Waterschapsblad van Waterschap Aa en Maas
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Aa en Maas | Waterschapsblad 2023, 5948 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Aa en Maas | Waterschapsblad 2023, 5948 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Nota Legger waterschap Aa en Maas
Voor u ligt de legger oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen met bijbehorende toelichting en de set leggerkaarten met bijbehorend tabellen die gezamenlijk de 'legger waterschap Aa en Maas' vormen zoals vastgesteld door het dagelijks bestuur op 9 mei 2023.
Deze legger vervangt de legger oppervlaktewater 2015 en de legger waterkeringen 2018.
De legger waterschap Aa en Maas is ook te raadplegen op de website van het waterschap, http://www.aaenmaas.nl/legger
2. TOELICHTING LEGGERBEPALINGEN EN –GEGEVENS 8
2.1.3 De legger is een weergave van een bepaald moment 9
2.2 Artikelsgewijze toelichting 9
2.2.1 Toelichting artikel 1 (begripsomschrijvingen) 9
2.2.1.1 Toelichting artikel 1 lid p kunstwerken 10
2.2.2 Toelichting artikel 2 (categorieën oppervlaktewaterlichamen) 10
2.2.3 Toelichting artikel 3 (werkingsgebied) 12
2.2.4 Toelichting artikel 4 (onderhoudsplichtigen) 16
2.2.4.1 Toekenning onderhoudsverplichting 17
2.2.5 Toelichting artikel 5 (inwerkingtreding en citeertitel) 18
2.3 Toelichting leggergegevens 18
2.3.1 In de legger opgenomen gegevens 19
2.3.3 Vorm, afmeting en constructie 19
2.3.3.2 Vrij meanderende waterlopen 20
2.4 Theoretische situatie versus praktijk 20
2.4.2 Theoretische situatie en de praktijk 21
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze legger wordt verstaan onder:
bergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een OPPERVLAKTEWATERLICHAAM of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en dat ook als bergingsgebied op deze legger is opgenomen;
legger: openbaar register van de beheerder, als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet en/of artikel 78, lid 2 van de Waterschapswet, inclusief leggerkaart, waarin ONDERHOUDSPLICHT en de vereiste (onderhouds)toestand van wateren en andere WATERSTAATSWERKEN en voorzieningen staan aangegeven, alsmede de BESCHERMINGSZONES;
Artikel 2: Categorieën waterstaatswerken
Op de leggerkaarten zijn de volgende categorieën waterkeringen opgenomen:
Op de leggerkaarten staan verschillende categorieën oppervlaktewaterlichamen die dienen voor de afvoer, aanvoer en/of berging van water. Oppervlaktewaterlichamen worden in 3 categorieën onderscheiden:
Artikel 4: Onderhoudsplichtigen
De aangelande is verantwoordelijk voor de instandhouding van het perceel naast de waterloop. Indien een oever afkalft binnen de bandbreedte (figuur 4), dan is het aan de aangelande om herstel of beschermende maatregelen te treffen. Hiervoor dient de aangelande een vergunning aan te vragen. Bij uitvoer van regulier groot onderhoud zal het waterschap de oever op de oorspronkelijke ontwerpafmeting brengen, tenzij het een meanderende beek betreft.
Het uitvoeren van gewoon en groot onderhoud van A waterlopen gebeurt in de regel machinaal en vanaf het naast de A-waterloop gelegen perceel. Om dit onderhoud doelmatig en op een veilige wijze te kunnen uitvoeren is een goede bereikbaarheid een vereiste. Naast de instandhouding van de oever is het van belang dat de in de legger aangewezen beschermingszone in goede staat van onderhoud verkeerd. De aanwezige begroeiing mag het uitvoeren van het onderhoud via de beschermingszone niet belemmeren of hinderen. Het onderhoud van de beschermingszone berust bij de eigenaar van het naast de waterloop gelegen perceel.
8. Ondersteunende kunstwerken en beschoeiingen
Het groot onderhoud van in A-waterlopen gelegen kunstwerken geschiedt door de vergunninghouder. Bij duikers en bruggen is de aanliggend eigenaar of degene die belang heeft bij de constructie verantwoordelijk voor het groot onderhoud. Bijvoorbeeld bij een duiker met een dam (inrit perceel) of bij een brug degene die belang heeft dat deze de waterloop kan passeren.
2. Toelichting leggerbepalingen en –gegevens
De legger bevat naast de officiële leggerbepalingen en leggerkaarten deze toelichting, waarin de kaders, uitgangspunten en randvoorwaarden waarbinnen de legger is opgesteld weergegeven worden. Dit document biedt de achtergrondinformatie die relevant is voor het hoe en waarom van de legger, in zowel juridisch als technisch opzicht.
