Waterschapsblad van Waterschap Rijn en IJssel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Rijn en IJssel | Waterschapsblad 2023, 6694 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Rijn en IJssel | Waterschapsblad 2023, 6694 | ander besluit van algemene strekking |
Leeswijzer Legger Waterkeringen
[Een deel van de tekst van deze bekendmaking is overeenkomstig artikel 7 lid 2 Bekendmakingswet bekendgemaakt beschikbaar via de volgende link.]
Waterschap Rijn en IJssel beheert 5 dijkringen, bestaande uit 9 normtrajecten. De dijkringen bestaan uit primaire waterkeringen, die grenzen aan de rivieren de Boven-Rijn, het Pannerdensch Kanaal, de Neder-Rijn en de IJssel en de zijtakken de Oude IJssel, het Twentekanaal en de Schipbeek. De dijkringen beschermen het achterliggende land tegen hoge rivierwaterstanden. Daarnaast beheert het waterschap regionale waterkeringen, die langs regionale watergangen liggen en zomerkades, die in de uiterwaard liggen.
In deze leeswijzer krijgt u een toelichting over het doel van deze legger, de wijze waarop de legger tot stand is gekomen en worden vaktermen verklaard.
De legger is een openbaar register met een publiekrechtelijke functie. De legger heeft de volgende doelen:
Het vastleggen van de keurzoneringen, die de juridische beperkingen ter plaatse van de waterkering en de naastgelegen percelen weergeven. De keurzoneringen hebben een directe relatie met de Keur van het waterschap. Voor iedere zonering gelden bepaalde verbodsbepalingen. Voor de inhoud van deze bepalingen verwijzen wij u naar de Keur van waterschap Rijn en IJssel (hierna: de Keur).
Het vastleggen van de onderhoudsplichtigen van de waterkeringen en de daarin gelegen waterkerende kunstwerken. Het is belangrijk om vast te leggen wie er verantwoordelijk is voor de waterkering maar ook voor de waterkerende kunstwerken, omdat zonder deugdelijk functioneren van het kunstwerk de waterkering als geheel niet goed kan functioneren.
De overzichtskaart geeft het gehele beheersgebied van het waterschap weer met hierop aangegeven de indeling van de leggerkaarten. Ter oriëntatie zijn tevens de namen van grotere kernen aangegeven. Met dit overzicht kan worden bepaald welke leggerkaart nodig is om de gegevens over een bepaalde waterkering in te zien.
Op de situatietekening staan lijnen haaks op de waterkering, de zogenaamde vakgrenzen. De vakgrenzen geven de locatie van een representatief dwarsprofiel weer op die locatie (bv DR48_DP201_20). Het dwarsprofiel, dat tussen 2 vakgrenzen ligt, is representatief voor de opbouw van de dijk tussen de betreffende vakgrenzen.
Artikel 5.1 van de Waterwet verplicht het waterschap een legger vast te stellen voor de waterstaatswerken, waaronder de primaire waterkeringen. Waarbij omschreven is waaraan het waterstaatswerk naar ligging, vorm, afmeting en constructie moet voldoen.
Artikel 78 lid 2 van de Waterschapswet geeft aan dat het waterschap een legger vaststelt waarin de onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangegeven. .
In artikel 4.1 van de Waterverordening waterschap Rijn en IJssel, vastgesteld door Provinciale Staten van de provincies Gelderland en Overijssel, worden aanvullende eisen gesteld aan de legger.
Om de veiligheid van de waterkering te kunnen waarborgen is het noodzakelijk dat het waterschap de activiteiten, die in en om een waterkering plaatsvinden, kan sturen. De instrumenten die het waterschap hiervoor gebruikt zijn toezicht, handhaving en verlening van watervergunningen op basis van de Keur. In de Keur zijn verbodsbepalingen vastgelegd die gelden binnen keurzoneringen. Deze zoneringen zijn vastgelegd in deze legger. Binnen de zoneringen worden beperkingen opgelegd en worden waar nodig aan de uitvoering van werken aanvullende eisen gesteld ten behoeve van de veiligheid van de waterkeringen. Het is daarom belangrijk deze zoneringen op maat te bepalen, zodat de te beschermen strook langs de waterkering niet te klein, maar ook niet te groot is.
