Verordening behandeling bezwaarschriften en klachten Hunze en Aa’s 2021

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • b.

    bestuursorgaan: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter of een ander persoon of een ander college met enig openbaar gezag bekleed, ieder voor zover hun bevoegdheid betreffende, van waterschap Hunze en Aa’s.

  • c.

    commissie: een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 en 9:14 van de wet.

  • d.

    bezwaarschrift: een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 6:5 van de wet.

  • e.

    klacht: een klaagschrift als bedoeld in artikel 9:4 van de wet.

 

Artikel 2 Commissie

 

  • 1.

    Er is een commissie voor de voorbereiding van en de advisering over de beslissing op bezwaarschriften en klachten.

  • 2.

    De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van de ‘Verordening verontreinigingsheffing’, de ‘Verordening watersysteemheffing’, de ‘Verordening zuiveringsheffing’ en de ‘Legesverordening’.

  • 3.

    De commissie is niet bevoegd ten aanzien van klachten die betrekking hebben op de rechtspositie van een werknemer.

 

 

Artikel 3 Beslissing op bezwaarschriften en klachten

 

  • 1.

    Het bestuursorgaan beslist op de bij hem ingediende bezwaarschriften, en desverzocht op de kostenvergoeding als bedoeld in artikel 7:15 van de wet, en klachten na advies van de commissie.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is een advies van de commissie niet vereist wanneer wordt ingestemd met het verzoek van de bezwaarde om rechtstreeks beroep op de bestuursrechter toe te staan als bedoeld in artikel 7.1a van de wet.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is een advies van de commissie niet vereist wanneer er sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk gegrond, dan wel kennelijk ongegrond bezwaarschrift.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid is een advies van de commissie niet vereist wanneer het bestuursorgaan naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet is gekomen, als bedoeld in artikel 9:5 van de wet.

 

Artikel 4 Samenstelling commissie

 

  • 1.

    De commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het Dagelijks Bestuur. Op dezelfde wijze wordt een voldoende aantal plaatsvervangende leden benoemd, op wie de voor de leden gegeven bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 2.

    Tot lid of voorzitter is niet benoembaar een persoon die deel uitmaakt of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

  • 3.

    De leden van de commissie regelen onderling de vervanging van de voorzitter.

 

Artikel 5 Zittingsduur

 

  • 1.

    De voorzitters en de leden van de commissie worden benoemd door het Dagelijks Bestuur voor een periode van vier jaar, overeenkomstig met de zittingsduur van het Algemeen Bestuur. Zij kunnen worden herbenoemd.

  • 2.

    De voorzitters en de leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen door dit schriftelijk mede te delen aan het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    De aftredende voorzitters en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie waarnemen tot in de opvolging is voorzien.

 

Artikel 6 Secretariaat

 

  • 1.

    Het secretariaat van de adviescommissie wordt gevoerd door een door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

 

Artikel 7 Vergoedingen

 

  • 1.

    De voorzitters en leden van de commissie ontvangen een vergoeding per uitgebracht advies.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld door het Dagelijks Bestuur.

 

HOOFDSTUK 2 BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN

 

Artikel 8 Ontvangst bezwaarschrift

 

Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend. Het bestuursorgaan stelt het bezwaarschrift zo spoedig mogelijk in handen van de commissie.

 

Artikel 9 Overdracht bevoegdheden

 

De bevoegdheden ingevolge artikel 2:1 tweede lid, 6:17, 7:4 tweede lid en 7:6 vierde lid van de wet worden voor toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter.

 

Artikel 10 Inlichtingen en advies

 

  • 1.

    De voorzitter kan ten behoeve van de voorbereiding van het advies rechtstreeks alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen.

  • 2.

    De voorzitter kan uit eigen beweging of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen en deze zonodig uitnodigen in de zitting te verschijnen.

  • Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging vereist van het Dagelijks Bestuur of de daartoe gemandateerde.

 

 

Artikel 11 Plaats en tijdstip hoorzitting

 

De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de zitting, waarin de belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

 

Artikel 12 Uitnodiging hoorzitting

 

  • 1.