In de legger geeft het waterschap voor alle waterstaatswerken aan:
De Waterwet schrijft in artikel 5.1 voor, dat het waterschap als de beheerder van waterstaatswerken een legger moet vaststellen waarin is omschreven waaraan de waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Van de legger moet een overzichtskaart deel uitmaken waarop de ligging van waterstaatswerken en daaraan grenzende beschermingszones staan aangegeven.
Bij of krachtens provinciale verordening mogen nadere voorschriften worden gesteld ten aanzien van de inhoud, vorm of periodieke herziening van de legger en kunnen vrijstellingen worden verleend.
De provincie Noord-Brabant heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheid in de artikelen 4.14 en 4.15 van de (interim) omgevingsverordening Noord-Brabant. Hierdoor is het voor vrij meanderende waterlopen niet verplicht om afmeting en vorm vast te leggen, zijn C-waterlopen vrijgesteld van de leggerplicht en hoeft voor B-waterlopen slechts de ligging als lijnelement weergegeven te worden. Tevens moeten voor de primaire en regionale waterkeringen lengte- en dwarsprofielen worden opgenomen in de legger.
Daarnaast verplicht artikel 78 van de Waterschapswet het waterschap om een legger op te stellen waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangewezen.
Aa en Maas combineert deze Waterwetlegger en Waterschapswetlegger, zo ontstaat er één legger voor alle waterstaatswerken en daaraan gekoppelde onderhoudsplichtigen.
In de legger wordt de exacte begrenzing van alle waterstaatswerken en de bijbehorende beschermingszones vastgelegd. Voor waterkeringen en A-waterlopen worden tevens de vorm, afmetingen en constructie vastgelegd waarmee voldaan wordt aan de wettelijke of provinciale normen voor het waterbeheer. Hiermee wordt de rechtszekerheid geborgd die noodzakelijk is voor het vastleggen waar (en wanneer) de regels ten aanzien van waterstaatswerken, zoals gedoogplichten, onderhoudsverplichtingen, projectplanverplichtingen en vergunning- en ontheffingplichten, exact van toepassing zijn.
De begrenzing en afmetingen in de legger zijn derhalve bepalend voor de uitoefening van bevoegdheden die het waterschap ten aanzien van de waterstaatswerken heeft.
2.1.3 De legger is een weergave van een bepaald moment
In de legger zijn de ligging en afmetingen van waterstaatwerken weergegeven op een bepaald moment in de tijd. De ligging is bepaald op basis van ingewonnen gegevens met behulp van landmeetkundige inmeting. Daarmee is de legger een statisch document dat de werkelijkheid weergeeft op het moment dat de brondata zijn gegenereerd. We leven echter in een dynamische omgeving. In werkelijkheid kan de situatie gewijzigd zijn als gevolg van werkzaamheden, gebiedsinrichting, verkoop van grond en dergelijke. Deze wijzigingen worden opgenomen in de brondata die aan de legger ten grondslag liggen, waaronder het beheerregister van het waterschap. Het beheerregister is een intern document, waarin de meest actuele situatie is vastgelegd. Het beheerregister is dan ook een dynamisch systeem waarin de actuele situatie van het watersysteem wordt bijgehouden. In tegenstelling tot de legger is het beheerregister geen juridisch maar een ondersteunend instrument en hoeft derhalve niet ter visie te worden gelegd. De brondata (informatie uit het beheerregister) zijn daarmee dynamisch en zullen bij actualisatie van de legger worden meegenomen. Kadastrale informatie wordt niet beheerd door het waterschap.
Voor wijzigingen die rechtmatig tot stand zijn gekomen en die nog niet zijn opgenomen in de legger, maar wel conform de vigerende wet- en regelgeving zijn uitgevoerd is overgangsrecht op grond van de Keur.van toepassing.
Het watersysteem is voortdurend aan wijzigingen onderhevig. Dit als gevolg van het realiseren van diverse inrichtingsopgaven die voortvloeien uit maatschappelijke ambities en het herinrichten van het watersysteem als gevolg van functiewijzigingen. Ook inrichtingswensen van derden kunnen leiden tot het aanpassen van het watersysteem. Door een goed beheer van de legger zorgt het waterschap ervoor dat deze wijzigingen tijdig en op de juiste wijze, zowel inhoudelijk als procedureel, in de legger worden doorgevoerd. Hierdoor beschikt het waterschap altijd over een actuele legger.
