Waterschapsblad van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden | Waterschapsblad 2023, 16245 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden | Waterschapsblad 2023, 16245 | ander besluit van algemene strekking |
Profielenlegger primaire en regionale waterkeringen en oppervlaktewateren 2024
Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,
gelet op het voorstel van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van 7 november 2023 met nr. DM1967442;
gelet op artikel 2.39 van de Omgevingswet, artikelen 2.20 en 2.21 van de Omgevingsverordening Provincie Utrecht en artikel 7.4 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening;
gezien de inspraaknota, zoals is vastgesteld door dijkgraaf en hoogheemraden op [datum];
Vast te stellen de Profielenlegger primaire en regionale waterkeringen en oppervlaktewateren Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2024
In deze legger en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
ondersteunend kunstwerk: een kunstwerk dat van belang is voor en ten dienste staat van het watersysteembeheer, zoals gemalen, dammen, duikers, sluizen, stuwen en inlaatwerken;
oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, en de bijbehorende bodem en oevers, alsmede flora en fauna;
primaire waterkering: een waterkering die bescherming biedt tegen overstroming door water van een oppervlaktewaterlichaam waarvan de waterstand direct invloed ondergaat van hoge stormvloed, hoog opperwater van een van de grote rivieren, hoog water van het IJsselmeer of het Markermeer, of een combinatie daarvan, en van het Volkerak-Zoommeer, het Grevelingenmeer, het getijdedeel van de Hollandsche IJssel en de Veluwerandmeren;
profielenlegger: de legger bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet, waarin wordt beschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen;
waterkering: een kunstmatige hoogte, natuurlijke hoogte of gedeelte daarvan, of hoge gronden met ondersteunende kunstwerken, die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben; en
waterschapsverordening: Waterschapsverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.
Artikel 7. Ontwerpeisen primaire waterkeringen
Bijlage II bij deze legger bevat de minimale ontwerpeisen ten aanzien van de primaire waterkeringen langs de Neder-Rijn en Lek.
Als een oppervlaktewaterlichaam of ondersteunend kunstwerk rechtmatig tot stand is gekomen maar nog niet in de legger is opgenomen, is de eigenaar verplicht deze in stand te houden overeenkomstig de voorwaarden zoals vermeld in de verleende omgevingsvergunning of volgens de daaromtrent met het waterschap aantoonbaar of schriftelijk gemaakte afspraken.
Indien geen omgevingsvergunning voorhanden is, of geen afspraken zijn gemaakt, dan dient de eigenaar van het perceel waarop het oppervlaktewaterlichaam of ondersteunend kunstwerk is gelegen, deze te onderhouden met behoud van de oorspronkelijke ligging, vorm, afmeting en constructie, dan wel de aanwijzingen van het waterschap daaromtrent te volgen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 20 december 2023,
Voorzitter, J.C.H. Haan
Secretaris, F.H.M. Apeldoorn
Onderdeel van deze legger zijn de leggerkaarten. De volgende leggerkaarten zijn bijgevoegd:
https://experience.arcgis.com/experience/2c5e26593af646ce89636605093ddcc1
Bijlage II. Minimale ontwerpeisen ten aanzien van de primaire waterkeringen langs de Neder-Rijn en Lek
Na de eerst volgende dijkversterking wordt deze legger weer geactualiseerd en worden de ontwerpeisen zoals deze hieronder zijn verwoord vervangen door de dan vigerende ontwerpeisen.
Over de waterkering loopt een denkbeeldige lijn, de zogenaamde referentielijn. Deze lijn is gelegen in de middenas van de waterkering. Evenwijdig aan deze lijn zijn de dijkpalen gesitueerd. Er zijn drie series dijkpalen in de legger opgenomen:
Voor dijkring 44 gelden de volgende dijkpalen: 0 tot en met 304.
Voor dijkring 15 gelden er twee series dijkpalen: de serie M0 tot en met M39 en de serie 0 tot en met 191.
De gehele primaire waterkering is opgedeeld in verschillende secties. De keuze van de secties is gebaseerd op de volgende eisen:
Elke sectie heeft in principe één maatgevend dwarsprofiel. De in de dwarsdoorsnede gegeven profielen zijn de minimaal benodigde afmetingen voor deze sectie. De eisen gesteld aan de constructie worden gegeven in het standaardprofiel. Afwijkingen ten opzichte van dit standaardprofiel worden weergegeven in het desbetreffende dwarsprofiel.