    De voorzitter deelt de belanghebbende(n) en het bestuursorgaan tenminste twee weken voor de zitting schriftelijk mee dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens een zitting.

  • 2.

    Indien één of meer belanghebbenden of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen drie dagen na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling, onder opgaaf van redenen, te worden verzocht aan de voorzitter.

  • 3.

    De beslissing van de voorzitter, op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk, doch tenminste een week voor de zitting, schriftelijk aan de belanghebbende(n) en het bestuursorgaan medegedeeld.

  • 4.

    De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van de termijnen als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel.

 

Artikel 13 Horen

 

  • 1.

    De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter dan wel een lid van de commissie.

  • 2.

    Wanneer alle belanghebbenden hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht om te worden gehoord, kan in overleg met de voorzitter, worden besloten af te zien van het horen.

 

Artikel 14 Onpartijdigheid voorzitter en leden

 

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van en beraadslaging over het advies inzake de beslissing op het bezwaar, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

 

Artikel 15 Openbaarheid zitting

 

  • 1.

    De zitting van de commissie is openbaar.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, indien de voorzitter of één van de leden dat nodig oordeelt of indien een belanghebbende of het bestuursorgaan daartoe verzoekt.

  • 3.

    Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

 

Artikel 16 Nader onderzoek

 

  • 1.

    Indien na afloop van de zitting, maar voor het uitbrengen van het advies, een nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verzoek van de commissie dit onderzoek houden.

  • 2.

    De uit nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift toegezonden aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden.

  • 3.

    De leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het tweede lid bedoelde nadere informatie, een verzoek aan de voorzitter richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.

  • 4.

    Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

 

HOOFDSTUK 3 BEHANDELING VAN KLACHTEN

 

Artikel 17 Klachtenprocedure ongewenst gedrag

 

Op de behandeling van klachten over ongewenst gedrag op de werkvloer is de ‘Klachtenregeling ongewenst gedrag en protocol vertrouwenspersoon waterschap Hunze en Aa’s 2022’ van toepassing.

 

Artikel 18 Ontvangst klacht

 

Op de ingediende klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend. Het bestuursorgaan stelt de klacht zo spoedig mogelijk in handen van de commissie.

 

Artikel 19 Het horen in geval van een klacht

 

  • 1.

    De voorzitter van de commissie beslist over de wijze waarop de indiener van de klacht en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, worden gehoord.

  • 2.

    De voorzitter van de commissie beslist tevens of de in het vorige lid bedoelde personen in elkaars aanwezigheid worden gehoord.

 

HOOFDSTUK 4 OVERIGE GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR DE BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN EN KLACHTEN

 

Artikel 20 Verslag hoorzitting

 

  • 1.

    De secretaris stelt van elke zitting een verslag op.

  • 2.

    Het verslag van de zitting, als bedoeld in artikel 7:7 en 9:10 derde lid van de wet, vermeldt de namen van de aanwezigen, alsmede hun hoedanigheid. Het vermeldt verder kort hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.

  • 3.

    Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, wordt dit in het verslag vermeld.

  • 4.

    Het verslag verwijst naar de tijdens de zitting overlegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 5.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

 

Artikel 21 Beraadslaging en advies

 

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar aan het bestuursorgaan uit te brengen advies.

  • 2.

    a. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • b. Indien bij een stemming de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

  • c. Van minderheidsstandpunten wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 3.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan over de te nemen beslissing op het bezwaarschrift of over de te nemen beslissing op de klacht.

  • 4.

    Het advies wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

 

Artikel 22 Verdaging van de beslissing

 

  • 1.

    Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid van de wet, ontoereikend is voor het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift door het bestuursorgaan, verzoekt de voorzitter het bestuursorgaan of de daartoe gemandateerde tijdig de beslissing te verdagen.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn, als bedoeld in artikel 9:11, eerste lid van de wet, ontoereikend is voor het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing over de klacht door het bestuursorgaan, verzoekt de voorzitter het bestuursorgaan of de daartoe gemandateerde tijdig de beslissing te verdagen.

