiten op de functie, de constructie en het doelmatige beheer en onderhoud aan de waterkeringen en de uitbreidbaarheid van waterkeringen. De eisen vloeien voort uit de geldende veiligheidsnormen voor de waterkeringen.

 

Kernzone waterkering

Bij primaire en regionale waterkeringen komt de kernzone overeen met de waterkering zelf en de naast liggende onderhoudsstroken. Bij zomerkades is de kernzone de dijk, gemeten van binnen- tot buitenteen.

 

Beschermingszone waterkering

De beschermingszones van een waterkering sluiten direct aan op de kernzone. Daarnaast geven de beschermingszones het invloedgebied (ook ondergronds, op basis van de 1:5-lijn) aan van bepaalde activiteiten op de veiligheid van de waterkering.

 

Buitenbeschermingszone 1 waterkering

Waterschap Rijn en IJssel onderscheidt tevens buitenbeschermingszones. Deze sluiten direct aan op de beschermingszones. Voor de buitenbeschermingszones geldt een beperkt aantal verboden.

 

Buitenbeschermingszone 2 waterkering

De buitenbeschermingszone 2 sluit direct aan op de buitenbeschermingszone 1. Dit is een zone waarin het plaatsen van een windturbine vergunningplichtig is.

 

Profiel van vrije ruimte waterkering

Het profiel van vrije ruimte is de ruimte langs en boven primaire en regionale waterkeringen die nodig is voor toekomstige verbeteringen aan de waterkering. Deze vrij te houden ruimte (ook ondergronds, op basis van een aanvullende denkbeeldige lijn met een helling van 1:5 (dijken en verholen dijken) of een helling van 1:1 (waterkerende constructie / langsconstructies)) is noodzakelijk om de waterkerende functie van een waterkering, ook in de toekomst, te kunnen waarborgen.

 

Toekomstige dijkversterkingen zijn niet uit te sluiten. Het is vanuit dat oogpunt niet wenselijk om (bouw)werken, leidingen of andere, moeilijk te verwijderen, kapitaalintensieve werken te moeten verwijderen om een dijkversterking uit te voeren. Daarom is het van belang (bouw)werken zoveel mogelijk zodanig te situeren dat een dijkaanpassing mogelijk blijft zonder sloop of verplaatsing. In deze zone geldt daarom een verbod voor het oprichten van permanente (bouw)werken.

 

figuur 1.1 schematische weergave van de zoneringen en het profiel van vrije ruimte bij dijken en verholen dijken

 

figuur 1.2 schematische weergave van de zoneringen en het profiel van vrije ruimte bij (langs)constructies

 

Voor primaire waterkeringen is op 1 januari 2017 de nieuwe normering van kracht geworden. De nieuwe normering is in de actualisatie van de legger waterkeringen in 2021 verwerkt. In veel gevallen leidt dit tot een verruiming van de beschermingszone (zonering die direct grenst aan de waterkering) en het profiel van vrije ruimte (reservering voor toekomstige dijkversterkingen).

 

De verruiming van de zoneringen brengt grote beperkingen met zich mee voor reguliere tuin- en onderhoudswerkzaamheden zoals het aanbrengen van beplanting, schoffelen en overige vergelijkbare kleine, tijdelijke graafwerkzaamheden. Deze beperkingen gaan verder dan nodig om onze dijken te beschermen. Om die reden worden in deze algemene regel tuinwerkzaamheden en verschillende werkzaamheden die daarmee samenhangen, onder voorwaarden, uitgezonderd van de vergunningplicht.

 

Groene waterkeringen

Deze algemene regel is van toepassing op groene waterkeringen. Deze waterkeringen hebben duidelijke taluds en een kruin en zijn erosiebestendig afgewerkt met een grasmat of steenbekleding. De algemene regel is niet van toepassing op langsconstructies (denk aan damwanden, kistdammen, keermuren, kwelschermen en schuiven) en een samengestelde waterkering (groene dijk met een langsconstructie).

 

Verholen waterkering

Deze algemene regel is van toepassing op verholen waterkeringen. Een verholen waterkering bestaat in tegenstelling tot een groene waterkering uit een aaneengesloten grondlichaam omringd door andere grond en is daarmee niet separaat in het veld aanwijsbaar. Een verholen waterkering ontleent als grondlichaam zijn robuustheid aan de grootte van het gehele grondlichaam in combinatie met de gekozen kerende hoogte.

 

Binnendijks

De landzijde van een waterkering, die door de waterkering wordt beschermd tegen invloeden van de grote rivieren.

 

Permanente verlaging maaiveld:

Een permanente verlaging van het maaiveld is niet toegestaan. Tijdelijke afgravingen ten behoeve van het aanleggen van werken en het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van deze algemene regel zijn toegestaan. Deze afgravingen dienen echter van zo kort mogelijke duur te zijn en mogen niet langer plaatsvinden dan verwacht voor het uitvoeren van dat specifieke werk. De afgraving moet worden opgevuld tot de hoogte van het omliggende maaiveld en met grond die dezelfde draagkracht en samenstelling heeft als de omliggende grond.

 

Beplanting

Heesters, struiken en lage beplanting, uitgezonderd gras dat deel uitmaakt van de erosiebestendige bekleding.

 

Bomen

Beplanting met opgaande stam(men) van hout.

 

Binnenteen

De onderrand (knikpunt) van het dijklichaam aan de binnendijkse zijde van de dijk (de overgang van dijk naar maaiveld).

 

Tuininrichting

Het gedeelte van het terrein dat wordt ingericht als particuliere tuin. Het gaat daarbij om het aanbrengen van beplanting en semi-permanente (bouw)werken, zoals terrassen, verlichting en borderranden. Denk hierbij ook aan plaatselijke ophogingen in de tuin. Het gaat hier uitdrukkelijk niet om het aanleggen van kabels en leidingen, het aanplanten van bomen of om het plaatsen van erfafscheidingen. Deze werken zijn onder een ander lid in de algemene regel opgenomen.

 

Erfafscheidingen

De erfafscheiding is een semi-permanent (bouw)werk waarmee de grens tussen twee erven wordt aangegeven. Denk aan een schutting of een raster.

