Waterschapsblad van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard | Waterschapsblad 2023, 14003 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard | Waterschapsblad 2023, 14003 | beleidsregel |
Beleidsregel Oeverconstructies 2024
Deze beleidsregel gaat over activiteiten voor het aanbrengen, wijzigen en verwijderen van oeverconstructies en het ongedaan maken van een natuurvriendelijke oever in het beperkingengebied van waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen, voor zover vergunningplichtig op grond van de waterschapsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
Opmerkingen met betrekking tot de regeling
Deze beleidsregel geeft specifieke richtlijnen en toetsingscriteria voor een specifieke activiteit. Daarnaast gelden altijd de bepalingen met betrekking tot de zorgplicht en de algemene regels uit de waterschapsverordening.
Toetsingscriteria voor Oeverconstructies
Het aanbrengen, wijzigen en verwijderen van oeverconstructies en natuurvriendelijke oevers (NVO) binnen het beheergebied van HHSK is in veel gevallen vergunningplichtig op grond van de waterschapsverordening. Deze beleidsregel geeft aan hoe het hoogheemraadschap vergunningaanvragen voor het aanleggen of wijzigen van oeverconstructies en het ongedaan maken van een NVO beoordeelt, welke eisen daarbij kunnen worden gesteld en hoe belangen worden afgewogen.
De vergunningplicht voor oeverconstructies is vastgelegd in paragraaf 6.3 van de Waterschapsverordening. Voor het aanbrengen, verwijderen of wijzigen van een oeverconstructie in een oppervlaktewaterlichaam of een waterkering geldt in bepaalde gevallen een meldplicht (art. 6.19 en art. 6.20). In alle andere gevallen geldt in oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen een vergunningplicht (art. 6.21 en 6.22). De vergunningplicht voor het ongedaan maken van een NVO is vastgelegd in paragraaf 7.3 (art. 7.16).
De oeverconstructies waar deze beleidsregel op doelt is het aanbrengen, wijzigen of verwijderen van vaste constructies zoals beschoeiingen en damwanden, maar ook over vaste constructies die dienen om een NVO in stand te houden. Denk aan palenrijen, onderwaterbeschoeiing, constructies met wilgentenen etc.
Het ongedaan maken van een NVO gaat over het verwijderen van de ondiepe natte zone die water- en oeverplanten de kans bieden zich te ontwikkelen.
Deze beleidsregel gaat niet over het aanbrengen van een diepe wandconstructie (diepwanden, art. 2.4) die de stroming van grondwater beïnvloeden.
De beleidsregels voor het aanleggen of vergraven van een NVO (art. 2.2 en par. 5.2) zijn vastgelegd in de Beleidsregel grondverzet waterstaatswerken.
Deze beleidsregel geeft aan hoe het hoogheemraadschap vergunningaanvragen voor het aanleggen, wijzigen en verwijderen van oeverconstructies beoordeelt, hoe belangen worden afgewogen en welke eisen daarbij kunnen worden gesteld.
Deze beleidsregel is, volgens de Waterschapsverordening paragrafen 6.3 en 7.3, gericht op:
Het aanbrengen, wijzigen en verwijderen van oeverconstructies kunnen allerlei gevolgen hebben voor het watersysteem en de waterkeringen. Als de negatieve gevolgen te groot zijn en deze niet voldoende kunnen worden beperkt of gecompenseerd wordt geen vergunning verleend. In andere gevallen kunnen in de vergunning eisen gesteld worden om de nadelige gevolgen te beperken, te voorkomen of te compenseren.
2. Oeverconstructies in OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN
In deze paragraaf staan de beleidsregels voor oeverconstructies binnen de kernzone of beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam (oppervlaktewater). De extra beoordelingscriteria die gelden voor KRW-oppervlaktewaterlichamen zijn opgenomen in paragraaf 2.3.
Als de oeverconstructie ook binnen het beperkingengebied van een waterkering ligt zijn ook de regels uit paragraaf 3 (over de waterkeringen) ook van toepassing.