 

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 23 Inwerkingtreding en citeertitel

 

  • 1.

    De verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Op de dag van de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening behandeling bezwaarschriften waterschap Hunze en Aa’s 2017 ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening behandeling bezwaarschriften en klachten Hunze en Aa’s 2021’.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur op 17 maart 2021.

Harm Küpers Geert-Jan ten Brink

secretaris-directeur dijkgraaf

ALGEMENE TOELICHTING

Verordening behandeling bezwaarschriften en klachten Hunze en Aa’s 2021

 

1. Inleiding.

 

Met de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) per 1 januari 1994 heeft een wijziging plaatsgevonden in het recht ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften. De regelingen die voorheen over een groot aantal administratiefrechtelijke wetten waren verspreid zijn vervangen door een uniforme regeling in de Awb.

 

2. Externe adviescommissie.

 

Een externe adviescommissie weerspiegelt het meest het tweeledig karakter van de bezwaarschriftenprocedure, namelijk enerzijds zelfstandig rechtsmiddel, anderzijds een vorm van verlengde besluitvorming. Door instelling van een externe commissie wordt recht gedaan aan de daarmee samenhangende keuze voor distantie ten opzichte van de oorspronkelijke besluitvorming en aan de rechtszekerheid. Het beginsel van de bezwaarschriftenprocedure dat het orgaan dat het bestreden besluit heeft genomen na heroverweging een nieuw besluit dient te nemen wordt daardoor niet aangetast. Ook blijkt dat door inschakeling van een externe commissie de zeefwerking van de bezwaarschriftenprocedure toeneemt. De belanghebbende voelt zich meer serieus genomen als het bestuursorgaan zich eveneens ten opzichte van de commissie dient te verantwoorden.

 

De formeel wettelijke grondslag voor het instellen van een onafhankelijke adviescommissie voor de voorbereiding van de beslissing op bezwaren is vervat in artikel 7:13 Awb.

Dit artikel bepaalt dat de commissie dient te bestaan uit een voorzitter en ten minste twee leden; waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. De bepalingen over de samenstelling van de commissie kunnen verder worden aangevuld, bijvoorbeeld door te bepalen dat de voorzitter of een aantal leden van de commissie een bepaalde deskundigheid (juridisch, technisch, financieel-economische) of een bepaalde hoedanigheid (lid van een bepaalde organisatie of instantie) moeten bezitten.

 

3. De behandeling van bezwaarschriften.

 

Om een volledig beeld te kunnen krijgen van de procedure die moet worden gevolgd bij de behandeling van bezwaarschriften is het noodzakelijk om de bepalingen uit de Awb en de verordening naast elkaar te plaatsen. In de artikelsgewijze toelichting wordt dan ook zoveel mogelijk verwezen naar de bepalingen in de Awb die van belang zijn in de behandelingsprocedure. Het maken van bezwaar is het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.

 

Bij de behandeling van bezwaarschriften is het bestuursorgaan verplicht belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord (artikel 7:2 Awb). Voor een aantal besluiten wordt echter een uitzondering gemaakt op de hoorplicht. De verordening regelt het horen niet uitputtend omdat de Awb zelf reeds een aantal bepalingen voor het horen geeft (zie artikel 7:2, 7:9 en 7:13 Awb). Die bepalingen zijn deels dwingend van aard, waarvan niet kan worden afgeweken. Deels ook betreft het bepalingen die als hoofdregel gelden maar waarvan in bijzondere gevallen ook door lagere regelgevers zoals het algemeen bestuur van een waterschap kan worden afgeweken.