 

Permanente en semi-permanente (bouw)werken

Zowel permanente als semi-permanente (bouw)werken op en nabij de waterkering kunnen de stabiliteit van de waterkering nadelig beïnvloeden. Het waterschap maakt onderscheid in de beoordeling omdat semi-permanente (bouw)werken doorgaans relatief eenvoudig te verwijderen zijn.

Permanente (bouw)werken zijn duurzaam met de grond verenigd en hebben doorgaans een fundering. Deze werken zijn niet zonder vergunning toegestaan. Denk hierbij aan huizen, garages, schuren, en grotere tuinhuizen, met een vorstvrije fundering.

Semi-permanente bouwwerken betreffen werken die eenvoudig en zonder veel kosten te verwijderen zijn. Denk hierbij aan het plaatsen van kleine tuinhuisjes en overkappingen (al dan niet geplaatst op tegels en/of betonbanden), erfafscheidingen, bestratingen, tuinverlichting, borderranden en meubilair.

 

Zorgplicht

Naast de gestelde voorwaarden in deze algemene regel is een ieder gehouden aan zijn/haar zorgplicht. Een ieder is verantwoordelijk voor een veilige en gezonde leefomgeving. Dit betekent dat bij het uitvoeren van werkzaamheden, naast de gestelde voorwaarden, door de initiatiefnemer beoordeeld moet worden of de werkzaamheden veilig uitgevoerd kunnen worden. Denk hierbij aan het wachten met het uitvoeren van graafwerkzaamheden bij hoog water. Bij hoog water vormen graafwerkzaamheden een risico voor de stabiliteit van de waterkering en daarmee voor de waterveiligheid.

 

  • 12.

    Werken, beplantingen, bomen en werkzaamheden in de kernzone (KZ) en beschermingszone (BZ) van de kade

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

  • Beplanting: heesters, struiken, bodembedekkers en hagen;

  • Bomen: beplanting met opgaande stam(men) van hout;

  • Hoge grond: hoger gelegen grond, die beveiliging biedt tegen overstroming, waarvan de grens is aangegeven met een hoge grondenlijn;

  • Kade: waterkering/ dijk van het regionale watersysteem, anders dan primaire en secundaire (regionale) keringen en bijbehorende zomerkades;

  • Kruin: bovenkant van een kade;

  • Leggerprofiel: het in de legger vastgelegde theoretische dwarsprofiel van een oppervlaktewaterlichaam, inclusief de maatvoeringen;

  • Opgeleid oppervlaktewaterlichaam: kunstmatig aangelegde, vaak met kades omgeven, opgehoogde beek waarvan het waterpeil hoger is dan het omliggende maaiveld;

  • Permanente (bouw)werken: zijn duurzaam met de grond verenigd en hebben doorgaans een fundering. Deze werken zijn niet zonder vergunning toegestaan. Denk hierbij aan huizen, garages, schuren, en grotere tuinhuizen, met een vorstvrije fundering.

  • Semi-permanente bouwwerken: betreffen werken die eenvoudig en zonder veel kosten te verwijderen zijn. Denk hierbij aan het plaatsen van erfafscheidingen, bestratingen, tuinverlichting, borderranden en tuinmeubilair.

  • Talud: het schuine vlak langs een oppervlaktewaterlichaam of een kade tussen de bodem en de insteek van een oppervlaktewaterlichaam of tussen de kruin en de teen van een kade;

  • Teen: het knikpunt tussen het talud van een kade en het horizontaal gelegen maaiveld;

  • Tuinwerkzaamheden: reguliere werkzaamheden ten behoeve van het onderhouden van de bestaande tuin;

  • Verhoogde waterstand: Bij een opgeleid oppervlaktewaterlichaam is er sprake van een verhoogde waterstand bij een peilverhoging van 20 cm of meer t.o.v. het gemiddelde waterpeil;

    Bij oppervlaktewaterlichamen waar de kade direct grenst aan het oppervlaktewaterlichaam, is de waterstand verhoogd als deze hoger is dan het maaiveld achter de kade. Bij overige oppervlaktewaterlichamen is de waterstand verhoogd, wanneer de waterstand gelijk of hoger is dan de insteek van het oppervlaktewaterlichaam.

Tuinwerkzaamheden

Het uitvoeren van reguliere tuinwerkzaamheden in een bestaande tuin wordt in deze algemene regel vrijgesteld van de vergunningplicht. Het betreft reguliere tuinwerkzaamheden boven maaiveld en met een maximale ontgraving van 30 cm. Zoals, het uitvoeren van snoeiwerkzaamheden en onkruid wieden.

 

Ontgravingen moeten direct aangevuld worden met grond dat voldoet aan het Besluit bodemkwaliteit. Dit betekent dat de grond die ontgraven is, teruggebracht wordt of dat grond dat aangevoerd wordt voldoet aan de Achtergrondwaarde (dus grond is die in het gebied reeds voorkomt).

 

Agrarische werkzaamheden.

Het uitvoeren van agrarische werkzaamheden in de beschermingszone wordt in deze algemene regel vrijgesteld van vergunningsplicht. Het gaat hier onder andere om gebruik van agrarisch materieel en het ploegen van gronden. In de kernzone is dit wel vergunning plichtig in verband met het op (de langere) termijn verlagen van maaiveld en het risico op aantasting van de stabiliteit van de kade.

 

Permanente en semi-permanente (bouw)werken

Zowel permanente als semi-permanente (bouw)werken op en nabij de kade kunnen de stabiliteit van de kade nadelig beïnvloeden. Het waterschap maakt onderscheid in de beoordeling omdat semi-permanente (bouw)werken doorgaans relatief eenvoudig te verwijderen zijn.

Permanente (bouw)werken zijn duurzaam met de grond verenigd en hebben doorgaans een fundering. Deze werken zijn niet zonder vergunning toegestaan. Denk hierbij aan huizen, garages, schuren, en grotere tuinhuizen, met een vorstvrije fundering.