Ten behoeve van een goede weerstand tegen erosie en uitspoeling van de bekleding wordt in principe een erosiebestendige kleibekleding toegepast. De kleibekleding voldoet aan de eisen zoals omschreven in het TAW-TR "Klei voor dijken", mei 1996. De erosiebestendigheid is in te delen in een drietal categorieën:
Op het buitentalud en de kruin van de dijk wordt klei, categorie 1, met een minimum laagdikte van 1,00 meter toegepast. Het binnentalud en de eerste 4 meter van een aanwezige binnenberm wordt bekleed met een minimaal 0,70 meter dik matig erosiebestendig kleipakket (categorie 2). De resterende berm kan worden bekleed met een weinig erosiebestendig kleipakket (categorie 3, dik 0,70 m).
Voor het binnentalud geldt een overslagcriterium van 0,1 l/s/m1.
Het bovenste binnen- en buitentalud heeft een taludhelling van 1:3. Het buitentalud wordt bekleed met een grasbekleding.
Het standaardprofiel kent een binnendijks gelegen berm. Deze berm kan twee functies hebben.
In een aantal secties is sprake van pipinggevoeligheid. Hierbij is kans op zandmeevoerende wellen aanwezig bij hoge waterstanden op de rivier. Om te voorkomen dat dit de dijk ondermijnt is er over een zekere lengte een berm nodig (gemiddeld 15 keer de kerende hoogte) om te voorkomen dat piping optreedt.
De legger is opgemaakt voor een afvoer van 15.000 m3/s en niet voor 16.000 m3/s conform de hydraulische randvoorwaarden 2001. De verhoogde afvoer naar 16.000 m3/s geeft een verhoging van de dijken tussen de 10 en 30 cm. In het kader van het project Ruimte voor de rivier wordt deze verhoging verdisconteerd. Dit betekent dat de dijken in 2015 de zelfde hoogte dienen te hebben als de hoogte conform de hydraulische randvoorwaarden 1996, met een afvoer van 15.000 m3/s.
Bij deze legger is een tabel (bijlage 1) gevoegd waarop per dijksectie staat aangeven: huidige dijkhoogte, dijkhoogte bij 15.000 m3/s en de dijkhoogte bij 16.000 m3/s. De huidige dijken zijn alle ontworpen met een afvoernorm van 16.000 m3/s of hoger. Hierdoor zijn de hoogte alsmede de stabiliteit van de dijken gewaarborgd ook bij een afvoer van 16.000 m3/s.
De legger is opgemaakt voor een afvoer van 15.000 m3/s en niet voor 16.000 m3/s conform de hydraulische randvoorwaarden 2001. De verhoogde afvoer naar 16.000 m3/s geeft een verhoging van de dijken tussen de 10 en 30 cm. In het kader van het project Ruimte voor de rivier wordt deze verhoging verdisconteerd. Dit betekent dat de dijken in 2015 de zelfde hoogte dienen te hebben als de hoogte conform de hydraulische randvoorwaarden 1996, met een afvoer van 15.000 m3/s.
In deze bijlage is een tabel weergegeven die per sectie aangeeft wat het verschil is tussen de randvoorwaarden 1996 en de randvoorwaarden 2001. De tabel omvat de volgende kolommen:
Verschil is tussen de randvoorwaarden 1996 en de randvoorwaarden 2001
Waterschappen zijn op grond van de Omgevingswet en de Waterschapswet verplicht leggers van de waterstaatswerken op te stellen. Een legger is een openbaar register, waarin gegevens van waterstaatswerken zijn opgenomen, zoals locatie, minimale afmetingen, onderhoudsverplichtingen en onderhoudsplichtigen. Het gaat hierbij om waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen, bergingsgebieden en ondersteunende kunstwerken, zoals gemalen en stuwen.
De Omgevingswet schrijft in artikel 2.39 voor, dat het waterschap als de beheerder van waterstaatswerken een legger moet vaststellen waarin is omschreven waaraan de waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Dit wordt ook wel de profielenlegger genoemd. De Waterschapswet bepaalt in artikel 78, tweede lid, dat het waterschap een legger moet opstellen waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangewezen. Het gaat hier om de onderhoudslegger. Daarnaast stellen de provincies Zuid-Holland en Utrecht in de provinciale omgevingsverordeningen eisen aan de legger waterstaatswerken van HDSR.
