Waterschapsblad van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard | Waterschapsblad 2023, 14011 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard | Waterschapsblad 2023, 14011 | beleidsregel |
Beleidsregels Vergunningverlening: Algemeen deel - 1/2024
Deze beleidsregel bevat de beoordelingscriteria voor een aanvraag om een omgevingsvergunning op grond van de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (waterschapsverordening). Het heeft betrekking op alle activiteiten voor zover vergunningplichtig op grond van de hoofdstukken 2 tot en met 11 van de waterschapsverordening, met uitzondering van de activiteiten waarvoor een specifieke beleidsregel is vastgesteld.
Opmerkingen met betrekking tot de regeling
Deze beleidsregel geeft specifieke richtlijnen en toetsingscriteria voor alle vergunningplichtige activiteiten geformuleerd in de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Meer specifiek geeft deze beleidsregel een uitwerking van de wijze waarop artikel 1.12 van die verordening wordt toegepast.
Inleiding: Toelichting op het algemeen deel van de beleidsregels voor vergunningverlening
§1. Doel en toepassingsbereik van het algemeen deel
Dit algemeen deel gaat, samen met een aantal specifieke beleidsregels, het beleid van HHSK met betrekking tot de beoordeling van vergunningaanvragen onder de Keur van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (hierna: keur) vervangen. Voor een aantal veel voorkomende activiteiten zijn specifieke beleidsregels opgesteld. In een specifieke beleidsregel voor vergunningverlening wordt uitgewerkt hoe een vergunningaanvraag met betrekking tot een specifieke activiteit wordt beoordeeld. In de specifieke beleidsregels zijn zowel de algemene criteria als eventueel aanvullende beoordelingscriteria voor krw-oppervlaktewaterlichamen of grondwaterlichamen uitgewerkt. Ieder van de specifieke beleidsregels is daardoor een volledig dekkend en zelfstandig leesbaar document.
Vergunningaanvragen om activiteiten waarvoor geen specifieke beleidsregels zijn opgesteld worden beoordeeld op grond van criteria uit, hoofdstuk 2 en eventueel hoofdstuk 3 van, het algemeen deel van de beleidsregels. Ook dit algemeen deel is een volledig dekkend en zelfstandig leesbaar document. Dit algemeen deel geldt uitsluitend voor de beoordeling van de vergunningaanvragen waarvoor geen specifieke beleidsregel is opgesteld. Het algemeen deel is een soort vangnet dat ervoor zorgt dat er altijd beleid is voor de beoordeling van een omgevingsvergunningaanvraag. Daarnaast functioneert dit algemeen deel als een leidraad voor de beleidsregels voor vergunningverlening, zodat dit beleid altijd makkelijk te vinden is. Visueel weergegeven ziet dit er als volgt uit:
Zowel voor het algemeen deel van de beleidsregels als de specifieke beleidsregels zijn de doelen, met het oog waarop een vergunningplicht is gesteld, leidend voor de beoordeling van een aanvraag voor die vergunning. Meer over de doelen in paragraaf 4 van deze toelichting.
Per doel of oogmerk is in het algemeen deel een set beoordelingscriteria opgenomen, waaraan een vergunningaanvraag wordt getoetst. Voor een activiteit waarvoor geen specifieke beleidsregel is opgenomen, zijn de doelen of oogmerken van de regels voor die activiteit bepalend voor de vraag welke beoordelingscriteria uit het algemeen deel van toepassing zijn.
§2. Schema met toepassingsbereik in de tabel uit hoofdstuk 1
In hoofdstuk 1 van dit algemeen deel is een tabel opgenomen met daarin alle activiteiten waarvoor een omgevingsvergunningplicht is opgenomen in de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (hierna: waterschapsverordening). Per omgevingsvergunningplicht is daarin aangegeven welke beoordelingscriteria op de vergunningaanvraag van toepassing zijn.
Voor een aantal specifieke omgevingsvergunningplichtige activiteiten zijn specifieke beleidsregels opgesteld voor de beoordeling van vergunningaanvragen. In de tabel in hoofdstuk 1 van dit algemeen deel wordt in die gevallen naar de betreffende specifieke beleidsregels verwezen. Op deze wijze is de tabel leidend voor de vraag welke beleidsregel van toepassing is op de beoordeling van een vergunningaanvraag.
§3. Activiteit-gerichte regels in de waterschapsverordening
De regels die HHSK in de keur en de daarbij behorende algemene regels heeft gesteld zijn object-gericht. Dat wil zeggen dat de aanwezigheid van een object (bijvoorbeeld een waterkering of een oppervlaktewaterlichaam) bepalend is voor de vraag welke regels ergens gelden. In de keur van HHSK zijn waterstaatswerken het aangrijpingspunt van de regels.