Semi-permanente bouwwerken betreffen werken die eenvoudig en zonder veel kosten te verwijderen zijn. Denk hierbij aan het plaatsen van kleine tuinhuisjes en overkappingen (al dan niet geplaatst op tegels en/of betonbanden), erfafscheidingen, bestratingen, tuinverlichting, borderranden en meubilair.

 

 

Erfafscheidingen

De erfafscheiding is een semi-permanent (bouw)werk waarmee de grens tussen twee erven wordt aangegeven. Denk aan een schutting of een raster.

 

Zorgplicht

Naast de gestelde voorwaarden in deze algemene regel is eenieder gehouden aan zijn/haar zorgplicht. Eenieder is verantwoordelijk voor een veilige en gezonde leefomgeving. Dit betekent dat bij het uitvoeren van werkzaamheden, naast de gestelde voorwaarden, door de initiatiefnemer beoordeeld moet worden of de werkzaamheden veilig uitgevoerd kunnen worden. Denk hierbij aan het wachten met het uitvoeren van graafwerkzaamheden bij hoog water. Bij hoog water vormen graafwerkzaamheden een risico voor de stabiliteit van de kade en daarmee voor de waterveiligheid.

 

Stabiliteit

Bij het aanbrengen van bomen en beplanting moet rekening worden gehouden met de stabiliteit van de taluds van het oppervlaktewaterlichaam en kade. Bomen kunnen omwaaien en het talud beschadigen. Daarnaast kunnen de wortels van bomen en struiken oeververdedigingen en kunstwerken beschadigen. Dit laatste geldt ook voor achterblijvende boomstobben en wortels na het kappen van bomen.

 

Beheer en onderhoud

De aanwezigheid van bomen en beplanting kan invloed hebben op de bereikbaarheid van het oppervlaktewaterlichaam voor onderhoudsmaterieel en daarmee belemmerend werken op beheer, onderhoud en inspectie, dat het waterschap uitvoert. Opgaande beplanting in de taluds bemoeilijkt het maaionderhoud van het natte profiel en de taluds. Opgaande beplanting op of afhangende takken over de onderhoudsstrook belemmeren de doorgang van onderhoudsmachines.

 

  • 13.

    Werken en werkzaamheden in en aan bestaande permanente bebouwing in de kernzone (KZ), beschermingszone (BZ) en het profiel van vrije ruimte (PVVR) van de waterkering

Zie tevens de toelichting bij artikel 11.

 

Dijken, waterkerende constructies / langsconstructies , verholen dijken

Deze algemene regel is van toepassing op alle waterkeringen, zowel dijken, waterkerende constructies / langsconstructies, verholen dijken en combinaties daarvan. De meest voorkomende verschijningsvorm van waterkeringen is de dijk. Dit is een met gras en/of steenbekleding bekleed grondlichaam met een bepaalde kerende hoogte. Dijken zijn doorgaans voorzien van taluds. Waterkeringen kunnen ook als waterkerende constructie / langsconstructie zijn uitgevoerd. Dit is een constructie die in combinatie met een grondlichaam (dijk) of in plaats van een grondlichaam, water keert. Voorbeelden zijn damwanden, kistdammen, keermuren, kwelschermen en schuiven. Een verholen waterkering bestaat in tegenstelling tot een dijk uit een aaneengesloten grondlichaam omringd door andere grond en is daarmee niet separaat aanwijsbaar. Een verholen dijk ontleent als grondlichaam zijn robuustheid aan de grootte van het gehele grondlichaam in combinatie met de gekozen kerende hoogte.

 

Algemene regel voor werkzaamheden en werken in en aan bestaande bebouwing

Voor primaire waterkeringen is op 1 januari 2017 de nieuwe normering van kracht geworden. De nieuwe normering is in de actualisatie van de legger waterkeringen in 2021 verwerkt. In veel gevallen leidt dit tot een verruiming van de beschermingszone (zonering die direct grenst aan de waterkering) en het profiel van vrije ruimte (reservering voor toekomstige dijkversterkingen).

 

De verruiming van de zoneringen brengt grote beperkingen met zich mee voor reguliere werkzaamheden en aanpassingen in en aan bestaande bebouwing, zoals het uitvoeren van schilderwerk, het vervangen van kozijnen, het plaatsen van dakkapellen, nokverhogingen, balkons, en technische installaties zoals zonnepanelen, warmtepompen en airco-units aan de binnen- en buitenzijde van de bebouwing. Deze beperkingen gaan verder dan nodig om onze dijken te beschermen. Om die reden worden in deze algemene regel werkzaamheden en werken die daarmee samenhangen, onder voorwaarden, uitgezonderd van de vergunningplicht. Hiermee wordt onnodige regeldruk op de omgeving tot een minimum beperkt.

 

Werken in de beschermingszone in relatie tot de kernzone

In deze algemene regel zijn bovengrondse uitbreidingen in de beschermingszone die aan de bestaande bebouwing worden aangebracht vrijgesteld van vergunningplicht. Voorbeelden hiervan zijn het aanbrengen van een dakkapel, of een balkon. Een dergelijke uitbreiding in de beschermingszone heeft geen effect op de waterkering en het beheer van de waterkering. In de kernzone van de waterkering zijn uitbreidingen niet zonder meer mogelijk, omdat het kan leiden tot het niet meer bereikbaar zijn van de waterkering voor inspectie en onderhoud. In het geval dat bebouwing in de beschermingszone staat, maar een uitbreiding (zoals een balkon) in of boven het vlak van de kernzone is voorzien, is deze algemene regel dus niet van toepassing. Er geldt in dit geval een reguliere vergunningplicht waarbij zal worden getoetst wat de (on)mogelijkheden zijn.

 

Particulieren, bedrijven en overheden

De algemene regel is bedoeld voor alle mogelijke eigenaren en gebruikers van gebouwen waar sprake is van werken of werkzaamheden.

 

Bestaande permanente bebouwing

Deze algemene regel is van toepassing op bestaande permanente bebouwing. Met bestaande bebouwing worden permanente (bouw)werken bedoeld die bij het in werking treden van deze algemene regel al aanwezig waren.