De keurzoneringen zijn zowel in de situatietekeningen als in de leggerdwarsprofielen weergegeven. De keurzoneringen uit de leggerdwarsprofielen zijn geprojecteerd op de situatietekeningen om inzichtelijk te maken tot waar deze zoneringen zich uitstrekken. Door deze visualisatie wordt duidelijk welke kadastrale percelen binnen de zoneringen vallen. Samen met de verbodsbepaling van de Keur, is daarmee duidelijk welke beperkingen er langs waterkeringen gelden.
In deze paragraaf wordt de opbouw van de leggerdwarsprofielen beschreven.
Nieuwe normering primaire waterkeringen
Per 1 januari 2017 is de nieuwe normering voor primaire waterkeringen van kracht. De nieuwe normering is gebaseerd op een overstromingsrisicobenadering. De bescherming van een gebied is daarmee afhankelijk van de kans dat een overstroming plaatsvindt en de gevolgen die daarbij horen. De waterkeringen zijn in deze legger voor het eerst gedeeltelijk doorgerekend volgens de nieuwe overstromingsrisicobenadering. In deze fase is bepaald welke ruimte aan de landzijde moet worden beschermd om de waterkeringen veilig te houden. Deze ruimte is vastgelegd in de nieuwe beschermingszone. Daarnaast is bepaald hoeveel ruimte we voor toekomstige dijkversterkingen nodig hebben volgens de overstromingsrisicobenadering. Deze ruimte is vastgelegd in het nieuwe profiel van vrije ruimte. De aanpassing van het profiel van vrije ruimte heeft zowel in de situatie als in de leggerdwarsprofielen plaatsgevonden.
Normering regionale waterkeringen
Regionale waterkeringen kennen hun eigen norm. Deze norm is per regionale waterkering vastgelegd in de Waterverordening Waterschap Rijn en IJssel, die door de provincie Gelderland is vastgesteld. In de legger zijn voor alle regionale waterkeringen de zoneringen vastgesteld. Voor de regionale waterkeringen langs de Eefsebeek en het afleidingskanaal van de Berkel zijn daarnaast leggerprofielen vastgesteld, waarmee de normatieve legger voor deze waterkeringen compleet is. Voor de overige regionale keringen vindt de komende jaren een toetsing plaats, waarna ook voor deze waterkeringen een legger zal worden opgesteld.
Voor zomerkades zijn zoneringen in de legger vastgelegd. Omdat er geen normgetal is vastgelegd zijn er voor zomerkades geen dwarsprofielen beschikbaar.
De kruinhoogte van primaire waterkering is gebaseerd op een te keren Maatgevende waterstand (hierna: MHW) behorende bij een maatgevende afvoer van 15.000 m3/s bij Lobith. Voor regionale waterkeringen is de kruinhoogte ook gerelateerd aan de maatgevende waterstand. Deze is voor iedere regionale waterkering afzonderlijk bepaald en door de provincie Gelderland vastgelegd in de Waterverordening Waterschap Rijn en IJssel.
Voor de primaire keringen is de aanpassing op de nieuwe norm hierin nog niet meegenomen. Vanwege complexiteit is hier veel rekenwerk voor nodig. Op dit moment vindt de wettelijke beoordeling van de waterkeringen plaats. De resultaten van de beoordeling maken het mogelijk om gericht de juiste benodigde kruinhoogte te bepalen. De komende jaren zal de legger nog hierop worden aangepast.
Voor de kruinbreedte is uitgegaan van de aanwezige kruinbreedte, die meestal bestaat uit een 3 tot 5 m brede weg met aan weerszijden circa 1 m brede wegberm. Indien geen duidelijke bestaande kruinbreedte kan worden onderscheiden, is een standaardbreedte van 4 m aangehouden.
Bij de vaststelling van de taludhelling zijn vaste uitgangspunten genomen. Over het algemeen houdt dit in dat de taludhelling 1:3 bedraagt. Een uitzondering hierop vormen de hoge gronden en verholen waterkeringen en dijken waar in de dijkverbetering een afwijkende taludhelling is ontworpen en aangelegd.
