Tweede wijziging Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018

Het algemeen bestuur van waterschap hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, gelezen het voorstel van 5 juli 2022 met DM nr. 1868130;

 

gelet op de besluiten van het algemeen bestuur d.d. 19 december 2018 (1475838, 1446665, 1454022) en 20 februari 2019 (1475838, 1469136), het eerste wijzigingsbesluit d.d. 7 oktober 2020 (1683592) en het besluit van het college van 5 februari 2019 (1490168, 1483299), waarbij de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018 met bijbehorende uitvoeringsregels en beleidsregels zijn vastgesteld;

 

gelet op de verkeersbesluiten van het college betreffende het varen op de Kromme Rijn d.d. 5 juli 2022 (1882574), alsook de (ontwerp) verkeersbesluiten betreffende het innemen van ligplaatsen en de vrijstelling voor beheer en onderhoud d.d. 21 juni 2022 (1851498, 1878749);

 

gelet op het feit dat de Omgevingswet (voor zover nu bekend) per 1 januari 2023 in werking zal treden en dat het wenselijk is voor de overgangsfase enkele wijziging door te voeren;

 

gezien het evaluatierapport “evaluatie keur HDSR 2018” (1717172), behandeld in de commissie BMZ d.d. 14 september 2021, waarin is geconcludeerd dat de keur met bijbehorende uitvoeringsregels en beleidsregels op onderdelen dienen te worden aangepast;

 

Overwegende dat het ontwerp-besluit ter inzage heeft gelegen van 17 januari tot en met 27 februari 2022 en dat stakeholders hierover schriftelijk zijn geïnformeerd, maar dat hiertegen géén zienswijzen zijn ingediend;

 

gelet op artikel 73 e.v. Waterschapswet, artikel 5.1 en 6.13 Waterwet, artikel 1 Inspraakverordening HDSR 2007, artikel 3:40 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht en mede gelet op artikel 22.14 en 22.15 Invoeringswet Omgevingswet;

 

BESLUIT:

Artikel I

de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018 en de artikelsgewijze toelichting bij de keur 2018, vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 19 december 2018 (1475838, 1446665, 1347870), en nadien gewijzigd bij besluit van 7 oktober 2020 (1683592), als volgt te wijzigen:

 

  • A.

    Artikel 3.2 (Algemene regels), lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

  • “Indien volgens een algemene regel als bedoeld in lid 1, voorafgaand aan het uitvoeren van de activiteit binnen een gestelde termijn een melding moet worden gedaan om te kunnen voldoen aan die algemene regel, dan is het voor de initiatiefnemer verboden om te starten met de activiteit als de melding niet of niet tijdig is ingediend. Als er in de betreffende algemene regel voor de melding geen termijn voorafgaand aan de activiteit is opgenomen dan betreft de meldplicht geen beletsel om de activiteit te starten en hoeft de initiatiefnemer het college enkel te informeren.”

     

  • B.

    In de artikelsgewijze toelichting bij de keur (1347870) bij artikel 3.2 (algemene regels) op pagina 7, na de zin: “Per specifieke uitvoeringsregel is in de stroomschema’s aangegeven voor welke handelingen naast de zorgplicht, ook een algemene regel geldt”, toe te voegen:

  • “In het tweede lid is bepaald dat het verboden is zonder voorafgaande melding te starten met werkzaamheden als het doen van een melding in een algemene regel is voorgeschreven. Dit verbod betreft alle in de algemene regels voorgeschreven meldplichten waarbij een termijn is genoemd en die voorafgaand aan de activiteit moeten worden gedaan. Goed beschouwd is sprake van meldplichten en van informatieplichten. Bij een meldplicht moet een initiatiefnemer voorafgaand aan de uitvoering van het initiatief, bepaalde handelingen binnen een bepaalde termijn melden aan het college. Deze termijn is meestal 2 of 4 weken. In dat geval is sprake van een meldplicht. Als er bij een meldplicht géén termijn is genoemd of als de melding achteraf moet worden gedaan, dan is sprake van een informatieplicht. Dit onderscheid is van belang omdat in de Omgevingswet ook dit onderscheid wordt gemaakt.

  • Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden de keur en de uitvoeringsregels opgenomen in het Digitaal stelsel Omgevingswet. Dit artikellid beoogt te voorkomen dat er bij de invoering van de wet problemen zouden ontstaan in het proces voor het melden van een activiteit. Dit artikel geldt voor alle algemene regels met meldplicht in het document uitvoeringsregels bij de keur”.

     

  • C.

    artikel 3.7 (Vrijstelling beheer door het waterschap) wordt als volgt gewijzigd:

  • “1. De meldplicht opgenomen in een algemene regel op grond van artikel 3.2 van deze Keur en de vergunningplicht opgenomen in artikel 3.3 van deze Keur zijn niet van toepassing op handelingen die worden uitgevoerd door of in opdracht van het waterschap ten behoeve van het aan het waterschap opgedragen beheer en onderhoud, op grond van artikel 2 van de Waterschapswet en het daarover bepaalde in het Reglement Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.”