Wensen van derden om het watersysteem aan te passen worden gereguleerd door middel van vergunningverlening. Als een wens kan worden ingewilligd, wordt hiervoor een watervergunning afgegeven. Het voornemen om een vergunning te verlenen wordt bekendgemaakt zodat eventuele belanghebbenden hier bezwaar tegen kunnen maken.
Wijzigingen die het waterschap zelf doorvoert in het watersysteem worden voorafgegaan door een projectplan. Belanghebbenden worden betrokken bij het opstellen daarvan. Ook tegen een dergelijk projectplan kunnen zienswijzen ingediend worden.
Uitgevoerde wijzigingen, overeenkomstig watervergunning of projectplan, worden ingemeten en opgenomen in de legger.
2.3 Artikelsgewijze toelichting
2.3.1 Toelichting artikel 1 (begripsomschrijvingen)
In artikel 1 zijn de gebruikte definities vermeld. Deze zijn voor het merendeel afkomstig uit het standaard waterwoordenboek aquo (www.aquo.nl). In een aantal gevallen betreft het een bij Aa en Maas zelf gebruikte definitie.
Ter verduidelijking is in onderstaande afbeelding een dwarsprofiel van een oppervlaktewaterlichaam weergegeven, waarin de verschillende begrippen worden gevisualiseerd. Eventueel kan de beschermingszone bestaan uit een beschermingszone en een beschermingszone “beperkt”.
Figuur 1 Doorsnede oppervlaktewater met enkele veel gehanteerde begrippen
Toelichting artikel 1 lid 1.39 ondersteunend kunstwerk
In de legger wordt onderscheid gemaakt in acht verschillende typen ondersteunende kunstwerken.
Bepaalde kunstwerken zijn bedoeld om water in een oppervlaktewater tot op een bepaalde hoogte op te stuwen. Ook kunnen ze er voor zorgen dat het waterpeil niet boven een bepaalde hoogte komt. Als deze hoogte regelbaar is, wordt dit kunstwerk in deze legger een stuw genoemd. Is deze hoogte niet regelbaar, is het een overlaat.
Een sifon (ook wel een onderleider genoemd) is een duiker waarmee water van het ene oppervlaktewater (meestal) onder een ander oppervlaktewater door loopt. Een sifon wordt bijvoorbeeld aangelegd om water met verschillende kwaliteiten van elkaar de scheiden of wanneer een gebied met eenzelfde peil wordt doorsneden door een oppervlaktewater met een ander peil.
2.3.2 Toelichting artikel 2 (categorieën waterstaatswerken)
Het waterschap maakt onderscheid in vier categorieën waterkeringen en drie categorieën oppervlaktewaterlichamen. Deze zijn in dit artikel benoemd.
Primaire waterkeringen zijn door het Rijk aangewezen in bijlage 1 van de Waterregeling. Ze beschermen het beheergebied van Aa en Maas tegen overstroming vanuit de Maas.
Regionale keringen zijn door de provincie Noord-Brabant aangewezen in de (interim) omgevingsverordening Noord-Brabant. Ze beschermen tegen wateroverlast uit de regionale wateren zoals bijvoorbeeld de Aa.
Compartimenteringskeringen zijn een speciaal soort regionale keringen, eveneens aangewezen door de provincie Noord-Brabant. Ze zijn bedoeld om in geval van een doorbraak van een primaire kering het water enige tijd te vertragen voordat een gebied onder water kan stromen. Hiermee wordt beoogd dat minder slachtoffers vallen en dat er meer tijd is om een gebied te evacueren.
Overige waterkeringen wijst het waterschap zelf aan. Het gaat meestal om kades langs waterbergingsgebieden of andere wateren waarbij het waterpeil hoger kan komen te staan dan het aanliggende land.
De maatgevende afvoer is bepalend of een waterloop als A-, B- of C-waterloop dient te worden aangemerkt. De maatgevende afvoer wordt theoretisch bepaald op basis van het oppervlak dat op deze waterloop afwatert, vermenigvuldigd met een afvoercoëfficiënt. De afvoercoëfficiënt is in belangrijke mate afhankelijk van de grondwaterstanden ter plekke. De aldus bepaalde maatgevende afvoer heeft betrekking op het meest benedenstrooms gelegen deel van de waterloop waarvoor deze bepaald is. Dat betekent dat bij een berekende maatgevende afvoer van 30 l/s, het bovenstroomse gedeelte een maatgevende afvoer heeft die lager is. Als gevolg van herinrichting van het gebied of veranderende hydrologische omstandigheden kan een waterloop van status wijzigen.