Het waterschap heeft twee aparte leggers: een profielenlegger en een onderhoudslegger. Het gaat hier om de profielenlegger van de primaire waterkeringen langs de Neder-Rijn en Lek, de regionale waterkeringen, met daartoe behorende kunstwerken, en de oppervlaktewaterlichamen, bergingsgebieden en ondersteunende kunstwerken, gelegen in het beheergebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden als aangegeven op de leggerkaart.
Relatie met waterschapsverordening en onderhoudsverordening
De profielenlegger en onderhoudslegger bieden samen met de waterschapsverordening en de onderhoudsverordening bescherming aan waterstaatswerken en daarmee de verschillende functies van het waterbeheer binnen het beheergebied van HDSR:
Waterschapsverordening. De verordening stelt regels voor activiteiten in, op of in de buurt van waterstaatswerken, gekoppeld aan beperkingengebieden. Daarnaast bevat de waterschapsverordening regels voor lozingsactiviteiten en activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de zuiveringtechnische werken in beheer bij HDSR.
1.2 Legger, schouw en handhaving
De onderhoudsverordening legt onder meer vast wie welk (type) onderhoud moet uitvoeren. De onderhoudsverordening verplicht ook dat er altijd voor gezorgd moet worden dat het waterstaatswerk in een goede staat verkeert en altijd moet kunnen functioneren als het nodig is. De legger of de onderhoudsverordening bepaalt niet hoe en hoe vaak hiertoe onderhoud gepleegd moet worden. Het is aan de onderhoudsplichtige om dit te bepalen.
Wel zal het waterschap regelmatig controleren op de staat van onderhoud en de -eventuele-nalatigheid betreffende de onderhoudsplichten. De manier en frequentie waarop, is vastgelegd in de toezichtstrategie van het handhavingsbeleid.
Regelmatige controles doet het waterschap tijdens de najaarschouw, waar gefocust wordt op het regulier onderhoud (maai- en overig licht onderhoud), en tijdens de diepte- en profielschouw, waarbij de aandacht ligt op het buitengewoon onderhoud (controle op bagger en in de legger vastgelegde afmetingen). Bijvoorbeeld klachten en incidenten kunnen aanleiding geven om tussentijds te controleren.
1.3 Toelichting Leggergegevens
In deze legger wordt gebruikt gemaakt van veel informatie en gegevens. Deze gegevens zijn verspreid terug te vinden in de leggerbepalingen en de leggerkaart. In deze paragraaf wordt duidelijk welke gegevens opgenomen zijn, welke begrippen hierbij gehanteerd worden en welke uitleg hierbij hoort.
1.4 Vorm, afmeting en constructie
In de legger is voor elk oppervlaktewaterlichaam het minimaal theoretisch benodigde profiel opgenomen. Het minimaal theoretisch benodigde profiel is normaliter een combinatie van onder meer het hydraulisch noodzakelijke en het ecologisch functionele profiel. Bij deze functies wordt bijvoorbeeld gekeken naar de benodigde aan- en afvoercapaciteit, bergend vermogen, grondwaterstandsbeïnvloeding en waterkwaliteit.
Door een gebrek aan gebiedsdekkende gegevens is voor de legger besloten om alleen het hydraulische noodzakelijke profiel op te nemen. In toekomstige leggers zal met het beschikbaar komen van nieuwe informatie het minimaal theoretisch benodigd profiel verfijnd worden. Deze informatie volgt onder meer uit een inmeting van oeverprofielen in het gehele beheergebied en van onderwaterbodems van het primaire en secundaire stelsel.
Het hydraulisch noodzakelijk profiel wordt in de legger met drie parameters vastgelegd; de breedte op het schouwpeil, de minimale waterdiepte (droge slootdiepte bij droge sloten) en de theoretische taludhelling. Voor het buitengewoon onderhoud is ook de onderhoudsdiepte van belang.
De breedte op het schouwpeil is op de Leggerkaart aangegeven als de “waterbreedte”. Ter bescherming van de bergingscapaciteit is deze breedte in de Legger vastgelegd. Bij droge sloten staat op de Leggerkaart de breedte van insteek tot insteek.
De waterdiepte is van alle oppervlaktewaterlichamen aangegeven op de leggerkaart. Bij droge sloten is dit de droge slootdiepte.
Smalle oppervlaktewaterlichamen mogen ondieper zijn dan de op de leggerkaart aangegeven waterdiepte. Om te bepalen of dit het geval is, wordt de waterbreedte op het schouwpeil gedeeld door drie. Is de uitkomst kleiner dan de waarde op de leggerkaart, dan is de uitkomst de geldende waterdiepte, Is dat niet het geval, dan geldt de waarde op de leggerkaart.