 

4. Afronding van de procedure.

 

De verordening spitst zich toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt er in feite mee dat door de commissie schriftelijk advies wordt uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen. Is een bezwaarschrift niet-ontvankelijk, dan wordt aan de vraag over de gegrondheid van de bezwaren niet toegekomen. In artikel 7:11 van de Awb is bepaald dat indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit dient plaats te vinden. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit. Wat betreft de heroverweging wordt nog het volgende opgemerkt. In de eerste plaats wordt er op gewezen dat deze ex nunc dient plaats te vinden; dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden van het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang. In de tweede plaats dient de heroverweging “op grondslag van het bezwaar” te geschieden. Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde bezwaren staan, in beginsel buiten beschouwing blijven. Het bestuursorgaan zal daarbij de naar voren gebrachte bezwaren voldoende ruim naar hun strekking moeten opvatten. Indien bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze bezwaren ondanks een beperkte omschrijving in het bezwaarschrift, ruimer bedoeld zijn, dan zal daarmee rekening moeten worden gehouden.

 

Verder is het de bedoeling dat de positie van degene die het bezwaarschrift heeft ingediend tijdens de bezwaarschriftenprocedure niet mag verslechteren (reformaio in peius beginsel). Natuurlijk staat dit er niet aan in de weg dat als een (derde-) belanghebbende bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld een afgegeven vergunning, die bezwaren gehonoreerd kunnen worden. Dit is het wezen van de bezwaarschriftenprocedure en is niet in strijd met genoemd beginsel.

In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking wordt vermeld. Daarbij is het van belang dat indien het bestuursorgaan afwijkt van het advies van de commissie, in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing aan belanghebbende wordt meegezonden. Tenslotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb, waarin wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld. De algemene regeling is dat tegen de beslissing op het bezwaarschrift beroep kan worden ingesteld bij de sector bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank.

 

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Verordening behandeling bezwaarschriften en klachten waterschap Hunze en Aa’s 2021

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

Toelichting

De Algemene wet bestuursrecht geeft in artikel 1:1 tot en met 1:5 een aantal begripsomschrijvingen die binnen het gehele bestuursrecht van toepassing zijn. De daar omschreven begrippen hoeven in de onderhavige verordening dan ook niet te worden beschreven. Het begrip “bestuursorgaan”, dat in artikel 1:1, eerste lid Awb wordt omschreven, wordt in artikel 1, onder b van de verordening nader geconcretiseerd, in die zin dat de bestuursorganen van het waterschap met name worden genoemd. Door op deze manier het begrip bestuursorgaan in te vullen, kan de verordening altijd van toepassing worden geacht wanneer er sprake is van een besluit, genomen door een bestuursorgaan van het waterschap in de zin van artikel 1, sub b waartegen bezwaar kan worden gemaakt.

 

Artikel 2 Commissie

 

Toelichting

In de algemene toelichting is de keuze voor het instellen van een adviescommissie nader ver(ant)woord. De commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd.

 

Het tweede lid bepaalt dat de commissie niet bevoegd is te adviseren ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften tegen belastingbesluiten op grond van belastingverordeningen.

Deze belastingverordeningen vloeien voort uit de Waterschapswet (artikel 113). Artikel 115, tweede lid Waterschapswet stelt leges gelijk met waterschapsbelastingen voor de toepassing van de bepalingen inzake de verordening (vaststelling, inhoud en goedkeuring) en voor de toepassing van hoofdstuk XVIII inzake de formele bepalingen betreffende de heffing en de invordering. Hoewel het maken van bezwaar tegen belastingbesluiten mogelijk is, adviseert de commissie niet op dit ingediende bezwaar. Het uitsluiten van de commissie ten aanzien van ingediende bezwaren tegen de hierboven genoemde belastingbesluiten sluit aan bij de huidige praktijk. Hiervoor kunnen verschillende redenen worden aangevoerd.

 

Ten eerste heeft een belastingbesluit (bijvoorbeeld een belastingaanslag) vaak een gebonden karakter. Het besluit wordt ambtshalve gegeven op grond van een belastingverordening waarbij weinig ruimte is voor een belangenafweging. Dit heeft ook gevolgen voor de inhoud van het advies dat de commissie zou kunnen geven. Advisering door commissie heeft in dit geval geen meerwaarde.

 

Ten tweede kent zowel de Invorderingswet als de Algemene wet inzake rijksbelastingen een eigen systematiek ten aanzien van de besluitvorming en de rechtsbescherming.