De maatgevende afvoer van een waterloop kan als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen of aanpassingen aan het watersysteem wijzigen. Hierdoor kan het nodig zijn om de status van een waterloop aan te passen in de legger. Indien een A-waterloop op basis van de berekende maatgevende afvoer in aanmerking komt om afgewaardeerd te worden, kan het waterschap besluiten dat geen afwaardering plaatsvindt indien:
De andere mogelijke wijzigingen van de status van de waterloop (B -> A, B -> C, C -> B) vinden enkel plaats op basis van de berekende maatgevende afvoer, zoals hiervoor beschreven.
Het waterschap heeft het merendeel van de A-waterlopen in eigendom. Om na afwaarderen niet met smalle stroken eigendom te blijven zitten, wenst het waterschap dit eigendom over te dragen aan de aanliggende eigenaren.
Met name in district Boven- en Beneden Aa heeft het waterschap veelal aan weerszijden van de waterloop een smalle strook grond met een breedte van 1,5 m in eigendom. Destijds vanuit de gedachte dat deze ruimte voldoende zou zijn om het onderhoud aan de waterloop uit te kunnen voeren. Bij het afwaarderen van de waterloop blijft het waterschap als aanlig-gende eigenaar onderhoudsplichtig terwijl de beschermingszone van 5 m (de werkruimte die in de huidige situatie noodzakelijk wordt geacht om het onderhoud aan de waterlopen veilig en doelmatig uit te kunnen voeren) komen te vervallen. Dit is niet wenselijk. Daarom zal in deze gevallen de afwaardering niet plaatsvinden.
Bij het bepalen van de maatgevende afvoer wordt in eerste instantie geen rekening gehouden met de aanwezigheid van riooloverstorten of grote hemelwaterafvoeren. De berekende afvoeren worden hierop gecorrigeerd waarbij er van wordt uitgegaan dat bij het in werking treden van de overstort of grote hemelwaterafvoer de maatgevende afvoer van 30 l/s wordt overschreden. De ligging van deze overstorten heeft het waterschap vastgelegd. Indien in het betreffende afwateringsgebied vele kleine niet vastgelegde hemelwater-afvoeren aanwezig zijn, kan dit ook een reden zijn om de waterloop niet af te waarderen.
Bovendien voert het waterschap in het landelijk gebied om milieu hygiënische redenen over een lengte van 500 m achter een riooloverstort maaisel en baggerspecie dat vrijkomt bij onderhoudswerkzaamheden af. Bij afwaarderen van een waterloop met een riooloverstort zou de aanliggende eigenaar als onderhoudsplichtige opeens geconfronteerd worden met het ontvangen en verwerken van mogelijk besmette maaisel en baggerspecie.
Uit oogpunt van doelmatig onderhoud en het beperken van de overlast voor de omgeving, voert het waterschap het onderhoud zoveel mogelijk in een doorlopende onderhoudsroute van weg tot weg uit. Indien de overgang van A- naar B-waterloop ergens halverwege deze onderhoudsroute ligt, zou dit betekenen dat na afwaarderen van het bovenstroomse deel van de waterloop een doorlopende onderhoudsroute niet langer gegarandeerd is. Afhankelijk van de situatie ter plekke wordt in een dergelijke situatie het gehele traject van weg tot weg al dan niet afgewaardeerd.
De maatgevende afvoer geeft alleen de mate van belang van de waterloop voor de waterafvoer aan. Waterlopen met een beperkte maatgevende afvoer kunnen echter nog wel van een zodanige betekenis zijn voor de wateraanvoer dat het waterschap deze zelf wenst te onderhouden. Een waterloop is van betekenis voor de wateraanvoer indien het belang van de wateraanvoer zich verder strekt dan alleen de direct aanliggende eigenaren. Het betreft waterlopen die ten behoeve van het garanderen van de wateraanvoer minimaal 2x per jaar worden gemaaid.
Hiervan is sprake als het bovenstrooms gelegen gebied erg kwetsbaar is voor wateroverlast of watertekort in combinatie met kans op grote schade als de waterloop niet goed wordt onderhouden en beheerd. In een dergelijke situatie is het niet verantwoord om het onderhoud aan de waterloop over te laten aan de aanliggende eigenaren. De betreffende waterlopen worden minimaal 2x per jaar gemaaid. Ook kan het zijn dat in de waterloop een stuw is geplaatst die door het waterschap moet worden bediend.
2.3.3 Toelichting artikel 3 (werkingsgebied)
Onderstaand wordt puntsgewijs een toelichting gegeven op de in deze legger gehanteerde werkingsgebieden zones voor / bij waterkeringen.