Met de invoering van de Omgevingswet worden de keur, de daarbij behorende algemene regels en de Wegenverordening van HHSK vervangen door de waterschapsverordening. Met de invoering van de waterschapsverordening wordt het accent van de regels verlegd naar het perspectief van de burger. De object-gerichte benadering wordt vervangen door een activiteit-gerichte benadering. Dit wil zeggen dat de regels die in de waterschapsverordening worden gesteld zijn gekoppeld aan de verschillende activiteiten die een burger of bedrijf kan gaan verrichten.
§4. Koppeling aan doelen en oogmerken
De regels die in de waterschapsverordening voor verschillende activiteiten zijn gesteld, zijn telkens gestel met het oog op belangen die het waterschap met die regels beoogt te dienen. Deze belangen zijn in algemene zin in artikel 1.2 van de waterschapsverordening omschreven als de doelen van de waterschapsverordening. Daarnaast zijn in verschillende hoofdstukken en paragrafen selecties of uitwerkingen van deze belangen opgenomen als concrete oogmerken voor de regels uit het betreffende hoofdstuk of de betreffende paragraaf. Deze zijn te vinden in de artikelen met de artikelkop ‘(toepassingsbereik)’.
§5. Algemene en aanvullende beoordelingsregels
In artikel 1.12 van de waterschapsverordening is een algemene beoordelingsregel opgenomen voor de beoordeling van vergunningaanvragen op grond van de waterschapsverordening. In artikel 1.12a zijn ook nog twee aanvullende beoordelingsregels opgenomen; voor het geval een activiteit van invloed kan zijn op de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water voor een door de Provincie Zuid-Holland aangewezen krw-oppervlaktewaterlichaam of op doelstellingen van de Kaderrichtlijn Grondwater voor een grondwaterlichaam.
De aanvullende beoordelingsregels zijn opgenomen om te voldoen aan instructieregels van het Rijk. In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is in artikel 6.2 een minimumverplichting opgenomen voor het beoordelen van vergunningaanvragen op grond van een waterschapsverordening. In de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening zijn, in aanvulling op de instructieregels van het Rijk, nadere instructieregels opgenomen voor het beoordelen van omgevingsvergunningaanvragen met betrekking tot krw-oppervlaktewaterlichamen of grondwaterlichamen. Met de aanvullende beoordelingsregels uit artikel 1.12a van de waterschapsverordening wordt aan deze instructieregels voldaan.
§6. Indeling van het algemeen deel van de beleidsregels
Zoals hierboven uiteengezet, wordt in het eerste hoofdstuk van dit algemeen deel per activiteit aangegeven welke beoordelingscriteria uit dit algemeen deel op die activiteit van toepassing zijn en of er aanvullende beoordelingscriteria op van toepassing zijn. In hoofdstuk 2 zijn vervolgens per oogmerk beoordelingscriteria opgenomen, waarvan er in hoofdstuk 1 per activiteit een of een aantal van toepassing is verklaard. De beoordelingscriteria uit hoofdstuk 2 zijn een uitwerking van de algemene beoordelingsregel uit artikel 1.12 van de waterschapsverordening.
In hoofdstuk 3 staan de aanvullende beoordelingscriteria voor krw-oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen. Deze criteria geven invulling aan de artikelen 1.12a en 1.12b van de waterschapsverordening. Ook voor deze aanvullende beoordelingscriteria geldt dat deze criteria alleen op de beoordeling van een vergunningaanvraag van toepassing zijn als dat in hoofdstuk 1 is bepaald.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
§1. Toepasbaarheid van beleidsregels voor de beoordeling van omgevingsvergunningaanvragen voor omgevingsvergunningplichtige activiteiten uit de WSV
Onderdeel 1. Toepasselijkheid van beleidsregels over de beoordeling van vergunningaanvragen
Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in kolom A van tabel 1 wordt beoordeeld op grond van:
Onderdeel 2. Toepasselijkheid van aanvullende beoordelingscriteria voor krw-oppervlaktewaterlichamen
Als geen specifieke beleidsregel van toepassing is wordt de vergunningaanvraag ook beoordeeld op grond van de aanvullende beoordelingscriteria voor krw-oppervlaktewaterlichamen, bedoeld in § 1 van hoofdstuk 3, voor zover in kolom E van tabel 1 en in het eerste onderdeel van § 1 van hoofdstuk 3 is bepaald dat die criteria op de aanvraag van toepassing zijn.