Met name wat betreft de hoorplicht en de beslistermijn op het bezwaarschrift kennen de Invorderingswet en de Algemene wet inzake de rijksbelastingen afwijkende bepalingen ten opzichte van de Awb.

 

Ten derde moet worden verwacht dat in verband met de massaliteit van de belastingbesluiten het aantal bezwaarschriften waarover de commissie zou moeten adviseren onevenredig veel werkzaamheden met zich meebrengt. Daar komt nog bij dat specifieke kennis op het gebied van het belastingrecht vereist is die niet bij alle commissieleden aanwezig zal zijn.

 

Met de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren op 1 januari 2020 is de rechtspositie van ambtenaren gewijzigd, waardoor ambtenaren zoveel mogelijk dezelfde rechten als werknemers hebben gekregen. Dit betekent ook dat de bezwaarmogelijkheid uit het bestuursrecht niet meer van toepassing is op de rechtspositie van ambtenaren. Klachten die betrekking hebben op de rechtspositie van ambtenaren of klachten over ongewenst gedrag op de werkvloer worden daardoor niet meer door de commissie behandeling bezwaarschriften behandeld maar door een centrale geschillencommissie.

 

Artikel 3 Beslissing op bezwaarschriften en klachten

 

Toelichting

Dit artikel regelt de taakafbakening van de commissie: pas na advies van de commissie beslist het bestuursorgaan op de bij hem ingediende bezwaren of over de ingediende klachten. In alle gevallen behoudt het bestuursorgaan de verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke afhandeling.

 

Voor de vergoeding van kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaarschrift redelijkerwijs heeft moeten maken, bevat artikel 7:15 Awb een bepaling. In het Besluit proceskosten bestuursrecht is geregeld welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen.

 

De klachtenadviesprocedure van afdeling 9.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht zal in de praktijk niet altijd gevolgd worden. Uitgangspunt van hoofdstuk 9 van de Awb is dat het bestuursorgaan moet zorgen voor een zorgvuldige afhandeling van de klacht (artikel 9:2 Awb).

Dat kan op een informele en/of formele wijze geschieden. Iedere vorm van informele afdoening is mogelijk, mits dit gebeurt naar tevredenheid van de klager, artikel 9:5 Awb.

 

Hoofdstuk 3 van deze verordening ziet niet op klachten over ongewenst gedrag op de werkvloer. De Klachtenregeling ongewenst gedrag en protocol vertrouwenspersoon waterschap Hunze en Aa’s 2022 voorziet daarin.

 

Artikel 4 Samenstelling commissie

 

Toelichting

Artikel 7:13 Awb bevat enkele dwingende bepalingen over de samenstelling van de commissie. De Awb schrijft slechts voor dat de voorzitter geen deel mag uitmaken of niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Er is voor gekozen om deze onafhankelijke positie niet alleen voor de voorzitter, maar ook voor de leden te waarborgen.

 

Het Dagelijks Bestuur benoemt de commissieleden. Het Algemeen Bestuur heeft deze bevoegdheid aan het Dagelijks Bestuur gedelegeerd in het Delegatiebesluit van 2012. Hiertoe is besloten omdat de commissie voornamelijk adviseert in een procedure waarbij aan het bezwaar een besluit van het Dagelijks Bestuur ten grondslag ligt.

 

Artikel 5 Zittingsduur

 

Toelichting

Hoewel de commissieleden worden benoemd door het Dagelijks Bestuur van het waterschap is de zittingsduur van de commissie gekoppeld aan de zittingsduur van het Algemeen Bestuur. Hier is om praktische redenen voor gekozen: in theorie kan het na de benoeming van de leden van het Algemeen Bestuur enige tijd duren voor een Dagelijks Bestuur is gevormd.

 

Artikel 6 Secretariaat

 

Toelichting

De secretaris is een ambtenaar die per waterschap is aangewezen om de adviescommissie ambtelijk te ondersteunen gedurende de behandeling van het bezwaarschrift.