Dit is de ruimte begrensd door de eigenlijke waterkering. Deze zone loopt van de binnenteen tot de buitenteen van het leggerprofiel. Qua hoogte wordt deze zone begrensd door de binnenkruin en de buitenkruin.
Deze zone vormt het hart van de waterkering; hier gelden de strengste regels voor bijvoorbeeld graven, bouwen of andere werkzaamheden / activiteiten. Daarvoor wordt verwezen naar de keur en de bijbehorende beleidsregels.
Beschermingszone A wordt gevormd door een zone van meestal 30 meter breed aan weerszijden van de primaire waterkering, beginnend bij de binnenteen en buitenteen (zie de gele vlakken in figuur 4.2). Voor regionale keringen is deze zone meestal 10 m breed. Lokaal kan deze zone afwijken wanneer een minder grote ruimte nodig is.
Deze zone is voornamelijk van belang voor de stabiliteit van de waterkering. Voorkomen moet worden dat activiteiten leiden tot het ‘onderuitgaan’ of afschuiven van de waterkering.
Figuur 4.2: Ligging beschermingszone A bij primaire waterkeringen
Beschermingszone B grenst aan beschermingszone A van de primaire waterkeringen. Binnendijks is deze zone meestal 20 meter breed, buitendijks (aan de rivierzijde) is deze variabel, met een minimum van 70 m (zie gele vlakken in figuur 4.3).
Figuur 4.3: Beschermingszone B
Deze zone is voornamelijk van belang voor het tegengaan van piping (het wegstromen van zanddeeltjes onder de dijk als gevolg van de grote waterdruk tijdens periodes van hoog water). Dit wordt voorkomen door de van nature meestal aanwezige afdichtende (klei)lagen binnen- en buitendijks (uiterwaarden).
De regels zijn hier met name gericht op het voorkomen van het aantasten van deze afdichtende laag.
De grootte van de buitendijkse beschermingszone B is bepaald aan de hand van indicatieve berekeningen van de benodigde kwelweglengte om te voorkomen dat piping optreedt.
Lokaal ontbreekt deze zone, bijvoorbeeld wanneer bekend is dat er geen kleilaag aanwezig is (voorbeelden hiervan zijn het zomerbed van de rivier of de ingang bij een haven).
Het profiel van vrije ruimte is de ruimte die volgens de Verordening nodig is voor een toekomstige dijkversterking. Op basis van de per 1 januari 2017 vastgestelde nieuwe normen en de landelijk voorgeschreven rekenregels houdt het waterschap rekening met de volgende faalmechanismen, die binnen een toekomstige dijkversterking zullen moeten worden opgelost en die vragen om extra ruimte:
De genoemde opgaven kunnen op verschillende manieren worden opgelost. Punten waarmee o.m. rekening moet worden gehouden zijn:
De uiteindelijke keuze van waar en op welke manier de dijk wordt versterkt, gebeurt tijdens een gebiedsproces, waarbij de omgeving nauw wordt betrokken. De gekozen oplossing zal per locatie verschillen en wordt vastgelegd in een projectplan waterwet, waarop inspraak mogelijk is. Tot het moment van vaststellen van het projectplan hanteert het waterschap daarom een generiek profiel van vrije ruimte, waarbij wordt uitgegaan van een dijkversterking in grond.
In de regelgeving (keur en beleidsregels) is / wordt ruimte ingebouwd om in specifieke gevallen maatwerk te kunnen leveren.
Op basis van bovenstaande is het profiel van vrije ruimte op de volgende manier in de leggerkaarten voor de primaire waterkeringen uitgewerkt:
Het profiel van vrije ruimte is schematisch weergegeven in figuur 4.4.
Figuur 4. 4 : profiel van vrije ruimte (groene stippellijn)
Op de leggerkaart zijn per oppervlaktewaterlichaam de beschermingszones vermeld volgens onderstaand voorbeeld.
Figuur 5 Beschermingszones en profiel van vrije ruimte
De waterschappen hebben de mogelijkheid om in de legger een ‘profiel van vrije ruimte’ bij oppervlaktewateren op te nemen, als reservering voor toekomstige verbetering of uitbreiding van het waterstaatswerk. Het profiel van vrije ruimte is bedoeld om ruimte vrij te houden voor toekomstige ontwikkeling van de watergang. Het doel van het verbod is het voorkomen van ingrepen die het uit te voeren beekherstel ernstig belemmeren of onmogelijk maken. Dit profiel van vrije ruimte staat los van de beschermingszone. In de Keur is de basis gelegd voor dit instrument.