(1) een tertiair oppervlaktewaterlichaam is 0,9 meter breed op het schouwpeil. Delen door drie geeft een waterdiepte van 0,3 meter. Stel dat op de leggerkaart een waterdiepte van 0,5 meter staat, dan vereist het waterschap een waterdiepte van 0,3 meter.
(2) een tertiair oppervlaktewaterlichaam is 2,1 meter breed op het schouwpeil. Delen door drie geeft een waterdiepte van 0,7 meter. Stel dat op de leggerkaart een waterdiepte van 0,6 meter staat, dan vereist het waterschap een waterdiepte van 0,6 meter.
Soms kan de vereiste waterdiepte door de aanwezigheid van de vaste zandbodem niet gehaald kan worden. In dat geval bepaalt de hoogte van de vaste zandbodem de waterdiepte.
In de legger is de vermelde taludhelling de minimaal benodigde taludhelling. Voor de LOW heeft het waterschap de beschrijving van de taludhelling vereenvoudigd door overal, tenzij anders vermeld, de hellingen van het talud boven water en onder water aan elkaar gelijk te stellen evenals het linker- en rechtertalud.
In de Legger wordt onderscheid gemaakt in twaalf verschillende typen kunstwerken.
Het type kunstwerk is op de Leggerkaart af te leiden uit de vorm, de kleur en de codering die in het kunstwerknummer wordt gebruikt; AF = afsluiter, AQ = aquaduct, DK = duiker, GM = gemaal, IN = inlaat, OV=overlaat, SD = stuwende duiker, SL = sluis, ST = stuw, SY = sifon, VD = dam, VP = vispassage. Sommige kunstwerken liggen in of nabij een waterkering. Deze kunnen dan ook zijn opgenomen in de Legger van waterkeringen. Bij een verschil hebben de voorschriften uit de Legger van waterkeringen voorrang.
Beschoeiingen in het primaire stelsel die in onderhoud zijn bij het waterschap staan op de Leggerkaart. Aan de beschoeiing zijn verder geen gegevens gekoppeld.
Op de Leggerkaart is indicatief de ligging van de aangewezen natuurvriendelijke oevers aangegeven. Aan de natuurvriendelijke oevers zijn verder geen gegevens gekoppeld.
In uitzonderlijke gevallen ontbreekt bepaalde Leggerdata. Dit is dan met een liggend streepje aangegeven. In een volgende Legger worden deze gegevens aangevuld.
Samen met deze toelichting vormt de leggerkaart de profielenlegger. De leggerkaart is alleen digitaal beschikbaar. De kaart is te raadplegen via de internetsite van het waterschap, www.destichtserijnlanden.nl.
De leggerkaart bestaat uit meerdere kaartlagen die aan- en uitgezet kunnen worden. Daarmee kan de gebruiker enkel die lagen aanzetten die voor hem relevant zijn.
De gebruiker kan direct naar een gewenste locatie door bijvoorbeeld een postcode, een adres of een kadastrale code in te voeren. Vanwege het detailniveau van de kaart en onnauwkeurigheden zijn in de praktijk afwijkingen mogelijk. Het is dan ter beoordeling aan het waterschap hoe hier in het concrete geval mee om te gaan.
Ligging en categorie van de oppervlaktewaterlichamen
Van elk oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap staat nauwkeurig de waterbreedte en het droge talud als vlak ingetekend. Deze vormen samen de kernzone. Onderscheid wordt gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire oppervlaktewaterlichamen.
Oppervlaktewaterlichamen worden verdeeld in leggervakken. In een vak zijn, op de breedte na, alle Leggerrelevante parameters identiek. Deze variabelen zijn de vorm, afmeting en constructie. De gegevens worden zichtbaar door te klikken op het leggervak. Ook zichtbaar wordt dan de unieke code van dit vak. De code heeft enkel een administratieve functie en staat los van de code uit de vorige legger.
Ligging kunstwerken en waterkeringen
De kunstwerken staan in een aparte kaartlaag inclusief de eventueel bijbehorende beschermingszone. De verschillende typen kunstwerken zijn verschillend weergegeven. Door te klikken op een kunstwerk worden de bijbehorende gegevens zichtbaar, zoals de unieke kunstwerkcode.