De secretaris is dan ook alleen bevoegd bij het waterschap dat hem heeft aangewezen.

 

Artikel 7 Vergoedingen

 

Toelichting

lid 1: Gekozen is voor een vergoeding per uitgebracht advies. Dit betekent dat aan de leden van de commissie ook een vergoeding wordt toegekend indien door de commissie zou worden afgezien van het horen van belanghebbenden, bijvoorbeeld omdat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk is of belanghebbenden hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord.

 

lid 2: De vergoedingen komen ten laste van de waterschapsbegroting. In de begroting is een post opgenomen die de vergoeding van onkosten regelt die verbonden zijn aan de werkzaamheden van de commissie bezwaarschriften en klachten. Aangezien het Dagelijks Bestuur is belast met de uitvoering van de begroting kan het zelf de hoogte van de vergoedingen vaststellen.

 

 

HOOFDSTUK 2 BEHANDELING BEZWAARSCHRIFTEN

 

Artikel 8 Ontvangst bezwaarschrift

 

Toelichting

Artikel 6:14 Awb eist dat de ontvangst van een bezwaarschrift wordt bevestigd (per post of door overhandiging van een ontvangstbevestiging). Het is verstandig om in de ontvangstbevestiging te vermelden dat de indiener in de gelegenheid zal worden gesteld te worden gehoord. Op grond van artikel 7:13, tweede lid Awb dient tevens in de ontvangstbevestiging te worden vermeld dat de commissie over het bezwaar zal adviseren. De indiener wordt op deze wijze in een vroeg stadium op de hoogte gebracht van de te volgen procedure.

 

Artikel 9 Overdracht bevoegdheden

 

Toelichting

Ingevolgde artikel 7:13 beslist de commissie over de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, artikel 7:5 tweede lid en voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, van artikel 7:3 Awb. Gezien het imperatieve karakter van deze bepaling is het niet mogelijk om deze bevoegdheden aan de voorzitter of een ander lid van de commissie op te dragen. Dit geldt echter niet voor de overdracht van de onderhavige bevoegdheden, deze kunnen wel bij verordening aan de voorzitter worden overgedragen. In de persoon van de voorzitter ligt een zekere waarborg, namelijk het vereiste van artikel 7:13 Awb dat de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

 

Artikel 9 van de verordening regelt de overdracht van de volgende bevoegdheden:

  • 2:1, tweede lid Awb: Het verlangen van een machtiging van een gemachtigde.

  • De voorzitter kan tevens een schriftelijke machtiging verlangen van degene die het bestuursorgaan vertegenwoordigt.

  • 6:17 Awb: Het toezenden van de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde.

  • Het verdient aanbeveling de op de zaak betrekking hebbende stukken ook aan de indiener van het bezwaar toe te zenden.

  • 7:4 tweede lid Awb: Het ter inzage leggen van het bezwaarschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken. Dit kan geschieden ten kantore van het waterschapshuis.

  • 7:6 vierde lid Awb: Het op de hoogte stellen van belanghebbenden van het verhandelde

  • tijdens het horen, wanneer zij niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord.

Het is aan de voorzitter om af te wegen of er inderdaad sprake is van gewichtige redenen die rechtvaardigen dat belanghebbenden, wanneer zij afzonderlijk zijn gehoord, niet op de hoogte worden gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten hun aanwezigheid.

 

Artikel 10 Inlichtingen en advies

 

Toelichting

lid 1: De voorzitter draagt zorg voor een voldoende voorbereiding van de advisering over de beslissing op het bezwaar. Hij krijgt de bevoegdheid om alle gewenste inlichtingen zowel in- als extern in te winnen, die nodig zijn voor de beoordeling van het bezwaar.

 

lid 2: Indien advies wordt ingewonnen bij externe deskundigen kan dit kosten met zich mee brengen. In de begroting is een post opgenomen die de vergoeding van onkosten regelt die verbonden zijn aan de werkzaamheden van een bezwarencommissie. Het bepaalde in het tweede lid ziet op bijzondere kosten waarvoor vaak geen voorziening is getroffen. Aangezien het Dagelijks Bestuur is belast met de uitvoering van de begroting ligt het voor de hand dat deze kosten niet worden gemaakt dan nadat het Dagelijks Bestuur in de gelegenheid is gesteld te beoordelen of deze uitgaven passen binnen een begrotingspost.