Waar in het leggerprofiel een berm vereist is om de stabiliteit van de waterkering te kunnen garanderen, is dit aangegeven.
Voor de hoogteligging van het voor- en achterland is in het leggerprofiel meestal uitgegaan van de huidige gemiddelde hoogte. Glooiingen en andere hoogteverschillen kunnen mede in verband met de dikte van kleilagen van belang zijn voor de stabiliteit van de dijk en vormen daarom onderdeel van de waterkering.
Om de veiligheid van de waterkering te kunnen waarborgen is het noodzakelijk dat de activiteiten, die in en om een waterkering plaatsvinden worden getoetst op hun invloed op de waterkering. De instrumenten die hiervoor worden gebruikt zijn toezicht, handhaving en verlening van watervergunningen op basis van de Keur van waterschap Rijn en IJssel (hierna: de Keur). In de Keur worden voor de hierna te bespreken zoneringen beperkingen opgelegd. Waterschap Rijn en IJssel heeft deze zoneringen op maat bepaald. Op deze manier wordt beschermd wat nodig is en worden geen onnodige beperkingen op percelen gelegd.
Het principe van de verschillende zoneringen staan weergegeven in figuur 3. De buitenbeschermingszones bestaan uit de buitenbeschermingszone 1 en buitenbeschermingszone 2.
De ligging van de kernzonegrens is alleen afhankelijk van de plaats van de binnen- en buitenteen van het leggerprofiel (meestal een theoretische teen). De grens wordt op vier meter uit de theoretische teen gelegd, omdat ruimte nodig is voor het onderhoud van de waterkering.
De grens van de beschermingszone wordt bepaald door de invloedslijnen van stabiliteit en piping. Deze invloedslijnen moeten altijd binnen de zone liggen. De afstand tussen de buitenkruinlijn en beschermingszonegrens wordt over zo groot mogelijke dijklengtes constant gehouden.
De beschermingszone loopt aansluitend op de in de situatie afgebeelde zone door beneden het vlak met een helling van één op vijf dalend uit de richting van de waterkering. Deze lijn eindigt bij de buitenste grens van de buitenbeschermingszone.
Het voor- en achterland vallen deels binnen de beschermingszones. De juridische beperkingen die de beschermingszones met zich meebrengen, voorkomen ongewenste aantasting van het voor- en achterland.
De beschermingszone buitendijks heeft een minimale afstand van 5 m uit de kernzone van de dijk. Deze afstand wordt aangehouden i.v.m. ondermeer onzekerheid in grondonderzoek en de aanwezigheid van slecht doorlatende lagen die piping tegengaan, waardoor het belangrijk is een minimaal voorland te beschermen.
De beschermingszone binnendijks ligt op een minimale afstand van 5 m uit de kernzone. Deze afstand wordt aangehouden in verband met ondermeer onzekerheid in grondonderzoek en de directe invloed van de aanwezigheid van deze zone voor stabiliteit, waardoor het belangrijk is een minimaal achterland te beschermen.
Het voor- en achterland vallen binnen de buitenbeschermingszones, onderverdeeld in de buitenbeschermingszone 1 en buitenbeschermingszone 2. De juridische beperkingen, die gelden binnen de beschermings- en buitenbeschermingszones, voorkomen ongewenste aantasting van het voor- en achterland. Voor het verkrijgen van een watervergunning voor het permanent afgraven van het maaiveld in het voor- of achterland is nader onderzoek nodig.
De buitenbeschermingszone 1 sluit aan op de beschermingszone. Zowel binnen- als buitendijks wordt de grens van de buitenbeschermingszone 1 op een afstand van 100 meter uit de theoretische binnen- en buitenteen van de dijk gelegd.
De buitenbeschermingszone 2 sluit aan op de buitenbeschermingszone 1. Zowel binnen- als buitendijks wordt de grens van de buitenbeschermingszone 2 op een afstand van 250 meter uit de theoretische binnen- en buitenteen van de dijk gelegd.