 

Permanente en semi-permanente (bouw)werken

Zowel permanente als semi-permanente (bouw)werken op en nabij de waterkering kunnen de stabiliteit van de waterkering nadelig beïnvloeden. Het waterschap maakt onderscheid in de beoordeling omdat semi-permanente (bouw)werken doorgaans relatief eenvoudig te verwijderen zijn.

 

Permanente (bouw)werken zijn duurzaam met de grond verenigd, hebben doorgaans een fundering en zijn doorgaans robuust gebouwd. Deze werken zijn niet zonder vergunning toegestaan. Denk hierbij aan huizen, garages, schuren, en grotere tuinhuizen, met een vorstvrije fundering.

 

Semi-permanente (bouw)werken betreffen werken die eenvoudig en zonder veel kosten te verwijderen zijn, maar zijn doorgaans minder robuust gebouwd. Denk hierbij aan het plaatsen van kleine tuinhuisjes en overkappingen (al dan niet geplaatst op tegels en/of betonbanden), erfafscheidingen, bestratingen, tuinverlichting, borderranden en meubilair.

 

Deze algemene regel is alleen van toepassing op permanente (bouw)werken, omdat werkzaamheden en nieuwe werken in of aan dergelijke gebouwen veelal niet van invloed zijn op de waterkering. Voor werkzaamheden en werken aan semi-permante (bouw)werken wordt verwezen naar de algemene regel voor tuinwerkzaamheden waterkeringen.

 

Leidingen in en aan bestaande bebouwing

Normaliter is het aanleggen en hebben van leidingen in de buitenbeschermingszone verboden, omdat bij bezwijken een negatief effect op de waterkering kan ontstaan, zoals het ontstaan van een erosiekrater in de grond. Echter, veel voorkomende leidingen in en aan bebouwing hebben gezien de locatie van de leidingen bij bezwijken geen mogelijk negatief effect op de waterkering. Daarom wordt bij vergunningverlening voor een bouwwerk (zoals een woning) doorgaans geaccepteerd dat er leidingen worden aangebracht naar en in de woning. Dit is nu eenmaal onlosmakelijk met elkaar verbonden. Doorgaans wordt aan leidingwerk binnen bebouwing geen eisen gesteld, maar wel aan leidingwerk naar de woning toe, zoals het tracé en materiaaleisen. Bij industriële gebouwen kan het zijn dat wel eisen aan zwaardere leidingen binnen de bebouwing nodig zijn. Voor deze algemene regel is een zo ruim mogelijke vrijstelling voor leidingen gehanteerd, die in vrijwel alle gevallen van toepassing zal zijn, en zonder verzwarende eisen te stellen. Hierbij is voor de maatvoering aangesloten bij de huidige beleidsregels voor leidingen die in de buitenbeschermingszone in de grond worden aangelegd. Bij leidingen tot en met 3 bar en/of 110 mm doorsnede volstaat regulier standaard materiaal. Bij grotere en/of zwaardere leidingen worden verzwarende eisen gesteld aan bijvoorbeeld materiaalsoort en wanddikte. Voor de eenduidigheid wordt in deze algemene regel dezelfde maatvoering gehanteerd. Voor leidingen in particuliere situaties zal deze algemene regel zeker dekkend zijn zonder het stellen van verzwarende eisen. Voor industriële leidingen zal de algemene regel veelal ook van toepassing zijn, enkel bij zwaardere leidingen is de eis dat wordt voldaan aan de geldende NEN normen voor betreffende industrie. Daarin is geregeld hoe het leidingsysteem veilig is, maar ook welke voorzieningen nodig zijn als een leiding bezwijkt. Leidingen worden dan doorgaans automatisch drukloos, en bezwijken van een leiding zal dan niet leiden tot een langere duur van erosie of uitspoeling van de waterkering. Het voldoen aan een NEN norm is vanuit de waterkering geen extra verzwarende eis voor betreffende industrie.

 

Explosie gevaarlijke inrichtingen

Explosie gevaarlijke inrichtingen kunnen bij bezwijken, ook binnen een pand, leiden tot aantasting van de waterkering. Daarom zijn dergelijke werken binnen de buitenbeschermingszone van de waterkering verboden en uitgesloten van deze algemene regel. Bij explosie gevaarlijke inrichtingen moet worden gedacht aan tanks met ontvlambrandbare vloeistoffen of gassen.

 

Zorgplicht

Naast de gestelde voorwaarden in deze algemene regel is eenieder gehouden aan zijn/haar zorgplicht. Eenieder is verantwoordelijk voor een veilige en gezonde leefomgeving. Dit betekent dat bij het uitvoeren van werkzaamheden, naast de gestelde voorwaarden, door de initiatiefnemer beoordeeld moet worden of de werkzaamheden veilig uitgevoerd kunnen worden. Denk hierbij aan het wachten met het uitvoeren van graafwerkzaamheden bij hoog water. Bij hoog water vormen graafwerkzaamheden een risico voor de stabiliteit van de waterkering en daarmee voor de waterveiligheid.

Afdeling III: Algemene regels, nadere regels en verplichtingen voor grondwateronttrekkingen

1. Onttrekken van grondwater ten behoeve van bronbemaling

Artikel 1 Vrijstelling vergunningplicht / Instellen meldplicht. Instellen meet- en registratieplicht.

  • 1.

    Grondwateronttrekkingen ten behoeve van bronbemaling zijn vrijgesteld van vergunningplicht indien de hoeveelheid te onttrekken grondwater niet meer bedraagt dan 100.000 m3 per aaneengesloten periode van 30 dagen en de onttrekking niet langer duurt dan een aaneengesloten periode van 180 dagen.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in het eerste lid, doet degene die grondwater onttrekt daarvan melding aan het bestuur indien de pompcapaciteit meer bedraagt dan 10 m3 per uur.

  • 3.

    De meldplichtige, bedoeld in het tweede lid is verplicht de waterhoeveelheden te meten, gegevens daarover te registreren en daarvan opgave te doen aan het bestuur.

  • 4.