 

Artikel 11 Plaats en tijdstip hoorzitting

 

Toelichting

Zie de toelichting op artikel 12 van deze verordening.

 

Artikel 12 Uitnodiging hoorzitting

 

Toelichting

De termijn tussen de oproeping en de zitting dient zodanig te zijn dat de belanghebbenden en het bestuursorgaan voldoende tijd hebben om zich op de zitting voor te bereiden. Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van twaalf weken waarbinnen - behoudens verdaging - op het bezwaar moet zijn beslist (artikel 7:10 Awb).

In lid 2 is voorzien in de mogelijkheid om uitstel van de zitting te verzoeken. Een zodanig verzoek behoeft niet altijd te worden gehonoreerd.

Lid 4: Er kunnen zich omstandigheden voordoen die tot gevolg hebben dat de termijnen als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel niet gehandhaafd kunnen worden. Het bepaalde in dit lid betreft een zogenaamde hardheidsclausule zodat overschrijding van deze termijnen niet fataal hoeft te zijn en belanghebbenden niet in hun belangen worden geschaad.

 

Artikel 13 Horen

 

Toelichting

Ingevolge artikel 7:13 lid Awb kan de commissie het horen opdragen aan de voorzitter of een lid van de commissie. Dit artikel verhoogt, met name bij minder complexe bezwaren, de efficiëntie van de advisering. De bevindingen van de hoorzitting worden aan de overige leden ter kennis gebracht, waarna de advisering zal plaats te vinden door de voltallige commissie.

 

Artikel 14 Onpartijdigheid voorzitter en leden

 

Toelichting

De voorzitter en leden van de commissie zijn onafhankelijk ten opzichte van het bestuursorgaan waarvoor zij optreden. Tevens dienen ze onpartijdig te zijn ten aanzien van de belangen die bij de behandeling van een bezwaar spelen. Wanneer die onpartijdigheid in het geding kan zijn, neemt het betreffende lid niet deel aan de voorbereiding en beraadslaging over het advies.

Het is aan de leden van de adviescommissie zelf om dit te per concreet bestreden besluit te beoordelen.

 

Artikel 15 Openbaarheid zitting

 

Toelichting

Ingevolge artikel 7:5 tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. De Awb schrijft niet voor dat de hoorzitting bij een bezwaarschriftenprocedure openbaar moet zijn. In artikel 7:13 vierde lid Awb wordt de bevoegdheid om te beslissen over het wel of niet horen in het openbaar aan de adviescommissie toegekend. In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de zitting, het horen, in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk bijvoorbeeld in het geval dat bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard danwel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. Belanghebbenden of vertegenwoordigers van het bestuursorgaan kunnen een verzoek indienen de zitting met gesloten deuren voort te zetten. Aan dit verzoek wordt eerst gevolg gegeven nadat met gesloten deuren is beslist of aan het verzoek kan worden voldaan.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 21 van de verordening met gesloten deuren plaats heeft.

 

Artikel 16 Nader onderzoek

 

Toelichting

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het bestuursorgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid dat belanghebbenden, bestuursorgaan of de andere commissieleden de voorzitter kunnen verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. Vervolgens is het aan de voorzitter van de commissie om dit verzoek in te willigen. Artikel 7:9 Awb bepaalt dat indien het feiten of omstandigheden betreft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.

 

 

HOOFDSTUK 3 BEHANDELING VAN KLACHTEN

 

Artikel 17 Klachtenprocedure ongewenst gedrag

 

Toelichting

De verordening is niet van toepassing op klachten over ongewenst gedrag op de werkvloer en de adviescommissie is derhalve ook niet bevoegd te adviseren over klachten ten aanzien van ongewenst gedrag op de werkvloer. Voor dergelijke klachten geldt “de Klachtenregeling ongewenst gedrag en protocol vertrouwenspersoon waterschap Hunze en Aa’s 2022”. Deze regeling omschrijft wat onder ongewenst gedrag moet worden verstaan en geeft aan waar de klager terecht kan met een dergelijke klacht.