In onderstaande afbeelding zijn ter verduidelijking een aantal van de gebruikte begrippen weergegeven.
In het belang van het oppervlaktewater stellen we eisen met het oog op:
Bij de vergunningaanvraag wordt overwogen welke oeverinrichting in redelijkheid tegemoet kan komen aan het belang van de initiatiefnemer, zonder dat dit in onevenredige mate ten koste gaat van de (ecologische) waterkwaliteit en andere waterstaatkundige belangen. Daarbij wegen we ook de aard en omvang van het belang van de initiatiefnemer. Het beschermen van een perceel tegen afkalving zal bijvoorbeeld zwaarder wegen dan het vergroten van het oppervlakte van een (groot) terrein met behulp van een damwand, of de ‘aanblik’. En een beperkte lengte kan eerder worden vergund dan een grotere lengte. Ook speelt de belevingswaarde van de oever vanuit de woon- of werkomgeving een rol.
Uit ecologisch oogpunt is een onbeschoeide oever te verkiezen boven een beschoeide variant. En een meer natuurvriendelijke oeverconstructies zijn te verkiezen boven de meer traditionele beschoeiingen en damwanden.
Een beschoeiing is een constructie die de oever van een waterlichaam verstevigt en voorkomt dat de oever afkalft of instort. Een damwand is een constructie die nodig is voor de stabiliteit van de oever, het waterstaatswerk of de waterkering. Naast deze traditionele oeverconstructies zijn er ook meer plant- en diervriendelijke oeverconstructies (schanskorven, speciale matten, kokosrollen etc.).
Voor het in stand houden van natuurvriendelijke oevers of het voorkomen van erosie of oeverafslag, zijn soms ook oeverconstructies nodig. Denk bijvoorbeeld aan doorgroeibaar geotextiel, onderwaterbeschoeiingen (plasbermen) of vooroeverconstructies met wilgentenen of wiepen tussen palenrijen.
Met het oog op de handhaafbaarheid, regeldruk en praktisch draagvlak is het aanbrengen of wijzigen van een oeverconstructie tot 20 meter per perceel overigens in veel gevallen vergunningvrij (meldplicht).
Vanuit de zorgplicht uit de natuurwetgeving dienen we, bij het vergunnen van een verticale oeverconstructie, na te gaan of het nodig is om faunavoorzieningen aan te leggen voor al dan niet beschermde dieren.
2.1. In alle oppervlaktewaterlichamen geldende regels
Deze regels gelden voor oeverconstructies in alle categorieën van oppervlaktewaterlichamen.
Deze regels gelden naast de specifieke regels per situatie, zie 2.2 t/m 2.4.
De gewenste oeverconstructie wordt alleen vergund voor zover dat van belang is voor de instandhouding en het gebruik van het water en het land (waaronder de waterkering) en de voorgestelde inrichting niet onevenredig ten koste gaat van het ecologisch functioneren van het water en de oever. Wij toetsen daarbij in de eerste plaats op ‘geen onnodige achteruitgang’ ten opzichte van de huidige situatie, en in de tweede plaats op het waar mogelijk oplossen van bestaande knelpunten.
Bij het vervangen van een oeverconstructie wordt de nieuwe oeverconstructie op de bestaande oeverlijn (waterlijn) geplaatst. Tenzij het een vooroeverconstructie betreft in een NVO. Bij vervangen van een vooroeverconstructie moet deze altijd buiten het minimaal benodigde doorstroomprofiel geplaatst worden.
In wateren die onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland kunnen nadere eisen worden gesteld aan de toe te passen oeverconstructie om de barrièrewerking van deze oeverconstructie voor plant en dier te beperken.