    De meldplichtige, bedoeld in het tweede lid is verplicht:

    • a.

      de freatische grondwaterstand en de stijghoogte in het eerste watervoerend pakket niet verder te verlagen dan maximaal 0,5 meter beneden het gewenste ontgravingsniveau of saneringsniveau;

    • b.

      indien de gewenste grondwaterstandsverlaging is bereikt, de bemalingscapaciteit zodanig terug te brengen dat de verlaging niet verder toeneemt;

    • c.

      op zo kort mogelijke afstand van het op dat moment diepste ontgravingsniveau of saneringsniveau een peilbuis te plaatsen;

    • d.

      dagelijks de onttrokken hoeveelheid grondwater vast te stellen en op een meetstaat aan te tekenen;

    • e.

      de bronnen na definitieve beëindiging van de onttrekking te dichten en daarbij de oorspronkelijke scheiding van de bodemlagen te herstellen.

2. Onttrekken van grondwater ten behoeve van proeven

Artikel 2 Vrijstelling vergunningplicht. Instellen meldplicht. Instellen meet- en registratieplicht.

  • 1.

    Grondwateronttrekkingen ten behoeve van proeven, zijn vrijgesteld van vergunningplicht indien de hoeveelheid te onttrekken grondwater niet meer bedraagt dan 100.000 m3 per aaneengesloten periode van dertig dagen en de onttrekking niet langer duurt dan een aaneengesloten periode van 180 dagen.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in het eerste lid, doet degene die grondwater onttrekt daarvan melding aan het bestuur indien de pompcapaciteit meer bedraagt dan 10 m3 per uur.

  • 3.

    De meldplichtige, bedoeld in het tweede lid is verplicht de waterhoeveelheden te meten, gegevens daarover te registreren en daarvan opgave te doen aan het bestuur.

  • 4.

    De meldplichtige, bedoeld in het tweede lid is verplicht de bronnen na definitieve beëindiging van de onttrekking te dichten en daarbij de oorspronkelijke scheiding van de bodemlagen te herstellen.

     

3. Onttrekken van grondwater ten behoeve van grondwatersanering

Artikel 3 Vrijstelling vergunningplicht. Instellen meldplicht. Instellen meet- en registratieplicht.

  • 1.

    Grondwateronttrekkingen ten behoeve van grondwatersanering, zijn vrijgesteld van vergunningplicht indien de hoeveelheid te onttrekken grondwater niet meer bedraagt dan 25.000 m3 per aaneengesloten periode van dertig dagen.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in het eerste lid, doet degene die grondwater onttrekt daarvan melding aan het bestuur indien de pompcapaciteit meer bedraagt dan 1 m³ per uur.

  • 3.

    De meldplichtige, bedoeld in het tweede lid is verplicht de waterhoeveelheden te meten, gegevens daarover te registreren en daarvan opgave te doen aan het bestuur.

  • 4.

    De meldplichtige, bedoeld in het tweede lid is verplicht:

    • a.

      de freatische grondwaterstand en de stijghoogte in het eerste watervoerend pakket niet verder te verlagen dan strikt noodzakelijk;

    • b.

      op zo kort mogelijke afstand van het zwaartepunt van de onttrekking een peilbuis te plaatsen;

    • c.

      de bronnen na definitieve beëindiging van de onttrekking te dichten en daarbij de oorspronkelijke scheiding van de bodemlagen te herstellen.

4. Onttrekken van grondwater ten behoeve van beregening, bevloeiing en veedrenking

Artikel 4 Vrijstelling vergunningplicht. Instellen meldplicht. Instellen meet- en registratieplicht.

  • 1.

    Grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening, bevloeiing en veedrenking, zijn vrijgesteld van vergunningplicht indien de hoeveelheid te onttrekken grondwater niet meer bedraagt dan 60 m3 per uur en niet meer bedraagt dan 25.000 m3 per aaneengesloten periode van negentig dagen.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in het eerste lid, doet degene die grondwater onttrekt daarvan melding aan het bestuur indien de pompcapaciteit meer bedraagt dan 20 m3 per uur.

  • 3.

    De meldplichtige, bedoeld in tweede lid is verplicht de waterhoeveelheden te meten, gegevens daarover te registreren en daarvan opgave te doen aan het bestuur, indien de pompcapaciteit meer bedraagt dan 35 m³ per uur.

  • 4.

    De meldplichtige, bedoeld in het tweede lid is verplicht te beregenen volgens de richtlijnen en voorschriften van de beregeningsplanner, indien de onttrekking plaats vindt in de provincie Gelderland.

  • 5.

    Degene die op grond van het eerste lid vrijgesteld is van de vergunningplicht is verplicht de bronnen na definitieve beëindiging van de onttrekking te dichten en daarbij de oorspronkelijke scheiding van de bodemlagen te herstellen.

     

5. Onttrekken van grondwater ten behoeve van industriële toepassing

Artikel 5 Vrijstelling vergunningplicht. Instellen meldplicht. Instellen meet- en registratieplicht.

  • 1.

    Grondwateronttrekkingen ten behoeve van industriële toepassing zijn vrijgesteld van vergunningplicht indien de hoeveelheid te onttrekken grondwater niet meer bedraagt dan 12.000 m³ per aaneengesloten periode van 90 dagen.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in het eerste lid, doet degene die grondwater onttrekt daarvan melding aan het bestuur indien de pompcapaciteit meer bedraagt dan 10 m³ per uur.

  • 3.

    De meldplichtige bedoeld in het tweede lid is verplicht de waterhoeveelheden te meten, gegevens daarover te registreren en daarvan opgave te doen aan het bestuur.

  • 4.

    De meldplichtige, bedoeld in het tweede lid is verplicht de bronnen na definitieve beëindiging van de onttrekking te dichten en daarbij de oorspronkelijke scheiding van de bodemlagen te herstellen.

     

6. Onttrekken van grondwater ten behoeve van een noodvoorziening

Artikel 6 Vrijstelling vergunningplicht. Instellen meldplicht.

  • 1.

    Grondwateronttrekkingen ten behoeve van een noodvoorziening zijn vrijgesteld van de vergunningplicht.

  • 2.

    Degene die grondwater onttrekt ten behoeve van een noodvoorziening doet daarvan zo spoedig mogelijk melding aan het bestuur.