Onderdeel 3. Toepasselijkheid van aanvullende beoordelingscriteria voor grondwaterlichamen
Als geen specifieke beleidsregel van toepassing is wordt de vergunningaanvraag ook beoordeeld op grond van de aanvullende beoordelingscriteria voor grondwaterlichamen, bedoeld in § 2 van hoofdstuk 3, voor zover in kolom F van tabel 1 is bepaald dat die criteria op de aanvraag van toepassing zijn.
Onderdeel 4. Toepasselijkheid van beleidsregels en beoordelingscriteria bij samenloop van activiteiten
In de gevallen dat meerdere omgevingsvergunningplichtige activiteiten door dezelfde aanvrager in onderlinge samenhang worden verricht, wordt de vergunningaanvraag voor de verschillende omgevingsvergunningplichtige activiteiten integraal beoordeeld. De beoordelingscriteria die op de verschillende activiteiten van toepassing zijn, op grond van deze beleidsregel of van een specifieke beleidsregel, worden dan gezamenlijk afgewogen. Hierbij geldt het uitgangspunt dat na uitvoering een situatie ontstaat of in stand blijft die goed en aanvaardbaar is met het oog op de betrokken belangen.
§2. Verhouding tot beleidsregels voorafgaand aan dit algemeen deel
Een beleidsregel van die is vastgesteld vóór de inwerkingtreding van dit algemeen deel wordt na vaststelling van dit algemeen deel niet meer toegepast op de beoordeling van vergunningaanvragen, tenzij in een specifieke beleidsregel is bepaald dat de beleidsregel bij de beoordeling wordt betrokken.
§3. Toelichting met betrekking tot het actueel houden van dit algemeen deel
Hoofdstuk 2. Beoordelingscriteria per oogmerk
§1. Oogmerk: het beschermen van waterstaatswerken en de doelmatige werking daarvan
Onderdeel 1. Algemeen criterium: het beschermen van waterstaatswerken en de doelmatige werking daarvan
De vergunningaanvraag wordt in ieder geval beoordeeld op:
Onderhoud en beheer is nodig om waterstaatswerken goed te laten functioneren. Onderhoud en beheer worden betaald met publieke middelen. We willen deze middelen verantwoord en doelmatig besteden. |
Onderdeel 2. Bijzonder criterium: het bergen van water
De vergunningaanvraag wordt ook beoordeeld op de invloed van de activiteit op de berging van water. Hierbij zijn de algemene uitgangspunten dat:
Onderdeel 3. Bijzonder criterium: het keren van water
De omgevingsvergunning wordt geweigerd als de activiteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd een onevenredig nadelige invloed heeft op:
Onderdeel 4. Bijzonder criterium: het aan- en afvoeren van water
De omgevingsvergunningaanvraag wordt ook beoordeeld op de invloed van de activiteit op:
Onderdeel 5. Bijzonder criterium: het besparen van water
Het verlies van water naar lagergelegen peilgebieden en het verbruik van water worden tot een verantwoord minimum beperkt. De omgevingsvergunningaanvraag wordt ook beoordeeld op de mate waarin dit mogelijk is.
Onderdeel 6. Bijzonder criterium: het beperken van gevolgen van een eventuele overstroming
De omgevingsvergunningaanvraag wordt ook beoordeeld op de inrichting van een gebied. Hierbij geldt het uitgangspunt dat, mede gelet op klimaatverandering, kwetsbare functies op risicovolle locaties worden vermeden.
Onderdeel 7. Bijzonder criterium: het belang van de toekomstige verruiming van waterstaatswerken
Bij de beoordeling van de omgevingsvergunningaanvraag wordt extra rekening gehouden met de invloed van de activiteit op de uitbreidbaarheid van een waterkering, een oppervlaktewaterlichaam of een bergingsgebied. Hierbij gelden de uitgangspunten dat:
§2. Oogmerk: het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van oppervlaktewaterlichamen
Onderdeel 1. Algemeen criterium: het beschermen en verbeteren van de chemische kwaliteit van oppervlaktewaterlichamen
De omgevingsvergunningaanvraag wordt beoordeeld op de mate van invloed van de activiteit op de chemische toestand van het oppervlaktewaterlichaam. De uitgangspunten hierbij zijn dat verbetering van die toestand niet wordt geschaad of ongedaan wordt gemaakt en achteruitgang van die toestand wordt voorkomen, waarbij in het bijzonder wordt voorkomen dat eutrofiering optreedt.