Bergingsgebieden, onderhoudsvaarwater, aangewezen vaarwegen en overige vaarwateren, natuurvriendelijke oevers en beschoeiingen en referentielijnen zijn als aparte kaartlagen opgenomen. Achter deze datasets hangen verder geen gegevens.
Dwarsprofielen zijn in een aparte kaartlaag opgenomen.
Bijzondere waterkerende constructies.
In de leggerkaart regionale keringen zijn de bijzondere waterkerende constructies als aparte kaartlaag opgenomen.
In figuur 10 staat een voorbeeld van enkele kaartlagen en in tabel 6 een voorbeeld van de gegevens die verschijnen als op een leggervak van een watergang wordt geklikt.
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 3. Categorieën oppervlaktewaterlichamen
Het waterschap maakt onderscheid in drie categorieën oppervlaktewaterlichamen. Deze zijn als volgt:
Primaire oppervlaktewaterlichamen:
algemeen uitgangspunt is een bepaalde minimaal benodigde capaciteit van 100 tot 250 l/s voor het landelijk gebied. Het waterschap kan afwijken indien de afvoer meerdere belanghebbenden dient. Ook een ander belang, zoals aanvoercapaciteit, kan aanleiding zijn om een oppervlaktewaterlichaam als primair aan te duiden;
Secundaire oppervlaktewaterlichamen:
Tertiaire oppervlaktewaterlichamen:
Artikel 4. Onderhoudsvaarwater en natuurvriendelijke oevers
Met name bij brede oppervlaktewaterlichamen waar het onderhoud moeilijk vanaf de kant uitgevoerd kan worden, streeft het waterschap er naar om op dit onderhoud varend uit te (laten) voeren. Het gebruik van oppervlaktewaterlichamen door onderhoudsmaterieel stelt specifieke minimale eisen aan de doorvaarbaarheid van dit oppervlaktewaterlichaam. Dit geldt ook voor oppervlaktewaterlichamen die niet varend worden onderhouden, maar wel op de route liggen vanaf een inlaatplaats naar een oppervlaktewaterlichaam dat varend wordt onderhouden of kan worden onderhouden. Al deze oppervlaktewaterlichamen zijn als “onderhoudsvaarwater” in de Legger opgenomen.
Opgemerkt moet worden dat een oppervlaktewaterlichaam dat varend kan worden onderhouden, niet altijd varend wordt onderhouden. Over het algemeen wordt degene die het onderhoud dient uit te voeren, de keuze gelaten om het onderhoud vanaf de kant of vanuit het water uit te voeren.
Het waterschap legt de specifieke minimale eisen aan de doorvaarbaarheid voor onderhoudsmaterieel vast in beleidsregels.
Natuurvriendelijke oevers zijn oevers die zijn aangelegd volgens een bepaald profiel, zodanig dat zich een natuurlijke biotoop voor flora en fauna kan ontwikkelen. De oevervegetatie kan een belangrijke rol vervullen in het zuiveren van het water. Daarnaast bieden deze oevers door hun constructie extra mogelijkheden voor waterberging.
Indien ook een deel van het bijbehorende natte profiel natuurvriendelijk is ingericht, denk aan een plasberm, maakt dit onderdeel uit van de natuurvriendelijke oever
Een aantal van deze oevers zijn in deze profielenlegger expliciet als “natuurvriendelijke oever” opgenomen. Dit zijn de oevers die het waterschap heeft aangelegd maar ook oevers die bijvoorbeeld door het waterschap zijn (mede)gefinancierd of gesubsidieerd. Het waterschap wil de inrichting en het functioneren van deze oevers beschermen door extra regels te stellen. Deze zijn bijvoorbeeld opgenomen in de waterschapsverordening, uitvoeringsregels, verleende vergunningvoorschriften, subsidievoorschriften, afgesloten beheerovereenkomsten en overige vastgelegde afspraken.
De ligging van de oevers is op de kaart bij benadering aangegeven. Op de kaart is over de breedte van de natuurvriendelijke oever vanaf het schouwpeil geautomatiseerd een vlak getekend van 2 meter breed aan beide zijden.
In de praktijk kan de natuurvriendelijke oever breder of smaller zijn. Om te bepalen of een (voorgenomen) handeling in een natuurvriendelijke oever plaats heeft, geldt de praktijksituatie.
Artikel 5. Aangewezen vaarwegen en overig vaarwater
Het waterschap heeft “aangewezen vaarwegen” en “overige vaarwateren” in beheer. Dit is vastgelegd in de Nota Vaarbeleid (zie ook onderstaande tabel 2). Deze oppervlaktewaterlichamen, behalve de Vlist, zijn aangegeven op de Leggerkaart. De “aangewezen vaarwegen” zijn door de provincie aangewezen, de “overige vaarwateren” door het waterschap.