  • 3.

    De meldplichtige, bedoeld in het tweede lid is verplicht de bronnen na definitieve beëindiging van de onttrekking te dichten en daarbij de oorspronkelijke scheiding van de bodemlagen te herstellen.

     

7. Onttrekken van grondwater zoals bedoeld in artikel 3.7 van de Keur

Artikel 7 Instellen meet- en registratieplicht

De meldplichtige op grond van artikel 3.7 van de keur dient de waterhoeveelheden te meten, gegevens daarover te registreren en daarvan opgave te doen aan het bestuur.

 

Toelichting Afdeling III

 

Algemeen

 

In een aantal artikelen in deze paragraaf wordt betekenis toegekend aan de pompcapaciteit van het onttrekkingsmiddel. Onder pompcapaciteit wordt verstaan het door de fabrikant opgegeven maximum wateropbrengend vermogen van de (gezamenlijke) pomp(en) in m³ per uur.

 

Artikelsgewijs

Artikel 1 Vrijstelling vergunningplicht / Instellen meldplicht. Instellen meet- en registratieplicht. Nadere regels

Zie voor de definitie van bronbemaling artikel 1.1, sub c van de keur.

 

Artikel 2 Vrijstelling vergunningplicht / Instellen meldplicht. Instellen meet- en registratieplicht. Nadere regels

Bij proeven moet o.a. gedacht worden aan onttrekkingen met het oog op inzicht naar mogelijkheden en gevolgen van een onttrekking met het oog op een definitieve vergunningsaanvraag.

 

Artikel 3 Vrijstelling vergunningplicht / Instellen meldplicht. Instellen meet- en registratieplicht. Nadere regels

Grondwatersanering betreft het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreiniging en de directe gevolgen daarvan of van dreigende verontreiniging van het grondwater (Zie ook de toelichting op artikel 3.6 van de keur).

 

Artikel 4 Vrijstelling vergunningplicht. Instellen meldplicht. Instellen meet- en registratieplicht. Nadere regels

Beregening/bevloeiing betreft de seizoensafhankelijke irrigatiemethode voor gewassen in de volle grond en in een onbedekt veld.

 

Artikel 5 Vrijstelling vergunningplicht. Instellen meldplicht. Instellen meet- en registratieplicht. Nadere regels

Het betreft hier met name onttrekkingen van grondwater dat in fabrieksprocessen wordt gebruikt of voor de bereiding van voedingsmiddelen.

 

Artikel 6 Vrijstelling vergunningplicht. Instellen meldplicht. Nadere regels

Van een noodvoorziening is sprake als een bestaande of nieuw werk (inrichting) onverwijld ingezet wordt ter voorkoming of beperking van calamiteiten.

Afdeling IV: Algemene regels, nadere regels en verplichtingen voor drainage

Artikel 1 vrijstelling vergunningplicht

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.10 van de Keur, voor het aanleggen, vervangen en wijzigen van drainagevoorzieningen voor zover:

 

  • 1.

    het perceel zich niet bevindt in de onderstaande functie- en/of stroomgebieden:

    functie- / stroomgebied

    op kaart Drainagebeleid aangeduid met

    a.

    natte landnatuur / beschermingszone natte landnatuur

    b.

    Natura 2000 / beïnvloedingszone Natura 2000

    c.

    tijdelijke beschermingszone

    combinatie van a. en b.

    combinatie van b. en c.

    d.

    stroomgebied HEN- of SED-water

  • 2.

    het maximaal drainerende peil 0,80 m -mv bedraagt;

  • 3.

    bij peilgestuurde drainage het laagst instelbare peil 0,80 m -mv bedraagt ten opzichte van het hoogste punt van de te draineren gronden;

  • 4.

    het perceel zich niet bevindt binnen de kernzone en/of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade;

  • 5.

    de afwatering van het perceel niet verschuift naar een ander stroomgebied;

  • 6.

    de drainagevoorzieningen bestaan uit greppels, buisdrainage of sloten;

  • 7.

    de uitstroomvoorziening niet wordt uitgevoerd met een uitstroombak;

  • 8.

    bij peilgestuurde of andere samengestelde drainage de verzamelput zich niet bevindt in het onderhoudspad.

Artikel 1a Vervangen bestaande drainage

  • 1.

    Het vervangen van bestaande drainage is niet vergunning plichtig, indien de nieuwe drainage aantoonbaar gelijk is aan reeds vergunde drainage, qua diepte, lengte, breedte, onderlinge afstand en diameter; en

  • 2.

    In de beschermingsgebieden, zoals genoemd in artikel 1.1, de nieuwe drainage een ontwateringsdiepte kent gelijkwaardig aan de bestaande drainage, maar met een maximale ontwateringsdiepte van 80 cm.

Artikel 1b Ondiepe greppels

  • 1.

    het aanleggen van drainagevoorzieningen bestaande uit greppels ondieper dan 0,5 m -mv is vrijgesteld van vergunning- en meldingsplicht.

Artikel 1c Voorschriften

Degene die op grond van artikel 1 en 1a is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanleggen, vervangen en wijzigen van een drainagesysteem:

  • 1.

    legt de uitstroomvoorzieningen ten behoeve van het lozen van drainagewater aan conform het gestelde in de algemene regel Uitstroomvoorzieningen;

  • 2.

    stuurt na uitvoering van de werkzaamheden een gereedmelding naar handhaving@wrij.nl.

  • 3.

    herstelt gedurende één jaar na de gereedmelding van de werkzaamheden in overleg met het waterschap beschadigingen en verzakkingen aan het oppervlaktewaterlichaam, taluds, onderhoudsstroken en/of (kunst)werken, voor zover deze beschadigingen en verzakkingen het gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden.