Wateren en oevers vervullen een belangrijke rol als leefgebied en verbindingsroutes voor plant en dier. Een oeverconstructie kan echter een obstakel zijn voor deze ecologische functie van de oppervlaktewaterlichamen. In het bijzonder binnen het Natuurnetwerk Nederland (zie deze link voor de kaart) moet dit zo veel mogelijk worden voorkomen. Bijvoorbeeld door de oeverzone in stand te houden, en/of de oeverconstructies op andere manieren ‘eco-passeerbaar’ te maken. |
In vaarwegen en andere bevaarbare wateren kunnen nadere eisen worden gesteld met het oog op de vaargelegenheid.
Bij de beoordeling van de activiteit wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen van en eisen aan het watersysteem.
Compensatie van bergingsverlies
De waterberging kan door het aanbrengen of verwijderen van oeverconstructies als beschoeiingen en damwanden verminderen. Er is dan sprake van demping. Dat is niet altijd toegestaan.
In alle andere situaties (waar regels 8 en 9 niet van toepassing zijn) moet een bergingsverlies van meer dan 3 m2 en/of meer dan 3 m3 als gevolg van een oeverconstructie volledig gecompenseerd worden binnen hetzelfde peilgebied.
2.2. Oppervlaktewaterlichamen voor aan- en afvoer
Naast de bepalingen uit 2.1 gelden binnen oppervlaktewaterlichamen voor aan- en afvoer de volgende regels:
Het plaatsen van een beschoeiing (anders dan een onderwaterbeschoeiing) of damwand bij een natuurvriendelijke oever met een talud flauwer dan 1:2 is niet toegestaan. Wanneer er door de nieuwe oeverconstructies toch areaal natuurvriendelijke oever verloren gaat, moet dit verlies volledig gecompenseerd worden.
2.3. Aanvullende beoordelingscriteria voor oeverconstructies m.b.t. KRW- oppervlaktewaterlichamen
Onderdeel 1. Toepassingsbereik beoordelingscriteria uit deze paragraaf
Naast de bepalingen uit 2.1 t/m 2.3 gelden voor oppervlaktewaterlichamen die door de Provincie Zuid-Holland als KRW-oppervlaktewaterlichaam zijn aangewezen of in de directe omgeving daarvan de volgende regels:
Een deel van de wateren is aangewezen als oppervlaktewaterlichaam overeenkomstig de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Voor deze KRW-waterlichamen zijn doelen voor een goede ecologische en chemische toestand vastgesteld. De KRW streeft een goed ecologisch en een goede chemische toestand voor alle oppervlaktewateren na.
Indien een oeverconstructie wordt aangebracht, gewijzigd of verwijderd in of nabij een KRW-waterlichaam moet worden getoetst of hiervoor een watervergunning nodig is. Eén van zaken die wordt beoordeeld is of de activiteit mogelijk een negatief effect heeft op de ecologische of chemische toestand van het betreffende of nabij gelegen KRW-waterlichaam. Indien negatieve effecten te verwachten zijn wordt getoetst of deze effecten voorkomen of gecompenseerd kunnen worden.
Onderdeel 2. Algemeen aanvullend criterium: krw-oppervlaktewaterlichamen
Wanneer door het aanbrengen of wijzigen van de oeverinrichting natuurlijk oeverareaal van het betreffende krw-waterlichaam verloren gaat, moet dit verlies volledig gecompenseerd worden.
Onderdeel 3. Hardheidsclausule
In afwijking van het tweede onderdeel kan een omgevingsvergunning worden verleend, voor zover:
3. Oeverconstructies in WATERKERINGEN
HHSK heeft de wettelijke taak om de waterkeringen (ook dijken of kades genoemd) te beheren om overstromingen te voorkomen.
Bij de inrichting en het gebruik van dijken staan waterveiligheid en efficiënt beheer bij HHSK voorop. Aanvragen voor oeverconstructies toetsen we daarom aan de hand van de volgende criteria:
Een oeverconstructie kan van invloed zijn op de mogelijkheden voor beheer en onderhoud en in het bijzonder versterkingen. Ook kan een constructie invloed hebben op de overstromingskans. De invloeden kunnen positief zijn, maar ook negatief uitwerken. Deze criteria vormen daarom de basis van deze beleidsregel.