De beschermingszone is bedoeld om ongewenste handelingen, (bouw)activiteiten, beplanting of anderszins langs oppervlaktewateren te kunnen weren. Een verbod hiertoe is opgenomen in de Keur. De beschermingszone is tevens van belang om onderhoud aan de oppervlaktewater te kunnen uitvoeren. In de praktijk kan het voorkomen dat slechts aan één zijde van een oppervlaktewater het onderhoud kan worden uitgevoerd (bijvoorbeeld als gevolg van bebouwing). Dit is dan veelal met een vergunning geregeld of tussen eigenaren onderling afgesproken. Het waterschap heeft er voor gekozen onderhoudsstroken niet in de legger op te nemen; de beschermingszones, in principe aan weerszijden, bieden voldoende waarborg om het onderhoud te kunnen uitvoeren.
Toepassing beschermingszone “beperkt”
Voor een beperkt aantal situaties kan het waterschap in de legger de beschermingszone langs waterlopen vastleggen als beschermingszone “beperkt”. Voor aldus vastgelegde zones gelden andere regels. Het waterschap overweegt de vaststelling van een beschermingszone “beperkt” als voldaan wordt aan de volgende criteria;
Er zijn twee mogelijkheden voor de aanwijzing van een beschermingszone “beperkt”;
Voor kunstwerken is in de Keur geen aparte beschermingszone opgenomen. Immers een kunstwerk, dat in de regel in het oppervlaktewater staat (sluis, dam, gemaal, etc.), wordt voldoende beschermd door de beschermingszone die geldt voor het oppervlaktewater. Verder wordt de beschermingszone die rondom een oppervlaktewater ligt ter plaatse van een kunstwerk (duiker) niet versmald. De beschermingszone van een oppervlaktewater wordt langs een kunstwerk als het ware doorgetrokken. Hiermee worden ook kunstwerken buiten het oppervlaktewaterlichaam, zoals gemalen en bergingsgebieden, voldoende beschermd. Alleen bij duikers die langer zijn dan 30 meter wordt een beschermingszone van 2,5 meter aan weerzijden (in totaal 5 meter) gehanteerd
Voor waterkeringen gelden eigen beschermingszones. Hierbij kan overlap optreden. Indien zich in een specifieke situatie als gevolg van overlap van de verschillende zones een discrepantie voordoet, dan prevaleert de legger voor waterkeringen. De legger voor waterkeringen kent vanwege het grote veiligheidsbelang het zwaarste regime.
Vanwege het detailniveau van het kaartmateriaal en onnauwkeurigheden zijn in de praktijk afwijkingen mogelijk. Het is dan ter beoordeling aan het waterschap hoe hier in het concrete geval mee om te gaan.
2.3.4 Toelichting artikel 4 (onderhoudsplichtigen)
De onderhoudsplichtige is degene die belast is met de uitvoering van het onderhoud aan het waterstaatswerk. Wie de onderhoudsplichtige is, wordt bepaald door de typering (of status) van het waterstaatswerk.
In artikel 2.1 van de Keur is over de onderhoudsplicht het volgende bepaald:
In de toelichting op artikel 2.1 van de Keur staat dat onderhoudsplichtigen ingevolge artikel 78, tweede lid, Waterschapswet in de legger worden aangewezen. Over het algemeen zal die aanwijzing niet naar individu geschieden maar een categorie betreffen, bijvoorbeeld de aangrenzende grondeigenaren of –gebruikers, rechtspersonen of openbare lichamen.
Naast onderhoud van het natte profiel, is het noodzakelijk dat ook het droge profiel wordt onderhouden. Dit om te voorkomen dat door inzakking van het talud de doorstroming van het water in gevaar komt. Het maaien en verwijderen van begroeiing kan daarvoor vaker of minder vaak nodig zijn dan eens per jaar. De oevers en taluds alsmede de daartoe behorende oeververdedigingswerken dienen behoorlijk in stand te worden gehouden, voor zover dat nodig is om te voorkomen dat door inzakking de af- en/of aanvoer van water wordt gehinderd.
De B-wateren worden onderhouden door de aanliggende eigenaren. Eigenaren en/of beperkt gerechtigden van percelen, waarvan de kadastrale ondergrond gescheiden is van het water door een strook grond ter breedte van 50 cm of minder, gemeten vanaf de insteek, worden ook aangemerkt als (ieder voor de helft) onderhoudsplichtig.
2.3.5 Toekenning onderhoudsverplichting oppervlaktewater
De onderhoudsplichtige voor het gewoon en groot onderhoud wordt bepaald aan de hand van de status van het oppervlaktewaterlichaam. Zie onderstaande tabel.