Artikel 1d Meldplicht

Degene die op grond van artikel 1 en 1a is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanleggen, vervangen en wijzigen van drainagevoorzieningen van een perceel:

  • 1.

    meldt dit uiterlijk 4 weken voor de geplande aanvang van de werkzaamheden aan het waterschap door het daartoe bestemde meldingsformulier volledig in te vullen en in te dienen via info@wrij.nl of postbus 148, 7000 AC Doetinchem;

  • 2.

    begint de werkzaamheden pas nadat het waterschap de ontvangst van de melding heeft bevestigd;

  • 3.

    vermeldt bij de melding de volgende gegevens:

      • -

        de naam, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van de meldingsplichtige;

      • -

        een omschrijving van de aard, de omvang, de reden en het doel van de geplande werkzaamheden;

      • -

        de start- en einddatum van de werkzaamheden;

      • -

        een situatietekening met:

    • de aanduiding van het te draineren perceel / percelen;

    • de kadastrale aanduiding(en) van het te draineren perceel / de te draineren percelen;

    • de diepte van de drainagebuizen, greppels of sloten ten opzichte van het maaiveld;

    • de locaties van de uitstroomvoorzieningen;

    • de onderlinge afstanden tussen de draineervoorzieningen / greppels dieper dan 0,50 m;

    • (bij peilgestuurde drainage) de locatie van het regulerend kunstwerk (put, stuw of andere voorziening) en de maximale hoogte van de hiermee gedraineerde gronden, beide in meters +NAP.

      • -

        de rijksdriehoekscoördinaten (X, Y-coördinaten) van het perceel / percelen waar de drainagevoorzieningen zullen worden aangelegd;

      • -

        (bij een machtiging) de naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de gemachtigde;

  • 4.

    meldt direct aan het waterschap wijzigingen van de bovenstaande gegevens.

Artikel 1e Overige bepalingen

  • 1.

    Indien niet is gestart met de aanleg van de gemelde drainagevoorzieningen binnen één jaar na dagtekening van de melding, vervalt de melding.

  • 2.

    Indien voor drainage, zoals bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning op grond van artikel 3.10 van de Keur is verleend, dan blijft deze vergunning en de daaraan verbonden voorschriften onverkort van kracht;

  • 3.

    Indien voor drainage zoals bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beschikt, wordt die aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in artikel 1d.

Toelichting (Afdeling lV )

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1 Vrijstelling vergunningplicht

Op grond van artikel 3.10 van de Keur Waterschap Rijn en IJssel 2023, is het verboden om drainagevoorzieningen aan te leggen (of te wijzigen) met het oog op ontwatering van gronden, tenzij er sprake is van gemeentelijke watertaken zoals bedoeld in artikelen 3.5 en 3.6 van de Waterwet.

Op grond van artikel 3.14 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

 

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

  • buisdrainage: buisvormig ontwateringsmiddel voor het kunstmatig beïnvloeden van de grondwaterstand;

  • greppel: ondiepe gegraven geul met een maximale diepte van 0,5 meter bestemd voor waterafvoer vanuit het perceel;

  • HEN, SED: hoogste ecologische niveau, specifiek ecologische doelstelling;

  • sloot: een langgerekte verlaging in het terrein van beperkte breedte die permanent of periodiek stromend water bevat;

  • peilgestuurde drainage: drainagesysteem waarbij de hoogte van de (lokale) drainagebasis kan worden gestuurd;

  • uitstroomvoorziening: een constructie in een oppervlaktewaterlichaam waarmee water wordt geloosd. De uitstroomvoorziening betreft het gezamenlijke werk van de uitstroombuis en de bijbehorende taludafwerking.

Deze algemene regel is van toepassing op het aanleggen, wijzigen en vervangen van drainagevoorzieningen. Indien de aan te leggen drainagevoorzieningen voldoen aan de criteria zoals vermeld in artikel 1 en 1a van deze algemene regel, gelden de voorschriften in artikel 1c. Voor het aanleggen, wijzigen en vervangen van drainagevoorzieningen die niet onder artikel 1 en artikel 1a vallen, geldt de vergunningplicht.

 

Drainage van percelen die zich niet bevinden in de in artikel 1 en 1a genoemde gebieden waarbij een drainagediepte van ten hoogste 0,80 meter onder maaiveld wordt toegepast, brengt relatief geringe effecten met zich mee voor de omgeving van het te draineren perceel. Bij buisdrainage is de binnenzijde van de onderkant van de drain maatgevend voor de diepte. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

 

Het aanbrengen, wijzigen of vervangen van een drainagesysteem heeft tot doel een ongewenste overmaat aan grondwater af te voeren en het grondwaterpeil op een zodanig peil te brengen dat het perceel in natte perioden goed bruikbaar voor de toegekende functie blijft. Zo kan drainage worden aangelegd om tijdelijke plassen op een perceel te bestrijden.

 

Om de grondwatersituatie goed te reguleren kan een drainagesysteem bestaan uit buisdrainagesystemen, sloten of greppels, al of niet voorzien van een peilregulerend werk. Bij peilgestuurde drainage monden de drainagevoorzieningen uit in een verzameldrain; deze mondt uit in een verzamelput die voorzien is van een instelbaar werk. Hiermee wordt de ontwateringsdiepte actief gestuurd. Dit kan voor sloten worden bereikt met een stuw.

 

Afhankelijk van de diepte van een drainagesysteem en de verlaging van het grondwaterpeil kunnen negatieve effecten optreden op de omliggende percelen. Negatieve effecten kunnen bestaan uit gewasschade op andere percelen of aantasting van de flora in hydrologisch gevoelige natuurgebieden. Daarnaast kunnen negatieve effecten optreden in de oppervlaktewaterlichamen waarin de drainage uitmondt. Zo kunnen piekafvoeren erosie of wateroverlast elders tot gevolg hebben en kan drainage leiden tot versnelde droogval.

 

Drainage van percelen die liggen in gebieden die zijn aangeduid met (beschermingszone) natte landnatuur, (beïnvloedingszone) Natura 2000, tijdelijke beschermingszone of in stroomgebieden van HEN- en SED-wateren, kan significante negatieve effecten met zich meebrengen. Per geval zal daarom toetsing van deze effecten moeten plaatsvinden. Het aanleggen, wijzigen en vervangen van drainagesystemen binnen de hierboven genoemde gebieden is daarom vergunningplichtig.