Een oeverconstructie kan op verschillende manieren de overstromingskans beïnvloeden.
Een oeverconstructie in een kade kan gevolgen hebben voor de sterkte van de kade. Dit geldt voor de werkzaamheden om de beschoeiing of damwand te plaatsen of te verwijderen, maar kan ook van toepassing zijn op de aanwezigheid van oeverconstructie. Wanneer een oeverconstructie zorgt voor een doorsnijding van waterdichte grondlagen, kan hydraulische kortsluiting optreden. De waterdruk van het hoger gelegen (boezem)water kan dan voor een afname van stabiliteit zorgen. Ook de sterkte van de oeverconstructie zelf kan van belang zijn voor de sterkte van de kade. Bij een waterdichte beschoeiing of damwand bestaat het gevaar dat een waterkering uitdroogt of juist heel erg nat wordt door opgesloten hemel- of grondwater. Eventueel benodigde ankers kunnen van invloed zijn op de stabiliteit van de waterkering.
In een dijk kunnen door de druk van het buitenwater en grondwaterstroming tunnels (piping) ontstaan. Kleilagen in, onder en op de dijk voorkomen dit. Wanneer er voor een oeverconstructie palen of (damwand)planken worden aangebracht, kan de weerstand tegen piping of lekkage verminderen.
Invloed op beheer en onderhoud van de dijk
Oeverconstructies die niet vanuit het beheer en onderhoud van de dijk zelf geplaatst worden, maar vanuit een andere functie of belang, kunnen efficiënt en doelmatig onderhoud en beheer van een dijk of kade belemmeren. Dijken kunnen minder toegankelijk worden voor onderhoudsmaterieel als de oeverconstructie hier niet op berekend is. Ook ophoging van een kade kan door de aanwezigheid van een oeverconstructie complexer zijn. Er moet rekening gehouden worden met regelmatige ophogingen.
Invloed op uitbreidbaarheid van de dijk
Voor dijkversterkingen en kadeophoging is ruimte nodig. Bijvoorbeeld om een nieuwe of extra kleilaag of berm aan te brengen. Afhankelijk van locatie en type oeverconstructie kunnen deze een belemmering vormen.
Vanuit een oogpunt van waterveiligheid stellen we altijd zodanige eisen aan een oeverconstructie dat het waterkerend vermogen niet wordt aangetast en dat toekomstige versterkingen, beheer en onderhoud zo min mogelijk worden belemmerd.
Voor de beoordeling van oeversconstructies in waterkeringen zijn de locatie en het soort waterkeringen van belang. Een oeverconstructie kan zich aan de buitenzijde (de hoge kant, bij het te keren water) van een waterkering bevinden of aan de binnenzijde. Aan de binnenzijde gaat het dan vaak om een teensloot, parallel aan de dijk of kade. Bij het soort waterkering wordt voor oeverconstucties onderscheid gemaakt tussen primaire- en voorliggende waterkeringen en boezemwaterkeringen en peilscheidingen vanwege het grote verschil in omstandigheden bj deze soorten waterkeringen. Dit wordt in paragraaf 3.2 en 3.3 nader toegelicht.
3.1. In alle waterkeringen geldende regels
Deze regels gelden voor oeverconstructies in alle categorieën van waterkeringen.
Deze regels gelden naast de eventuele regels voor een oppervlaktewaterlichaam in paragraaf 2, als de oeverconstructie in een oppervlaktewaterlichaam van HHSK geplaatst wordt.
Deze regels gelden eveneens naast specifieke regels per situatie, zie 3.2 t/m 3.3
3.2. Primaire waterkeringen en voorliggende waterkeringen
Werkzaamheden in de kernzone van de primaire waterkering die de waterkerende toestand verminderen worden uitgevoerd buiten het stormseizoen.
3.3. Boezemwaterkeringen en Peilscheidingen (A)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2023-14003.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.