Naast de keurzoneringen is ook het profiel van vrije ruimte als begrenzende lijn in de leggerdwarsprofielen en in de situatie opgenomen.
Het profiel van vrije ruimte reserveert ruimte voor dijkverbeteringen in de toekomst en ligt bij groene dijken volledig binnendijks. (figuur 1)
Het profiel van vrije ruimte ontstaat door het huidige buitentalud door te trekken onder een helling van 1:3 tot 1 m (primaire waterkeringen) of 0,5 m (regionale waterkering) boven de kruin van het leggerprofiel.
Voor de kruinbreedte wordt de huidige breedte gehanteerd, meestal gebaseerd op de huidige gebruiksfunctie. Het binnentalud ontstaat door een lijn met een helling van 1:3 vanaf de binnenkruinlijn van het profiel van vrije ruimte door te zetten tot het maaiveld. De hoogte van het toekomstige maaiveld is afhankelijk van een eventueel benodigde berm. Deze berm wordt berekend, uitgaande van het MHW dat hoort bij het profiel van vrije ruimte.
Het profiel van vrije ruimte loopt aansluitend op de in de leggerdwarsprofielen afgebeelde lijn door beneden het vlak met een helling van één op vijf dalend uit de richting van de waterkering.
Daar waar waterkerende constructies, zoals damwanden en kademuren aanwezig zijn, is bij dijkverbetering altijd sprake van maatwerk. Er wordt dus geen berekend profiel van vrije ruimte aangehouden zoals bij de groene dijken, maar alleen een strook van 5 m breedte aan weerskanten van de referentielijn. (figuur 2) Dit is een praktische maat, die nodig is voor een werkstrook voor transport langs de waterkering tijdens toekomstige versterkingen.
Daarnaast wordt ruimte gereserveerd voor het aanbrengen van verankering van waterkerende constructies. Daarbij wordt ervan uit gegaan dat de waterkerende constructie met één meter wordt verhoogd. Het profiel van vrije ruimte loopt aansluitend op de in de leggerdwarsprofielen afgebeelde lijn door beneden het vlak met een helling van één op één dalend uit de richting van de waterkering.
De aansluitende hellende lijn eindigt bij de buitenste grens van de buitenbeschermingszone.
Figuur 1. waterkering met profiel van vrije ruimte
Figuur 2. waterkerende constructie met profiel van vrije ruimte
Op de situatietekeningen staan lijnen aangegeven, die haaks op de waterkering staan. Deze lijnen geven de locatie van de leggerdwarsprofielen weer. Het leggerdwarsprofiel is uitgewerkt voor deze betreffende locatie.
Afwijkende profielen en waterkerende constructies
De waterkeringen in het gebied van waterschap Rijn en IJssel bestaan minimaal uit een kern van zand of klei met een afdeklaag van één meter op het buitentalud en een halve meter op het binnentalud. Voor deze standaardprofielen is deze opbouw niet verder uitgewerkt in de leggerdwarsprofielen die onderdeel uitmaken van deze legger. Profielen die van de standaard afwijken zijn zoveel mogelijk duidelijk uitgewerkt in de dwarsprofielen.
Representativiteit van de leggerdwarsprofielen
Iedere meter waterkering is uniek. Het gaat te ver om voor iedere meter waterkering een opbouw vast te leggen. Daarom is een schematisering gemaakt van de werkelijkheid. Bij deze schematisering is de waterkering opgedeeld in fictieve vakken. Per vak is een leggerdwarsprofiel uitgewerkt. Dit leggerdwarsprofiel is representatief voor het vak waarin hij ligt. Eventuele constructies die in het vak aanwezig zijn en van belang zijn voor het waterkerende vermogen van de waterkering, zijn in het leggerdwarsprofiel aangegeven.
De hierboven beschreven keurzoneringen zijn in de situatie zo geprojecteerd, dat de invloedslijnen altijd binnen de keurzoneringen liggen. De gegevens met betrekking tot de zoneringen zijn gevisualiseerd volgens de weergave in figuur 3.
Figuur 3. overzicht zoneringen rond waterkeringen (bron: Voorschrift Toetsen op Veiligheid)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2023-6694.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.