 

Artikel 18 Ontvangst klacht

 

Toelichting

Artikel 9:6 Awb bepaalt dat de ontvangst van een klacht wordt bevestigd (per post of door overhandiging van een ontvangstbevestiging). Het is verstandig om in de ontvangstbevestiging te vermelden dat de indiener in de gelegenheid zal worden gesteld te worden gehoord. Op grond van artikel 9:15 eerste lid Awb dient tevens in de ontvangstbevestiging te worden vermeld dat de commissie over de klacht zal adviseren. De indiener wordt op deze wijze in een vroeg stadium op de hoogte gebracht van de te volgen procedure.

 

Artikel 19 Het horen in geval van een klacht

 

Toelichting

Op grond van artikel 9:15, tweede lid Awb geschiedt het horen door de aangewezen commissie op basis van artikel 9:14 Awb. De hoorplicht staat omschreven in artikel 9:10 Awb en volstaat met een aantal minimumeisen waaraan voldaan moet worden. De voorzitter van de commissie bepaalt op welke wijze het horen geschiedt.

 

Overigens moet worden opgemerkt dat de beslissing om van het horen af te zien door de commissie genomen moet worden (zie daarvoor artikel 9:15 derde lid juncto 9:10 tweede lid Awb), tenzij de klacht reeds op basis van artikel 9:5 Awb naar tevredenheid van de klager op informele wijze is afgehandeld. In dergelijke gevallen hoeft geen hoorzitting meer te worden gehouden.

 

 

HOOFDSTUK 4 OVERIGE GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR DE BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN EN KLACHTEN

 

Artikel 20 Verslag hoorzitting

 

Toelichting

Artikel 7:7 Awb bepaalt dat van het horen een verslag wordt gemaakt. Dit artikel stelt geen inhoudelijke eisen aan de verslaglegging (artikel 9:10, derde lid Awb bevat een gelijkluidende bepaling bij de klachtbehandeling). In de onderhavige bepaling van de verordening worden de inhoudelijke eisen aan de verslaglegging van een hoorzitting gesteld.

 

Ingevolge artikel 7:13 zesde lid Awb maakt het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie aan het bestuursorgaan. Het rapport van bevindingen in de procedure bij de behandeling van een klacht bevat ook het verslag van het horen, zie artikel 9:15 Awb.

 

Artikel 21 Beraadslaging en advies

 

Toelichting

In tegenstelling tot de hoorzitting, die in beginsel openbaar is, vindt de hier bedoelde beraadslaging altijd plaats met gesloten deuren. In het tweede lid is bepaald dat de stem van de voorzitter beslissend is bij het staken van de stemmen. Dit kan zich voordoen in die gevallen waarin een van de leden zich van stemming onthoudt.

 

Artikel 22 Verdaging van de beslissing

 

Toelichting

De beslistermijn voor bezwaarschriften en de termijn voor de afhandeling van klachten bedraagt bij een onafhankelijke adviescommissie twaalf respectievelijk tien weken. Deze termijn kan het bestuursorgaan met maximaal zes respectievelijk vier weken verlengen op grond van artikel 7:10 derde lid Awb voor bezwaarschriften en op grond van artikel 9:11 tweede lid Awb voor klachten. De voorzitter zal in voorkomende gevallen het bestuursorgaan tijdig verzoeken de beslissing te verdagen.

 

 

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 23 Inwerkingtreding en citeertitel

 

Toelichting

In titel III, hoofdstuk IX, paragraaf 5, Waterschapswet is de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende regels inhouden geregeld. Ingevolge artikel 74 Waterschapswet treden besluiten in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen.

 

Vanwege de aard van het besluit valt deze verordening niet onder de werkingssfeer van de Verordening inspraak en elektronische bekendmaking.

 

 

Naar boven