Onder een bergingsgebied wordt verstaan, een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van het watersysteem en ook als zodanig in de legger is opgenomen. Dit wordt ook wel aangeduid als noodoverloopgebied, waarmee duidelijk is aangegeven dat een dergelijk gebied alleen bij calamiteiten c.q. te verwachten wateroverlast, zal worden gebruikt ter ontlasting van bijvoorbeeld stedelijk gebied.
De instandhouding van een (water)bergingsgebied is geborgd in het gemeentelijk bestemmingsplan. In het beheergebied van Aa en Maas betreft het:
2.4 Toelichting leggergegevens
In deze legger wordt gebruikt gemaakt van veel informatie en gegevens. Deze gegevens zijn gespreid terug te vinden in de leggerbepalingen, de kaarten en de registers. In deze paragraaf wordt duidelijk welke gegevens opgenomen zijn, welke begrippen hierbij gehanteerd worden en welke uitleg hierbij hoort.
2.4.1 In de legger opgenomen gegevens
In de onderstaande tabel staat per waterstaatswerk welke gegevens in deze legger (op de kaarten, in de bepalingen of in de registers) beschreven zijn.
Tabel 2 Overzicht dataset, met kruisjes is aangegeven welke info in deze legger staat
De ligging van alle waterstaatswerken, met uitzondering van C-waterlopen, is aangegeven op de leggerkaarten.
Paragraaf 2.4 gaat in op de manier waarop moet worden omgegaan met de relatie tussen het minimaal benodigde theoretisch profiel en de praktijksituatie. In deze paragraaf wordt indicatief aangegeven hoe deze profielen er uit zouden kunnen zien en welke begrippen hierbij gehanteerd worden.
Figuur 4 Begrippen oppervlaktewater
In de legger wordt zowel de bodembreedte in meter vastgelegd en de hoogte hiervan in NAP aangegeven.
Voor de steek wordt zowel de linker als de rechter insteek in NAP vastgelegd.
In de legger is de vermelde taludhelling de minimaal benodigde taludhelling.
Voor de legger heeft het waterschap de beschrijving van de taludhelling vereenvoudigd door overal, tenzij anders vermeld, de hellingen van het talud boven water en onder water aan elkaar gelijk te stellen evenals het linker- en rechtertalud.
In de legger is de beschermingszone opgenomen. De beschermingszone heeft een breedte van 5.00 meter uit de insteek aan beide zijden van A-waterlopen. Op plaatsen, zoals in de legger aangegeven, kan worden afgeweken van de hiervoor genoemde breedte en kan deze breedte geringer zijn. Ook kan (een deel van) de beschermingszone zijn aangewezen als beschermingszone “beperkt”.
De in de legger gehanteerde theoretische breedte voor het profiel van vrije ruimte is een gehanteerde breedte voor “behoud en herstel watersystemen” en is 25 meter breed aan weerszijde van het oppervlaktewaterlichaam. Daar waar een profiel van vrije ruimte aanwezig is, wordt deze gemeten vanaf de insteek van het waterstaatwerk bij aanleg. Indien het profiel van vrije ruimte een toekomstige reservering betreft, wordt deze gemeten vanaf de huidig insteek van het aanwezige waterstaatswerk. Nadat het project is gerealiseerd, zal de gereserveerde ruimte aangepast worden.
Daar waar het profiel van vrije ruimte in projectplannen nader is geconcretiseerd wordt de daarin vermelde breedte in de legger vermeld.
Natuurlijke deformatie van de oevers (oevererosie) behoort bij watergangen met een specifieke ecologisch functie (opgenomen in het provinciaal Waterplan)tot de normaal waterstaatkundige functie van het oppervlaktewaterlichaam. Daar waar oevererosie een vast onderdeel vormt van het watersysteem is hierin bij het aangeven van het profiel van vrije ruimte rekening mee gehouden (incl. meanderzone).
2.4.5 Vrij meanderende waterlopen
Voor deze waterlopen geldt op grond van de (interim) omgevingsverordening van de provincie een vrijstelling voor het vastleggen van de vorm en de afmetingen. Dit type waterlopen wordt alleen middels de ligging en de capaciteit vastgelegd in de legger. De constructie (de vorm en afmeting) mag binnen de hiervoor beschikbare gereserveerde ruimte.