Aan de afmetingen van deze oppervlaktewaterlichamen en de inliggende kunstwerken worden nadere eisen gesteld. De afmetingen kunnen zowel betrekking hebben op het natte profiel als op de oevers en de vrij te houden ruimte boven water.
De eisen voor de overige vaarwateren zijn of worden belegd in het door het waterschap te ontwikkelen vaarwegbeleid en bijbehorende documenten. De eisen voor de aangewezen vaarwegen zijn door de provincie vastgesteld.
Artikel 6. Gekanaliseerde Hollandse IJssel
Rijkswaterstaat heeft in 2014 de Gekanaliseerde Hollandse IJssel overgedragen aan het waterschap.
Het bleek technisch niet mogelijk om de profielgegevens op de Leggerkaart volledig over te nemen. Vandaar dat deze gegevens in de onderstaande tabel zijn opgenomen. Kilometer 0 is ter hoogte van de Doorslag, kilometer 32 bij het Baden Powellplantsoen te Gouda. Op de figuur onder de tabel staat indicatief de ligging van elk kilometerpunt.
In het volgende figuur staat als voorbeeld het dwarsprofiel DUT_GHIJ_5. Zoals aangegeven blijft dit profiel geldig. De maatvoering van de andere profielen kan met behulp van de tabel en de figuur worden afgeleid.
Het is mogelijk dat (gewijzigde) waterstaatswerken die op legale wijze tot stand zijn gekomen, op de profielenlegger ontbreken. Deze waterstaatswerken moeten worden onderhouden zoals in dit artikel is aangegeven. Het kan zijn dat in de verleende vergunning aanvullende bepalingen zijn opgenomen. In dat geval gelden de in de vergunning verwoorde bepalingen. Bij gebreke daarvan moet het oppervlaktewaterlichaam, het kunstwerk en/of de waterkering worden onderhouden overeenkomstig het oorspronkelijk profiel en constructie, of aanwijzingen van het waterschap.
De profielenlegger geeft een weergave van de situatie op een specifiek moment in de tijd. Wijzigingen van waterstaatswerken als gevolg van gelegaliseerde werkzaamheden worden pas in een nieuw vast te stellen profielenlegger verwerkt. Daarmee is de profielenlegger een statisch document dat alleen de werkelijkheid weergeeft voor de situatie ten tijde van de inventarisatie van gegevens. De profielenlegger loopt daardoor altijd achter op de dynamische werkelijkheid. Door de profielenlegger regelmatig opnieuw vast te stellen blijft de achterstand beperkt.
In werkelijkheid kan de situatie gewijzigd zijn als gevolg van werkzaamheden, gebiedsinrichting, verkoop van grond, en dergelijke. Rechtmatig tot stand gekomen wijzigingen worden dynamisch bijgehouden in diverse databanken die aan de profielenlegger ten grondslag liggen, zoals het beheerregister van het waterschap.
Met wijzigingen die rechtmatig tot stand zijn gekomen en die nog niet zijn opgenomen in de profielenlegger zal het waterschap rekening houden, bijvoorbeeld bij vergunningverlening, handhaving en schouw. Hiervoor is een overgangsbepaling opgenomen.
Indien met het waterschap afspraken zijn gemaakt en vastgelegd die afwijken van hetgeen in de profielenlegger is bepaald, dan gelden deze afspraken naast de profielenlegger. Op termijn zullen die afspraken in de profielenlegger worden verwerkt.
In situaties waarbij de eigendomsgrens bepalend is voor de onderhoudsplicht, is de dan actuele eigendomssituatie bepalend voor de aanwijzing. Omdat kadastrale informatie niet wordt beheerd door het waterschap, heeft bezwaar maken tegen kadastrale grenzen bij het waterschap geen zin. Eventuele fouten moeten in het kadaster worden hersteld. In het beheerregister en daarmee ook in de profielenlegger zullen wijzigingen die zonder vergunning of toestemming van het waterschap tot stand zijn gekomen en die dus als overtredingen worden beschouwd, niet worden verwerkt. Hieronder valt ook het geleidelijk laten verlanden van een oppervlaktewaterlichaam. Hiertegen zal conform het handhavingsbeleid handhavend worden opgetreden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2023-16245.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.