Bij het beoordelen van mogelijke gevolgen voor die chemische toestand wordt, voor zover relevant, in ieder geval gelet op:
Onderdeel 2. Bijzonder criterium: het beschermen en verbeteren van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewaterlichamen
De omgevingsvergunningaanvraag wordt ook beoordeeld op de invloed van de activiteit op de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam. De uitgangspunten hierbij zijn dat verbetering van die toestand niet wordt geschaad of ongedaan wordt gemaakt en dat achteruitgang van die toestand wordt voorkomen.
Bij het beoordelen van mogelijke gevolgen voor die toestand wordt, voor zover relevant, in ieder geval gelet op:
Onderdeel 3. Bijzonder criterium: het belang van doorspoelen van water
De omgevingsvergunningaanvraag wordt ook beoordeeld op de invloed van de activiteit op de verversingsmogelijkheden van het oppervlaktewaterlichaam. Hierbij geldt het uitgangspunt dat de inrichting van het watersysteem niet mag worden aangetast op een manier waardoor verversing van het oppervlaktewater beperkt of onmogelijk wordt. In het bijzonder letten we hierbij op de gevolgen van de activiteit voor de verspreiding van verzilting en het tegengaan daarvan.
Vanwege verzilting en andere bijzondere omstandigheden kan het wenselijk zijn, om het oppervlaktewater te verversen door middel van doorspoelen. De verversingsmogelijkheden willen we in stand houden. |
Onderdeel 4. Bijzonder criterium: het behouden van de gewenste waterkwaliteit
Onderdeel 5. Afbakening van beoordelingscriteria met aanvullende beoordelingscriteria uit § 3.1
De onderdelen 1 tot en met 4 van deze paragraaf zijn niet van toepassing voor zover het gaat over een krw-oppervlaktewaterlichaam en de beoordeling van de effecten op de chemische en ecologische kwaliteit plaatsvindt op grond van paragraaf 1 van hoofdstuk 3 van dit algemeen deel.
§3. Oogmerk: het vervullen van maatschappelijke functies van oppervlaktewaterlichamen
Onderdeel 1. Algemeen criterium: het vervullen van maatschappelijke functies door oppervlaktewaterlichamen
De omgevingsvergunningaanvraag wordt in ieder geval beoordeeld op de invloed van de activiteit op maatschappelijke functies. Hierbij geldt het uitgangspunt dat activiteiten er niet toe mogen leiden dat deze functies onevenredig worden beperkt of onmogelijk worden gemaakt.
Onderdeel 2. Bijzonder criterium: het schaatsen
Het schaatsen mag niet onnodig onmogelijk gemaakt worden en het schaatsbelang mag niet onredelijk worden geschaad ten gunste van het belang van de aanvrager. Hierop wordt de omgevingsvergunningaanvraag ook beoordeeld.
Onderdeel 3. Bijzonder criterium: het zwemmen
Het zwemmen mag niet onnodig onmogelijk worden gemaakt en het zwembelang mag niet onredelijk worden geschaad ten gunste van het belang van de aanvrager. Hierop wordt de omgevingsvergunningaanvraag ook beoordeeld. In het bijzonder wordt hierbij gekeken of de locatie waar de activiteit wordt verricht is aangewezen als zwemlocatie of in de praktijk deze functie vervult.
Onderdeel 4. Bijzonder criterium: het varen
Het varen mag niet onnodig onmogelijk worden gemaakt en het vaarbelang mag niet onredelijk worden geschaad ten gunste van het belang van de aanvrager. Hierop wordt de omgevingsvergunningaanvraag ook beoordeeld. In het bijzonder wordt hierbij gekeken of de locatie waar de activiteit wordt verricht is aangewezen als vaarweg, vaarroute of dat de locatie anderszins een vaarfunctie heeft.
Onderdeel 5. Bijzonder criterium: vissen als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Visserijwet 1963
De omgevingsvergunningaanvraag wordt ook beoordeeld op grond van de beleidsregels van HHSK met betrekking tot het uitvoeren van visactiviteiten.
§4. Oogmerk: het beschermen of beheersen van het peil van water
Onderdeel 1. Algemeen criterium: het beschermen of beheersen van het peil van water
De omgevingsvergunningaanvraag wordt in ieder geval beoordeeld op de invloed van de activiteit op de waterstand, zowel algemeen in het desbetreffende (peil-)gebied als plaatselijk door verhang en opstuwing, onder normale en buitengewone omstandigheden. De activiteit mag daarop geen onevenredig nadelige invloed hebben.