 

In tegenstelling tot conventionele drainage kan met peilgestuurde drainage de ontwatering van een perceel worden gereguleerd. Dit betekent dat het grondwater langer kan worden vastgehouden. Dit houdt in dat er een geringere beregeningsbehoefte bestaat en de kans op droogteschade afneemt. Peilgestuurde drainage valt eveneens onder het toepassingsgebied van deze algemene regel. Hierbij is het laagst instelbare peil maatgevend.

 

Het vervangen van reeds vergunde drainage is vergunningvrij zolang de nieuwe drainage op dezelfde manier wordt aangelegd als de bestaande drainage. Dit geldt ook in de zoneringen genoemd in artikel 1, maar hier geldt wel als voorwaarde dat de maximale ontwateringsdiepte 80 cm is. Wij sluiten hierbij aan bij het stand still step forward principe dat ook door de provincies wordt gehanteerd. Het vervangen van drainage is akkoord, maar er vindt een verbetering plaats voor de natuur als in de beschermingszones voor de drainage de maximale ontwateringsdiepte wordt begrensd op 80 cm.

 

De kwalitatieve aspecten van het lozen van drainagewater zijn geregeld in het Besluit lozen buiten inrichtingen en het Activiteitenbesluit.

 

Op het aanleggen, vervangen of wijzigen van drainagevoorzieningen kunnen naast het gestelde in deze algemene regel ook bepalingen gelden vanuit andere wet- en regelgeving.

 

Artikel 1c Voorschriften

Indien de aan te leggen of te vervangen drainage onder artikel 1 en artikel 1a van deze algemene regel valt, is hieraan een aantal voorschriften verbonden.

 

De bepalingen rond de toe te passen uitstroomvoorzieningen voor het lozen van drainagewater en de taludafwerking staan vermeld in de algemene regel Uitstroomvoorzieningen. Hiervoor hoeft geen aparte melding te worden ingediend.

 

Het waterschap wil beoordelen of de aangelegde werken onder alle seizoenen onveranderd blijven. Daarom is de meldingsplichtige verplicht om gedurende één jaar na de gereedmelding verzakkingen en schade aan het oppervlaktewaterlichaam en taluds, die zijn ontstaan door de werkzaamheden, te herstellen.

 

Artikel 1d Meldplicht

Het is van belang dat de werkzaamheden in en nabij een oppervlaktewaterlichaam op de juiste wijze worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de werkzaamheden. Daarom is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen. Het is aan te raden om mogelijke belanghebbenden voorafgaand aan de werkzaamheden, daarvan in kennis te stellen.

Afdeling V: Nadere regels met betrekking tot de meldplicht

 

Artikel 3.8 van de keur van waterschap Rijn en IJssel bepaalt:

Het bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de meldplicht ingevolge artikel 3.4, 3.7 en 3.15, tweede lid.

Artikel 1 voorwaarden

  • 1.

    De melding dient uiterlijk vier weken voor de geplande aanvang van de handelingen door het bestuur te worden ontvangen.

  • 2.

    De meldplichtige handelingen mogen pas worden uitgevoerd nadat het bestuur de ontvangst van de melding heeft bevestigd.

  • 3.

    De melding vindt plaats op het namens het bestuur verstrekte formulier.

  • 4.

    De melding gaat - voor zover niet reeds geregeld in artikel 6.4 juncto 6.27 van de Waterregeling en voor zover van toepassing - vergezeld van:

    • a.

      de naam, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van de melder;

    • b.

      een omschrijving van de aard, de omvang, de reden en het doel van de voorgenomen handeling;

    • c.

      de periode waarvoor vergunning wordt gevraagd;

    • d.

      een situatietekening met kadastrale gegevens, waarop de plaats van het handelen en ingeval van lozing of aanleg van drainage, de oppervlaktewaterlichamen waarop wordt geloost zijn aangegeven;

    • e.

      een opgave van de aard en herkomst van het water;

    • f.

      de pompcapaciteit en het maximum debiet in m³ per uur;

    • g.

      het gemiddeld debiet in m³ per uur;

    • h.

      een beschrijving van de wijze van lozen of onttrekken.

    • i.

      de naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de gemachtigde, indien de melding wordt gedaan door een gemachtigde;

    • j.

      naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de uitvoerder, indien de handeling wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager.

  • 5.

    Indien wijziging optreedt in de gegevens, bedoeld in het tweede lid doet de meldplichtige daarvan onverwijld mededeling aan het bestuur.

  • 6.

    Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing in geval van definitieve beëindiging van de lozing of onttrekking.

  • 7.

    Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op grondwateronttrekking ten behoeve van een noodvoorziening.

     

Toelichting Afdeling V

Algemeen

Dit artikel is aangepast aan het Waterbesluit en de Waterregeling.

Noodvoorzieningen zijn uiteraard van de meldplicht vooraf uitgezonderd vanwege de onvoorzienbaarheid daarvan.

Afdeling VI: Nadere regels met betrekking tot de wijze van meten, registreren en het doen van opgave

 

artikel 3.9 van de keur waterschap Rijn en IJssel bepaalt:

Artikel 1  

De meldplichtigen krachtens artikel 3.4, 3.7 en 3.14 van de keur, die door het bestuur verplicht zijn gesteld om waterhoeveelheden te meten, gegevens daarover te registreren en opgave te doen, zijn verplicht:

  • a.

    de hoeveelheden water die worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam te meten en daarvan aantekening te houden;

  • b.

    telkens in de maand januari, of bij beëindiging van de lozing binnen 30 dagen na die beëindiging, aan het bestuur opgave te doen van de in het voorafgaande onderscheidenlijk het lopende kalenderjaar per kwartaal geloosde hoeveelheden water;

  • c.

    de hoeveelheden onttrokken grondwater te meten, gegevens daarover te registreren en opgave te doen op de wijze, bedoeld in artikel 6.11, tweede en vierde lid van het Waterbesluit.

Toelichting Afdeling VI

Algemeen

Dit artikel is aangepast aan het Waterbesluit en geldt alleen voor zover in de keur of algemene regels een meet- en registratieplicht is opgelegd.

Afdeling VII: Inwerkingtreding

Artikel 1  

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking op de wettelijk voorgeschreven wijze.

Naar boven