2.5 Theoretische situatie versus praktijk
De legger is een momentopname, in deze paragraaf wordt omschreven wat het belangrijkste uitgangspunt is bij een afwijking tussen de theoretische situatie en de praktijk in subparagraaf 1 en daarnaast welke bandbreedte het waterschap hanteert bij de onderhoudscyclus in subparagraaf 2.
2.5.2 Theoretische situatie en de praktijk
Met de legger wordt de werkelijke geografische ligging van het oppervlaktewatersysteem zo actueel als mogelijk vastgelegd. De legger geeft ook inzicht in het dwarsprofiel van het oppervlaktewaterlichaam. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen het feitelijke profiel en de minimaal noodzakelijke maatvoering c.q. het theoretisch profiel. Bij de bepaling van dat laatst genoemde profiel wordt rekening gehouden met de waterhuishoudkundige functies die aan de oppervlaktewaterlichamen zijn toegekend.
Het in de legger opgenomen profiel is het theoretisch profiel waar een waterloop aan moet voldoen. Door het verrichten van onderhoud door de onderhoudsplichtige, moet het aanwezig profiel te allen tijde aan de bandbreedte van het leggerprofiel blijven voldoen.
Door de combinatie van de praktijk (de geografische ligging) en het minimaal theoretisch benodigde profiel ontstaat het beeld van het watersysteem zoals dat in stand gehouden dient te worden. Versmallen, verflauwen en verondiepen is (in principe) niet toegestaan.
Het uitgangspunt is: indien het theoretische profiel kleiner is dan de praktijksituatie en er voor de aan- en afvoer sprake is van over dimensionering, dient toch de praktijksituatie behouden te blijven en is bijvoorbeeld demping of versmalling niet toegestaan omdat dit tot bergingsverlies leidt (een belang dat met de legger wordt beschermd).
Daarbij wordt opgemerkt dat het wel of niet functioneren van het watersysteem afhankelijk is van het functioneren van het geheel van waterstaatswerken. Het beoordelen van het functioneren van een leggerobject (waterstaatswerk) dient dan ook altijd in samenhang met de rest van het watersysteem te worden beschouwd.
2.5.3 Het periodieke onderhoud
Het waterschap voert gemiddeld één keer per zeven jaar groot onderhoud uit aan een A-waterloop. Dit betekent dat de waterloop gedurende deze periode mogelijk niet volledig voldoet aan de afmetingen uit de legger.
Om te voorkomen dat het waterschap frequent aanpassingen moet doen aan waterlopen, zijn er afspraken gemaakt over de ruimte die een waterloop heeft ten opzichte van de leggerafmetingen. Deze ruimte geldt enkel voor de ruimte inname van de waterloop en bedraagt op maaiveldniveau, plus of min 50 cm aan weerszijde van de waterloop.
Bij waterlopen met een profiel van vrije ruimte wordt pas onderhoud gepleegd indien de waterloop zich buiten het geprojecteerde vlak gaat bevinden. Ook hierbij wordt een maat van 50 cm gehanteerd. De bandbreedte ziet er dan uit zoals opgenomen in figuur 5.
Situatiekaarten / Plattegronden
Het gehele beheergebied van het waterschap is weergegeven op 98 detailkaarten (plattegronden) die leggerkaarten genoemd worden.
Op de leggerkaart (schaal 1:5000, 1 cm = 50 meter) zijn nauwkeurig de waterstaatswerken en de bijbehorende beschermingszones opgenomen. De B-waterlopen zijn enkel als lijn weergegeven, verdere specificaties van deze waterlopen zijn niet opgenomen op de kaart of in de tabellen.
Conform de (interim) omgevingsverordening dienen in de legger tevens de dwarsprofielen en lengteprofielen van de primaire en regionale keringen te worden opgenomen.
Oppervlaktewaterlichamen zijn verdeeld in leggervakken.
Elk leggervak heeft een uniek vaknummer. Het vaknummer staat op de leggerkaart langs de aslijn van het leggervak. Specificaties over het vaknummer, zoals de minimaal theoretisch benodigde taludhelling, bodembreedte en bodemhoogte zijn terug te vinden in een tabel.
(N.B. Het vaknummer heeft enkel een administratieve functie. Het bestaat uit een uniek volgnummer, waarbij de eerste drie cijfers het stroomgebied weergeeft).
Naast de tabellen voor het vaknummer zijn van de volgende op de leggerkaarten aangegeven waterstaatswerken tabellen vastgesteld waarin de onderstaande gegevens zijn vastgelegd. Deze tabellen maken onderdeel uit van de legger.
In de figuren hieronder is toegelicht hoe met de in de tabellen opgenomen gegevens het leggerdwarsprofiel kan worden gegenereerd
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2023-5948.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.