Onderdeel 2. Algemeen criterium: peil oppervlaktewaterlichaam
Voor zover de activiteit betrekking heeft op een oppervlaktewaterlichaam is het minimaal blijven voldoen aan de norm voor wateroverlast als bedoeld in de provinciale omgevingsverordening een uitgangspunt. Hierbij worden ook de volgende doelen nagestreefd:
Onderdeel 3. Algemeen criterium: peil grondwaterlichaam
Voor zover de activiteit betrekking heeft op een grondwaterlichaam wordt gekeken naar de invloed op de grondwaterhoeveelheid, waarbij een evenwichtige grondwaterstand wordt nagestreefd.
§5. Oogmerk: het beschermen van zuiveringtechnische werken en de doelmatige werking daarvan voor het transporteren en zuiveren van afvalwater
De omgevingsvergunning wordt niet verleend als de activiteit een onevenredig nadelige invloed heeft op:
§6. Oogmerk: het vervullen van maatschappelijke functies door grondwaterlichamen
De omgevingsvergunningaanvraag wordt in ieder geval beoordeeld op de effecten van de onttrekking op functies in de omgeving. Schade aan functies in de omgeving wordt zoveel mogelijk voorkomen of beperkt. Tot functies in de omgeving behoren in ieder geval:
§7. Oogmerk: het beschermen van grondwaterlichamen en de doelmatige werking daarvan
De omgevingsvergunningaanvraag wordt in ieder geval beoordeeld op de invloed van de activiteit op de grondwaterstand. Daarbij geldt duurzaam grondwaterbeheer als uitgangspunt, wordt de strategische zoetgrondwatervoorraad beschermd en wordt onomkeerbare schade voorkomen.
§8. Oogmerk: het beschermen van de chemische kwaliteit van grondwaterlichamen
De omgevingsvergunningaanvraag wordt in ieder geval beoordeeld op de invloed van de activiteit op de grondwaterkwaliteit. Het gaat hierbij om:
§9. Oogmerk: de doelen van de WSV
Onderdeel 1. Toepassingsbereik beoordelingscriteria uit deze paragraaf
Deze paragraaf is van toepassing op de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in hoofdstuk 2 en de artikelen 5.23 en 6.51 van de WSV, voor zover voor die beoordeling geen specifieke beleidsregel is bestaat.
Onderdeel 2. Algemene criteria voor vergunningaanvragen binnen het toepassingsbereik
De beoordelingscriteria uit de paragrafen 1 tot en met 8 van dit hoofdstuk zijn ook van toepassing op de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het verrichten van een systeemactiviteit, het aanbrengen van een diepe wandconstructie, het verrichten van overige werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.23 van de WSV of het aanbrengen, houden of verwijderen van een ander werk als bedoeld in artikel 6.51 van de WSV.
Onderdeel 3. Bijzondere criteria voor vergunningaanvragen binnen het toepassingsbereik
Naast de beoordelingscriteria, bedoeld in het tweede onderdeel, wordt er bij de beoordeling van de aanvraag, bedoeld in het eerste onderdeel, in het bijzonder op gelet dat de activiteit geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor:
Hoofdstuk 3. Aanvullende beoordelingscriteria voor activiteiten met invloed op krw-oppervlaktewaterlichamen of grondwaterlichamen
§1. Aanvullende beoordelingscriteria voor activiteiten m.b.t. krw-oppervlaktewaterlichamen
Onderdeel 1. Toepassingsbereik beoordelingscriteria uit deze paragraaf
Het tweede onderdeel is van toepassing op de beoordeling van aanvragen om omgevingsvergunningplichtige activiteiten voor zover het gaat over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor:
Onderdeel 2. Algemeen aanvullend criterium: krw -oppervlaktewaterlichamen
Onderdeel 3. Hardheidsclausule
In afwijking van het tweede onderdeel kan een omgevingsvergunning worden verleend, voor zover:
§2. Aanvullende beoordelingscriteria voor activiteit m.b.t. grondwaterlichamen
Onderdeel 1. Toepassingsbereik beoordelingscriteria uit deze paragraaf
Het tweede onderdeel is van toepassing op de beoordeling van aanvragen om omgevingsvergunningplichtige activiteiten voor zover het gaat over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit waarvoor in kolom F van Tabel 1 is bepaald dat die activiteit van invloed kan zijn op een grondwaterlichaam.
Onderdeel 2. Algemeen aanvullend criterium: grondwaterlichamen
Voor zover het gaat over een stof of kwaliteitselement waarvoor een omgevingswaarde geldt op grond van artikel 2.13, eerste lid, of artikel 2.14, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, wordt achteruitgang van de toestand van een grondwaterlichaam geacht te zijn voorkomen als het grondwaterlichaam:
Onderdeel 3. Hardheidsclausule
Van het tweede onderdeel kan slechts worden afgeweken voor zover is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 1.12b van de waterschapsverordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2023-14011.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.