  • “2. De vrijstelling voor het waterschap bedoeld in lid 1 geldt niet voor:

    • a.

      grondwateronttrekkingen door of in opdracht van het waterschap; of

    • b.

      activiteiten waarvoor het waterschap tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet een projectplan ex artikel 5.4 Waterwet opstelde, maar waarvoor na inwerkingtreding van de Omgevingswet geen projectbesluit ex artikel 5.44 Omgevingswet wordt opgesteld.

  • In die gevallen dient het waterschap te voldoen aan de Uitvoeringsregels behorend bij de keur HDSR 2018.”

     

  • D.

    In de artikelsgewijze toelichting bij de keur HDSR 2018 bij artikel 3.7 (vrijstelling beheer door het waterschap) op pagina na de laatste zin op pagina 8, toe te voegen:

  • “Verder is in het tweede lid een uitzondering op de vrijstelling gemaakt voor activiteiten waarvoor na inwerkingtreding van de Omgevingswet geen projectbesluit wordt gemaakt, maar waarvoor het waterschap voor inwerkingtreding van de Omgevingswet wel een projectplan maakte op grond van artikel 5.4 van de Waterwet. Dit soort activiteiten kan qua omvang zodanig zijn dat het onwenselijk is hiervoor een vrijstelling van de vergunningplicht te verlenen, waardoor belanghebbenden geen mogelijkheden zouden hebben tot rechtsbescherming. Daarom is bepaald dat het waterschap in deze gevallen ook zelf dient te voldoen aan de voorschriften in de Uitvoeringsregels. Dat betekent dat het waterschap op basis van de stroomschema’s per activiteit een melding moet doen of een vergunning dient aan te vragen.”

     

  • E.

    Hoofdstuk 3A (overgangsregeling vaarwegbeheer), bestaande uit de artikel 3.A.1 (vergunning gemotoriseerd varen in oppervlaktewater) en 3.A.2 (absoluut verbod ligplaats innemen), in zijn geheel te verwijderen.

     

  • F.

    In de artikelsgewijze toelichting bij de keur (1347870) artikel 3A.1 (vergunning gemotoriseerd varen in oppervlaktewater) op pagina 8 en 3A.2 (absoluut verbod) op pagina 9, in zijn geheel te verwijderen.

     

  • G.

    aan artikel 6.1 (bestaande situaties en vergunningen) toe te voegen lid 3, luidend:

  • “In het verleden verleende vergunningen met een permanent karakter voor het gemotoriseerd varen op de Kromme Rijn, blijven ondanks het intrekken van afdeling 3.A (overgangsregeling vaarwegbeheer), nog van kracht totdat het bevoegd gezag overgaat tot een verbod op het varen met brandstofmotoren op de Kromme Rijn.”

     

  • H.

    In de artikelsgewijze toelichting bij de keur (1347870) bij artikel 6.1 (bestaande situaties en vergunningen) op pagina 10, na de zin “De strengere voorschriften uit een algemene regel of vergunning worden dan in sommige gevallen vervangen door de nieuwe, minder strenge, voorschriften.”, toe te voegen:

  • “In het derde lid van dit artikel is bepaald dat vergunningen voor het gemotoriseerd varen op de Kromme Rijn, verleend zonder einddatum, nog van kracht blijven ondanks dat de mogelijkheid hiervoor vergunning te verlenen is vervallen. Het waterschap gaat ertoe over om het nautisch beheer te regelen via verkeersbesluiten. Voor de Kromme Rijn heeft het college op 5 juli 2022 (1882574) een verkeersbesluit genomen waarbij de mogelijkheid om gemotoriseerd te varen op de Kromme Rijn is gereguleerd op dezelfde wijze als dat voorheen met vergunningen werd geregeld. Ook de ontheffing voor onderhoud en het innemen van ligplaatsen is met verkeersbesluiten geregeld, bij (ontwerp)besluit van 21 juni 2022 (1851498, 1878749). De vergunningen voor het varen op de Kromme Rijn die op het moment van deze keurwijziging nog geldig zijn, blijven tot nader order van kracht om voor deze groep vergunninghouders geen wijziging in regime te creëren. Vergunninghouders kunnen gebruik blijven maken van hun vergunning, hoewel het nieuwe verkeersbesluit in een groot aantal gevallen feitelijk hetzelfde toestaat. Het waterschap is ermee bekend dat de gemeente Utrecht overweegt boten met brandstofmotoren op termijn te gaan weren. Bestaande vergunningen blijven vooralsnog van kracht”.

Artikel II

De besluit onderdelen E, F, G en H treden in werking 8 dagen na bekendmaking. Deze bekendmaking zal niet eerder plaatsvinden dan nadat het college de benodigde vervangende verkeersbesluiten heeft genomen. De besluit onderdelen A, B, C en D treden inwerking op een door het college nader te bepalen tijdstip, kort vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Artikel III

Dit besluit op gebruikelijke wijze bekend te maken door publicatie in het Waterschapsblad.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 oktober 2022,

Voorzitter, J.C.H. Haan

Secretaris, F.H.M. Apeldoorn

Naar boven